Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Stichtse Vecht

Beleidsregel verbranding snoeihout

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieStichtse Vecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel verbranding snoeihout
CiteertitelBeleidsregel verbranding snoeihout
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidsregel verbranding snoeihout, vastgesteld op 20 november 2012

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet milieubeheer, art. 10.63
  2. Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81
  3. Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-03-2013Nieuwe regeling

05-03-2013

Nieuwsblad voor Vecht-, Amstel- en Rijnstreek, 21-03-2013

Beleid

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel verbranding snoeihout

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht ;

 

gelet op artikel 10.63 van de Wet milieubeheer;

 

gelet op het bepaalde in de Gemeentewet en het bepaalde in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

overwegende dat het wenselijk is voormelde beleidsregels aan te passen

besluit vast te stellen de volgende:

 

Beleidsregel verbranding snoeihout

 

Deze beleidsnotitie is opgesteld om het verbranden van oogstafval van takken en snoeihout te reguleren. In deze notitie wordt aangegeven binnen welke toetsingskaders ontheffingen worden verleend en welke voorschriften van toepassing zijn.

 

Doelstelling

 

Het beleid heeft tot doelontheffingen terughoudend te verlenen. Ontheffingen worden als uitzondering verleend. Er zijn diverse alternatieve verwerkingmethodes voor het oogstafval en snoeihout.

 

Beleidsvrijheid

Gemeenten kunnen zelf vorm en inhoud geven aan de wijze waarop zij met verzoeken om ontheffing omgaan. Dit kan variëren van een absoluut verbrandingsverbod tot een terughoudend verlenen van ontheffingen (bijvoorbeeld alleen bij snoeihout in het kader van landschapsbeheer). Met name in het buitengebied is het branden een ingeburgerde praktijk en wordt het verbranden van afvalstoffen (oogstafval, snoei- en takken- en afvalhout) door vrijwel iedereen “geaccepteerd”. Wij moeten echter beseffen dat hier altijd sprake is van een onvolledige verbranding door de te lage temperaturen, waardoor meer schadelijke stoffen ontstaan. Ook worden vaak vloeistoffen gebruikt om het vuur aan te maken (bijvoorbeeld benzine, petroleum) en is de verleiding groot om ook ander afval te verbranden.

 

Wij kiezen voor het terughoudend verlenen van stookontheffingen. Slechts in die gevallen waarin geen alternatieven voor handen zijn, kan een stookontheffing worden verleend.

 

Alternatieven voor verbranding

Alternatieven voor het verbranden zijn er voldoende. Bijvoorbeeld versnippering van snoeihout tot strooisel, compostering, aanbieden bij een afvalverbrandingsinstallatie of aanbieden bij een biomassacentrale. Deze alternatieven zijn duur. Het gewoon laten liggen in de natuur of het in de openlucht verbranden is de goedkoopste oplossing. Eigenaren en beheerders van bossen, natuur- en landschapselementen vragen om de mogelijkheid van het verbranden van schoon snoeihout dat vrijkomt bij het onderhoud aan kleine natuur- en landschapselementen. De financiële consequenties van een stookverbod leiden er mogelijk toe dat  agrariërs en andere particuliere eigenaren meer en meer zullen besluiten het beheer achterwege te laten met alle negatieve consequenties van dien. Ook zijn er bij de alternatieven, milieutechnisch gezien, kanttekeningen te plaatsen. Het alsnog vervoeren van afvalstoffen kost ook energie en belast daarmee ook het milieu. Een financieel haalbaar alternatief is momenteel niet beschikbaar.

 

Ontheffingscriteria

De Omgevingsdienst Regio Utrecht heeft criteria opgesteld, die van toepassing zijn om verzoeken om ontheffing van niet van derden afkomstig oogst- en snoeiafval te kunnen beoordelen.

Als aan de criteria wordt voldaan kan een ontheffing (met voorschriften) worden verleend. Deze voorschriften zien erop toe dat de nadelige milieuhygiënische effecten worden beperkt. Op basis van de beleidsregels zal onderstaand toetsingskader worden gebruikt bij de beoordeling van verzoeken om ontheffing.

 

Toetsingskader

  • 1.

    Alternatieve verwerkingsmethoden gaan voor tenzij dit gezien de plaatselijke omstandigheden en/of anderszins niet geëist kan worden;

  • 2.

    De verbranding mag alleen in de periode oktober tot en met april, maximaal 3 keer plaatsvinden;

  • 3.

    Er mag alleen niet van derden afkomstig takken- en snoeihout en oogstafval worden verbrand. Dit betekent dat wortels en boomstammen niet mogen worden verbrand;

  • 4.

    Binnen de bebouwde kom mag oogstafval, takken- en snoeihout niet worden verbrand. Er mag geen oogstafval en takken- en snoeihout, dat is ontstaan binnen de bebouwde kom, naar het buitengebied worden overgebracht om daar te verbranden;

  • 5.

    De totale hoeveelheid te verbranden takken- en snoeihout per brandstapel mag niet meer bedragen dan 50 m3, in verband met de beheersbaarheid van de brandstapel;

  • 6.

    De hoogte van de brandstapel in meters vermenigvuldigd met de factor 6 is de minimale afstand in meters, echter de minimale afstand is 15 meter. Binnen deze afstand van het vuur mogen zich geen opstallen, openbare weg, bossages, heide, hoogspanningskabels, bomen, houtwallen, andere houtopstanden en dergelijke bevinden.

N.B: bij een brandstapel van 5 meter hoogte is de minimale afstand 30 meter, bij een brandstapel van 1 meter hoogte is de afstand minimaal 15 meter.

 

Indien aan deze criteria is voldaan, kan een ontheffing worden verleend met de daarbij behorende, voorschriften.

 

Voorschriften.

  • 1.

    Alleen oogstafval en takken- en snoeihout afkomstig van onderhoud aan cultuurlandschap mogen worden verbrand.

  • 2.

    Het te verbranden oogstafval en het takken- en snoeihout moeten uitwendig droog zijn.

  • 3.

    De ontheffing is geldig in de periode van oktober tot en met april. In deze periode mag u 3x branden. U dient dit vooraf te melden bij de behandelend ambtenaar op het telefoonnummer vermeld in het briefhoofd.

  • 4.

    Het verbranden van oogstafval, takken- en snoeihout moet plaatsvinden op een onbrandbare ondergrond.

  • 5.

    De omvang van de brandstapel mag niet groter zijn dan 50 m3.

  • 6.

    De aanvrager draagt zorg dat er geen bodemverontreiniging optreedt en daarmee artikel 13 van de Wet bodembescherming (zorgplicht) niet wordt overtreden. Voor het aanmaken van het vuur mag daarom geen gebruik worden gemaakt van vloeibare brandstoffen.

  • 7.

    De verbrandingsresten worden binnen 7 dagen na de verbranding verwijderd en op een verantwoorde wijze afgevoerd.

  • 8.

    De weersomstandigheden moeten voldoen aan twee eisen:

    * Het moet droog weer zijn, bij regen of mist mag er geen verbranding plaatsvinden;

    * De windkracht mag maximaal 5 Beaufort zijn (max. 40 km/h).

  • 9.

    Er mag geen overlast voor de omgeving optreden. De minimaal aan te houden (veiligheids)afstand in meters is de hoogte van de brandstapel in meters vermenigvuldigd met de factor 6 (de minimale afstand is 15 meter). Binnen deze afstand van het vuur mogen zich geen opstallen, openbare wegen, bossages, heide, hoogspanningskabels, bomen, houtwallen,andere houtopstanden en dergelijke bevinden.

N.B: bij een brandstapel van 5 meter hoogte is de minimale afstand 30 meter, bij een brandstapel van 1 meter hoogte is de afstand minimaal 15 meter.

  • 10.

    Er moet continue toezicht van een volwassene op het vuur zijn.

  • 11.

    Verbranding mag alleen plaatsvinden tussen zonsopgang en zonsondergang.

  • 12.

    Er mag geen verbranding plaatsvinden op zon- en feestdagen.

  • 13.

    Deze ontheffing moet op verzoek van een toezichthoudende ambtenaar (gemeente, politie of brandweer) worden getoond.

  • 14.

    De aanvrager draagt zorg dat de meldkamer van de brandweer en politie tijdig op de hoogte is van het voornemen om snoeihout te verbranden.

  • 15.

    Indien de aanvrager dit verzuimt te doen en de brandweer moet uitrukken in verband met een melding van bijvoorbeeld omwonenden of passanten, kunnen de kosten hiervan bij de aanvrager in rekening worden gebracht.

 

Citeertitel; intrekken oude regelingen en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling kan worden aangehaald als: ‘Beleidsregel verbranding snoeihout’

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De ‘Beleidsregel verbranding snoeihout’ vastgesteld op 20 november 2012 wordt ingetrokken.

 

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 5 maart 2013.

 

De secretaris, De burgemeester