Organisatie | Borsele |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Borsele 2013 |
Citeertitel | Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Borsele 2013 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financiën en economie |
deze regeling vervangt de Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Borsele 2010, vastgesteld dd. 12-01-2010
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-01-2013 | nieuwe regeling | 15-01-2013 Bevelandse Bode, 16-01-2013 | geen |
Het college van burgemeester en wethouders van Borsele;
gelet op de artikelen 6, derde lid, 13, eerste lid en 14 eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in verbinding met artikel 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, van de Gemeentewet en de betreffende bepalingen van de belastingverordeningen;
vast te stellen de volgende regeling:
Uitvoeringsregeling met betrekking tot de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen in de gemeente Borsele 2013 (Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Borsele 2013).
De in deze regeling opgenomen regels gelden bij de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen op grond van de onderscheiden belastingverordeningen.
De belastingplichtige aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na het verstrijken van die zes maanden bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.
Indien de belastingplicht voor de hondenbelasting in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen een maand na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk verzoeken om uitreiking van een aangiftebiljet.
Na de aanvang van het belastingjaar of kalenderjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd of kan van de belastingplichtige een voorlopig bedrag worden gevorderd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag of het gevorderde bedrag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.
Artikel 5 Gelding voor de gemeentelijke belastingen
a. de onroerende-zaakbelastingen vinden artikel 2, eerste lid, en artikel 3 en 4 toepassing;
b. de forensenbelasting vinden de artikelen 2, eerste lid en artikel 4 toepassing;
c. de hondenbelasting vinden artikel 2, lid 2 en artikel 4 toepassing met dien verstande dat voor het begrip “zes maanden” moet worden gelezen “één maand” en voor het begrip “één maand” moet worden gelezen “veertien dagen”;
d. de afvalstoffenheffing vindt artikel 4 toepassing;
e. de reinigingsrechten vindt artikel 4 toepassing;
f. de lijkbezorgingsrechten vindt artikel 4 toepassing;
g. de leges vindt artikel 4 toepassing;
h. de precariobelasting vindt artikel 4 toepassing;
i. de brandweerrechten vindt artikel 4 toepassing;
k. de rioolheffing vindt artikel 2, eerste lid en artikel 4 toepassing.