Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Enkhuizen

Besluit Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Enkhuizen 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Enkhuizen
Officiële naam regelingBesluit Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Enkhuizen 2007
CiteertitelBesluit Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Enkhuizen 2007
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpPGB, persoonsgebonden budget, WMO, hulp in de huishouding,

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening Maatschappelijke Ondersteuning

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2012Artikel 3 en 6 Tarieven Persoonsgebondenbudget en hulp in de huishouding.

27-12-2011

De Drom, 25-01-2012

BW11.0452
10-02-201101-01-201101-01-2012Tarieven Persoonsgebondenbudget en hulp in de huishouding.

18-01-2011

De Drom, 09-02-2010

BW10.0650
01-01-201001-01-2011Tarieven Persoonsgebondenbudget en hulp in de huishouding.

22-12-2009

De Drom, 13-01-2010

BW09.0645

Tekst van de regeling

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Enkhuizen 2007

1 januari 2010

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet : de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    Verordening : de "Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Enkhuizen 2007”;

  • c.

    Inkomen : het inkomen, zoals bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, gepubliceerd in het Staatsblad 2006, 450.

Hoofdstuk 2. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Artikel 2. Regels rond verstrekking en verantwoording.
  • 2.1. Algemeen

    Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2.2 Beperking PGB

    Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • b.

      de beperking of de levensfase van de persoon een pgb niet toestaat ;

    • c.

      er sprake is van een progressieve aandoening op basis waarvan redelijkerwijze te verwachten is dat de te verstrekken voorziening zal moeten worden vervangen voor het einde van de economische afschrijvingsduur;

    • d.

      het een aanvraag voor gebruik van de OV taxi betreft;

    • e.

      het individuele deelname betreft aan locale door het college nader te bepalen welzijnsvoorzieningen;

  • 2.3 Beperking PGB voor woonvoorzieningen

    Woonvoorzieningen die uitsluitend in natura kunnen worden verstrekt zijn:

    • a.

      mobiele tilliften;

    • b.

      losse douchestoelen;

    • c.

      douchebrancards:

    • d.

      toiletstoelen;

  • 2.4 PGB voor sportrolstoel

    Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt € 2.548,59 welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

  • 2.5 Verantwoording uitgaven PGB

    De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt steekproefsgewijs na afloop van enig kalenderjaar plaats, waarbij de steekproef minimaal een omvang heeft van 20% van de verstrekte persoonsgebonden budgetten in dat jaar. De steekproef maakt onderdeel uit van de verantwoording van het college aan de raad.

  • 2.6 De budgethouder dient de volgende stukken op verzoek ter verantwoording te overleggen:

    • -

      overeenkomst met zorgaanbieder, leverancier of hulpverlener;

    • -

      factuur van de gemaakte kosten;

    • -

      bewijs van betaling;

    • -

      andere stukken die door het college noodzakelijk worden geacht.

Hoofdstuk 3. Eigen bijdragen, eigen aandeel en besparingsbijdrage.

Artikel 3 Besluit maatschappelijke ondersteuning

Het bedrag bedoeld in artikel 7 van de verordening bedraagt:

  • a.

    voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 22.222,00 het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 22.222,00;

  • b.

    voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 15.256,00 het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 15.256,00;

  • c.

    voor de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 27.222,00 het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 27.222,00;

  • d.

    voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 21.058,00 het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 21.058,00.

Artikel 3a:
  • 1. Er wordt geen eigen bijdrage opgelegd bij de verstrekking van:

    • -

      een woonvoorziening tot en met € 5.000,00;

    • -

      een driewielfiets, fiets in bijzondere uitvoering of een scootmobiel.

  • 2. Het bedrag genoemd in lid 1 wordt niet van rechtswege geïndexeerd.

Artikel 4. Beperking duur van eigen bijdrage of aandeel.

Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de aanvrager, wordt gedurende een periode van maximaal 39 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het in artikel 3 vastgestelde bedrag in mindering gebracht.

Artikel 4a

Artikel 4 is tevens van toepassing op een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een huurwoning.

Artikel 5. Besparingsbijdrage.
  • 5.1

    • Het bedrag dat als besparingsbijdrage gevraagd wordt bij verstrekking van

      • a.

        een driewielfiets, een fiets in bijzondere uitvoering of een scootermobiel, bedraagt € 350,52;

      • b.

        een fiets voor een kind dat op de datum van aanvragen jonger is dan 7 jaar, bedraagt € 142,24;

      • c.

        een fiets voor een kind dat op de datum van aanvragen 7 jaar of ouder is, doch jonger dan 11 jaar, bedraagt € 218,44.

  • 5.2 De besparingsbijdrage wordt in 7 jaarlijkse termijnen geïnd.

  • 5.3 De bedragen genoemd in dit artikel worden niet van rechtswege geïndexeerd.

Hoofdstuk 4. Hulp bij het huishouden.

Artikel 6. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.
  • 1. De vaststelling van een persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van huishoudelijke werkzaamheden, als volgt plaats:

    Er wordt een bedrag beschikbaar gesteld dat per klasse, zoals bedoeld in artikel 11 van de verordening, per jaar bedraagt:

    Klasse 1: € 835,12

    Klasse 2 € 2.505,36

    Klasse 3 € 4.593,16

    Klasse 4 € 7.098,52

    Klasse 5 € 9.603,88

    Klasse 6 € 12.109,24

    terwijl bij additionele uren die boven klasse 6 op basis van de hardheidsclausule worden toegekend een uurbedrag van € 16,06 wordt gehanteerd.

  • 2. De vaststelling van een persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van huishoudelijke werkzaamheden, aangevuld met de organisatie van het huishouden en hulp bij een ontregelde huishouding, als volgt plaats:

    Er wordt een bedrag beschikbaar gesteld dat per klasse, zoals bedoeld in artikel 11 van deverordening, per jaar bedraagt:

    Klasse 1: € 1.002,04

    Klasse 2 € 3.006,12

    Klasse 3 € 5.511,22

    Klasse 4 € 8.517,34

    Klasse 5 € 11.523,46

    Klasse 6 € 14.529,58

    terwijl bij additionele uren die boven klasse 6 op basis van de hardheidsclausule worden toegekend een uurbedrag van € 19,27 wordt gehanteerd.

Hoofdstuk 5. Woonvoorzieningen.

Artikel 7. Eigen aandeel/eigen bijdrage.
  • 7.1 Vaststelling van de hoogte.

    De financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel of het persoonsgebonden budget minus de eigen bijdrage voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.

  • 7.2 Terugbetaling van meerwaarde.

    Het in artikel 21 van de van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

    genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt:

    • a.

      voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde,

    • b.

      voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde,

    • c.

      voor het derde jaar 60% van de meerwaarde,

    • d.

      voor het vierde jaar 40% van de meerwaarde en

    • e.

      voor het vijfde tot en met het tiende jaar 20% van de meerwaarde

    (in alle gevallen minus het percentage dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimteis gekomen).

  • 7.3 Primaat van verhuizing.

    Het bedrag van de hoogte van de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening maatschappelijke ondersteuning bedraagt bij een verhuizing naar:

    • a.

      een 2-kamerwoning ten hoogste € 1.411,88 ;

    • b.

      een 3-kamerwoning ten hoogste € 1.796,94;

    • c.

      vanaf meer dan een 3-kamerwoning ten hoogste € 2.181,99.

    en kan worden verhoogd met de noodzakelijke aanpassingen in de woning waar naartoe wordt verhuisd als dit tezamen goedkoper en adequater is dan aanpassing van de huidige woning tot een bedrag zoals genoemd in lid 4.

  • 7.4 Verhuiskostenvergoeding.

    Het bedrag voor het primaat van verhuizen zoals genoemd in artikel 16 lid 2 en 3 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 5.000,00.

  • 7.5 Bezoekbaar maken van een woning.

    Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 19 lid 2 tot en met 5 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 7.383,85.

  • 7.6 Het bedrag genoemd in lid 4 wordt niet van rechtswege geïndexeerd.

Hoofdstuk 6. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 8 Waardebepaling.
  • 8.1 Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen kan worden vastgesteld op basis van

    • a.

      de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie over het jaar voorafgaand aan het laatste volle kalenderjaar voor de toekenning van de voorziening, of

    • b.

      de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

  • 8.2 De wijze waarop het persoonsgebonden budget voor vervoermiddelen wordt toegekend, kandoor het college worden vastgesteld in een beleidsregel.

Artikel 9. Beperking autokostenvergoeding.

De grens waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen, zoals genoemd in artikel 25 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, is gelijk aan anderhalf maal het bedrag genoemd

  • a.

    in artikel 21 a en b van de Wet werk en bijstand voor de aanvragende alleenstaande en alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, verhoogd met het bedrag genoemd in artikel 25 lid 2 van de Wet werk en bijstand;

  • b.

    in artikel 21 c van de Wet werk en bijstand voor de aanvragende gehuwde met een echtgenoot jonger dan 65 jaar;

  • c.

    in artikel 22 van de Wet werk en bijstand voor de aanvrager van 65 jaar of ouder.

Artikel 10. Maximering vervoersvergoeding.
  • 10. 1 Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt € 326,02.

  • 10. 2 De tegemoetkoming in de vervoerskosten voor een taxi of een rolstoeltaxi wordt op declaratiebasis verstrekt, waarbij de aanvrager jaarlijks de kosten van 1500 verreden kilometers vergoed krijgt verminderd met een eigen bijdrage van € 0,08 per kilometer.

  • 10. 3 Indien de aanvrager kan aantonen dat 1500 kilometer in zijn geval door omstandigheden onvoldoende is, kan het aantal kilometers worden verhoogd naar maximaal 2000.

  • 10. 4 Komen beide partners van een echtpaar in aanmerking voor een vervoersvergoeding voor een (eigen) auto dan bedraagt de vergoeding per partner 75% van het bedrag genoemd in het eerste lid.

Hoofdstuk 7. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 11. PGB voor een rolstoel.
  • 11.

    • 1

      Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld

      • a.

        als tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare rolstoelen in het een na vorige volledige kalenderjaar, of

      • b.

        vastgesteld aan de hand van de goedkoopst-adequate huurprijs inclusief onderhouden reparatie zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald.

  • 11.2 De wijze waarop het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt toegekend, kan door het college worden vastgesteld in de beleidsregel, bedoeld in artikel 8 lid 2.

Hoofdstuk 8. Advisering en samenhangende afstemming.

Artikel 12. Vervallen.

Artikel 13. Samenhangende afstemming.
  • 13.1

    • Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 32 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning indien van toepassing aandacht besteed aan:

      • a.

        de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

      • b.

        de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

      • c.

        de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

      • d.

        het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

      • e.

        de sociale omstandigheden van de aanvrager.

    Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

  • 13.2. Voorzieningen krachtens de verordening worden aangevraagd bij het zorgloket Enkhuizen.

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen.

Artikel 14. Inwerkingtreding en intrekking besluiten.
  • 14. 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.

  • 14. 2 Gelijktijdig met de inwerkingtreding van dit besluit wordt het Besluit Voorzieningen

    Gehandicapten gemeente Enkhuizen 2005 ingetrokken.

Artikel 15. Citeerartikel

Dit besluit wordt aangehaald als ‘ Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Enkhuizen 2007’’.