Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoogheemraadschap van Rijnland

Subsidieverordening baggerkosten Rijnland (SBR)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoogheemraadschap van Rijnland
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingSubsidieverordening baggerkosten Rijnland (SBR)
CiteertitelSubsidieverordening Baggerkosten Rijnland 2012
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpmilieu – water

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Verordening waarin staat welk subject (natuurlijke persoon of rechtspersoon) voor de uitvoering van welke baggerwerken belanghebbende is bij c.q. gerechtigd is tot het ontvangen van subsidie.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 26-9-2012

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Waterschapsblad, week 40 no 47, 3 oktober 2012

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Waterschapswet, art. 78
  2. Algemene wet bestuursrecht, art. 4.23

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-12-201219-02-2019nieuwe regeling

26-09-2012

Waterschapsblad, week 40 no 47, 3 oktober 2012

12.36084

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieverordening Baggerkosten Rijnland 2012

De Verenigde Vergadering van het hoogheemraadschap van Rijnland;

Gelezen het voorstel van dijkgraaf en hoogheemraden d.d. 21-8-2012, nr. 12.42646;

Gelet op artikel 78 Waterschapswet en artikel 4:23 Algemene wet bestuursrecht

Besluit:

1. De Subsidieverordening Baggerkosten Rijnland 2007 in te trekken met ingang van 1 oktober 2012, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op aanvragen die voor die datum zijn ingediend.

2. De bij dit besluit behorende Subsidieverordening Baggerkosten Rijnland 2012 vast te stellen en in werking te laten treden op 1 oktober 2012.

Leiden, 26-9-2012

De VerenigdeVergadering,

G.J. Doornbos,

dijkgraaf

ir. A. Haitjema,

secretaris

Begripsomschrijvingen

Artikel 1
  • a.

    In deze verordening wordt verstaan onder:verontreinigde onderhoudsbaggerspecie: baggerspecie die wordt verwijderd om te voldoen aan het gestelde in de legger met betrekking tot het in stand houden van de oppervlaktewateren voor wat betreft richting, vorm, afmeting en constructie van de oppervlaktewateren en die niet voldoet aan de normstelling voor verspreiding op de kant op grond van hoofdstuk 4 en bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit;

  • b.

    subsidiegrondslag: de door de subsidieaanvrager aan derden betaalde kosten voor het transport en het afzetten van verontreinigde baggerspecie;

  • c.

    subsidiebedrag: het per aanvrager vastgestelde bedrag dat bestaat uit 60% van de subsidie-grondslag met een maximum van 50% van het subsidieplafond;

  • d.

    subsidie: de door het college in het kader van deze verordening toegekende tegemoetkoming aan een subsidie-aanvrager;

  • e.

    analyse en kwaliteitsindeling baggerspecie: analyse en daarbij behorende kwaliteitsindeling als bedoeld in hoofdstuk 4 en Bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit, te weten: verspreidbaar: Voldoet aan de maximale waarden voor verspreiden van baggerspecie over aangrenzend perceel; niet verspreidbaar: Voldoet niet aan de maximale waarden voor verspreiden van baggerspecie over aangrenzend perceel;

  • f.

    legger: de Legger oppervlaktewateren Rijnland;

  • g.

    overige wateren: wateren en watergangen onder welke benaming ook, die als zodanig zijn aange-geven, respectievelijk vastgelegd in de legger;

  • h.

    particulier: een natuurlijk persoon, een privaatrechtelijke rechtspersoon en een vennootschap onder firma;

  • i.

    hoogheemraadschap: het hoogheemraadschap van Rijnland;

  • j.

    gemeente: een geheel of gedeeltelijk binnen het beheergebied van Rijnland gelegen gemeente;

  • k.

    college: het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland;

  • l.

    Verenigde Vergadering: de Verenigde Vergadering van het hoogheemraadschap van Rijnland;

  • m.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht.

De subsidie

Artikel 2
  • 1.

    Het college verleent aan de particulier of de gemeente uitsluitend subsidie voor het verwijderen van verontreinigde onderhoudsbaggerspecie in overige wateren, voor zover dit ten behoeve van de waterhuishouding wordt uitgevoerd.

  • 2.

    Het subsidiebedrag wordt verminderd met het bedrag van door derden verleende of vastgestelde subsidies, dan wel andere toegezegde of uitbetaalde bijdragen, voor zover die subsidies of bijdragen betrekking hebben op de kosten voor transport en afzet van verontreinigde onderhouds-baggerspecie.

  • 3.

    Subsidie wordt niet verleend in gevallen dat de subsidie-aanvrager na 1 januari 1987 zelf handelingen heeft uitgevoerd die hebben geleid tot de ontstane verontreiniging en waarvan hij wist of had kunnen vermoeden dat deze handelingen zouden leiden tot verontreiniging van de waterbodem.

Subsidieplafond

Artikel 3
  • 1.

    Per begrotingsjaar stelt de Verenigde Vergadering vast welk bedrag geldt als subsidieplafond voor het verlenen van subsidie, verdeeld over de categorieën particulieren en gemeenten.

  • 2.

    Subsidies die geweigerd worden om de enkele reden dat door toekenning van de subsidie het subsidieplafond in de betreffende categorie wordt overschreden, worden in het aansluitende begrotingsjaar met voorrang boven andere aanvragen in behandeling genomen. Voorwaarde daarvoor is dat in de desbetreffende begroting voldoende gelden voor subsidieverlening ter beschikking worden gesteld. Bij de behandeling van de in dit artikel bedoelde subsidie-aanvragen is het tijdstip van de aanvraag maatgevend voor de volgorde van toekenning van de subsidie. Het college kan hierover nadere regels stellen.

De aanvraag

Artikel 4
  • 1.

    Een schriftelijke aanvraag om verlening van subsidie wordt bij het college ingediend ten minste 8 weken vóór de aanvang van de feitelijke baggerwerkzaamheden. Hiervoor dient het daartoe opgestelde aanvraagformulier te worden gebruikt.

  • 2.

    Naast de in artikel 4:2 van wet genoemde eisen, waaraan een aanvraag moet voldoen, legt de aanvrager een overzichtelijk plan over, ten minste inhoudende:

    • de te baggeren (delen van een) watergang (en);

    • een opgave van de hoeveelheden te ontgraven verontreinigde onderhoudsbaggerspecie;

    • een analyse van de verontreinigde onderhoudsbaggerspecie waaruit blijkt dat de bagger niet op de kant mag worden verspreid;

    • een begroting van de te maken kosten met een uitsplitsing naar kosten voor voorbereiding, transport, afzetten en de overige kosten;

    • de hoogte van de gevraagde subsidie.

  • 3.

    Indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, stelt het college de aanvrager op grond van het bepaalde in artikel 4.5, lid 1 van de wet in de gelegenheid de aanvraag binnen een daarbij gestelde termijn aan te vullen.

Verlenen van subsidie

Artikel 5
  • 1.

    Het college neemt binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag een besluit over de subsidieverlening, in de volgorde van ontvangst van de aanvragen. Het college verleent de subsidie bij schriftelijk besluit op grond van de aanvraag, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 2 en 3.

  • 2.

    Wanneer de aanvrager krachtens artikel 4, vierde lid, de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, geldt de dag waarop de gevraagde aanvulling is ontvangen, dan wel de dag waarop de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken, als de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 3.

    Het college kan aan de subsidieverlening, naast de in artikel 4:37 van de wet genoemde verplichtingen, ook andere verplichtingen verbinden, die al dan niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 4.

    Het besluit tot subsidieverlening vermeldt ten minste een omschrijving van de activiteit waarvoor de subsidie wordt verleend, alsmede het maximaal uit te keren subsidiebedrag

Subsidieverplichtingen

Artikel 6
  • 1.

    Bij de subsidieverlening worden in elk geval de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      de subsidie-ontvanger doet ten minste één week vóór de aanvang van het werk daarvan mededeling aan het hoogheemraadschap.

    • b.

      de subsidie-ontvanger wijst eventueel een vertegenwoordiger aan voor overleg met het hoogheemraadschap over het werk.

    • c.

      de subsidie-ontvanger verstrekt aan het college alle inlichtingen die in verband met de subsidieverplichtingen en de uitvoering van de baggerwerken naat het oordeel van het college van belang kunnen zijn. Hieronder valt in elk geval de verplichting om de verlening en toekenning van subsidies of verstrekking van bijdragen van derden voor het baggerwerk, zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen acht weken na ontvangst van het besluit omtrent de subsidie of de bijdrage, schriftelijk onder opgave van het bedrag aan het college te berichten. Deze verplichting geldt zowel voor als na de verlening van de subsidie.

    • d.

      het werk moet worden uitgevoerd overeenkomstig het ingediende plan met bijbehorende tekeningen en binnen het raam van de begroting waarop de subsidieverlening heeft plaatsgevonden.

    • e.

      voor wijziging van het plan of de begroting dient de subsidie-ontvanger voorafgaande aan het werk, schriftelijk en gemotiveerd toestemming aan het college te vragen.

Voorschot

Artikel 7
  • 1.

    Indien het project voor de helft gereed is, kan het college aan de subsidie-ontvanger een voorschot verlenen van ten hoogste 75% van het toegekende subsidiebedrag.

  • 2.

    Een verzoek tot verlening van een voorschot wordt schriftelijk ingediend bij het college en is voorzien van schriftelijke bewijsstukken waaruit de stand van het project blijkt.

  • 3.

    Het besluit tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot.

  • 4.

    Het voorschot wordt binnen 4 weken na de voorschotverlening betaald.

Vaststelling van de subsidie

Artikel 8
  • 1.

    De subsidieontvanger dient binnen 12 weken na de oplevering van het werk een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 2.

    Een aanvraag tot vaststelling kan worden ingediend tot uiterlijk 24 maanden na verlening van de subsidie. Het college kan op schriftelijk verzoek van de subsidie-ontvanger besluiten deze termijn te verlengen. Het verzoek daartoe moet vóór afloop van genoemde termijn worden ingediend.

  • 3.

    Bij de aanvraag tot vaststelling toont de subsidie-ontvanger aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen en legt de aanvrager rekening en verantwoording af van de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten. De aanvraag gaat vergezeld van alle voor de berekening van de hoogte van de vaststelling benodigde bewijsstukken:

    • facturen waarin de kosten voor afvoer en afzetten van de baggerspecie als afzonderlijke posten zijn opgenomen;

    • transport- en weegbonnen van de voor subsidie in aanmerking komende partijen bagger;

    • een berekening van de hoogte van de subsidie op basis van de werkelijk afgevoerde hoeveelheden. Indien omrekening noodzakelijk is, wordt 1 m3 baggerspecie gelijkgesteld aan 1,1 ton;

    • indien er sprake is van een werk waarbij er zowel materiaal vallende onder de subsidie als materiaal niet vallende onder de subsidie wordt afgevoerd dient hierin in de facturen en de transport- en weegbonnen duidelijk onderscheid gemaakt te worden.

    Het college kan nadere gegevens verlangen, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 4.

    Het college stelt het uit te keren subsidiebedrag bij schriftelijk besluit vast binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling. De artikelen 4, vierde lid en 5, tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing. De vastgestelde subsidie bedraagt ten hoogste het bedrag van de subsidieverlening.

  • 5.

    Het besluit tot vaststelling vermeldt het bedrag van de subsidie, alsmede een omschrijving van het gesubsidieerde project.

  • 6.

    De uitbetaling van de subsidie geschiedt binnen 8 weken na vaststelling, onder verrekening van een eventueel verleend voorschot. Bedraagt de vastgestelde subsidie minder dan het uitgekeerde voorschot, dan kan het college het teveel betaalde terugvorderen.

Intrekking en wijziging

Artikel 9
  • 1.

    Subsidies of bijdragen van derden, ten gunste van de subsidie-ontvanger verleend na de subsidie-vaststelling op grond van deze verordening, kunnen tot intrekking of wijziging van de subsidievaststelling leiden.

  • 2.

    Het vorige lid vindt slechts toepassing voor zover de subsidies of bijdragen van derden betrekking hebben op de transport- of afzetkosten van de verontreinigde onderhoudsbaggerspecie.

Slotbepalingen

Artikel 10

In geval van bijzondere omstandigheden dan wel in geval een strikte toepassing van deze regeling naar het oordeel van het college in strijd zou zijn met de redelijkheid of de billijkheid, kan door het college van deze regeling worden afgeweken. In de gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 11

Het college doet jaarlijks aan de Verenigde Vergadering verslag van de op grond van deze verordening verleende subsidies. Het verslag geeft inzicht in de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, alsmede een weergave van de omstandigheden waarin het college gebruik heeft gemaakt van de in artikel 10 genoemde bevoegdheid. Een publicatie van dit verslag, zoals bedoeld in artikel 4:24 van wet, kan achterwege blijven.

Artikel 12
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2012.

  • 2.

    Deze verordening kan worden aangehaald als Subsidieverordening Baggerkosten Rijnland 2012.

Toelichting op de Subsidieverordening Baggerkosten Rijnland 2012

Toelichting op de Subsidieverordening Baggerkosten Rijnland 2012 (SBR 2012)

1. Algemeen

Het verwijderen van vervuilde baggerspecie brengt in vergelijking met het verwijderen van relatief schone baggerspecie extra kosten met zich. Deze kosten vormen voor onderhoudsplichtigen vaak een drempel om verontreinigde baggerspecie te verwijderen. Om deze drempel te verlagen, beschikt Rijnland sinds 1999 over een Subsidieverordening Baggerkosten Rijnland (SBR). Het doel van deze verordening is het baggeren van verontreinigde waterbodems door de onderhoudsplichtige particulieren en gemeenten financieel te stimuleren.

In haar huidige vorm dateert de SBR uit 2007. In de Rijnlandse Baggernota 2010 is aangegeven dat de SBR aangepast dient te worden aan de landelijk gewijzigde regelgeving (Regeling bodemkwaliteit op grond van de Wet bodembescherming) op het punt van de normstelling voor het verspreiden van baggerspecie. Daarnaast geven de gebruikerservaringen van de afgelopen jaren aanleiding tot het wijzigen van de SBR.

De Algemene wet bestuursrecht bepaalt in artikel 4:23 dat het verstrekken van subsidie op grond van een wettelijk voorschrift moet zijn geregeld. Gelet op artikel 78 van de Waterschapswet betekent dat voor Rijnland dat de Verenigde Vergadering bevoegd is de SBR vast te stellen. In september 2010 heeft de Verenigde Vergadering de Algemene Subsidieverordening Rijnland (ASR) vastgesteld. De ASR geeft procedurevoorschriften en is van toepassing op alle door Rijnland te verstrekken subsidies, tenzij op grond van een bijzondere subsidieverordening, zoals de SBR, andere regels zijn gesteld. In die situatie gelden de bepalingen van de bijzondere regeling. Voorschriften over wie en onder welke voorwaarden voor een bepaald subsidie in aanmerking komt, alsmede de daarbij geldende toetsings-criteria, worden in de bijzondere regeling opgenomen. De procedurebepalingen van de SBR wijken inhoudelijk niet af van die in de ASR. Formeel zou daarom in de SBR met een verwijzing naar de ASR kunnen worden volstaan. Omwille van de zelfstandige leesbaarheid van de SBR is er evenwel voor gekozen om de procedurebepalingen ook in de SBR op te nemen.

In de SBR geldt als uitgangspunt dat het verwijderen van de verontreinigde baggerspecie wordt uitgevoerd door of in opdracht van de onderhoudsplichtigen van overige wateren, zoals die in de legger zijn aangegeven.

2. Artikelsgewijs

Artikel 1, onder a

De SBR geldt alleen voor het verwijderen van verontreinigde onderhoudsbaggerspecie, gelegen binnen het in de legger bepaalde profiel. De in de legger aangegeven waterdiepte is de ingreepmaat (minimaal vereiste waterdiepte ten opzichte van het schouwpeil). De onderhoudsmaat (waterdiepte tot waar maximaal gebaggerd mag worden) ligt maximaal 0,20 meter onder de ingreepmaat. De SBR is niet van toepassing op het verwijderen van vast bodemmmateriaal (bijvoorbeeld zand, veen of klei).

Artikel 1, onder b

De extra kosten voor de niet verspreidbare baggerspecie betreffen met name kosten voor de afvoer en de afzet van de baggerspecie. De subsidie richt zich daarom op een bijdrage in deze kosten.

Artikel 1, onder c

Of baggerspecie al of niet verspreidbaar is, hangt af van de analyse en kwaliteitsindeling op grond van hoofdstuk 4 en bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit ex Wet bodembescherming.

Artikel 1, onder d

De SBR is van toepassing op de overige wateren, zoals bedoeld in artikel 1, letter b, onder 2, van het reglement van bestuur voor het hoogheemraadschap. Dit zijn wateren en watergangen, niet zijnde primaire wateren, die als zodanig in de legger zijn vastgelegd.

Artikel 1, onder e t/m j

Deze begripsomschrijvingen behoeven geen nadere toelichting.

Artikel 2

Voor het verwijderen en verwerken van de verontreinigde onderhoudsbaggerspecie die niet verspreidbaar is op het aangrenzend perceel op grond van de Regeling bodemkwaliteit kan een bijdrage op grond van de SBR worden verleend. Uitgangspunt daarbij is dat het baggeren van de verontreinigde specie is uitgevoerd ten behoeve van het waterbeheer. Daarmee wordt een relatie gelegd met de reglementaire taak van het hoogheemraadschap. Baggerwerkzaamheden in het kader van bijvoorbeeld het vaarwegbeheer komen dus niet voor subsidie in aanmerking.

Alleen een particulier en een gemeente kunnen subsidie aanvragen. De reden voor het uitsluiten van provincie en rijk is dat deze over eigen middelen of financieringsmogelijkheden beschikken om de meerkosten te dragen. Dat zou ook gezegd kunnen worden van gemeenten. Gemeenten kunnen niettemin subsidie aanvragen, omdat doorgaans verhoudingsgewijs veel overige wateren onder de onderhoudsplicht van gemeenten vallen.

Uitgangspunt is dat de onderhoudsplicht voor de te baggeren watergangen bij de aanvrager berust, dan wel dat een derde namens de onderhoudsplichtige de subsidie aanvraagt.

Op 1 januari 1987 is de Wet bodembescherming in werking getreden. In artikel 13 is de zorgplicht opgenomen. Wanneer een aanvrager in strijd met die zorgplicht na 1 januari 1987 handelingen heeft verricht, die hebben geleid tot verontreiniging van de waterbodem, wordt geen subsidie verleend. Artikel 13 schept de verplichting dat verontreiniging als gevolg van deze handelingen door de veroorzaker ongedaan wordt gemaakt.

Artikel 3

Dit artikel komt overeen met de artikelen 2.1 en 2.2 van de ASR.

Artikel 4

Dit artikel komt overeen met de artikelen 3.1 en 3.2 van de ASR.

Artikel 5

Dit artikel komt overeen met de artikelen 4.1 tot en met 4.3 van de ASR.

Artikel 6

Dit artikel komt overeen met artikel 5.1 van de ASR. In aanvulling daarop biedt artikel 6, eerste lid, onder b, de subsidie-ontvanger de mogelijkheid om een vertegenwoordiger voor het overleg met Rijnland over het werk aan te wijzen. De aangewezen vertegenwoordiger wordt geacht volmacht te hebben om namens de subsidie-ontvanger te overleggen en te handelen.

Artikel 7

Dit artikel komt overeen met artikel 6.1 van de ASR.

Artikel 8

Dit artikel komt overeen met de artikelen 7.1 en 8.1 van de ASR.

Artikel 9

Dit artikel komt overeen met artikel 9.1 van de ASR.

Artikel 10

Dit artikel komt overeen met artikel 10.1 van de ASR.

Artikel 11

Dit artikel komt overeen met artikel 1.6 van de ASR.