Organisatie | Waterschap Rivierenland |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Algemene regels behorend bij de Keur Waterschap Rivierenland 2009 |
Citeertitel | Algemene regels behorend bij de Keur Waterschap Rivierenland 2009 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuur – waterschappen |
Externe bijlagen | exb-2016-4440 exb-2016-4441 exb-2016-4442 exb-2016-4443 exb-2016-4444 exb-2016-4445 exb-2016-4446 exb-2016-4447 exb-2016-4448 exb-2016-4449 exb-2016-4450 exb-2016-4451 |
1) Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 11-2-2011
2) Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Waterschapsblad Waterschap Rivierenland, 16-03-2011
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-03-2011 | 01-03-2011 | 01-01-2012 | nieuwe algemene regel (nr. 28) en wijziging algemene regel (nr 6) | 11-02-2011 Waterschapsblad Waterschap Rivierenland, 16-03-2011 | 201042273 |
22-12-2009 | 17-03-2011 | nieuwe regeling | 27-11-2009 Kontakt Alblasserwaard, 10-12-2009 | 200928609 |
In principe zijn alle handelingen, werken, werkzaamheden en gedragingen die op de één of andere manier van invloed (kunnen) zijn op waterstaatwerken, volgens de Keur Waterschap Rivierenland 2009, verboden. Onder bepaalde voorwaarden, zoals opgenomen in de beleidsregels behorend bij de Keur, kunnen voor specifieke activiteiten vergunningen van die verboden worden verleend. Een vergunningaanvraag doorloopt een daartoe ingerichte procedure, welke doorgaans enkele weken in beslag neemt. Daarnaast zijn legeskosten verbonden aan het in behandeling nemen van een vergunningaanvraag.
De ervaring leert dat bepaalde, regelmatig voorkomende activiteiten weinig invloed hebben op de staat van wateren en/of waterkeringen in het beheersgebied van Waterschap Rivierenland. Om de administratieve lasten voor zowel het waterschap als voor burgers/bedrijven te verminderen, en om de regelgeving omtrent deze activiteiten in, op, onder en boven de kern- en beschermingszones van waterstaatswerken te vereenvoudigen, zijn voor deze veelvoorkomende, weinig risicovolle activiteiten algemene regels opgesteld.
Door het stellen van algemene regels zijn de betreffende activiteiten niet langer vergunningplichtig, maar dienen ze wel te worden gemeld. Aan het behandelen van een melding zijn geen legeskosten verbonden.
Indien bij een melding blijkt dat wordt afgeweken van de in de algemene regels gestelde voorwaarden, dienen de activiteiten alsnog conform de algemene regels te worden uitgevoerd, of dient er een vergunningaanvraag te worden ingediend.
Wanneer sprake is van een werk waarbij zowel vergunningplichtige als meldingsplichtige activiteiten, zoals bedoeld in deze algemene regels, worden uitgevoerd, dient voor alle activiteiten gezamenlijk een vergunningaanvraag te worden ingediend. De aanvraag wordt dan getoetst aan de beleidsregels behorend bij de Keur.
De algemene regels behorend bij de Keur Waterschap Rivierenland 2009 hebben betrekking op de kern- en beschermingszones van A-, B- en C-wateren en waterkeringen. In Bijlage 1 is uiteengezet wat hier precies onder wordt verstaan.
Ten aanzien van de volgende verboden zijn algemene regels opgesteld:
1. Het graven van wateren (Het gaat hierbij om wateren met uitsluitend een waterbergende functie en die niet in de kern- en/of beschermingszones van waterkeringen zijn gelegen);
2. Het verbreden en/of verlengen van wateren (Het gaat hierbij om wateren die in de legger zijn aangeduid als C-wateren en die niet in de kern- en/of beschermingszones van waterkeringen zijn gelegen);
3. Het dempen van wateren (Het gaat hierbij om wateren die in de legger zijn aangeduid als C-wateren en waarbij de compensatie plaatsvindt in bestaande en/of nieuwe C-wateren, die niet in de kern- en/of beschermingszones van waterkeringen zijn gelegen);
4. Het aanbrengen van anti-worteldoek in A- en B-wateren (Het gaat hierbij om wateren die zijn gelegen langs bedrijven in stedelijk gebied en langs particuliere tuinen);
5. Het kruisen van C-wateren met kabels en leidingen;
6. Het plaatsen van een permanente onttrekkingsconstructie in A- en B-wateren;
7. Het plaatsen van een dam met duiker in een B-water;
8. Het plaatsen van bruggen over B- en C-wateren;
9. Het plaatsen van een betuining in wateren die niet in onderhoud zijn bij Waterschap Rivierenland;
10. Het plaatsen van frontmuren bij dammen met duikers;
11. Het planten van bomen langs A- en B-wateren die in onderhoud zijn bij Waterschap Rivierenland;
12. Het verwijderen van objecten en kunstwerken uit de kern- en beschermingszone zone van wateren;
13. Het lozen van bronneringswater op wateren;
14. Het plaatsen en hebben van een afrastering langs wateren;
15. Het plaatsen van een beschoeiing (Hieronder vallen niet beschoeiingen in natuurgebieden, ecologische verbindingszones, kern- en beschermingszones van waterkeringen en/of wateren die in onderhoud zijn bij Waterschap Rivierenland);
16. Het plaatsen van een damwand (Hieronder vallen niet damwanden in natuurgebieden, ecologische verbindingszones, kern- en beschermingszones van waterkeringen en/of wateren die in onderhoud zijn bij Waterschap Rivierenland);
17. Het plaatsen van een dam met duiker in een C-water;
18. Het aanbrengen en hebben van gras en éénjarige gewassen in de beschermingszones van waterstaatswerken;
19. Het aanbrengen en hebben van steigers (Hieronder vallen niet steigers in vaarwegen als bedoeld in hoofdstuk 4 van de keur, in de kern- en beschermingszones van waterkeringen en/of ecologische verbindingszones);
20. Het plaatsen en hebben van een uitstroomvoorziening in wateren waarvan het onderhoud bij de legger aan het waterschap zelf is opgedragen;
21. Het plaatsen, hebben en onderhouden van een afrastering ten behoeve van veekering in de kern- en beschermingszone van een waterkering;
22. Het gebruik van percelen in de beschermingszone van de waterkering als tuin en bouwland;
23. Het aanbrengen van en klein onderhoud aan erfverharding in de beschermingszone van een waterkering;
24. Niet-dijkkruisende kabels en leidingen ten behoeve van huisaansluitingen bij percelen binnen de kern- en beschermingszone van een waterkering;
25. Het uitvoeren van interne verbouwingen van bestaande panden en het plaatsen van dakkapellen op een pand in de kern- en beschermingszone van een waterkering;
26. Het verrichten van klein onderhoud aan openbare wegen in de kern- en beschermingszones van waterkeringen;
27. Het plaatsen, hebben en onderhouden van tijdelijke/semi-permanente objecten in de beschermingszone van waterkeringen;
28. Het plaatsen van een tijdelijke onttrekkingsconstructie in A- en B-wateren
(Het gaat hierbij om wateren met uitsluitend een waterbergende functie en die niet in de kern- en/of beschermingszones van waterkeringen zijn gelegen)
Op grond van artikel 3.2 van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur […] waterkeringen en oppervlaktewaterlichamen (met inbegrip van de daarin gelegen en daartoe ten dienste staande kunstwerken) aan te leggen of te graven met als oogmerk deze te verbinden met bestaande waterstaatswerken. Hieronder is ook begrepen het graven van wateren met uitsluitend een waterbergende functie.
Toelichting van de algemene regel
Het komt regelmatig voor dat wateren worden gegraven ten behoeve van een perceelscheiding of als landschappelijk element. Deze wateren worden niet gegraven om een demping of een uitbreiding van verhard oppervlak te compenseren.
Het waterschap heeft geen direct belang bij het graven van nieuwe wateren, wanneer dit niet noodzakelijk is ter compensatie van bergingsverlies ten gevolge van de demping van wateren. Het waterschap heeft wel een belang bij nieuwe wateren wanneer deze worden aangesloten op het watersysteem dat door het waterschap wordt beheerd.
Voor het dempen van en compenseren in C-wateren geldt een aparte algemene regel. Voor het graven van nieuw water ter compensatie van een uitbreiding van verhard oppervlak of de demping van een A- of B-water dient een vergunning te worden aangevraagd.
Bij het graven van nieuw water met uitsluitend een waterbergende functie kunnen de waterhuishoudkundige belangen voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Toetsingscriteria en voorwaarden
indien het nieuw te graven water zal aansluiten op een A-water en daarbij een doorgaande onderhoudsroute doorkruist, dient in het nieuw te graven water ter plaatse van de onderhoudsroute een dam met duiker te worden geplaatst met een minimale bovenbreedte van 5 meter en een minimale diameter van 500 millimeter. Dit dient te gebeuren in overleg met de toezichthouder van het waterschap;
het graven van het water dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
2. Het verbreden en/of verlengen van wateren
(Het gaat hierbij om wateren die in de legger zijn aangeduid als C-wateren en die niet in de kern- en/of beschermingszones van waterkeringen zijn gelegen)
Op grond van artikel 3.2 van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur […] waterkeringen en oppervlaktewaterlichamen (met inbegrip van de daarin gelegen en daartoe ten dienste staande kunstwerken) aan te leggen of te graven met als oogmerk deze te verbinden met bestaande waterstaatswerken. Hieronder is ook begrepen het verbreden en/of verlengen van C-wateren.
Toelichting van de algemene regel
Vanuit waterhuishoudkundig oogpunt hebben C-wateren alleen een waterbergende functie. Wanneer deze wateren worden verbreed en/of verlengd wordt er meer waterberging gecreëerd. Het waterschap staat hier positief tegenover. De waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Toetsingscriteria en voorwaarden
indien ter plaatse van een te verbreden en/of te verlengen water kabels en/of leidingen aanwezig zijn, dienen deze in overleg met de kabel-/leidingeigenaar, en voorafgaand aan het verbreden en/of verlengen van het water, minimaal 1,0 meter buiten het te realiseren profiel (bodem en taluds) van het water te liggen of te worden gelegd;
indien door de verlenging van een C-water een doorgaande onderhoudsroute langs een A-water wordt doorsneden, dient in het C-water een dam met duiker te worden gelegd met een minimale bovenbreedte van 5 meter en een minimale diameter van 500 millimeter. Dit dient te gebeuren in overleg met en ter goedkeuring van de toezichthouder van het waterschap;
het verbreden en/of verlengen van C-wateren dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
bij de melding zoals bedoeld onder 7 dient een situatietekening te worden gevoegd waarop duidelijk de locatie van het te verbreden en/of te verlengen C-water staat afgebeeld, evenals de afmetingen van het te verbreden en/of te verlengen water. De locatie en de afmetingen dienen te worden afgebeeld zoals is afgebeeld op voorbeeldtekening 1;
(Het gaat hierbij om wateren die in de legger zijn aangeduid als C-wateren en waarbij de compensatie plaatsvindt in bestaande en/of nieuwe C-wateren, die niet in de kern- en/of beschermingszones van waterkeringen zijn gelegen)
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder a van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur […] gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werkzaamheden te verrichten. Hieronder is ook begrepen het dempen van wateren.
Daarnaast is het op grond van artikel 3.2 van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 verboden om zonder vergunning van het bestuur […] waterkeringen en oppervlaktewaterlichamen (met inbegrip van de daarin gelegen en daartoe ten dienste staande kunstwerken) aan te leggen of te graven met als oogmerk deze te verbinden met bestaande waterstaatswerken. Hieronder is ook begrepen het graven van nieuwe wateren ter compensatie van dempingen van wateren.
Toelichting van de algemene regel
Wanneer het gaat om de waterhuishouding hebben C-wateren in principe alleen een waterbergende functie. Het actief dempen van C-wateren is niet toegestaan, omdat dat gepaard gaat met een acuut verlies aan waterberging. Een demping van een C-water dient dan ook te allen tijde gecompenseerd te worden.
Bij dempingen van wateren dient te worden voldaan aan het Besluit Bodemkwaliteit. Wanneer de demping wordt gemeld door een aannemer en de grond die wordt gebruikt voor de demping van een andere lokatie komt dan waar de demping plaatsvindt (dus niet de grond die vrijkomt bij het realiseren van de compensatie), dient ook een melding in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit te worden gedaan. Particulieren hoeven in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit geen melding te doen. Het waterschap kan hierover, indien nodig, informatie verstrekken.
Toetsingscriteria en voorwaarden
indien ter plaatse van een te verbreden en/of te verlengen water kabels en/of leidingen aanwezig zijn, dienen deze voorafgaand aan het verbreden en/of verlengen van het water, en in overleg met de kabel-/leidingeigenaar, minimaal 1,0 meter buiten het te realiseren profiel (bodem en taluds) van het water te liggen of te worden gelegd;
het dempen en compenseren van C-wateren dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering schriftelijk te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
4. Het aanbrengen van anti-worteldoek in A- en B-wateren
(Het gaat hierbij om wateren langs bedrijven in stedelijk gebied en langs particuliere tuinen)
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur […] gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het aanbrengen van anti-worteldoek binnen de kernzone van A- en B-wateren.
Toelichting van de algemene regel
Bij veel tuinen van particulieren wordt anti-worteldoek in de kernzones van wateren toegepast om de tuin ter plaatse een net afgewerkt karakter te geven en het onderhoud te vergemakkelijken. Op plaatsen waar anti-worteldoek wordt toegepast kan het bij onderhoud aan de betreffende wateren door het waterschap echter lastig zijn om maaisel ‘op de kant te zetten’. Daarnaast zijn grote stroken met anti-worteldoek bedekte taluds niet bevorderlijk voor de ecologie rondom en in de wateren. Stroken anti-worteldoek in wateren zijn in deze gevallen qua omvang echter relatief beperkt, waardoor de waterhuishoudkundige uitgangspunten voldoende kunnen worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Met betrekking tot (delen van) A-wateren die zich niet langs bedrijven in stedelijk gebied of langs particuliere tuinen bevinden, blijft het verbod op anti-worteldoek van kracht. In dit verband wordt onder ‘stedelijk gebied’ verstaan, dat gebied dat zich bevindt binnen de door de betrokken gemeente als ‘bebouwde kom’ aangewezen gebied.
Het aanbrengen van anti-worteldoek in ecologisch aangewezen wateren is nooit toegestaan.
Toetsingscriteria en voorwaarden
het aanbrengen van het anti-worteldoek dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur […] gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het kruisen van wateren met kabels en leidingen.
Toelichting van de algemene regel
Het belang voor het waterschap bij het kruisen van wateren betreft voornamelijk de stabiliteit van de oever van het betreffende water. Kabels en leidingen worden veelal geplaatst door middel van een open ontgraving en/of een gestuurde boring. Wanneer deze werkzaamheden te dicht op de insteek van het water worden uitgevoerd, kan dat een negatief effect hebben op de stabiliteit van de oever. Daarnaast moet worden voorkomen dat kabels en leidingen worden beschadigd bij onderhoudswerkzaamheden aan wateren.
Bij C-wateren geldt echter geen onderhoudsplicht en is er geen sprake van een beschermingszone. Het leggen van kabels evenwijdig aan C-wateren is dan ook niet meldings- of vergunningplichtig. Gezien het feit dat Waterschap Rivierenland een beperkt belang heeft bij C-wateren kunnen de waterhuishoudkundige belangen met betrekking tot het kruisen van C-wateren met kabels en leidingen worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Op de aanvulling van de sleuf in de kernzone van het water is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing. Dat betekent dat de aanvulling van de sleuf met schone grond dient te worden uitgevoerd.
Toetsingscriteria en voorwaarden
het kruisen van C-wateren met kabels en leidingen dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur [...] gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het plaatsen van een onttrekkingspunt.
Toelichting van de algemene regel
Het onttrekken van oppervlaktewater aan het watersysteem gebeurt voornamelijk in de agrarische sector, enerzijds om te kunnen beregenen in tijden van droogte en anderzijds om schade aan gewassen ten gevolge van nachtvorst tegen te gaan.
In veel gevallen wordt ten behoeve van de onttrekking van oppervlaktewater een permanent onttrekkingspunt in het talud van de watergang aangelegd. Het is daarbij van belang dat het doelmatig onderhoud aan de watergang niet wordt belemmerd door de aanwezigheid van het onttrekkingspunt. De waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Wanneer onttrekkingen plaatsvinden zonder een aangelegd werk, maar bijvoorbeeld met een zuigslang die los in het water wordt geplaatst, is de algemene regel "Het plaatsen van een tijdelijk onttrekkingspunt in A- en B-wateren" van toepassing.
Toetsingscriteria en voorwaarden
het onttrekkingpunt moet bestaan uit een deugdelijke, afdoende gefundeerde taludbak van niet uitlogend materiaal, die geheel verzonken in het talud van het water dient te worden aangebracht conform principetekening nummer 7 of 7a. Indien een andere constructie wordt toegepast moet deze minimaal gelijkwaardig zijn en ter goedkeuring aan het waterschap worden voorgelegd;
de taludbak, pompinstallatie en leidingen dienen zodanig te worden aangebracht, dat de in de Keur van Waterschap Rivierenland 2009 bedoelde strook van 4 meter (5 meter in de gebieden in Alblasserwaard, Vijfheerenlanden, Alm en Biesbosch) uit de insteek van een A-water en 1 meter uit de insteek van een B-water vrij bereikbaar en vrij van obstakels blijft ten behoeve van het onderhoud van het water;
het aanbrengen van een onttrekkingspunt moet twee weken voorafgaand aan de uitvoering worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief ‘akkoord melding' is ontvangen;
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur […] gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het plaatsen van een dam met duiker in een B-water.
Toelichting van de algemene regel
Het belang van het waterschap bij het plaatsen van een dam met duiker in een B-water betreft voornamelijk de doorstroming van het betreffende water. Door de plaatsing van een dam met duiker treedt er een plaatselijke versmalling van het water op, waardoor de doorstroming van het water wordt verminderd en opstuwing kan ontstaan. Het plaatsen van een dam met duiker in een B-water betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt echter een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Het plaatsen van een dam met duiker in een A-water is vergunningplichtig. Voor het plaatsen van dammen met duikers in C-wateren geldt een aparte algemene regel.
Bij het plaatsen van een dam met duiker dient te worden voldaan aan het Besluit Bodemkwaliteit. Het waterschap kan hierover, indien nodig, informatie verstrekken.
Toetsingscriteria en voorwaarden
de werken dienen in goede staat te worden onderhouden. Dit betekent in ieder geval dat beschadigingen en/of verzakkingen direct dienen te worden hersteld, al dan niet op aanzeggen van het college van dijkgraaf en heemraden. Hierbij dient vooraf contact opgenomen te worden met de toezichthouder. Zijn aanwijzingen dienen direct te worden opgevolgd;
het plaatsen van een dam met duiker in een B-water dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van het waterschap. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur […] gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder valt ook het plaatsen van bruggen over B- en C-wateren.
Toelichting van de algemene regel
Bruggen, mits geplaatst volgens de hieronder beschreven voorschriften, hebben vrijwel geen effect op de waterhuishouding, aangezien een brug de doorstroming van een water niet of nauwelijks beïnvloedt. Daarnaast worden B-wateren onderhouden door de eigena(a)r(en) van de aangrenzende percelen. Waterschap Rivierenland heeft met betrekking tot het onderhoud dan ook geen direct belang bij de plaatsing van bruggen over B- en C-wateren, behalve waar het de zogenaamde bermsloten in het voormalig Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch betreft, welke wel door het waterschap worden onderhouden. Er worden eisen gesteld aan de constructie van een brug om de stabiliteit van de oevers van het betreffende water te waarborgen.
Het plaatsen van bruggen over C-wateren hoeft, gezien het geringe waterhuishoudkundige belang, niet te worden gemeld.
Toetsingscriteria en voorwaarden
het plaatsen van bruggen over B-wateren dient te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur […] gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het plaatsen van een betuining.
Toelichting van de algemene regel
Een betuining is een constructie die, in tegenstelling tot een beschoeiing, onder het waterpeil en geheel verzonken in het talud van een water wordt geplaatst, ter versteviging van de oever. Een betuining heeft daardoor een puur waterhuishoudkundige functie. De voorschriften waaraan dient te worden voldaan bij het plaatsen van een betuining, hebben tot doel dat het doorstromingsprofiel van het water in stand blijft. Er wordt door het plaatsen van een betuining geen waterberging weggenomen. Omdat een betuining geen nadelig effect heeft op de waterhuishouding kunnen de waterhuishoudkundige belangen voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Toetsingscriteria en voorwaarden
degene die de melding van het plaatsen van de betuining doet dient de werken in goede staat te onderhouden. Dit betekent in ieder geval dat beschadigingen en/of verzakkingen van de betuining met bijbehorende werken, het talud en/of maaiveld van de beschermingszone achter de betuining direct moeten worden hersteld, al dan niet op aanzeggen van het college van dijkgraaf en heemraden. Hierbij dient vooraf contact opgenomen te worden met de toezichthouder. Zijn aanwijzingen dienen direct te worden opgevolgd;
het aanbrengen van een betuining in een water dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering schriftelijk te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
Op grond van artikel 3.1 eerste lid 1 onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur […] gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het plaatsen van frontmuren bij dammen met duikers.
Toelichting van de algemene regel
Frontmuren worden aan de uiteinden van dammen met duikers geplaatst, waarna de ruimte tussen de frontmuren wordt opgevuld met grond, zodat de breedte van de dam met duiker optimaal kan worden benut bij de ontsluiting van een perceel. Het belang van het waterschap bestaat er voornamelijk uit dat er bij het aanbrengen van de frontmuren geen materialen in het water terecht (kunnen) komen en dat het gebruikte materiaal geen negatief effect heeft op de waterkwaliteit. Frontmuren zijn eenvoudige constructies die de waterhuishouding niet méér negatief beinvloeden dan de dammen met duikers waar ze worden geplaatst. De waterhuishoudkundige belangen kunnen daarom voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Toetsingscriteria en voorwaarden
het plaatsen van de frontmuren dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur […] gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het planten van bomen langs A-wateren en B-wateren die in beheer en onderhoud zijn bij Waterschap Rivierenland.
Toelichting van de algemene regel
Het te dicht op elkaar plaatsen van bomen langs door het waterschap te onderhouden wateren kan het doelmatig onderhoud van die wateren belemmeren. Een te korte afstand tussen de bomen en de insteek van de wateren kunnen daarnaast op termijn leiden tot aantasting van het talud. Knotbomen in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden vormen, vanwege de zwaarwegende landschappelijke waarde, een uitzondering ten opzichte van bomen in overige gebieden binnen het beheersgebied van Waterschap Rivierenland. Knotbomen worden van oudsher op de insteek van wateren geplant en vormen als zodanig belangrijke cultuurhistorische, beeldbepalende elementen in het landschap. Voor het planten van knotbomen langs wateren welke zijn gelegen in de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden gelden dan ook de specieke voorschriften 2 en 3 van deze algemene regel.
Deze algemene regel heeft geen betrekking op productiegewassen in de laanbomen- of fruit(bomen)teelt. Deze bomen vallen onder de beleidsregel betreffende ‘objecten’.
Toetsingscriteria en voorwaarden
het planten van bomen langs A- en B-wateren welke in onderhoud zijn bij Waterschap Rivierenland dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering schriftelijk te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur […] gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het verwijderen van objecten/kunstwerken uit de keurzone van wateren.
Toelichting van de algemene regel
Het verwijderen van een object/kunstwerk uit een water heeft een positief effect op de waterhuishouding, met name omdat daardoor de doorstroming van het water verbetert. Het belang van het waterschap bij het verwijderen van een object/kunstwerk is er in gelegen dat het water in goede staat wordt hersteld. De risico’s bij het verwijderen van een object/kunstwerk zijn echter zo gering dat kan worden volstaan met een algemene regel.
Peilscheidende kunstwerken mogen onder geen voorwaarde worden verwijderd!
Toetsingscriteria en voorwaarden
het verwijderen van een object/ kunstwerk dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
Op grond van artikel 3.7 onder a van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het zonder vergunning van het bestuur verboden om
1. meer dan 100 m3 water per uur te lozen in oppervlaktewaterlichamen die op de legger staan vermeld als A-wateren;
2. meer dan 30 m3 water per uur te lozen in oppervlaktewaterlichamen die op de legger staan vermeld als B-wateren;
3. meer dan 1 m3 water te lozen in oppervlaktewaterlichamen die op de legger staan vermeld als C-wateren.
Hieronder wordt ook verstaan het lozen van bronneringswater.
Toelichting van de algemene regel
Het lozen van bronneringswater op wateren komt voornamelijk voor bij bronneringswerkzaamheden ten behoeve van bijvoorbeeld bouwprojecten. Het belang voor het waterschap bij het lozen van bronneringswater op wateren betreft voornamelijk de bergingscapaciteit en doorstroming van de wateren waarop wordt geloosd. Om schadelijke gevolgen aan de waterhuishouding te voorkomen worden normen gesteld met betrekking tot de duur van de bronnering en de hoeveelheid te lozen water.
In de praktijk blijkt dat de duur van een ruime meerderheid van de aangevraagde bronneringen minder dan een half jaar bedraagt en dat de hoeveelheid te lozen water geen negatieve gevolgen heeft voor de bergingscapaciteit en de doorstroming van de wateren.Voor lozingen als gevolg van bronneringen kunnen de waterhuishoudkundige belangen dan ook voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Toetsingscriteria en voorwaarden
de lozing dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering te worden gemeld door middel van het aanvraagformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
Op grond van artikel 2.1 eerste lid van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 kunnen de eigenaren van gronden die gebruikt worden voor het houden van dieren en die gelegen zijn nabij waterstaatswerken […] door het bestuur verplicht worden langs hun gronden een voldoende kerende afrastering aan te brengen en te onderhouden. Op grond van artikel 2.1 tweede lid kan het bestuur algemene regels stellen omtrent afrasteringsconstructies en wijze van plaatsing.
Het gebod van artikel 2.1 eerste lid van de keur geldt niet voor de Alblasserwaard en de Vijfheerenlanden, gezien de aard en het karakter van het gebied.
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur […] gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder wordt onder andere begrepen het plaatsen, hebben en onderhouden van afrasteringen langs wateren.
Toelichting van de algemene regel
Afrasteringen kunnen enerzijds worden gezien als objecten die het doelmatig onderhoud aan waterstaatswerken kunnen belemmeren, terwijl ze anderzijds, in de vorm van een veekering, juist voorkomen dat het vee de gesteldheid van waterstaatswerken aantast. Wanneer aan de hieronder beschreven voorwaarden wordt voldaan komt het doelmatig onderhoud niet in gevaar. Bovendien kunnen afrasteringen, indien nodig, vrij eenvoudig worden verwijderd.
Het plaatsen van een afrastering betreft vanuit waterstaatkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel. Een melding voor het plaatsen van een afrastering langs wateren is niet nodig, mits aan de hieronder beschreven voorwaarden wordt voldaan.
15. Het plaatsen van een beschoeiing
(Hieronder vallen niet beschoeiingen in natuurgebieden, ecologische verbindingszones, kern- en beschermingszones van waterkeringen en/of wateren die in onderhoud zijn bij Waterschap Rivierenland)
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur […] gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het plaatsen van een beschoeiing.
Toelichting van de algemene regel
Een beschoeiing is een oeververstevigende constructie die in voorkomende gevallen in het talud van een water kan worden geplaatst om afkalving en instorten van de oever te voorkomen. De voorwaarden waaraan dient te worden voldaan bij het plaatsen van een beschoeiing hebben tot doel dat er zo min mogelijk waterbergingsverlies optreedt en dat er een zo klein mogelijk effect op de doorstroming van het betreffende water ontstaat.
Voorkomen moet worden dat een beschoeiing in de kernzone van een water wordt geplaatst om het gebruiksareaal van een perceel te vergroten, ten koste van het profiel van dat water. Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn wanneer de beschoeiing wordt doorgetrokken tot aan het maaiveld en de ruimte achter de beschoeiing wordt opgevuld met grond. Dergelijke constructies worden aangemerkt als damwanden. Voor damwanden geldt een aparte algemene regel.
Omdat het effect op de waterberging en de doorstroming doorgaans zeer gering is kunnen de waterhuishoudkundige belangen voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Toetsingscriteria en voorwaarden
Voor het plaatsen van een beschoeiing buiten natuurgebieden, ecologische verbindingszones, kern- en beschermingszones van waterkeringen en/of wateren welke niet in onderhoud zijn bij Waterschap Rivierenland is geen vergunning van het verbod van artikel 3.1 eerste lid onder b vereist indien wordt voldaan aan de volgende voorschriften:
de melder en diens rechtsopvolgers dienen de werken in goede staat te onderhouden. Dit betekent in ieder geval dat beschadigingen en/of verzakkingen van de beschoeiing met bijbehorende werken, het talud en/of maaiveld van de beschermingszone achter de beschoeiing direct moeten worden hersteld, al dan niet op aanzeggen van het college van dijkgraaf en heemraden. Hierbij dient vooraf contact opgenomen te worden met de toezichthouder van het waterschap. Zijn aanwijzingen dienen direct te worden opgevolgd;
het aanbrengen van een beschoeiing in een water dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering schriftelijk te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
16. Het plaatsen van een damwand
(Hieronder vallen niet damwanden in natuurgebieden, ecologische verbindingszones, kern- en beschermingszones van waterkeringen en/of wateren die in onderhoud zijn bij Waterschap Rivierenland)
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur […] gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het plaatsen van een damwand.
Toelichting van de algemene regel
Een damwand is een grondkerende constructie die, in tegenstelling tot een beschoeiing, niet in het talud van een water, maar op de insteek van een water wordt geplaatst, om afkalving en instorten van de oever te voorkomen. De voorwaarden waaraan dient te worden voldaan bij het plaatsen van een damwand hebben tot doel dat er zo min mogelijk waterbergingsverlies optreedt en dat er een zo klein mogelijk effect op de doorstroming van het betreffende water ontstaat.
Omdat het effect op de waterberging en de doorstroming doorgaans zeer gering is kunnen de waterhuishoudkundige belangen voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Toetsingscriteria en voorwaarden
Voor het plaatsen van een damwand buiten natuurgebieden, ecologische verbindingszones, kern- en beschermingszones van waterkeringen en/of wateren welke niet in onderhoud zijn bij Waterschap Rivierenland is geen vergunning van het verbod van artikel 3.1 eerste lid onder b vereist indien wordt voldaan aan de volgende voorschriften:
de melder en diens rechtverkrijgenden dienen de werken in goede staat te onderhouden. Dit betekent in ieder geval dat beschadigingen en/of verzakkingen van de damwand met bijbehorende werken, het talud en/of maaiveld van de beschermingszone achter de damwand direct moeten worden hersteld, al dan niet op aanzeggen van het college van dijkgraaf en heemraden. Hierbij dient vooraf contact opgenomen te worden met de toezichthouder. Zijn aanwijzingen dienen direct te worden opgevolgd;
het aanbrengen van een damwand in een water dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering schriftelijk te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur […] gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het plaatsen van een dam met duiker in een C-water.
Toelichting van de algemene regel
Wateren die in de legger zijn aangemerkt als C-wateren hebben in principe slechts een waterbergende functie. Het belang van het waterschap bij het plaatsen van een dam met duiker in een C-water betreft dan ook de waterberging van het betreffende water. Door de plaatsing van een dam met duiker wordt er waterberging weggenomen. Het plaatsen van een dam met duiker in een C-water betreft vanuit waterhuishoudkundig oogpunt echter een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Het plaatsen van een dam met duiker in een A-wateren is vergunningplichtig. Voor het plaatsen van dammen met duikers in B-wateren geldt een aparte algemene regel.
Bij het plaatsen van een dam met duiker dient te worden voldaan aan het Besluit Bodemkwaliteit. Het waterschap kan hierover, indien nodig, informatie verstrekken.
Toetsingscriteria en voorwaarden
de werken dienen in goede staat te worden onderhouden. Dit betekent in ieder geval dat beschadigingen en/of verzakkingen direct dienen te worden hersteld, al dan niet op aanzeggen van het college van dijkgraaf en heemraden. Hierbij dient vooraf contact opgenomen te worden met de toezichthouder. Zijn aanwijzingen dienen direct te worden opgevolgd;
het plaatsen van een dam met duiker in een C-water dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van het waterschap. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
18. Het aanbrengen en hebben van gras en éénjarige gewassen in de beschermingszones van waterstaatswerken
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur […] gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het hebben en aanbrengen van gras en éénjarige gewassen in de beschermingszones van wateren en waterkeringen.
Toelichting van de algemene regel
Het hebben en aanbrengen van gras en éénjarige gewassen heeft een zeer gering effect op de waterhuishoudkundige en waterstaatkundige belangen van Waterschap Rivierenland. Binnen de kernzone van zowel waterkeringen als wateren is gras als taludbescherming zelfs gewenst.
Voor het hebben en aanbrengen van gras en éénjarige gewassen binnen de beschermingszones van A-en B-wateren en waterkeringen is geen vergunning van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 vereist en hoeft ook geen melding te worden gedaan.
19. Het aanbrengen en hebben van steigers
(Hieronder vallen niet steigers in vaarwegen als bedoeld in hoofdstuk 4 van de keur, in de kern- en beschermingszones van waterkeringen en/of in ecologische verbindingszones)
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur […] gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het aanbrengen en hebben van steigers.
Toelichting van de algemene regel
Onder een steiger wordt een constructie verstaan welke gedeeltelijk over een water is geplaatst en is verankerd in het achterliggende perceel. In dit verband wordt onder ‘stedelijk gebied’ verstaan, dat gebied dat zich bevindt binnen de door de betrokken gemeente als ‘bebouwde kom’ aangewezen gebied. Een steiger wordt (meestal) voor recreatieve doeleinden gebruikt, bijvoorbeeld om vis- of vaarwater goed te kunnen bereiken. Om de waterkwaliteit en de functie van het water te waarborgen worden eisen gesteld met betrekking tot de maximale afmetingen en uitvoering van een steiger. Het één en ander is onder andere afhankelijk van de afmetingen van het betreffende water.
Steigers zijn niet bedoeld om het tuinareaal te vergroten ten koste van het watersysteem. Dergelijke steigers vallen buiten deze algemene regel.
In de praktijk blijkt dat er nogal eens verwarring bestaat over het onderscheid tussen een steiger en een vlonder. Een vlonder wordt door het waterschap gezien als een constructie die niet over een water is geplaatst. Vlonders worden echter wel regelmatig toegepast in de beschermingszones van A-wateren en kunnen het doelmatig onderhoud aan die wateren daardoor belemmeren. Vlonders vallen buiten deze algemene regel. Een vergunningaanvraag voor vlonders wordt getoetst aan de beleidsregel betreffende ‘objecten’.
Om te voorkomen dat de scheepvaart in vaarwegen wordt belemmerd door het aanbrengen van steigers, moeten aanvragen voor steigers in vaarwegen per geval worden getoetst. Voor het aanbrengen van steigers in vaarwegen dient dan ook een vergunning te worden aagevraagd.
Toetsingscriteria en voorwaarden
de werken dienen in goede staat te worden onderhouden. Dit betekent in ieder geval dat beschadigingen en/of verzakkingen direct moeten worden hersteld, al dan niet op aanzeggen van het college van dijkgraaf en heemraden. Hierbij dient vooraf contact opgenomen met de toezichthouder van Waterschap Rivierenland. Zijn aanwijzigingen dienen direct te worden opgevolgd;
het aanbrengen van een steiger dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
20. Het plaatsen en hebben van een uitstroomvoorziening in wateren waarvan het onderhoud bij de legger aan het waterschap zelf is opgedragen
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur […] gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het plaatsen en hebben van uitstroomvoorzieningen. Onder het maken en hebben van een uitstroomvoorzieningen wordt uitdrukkelijk niet begrepen het lozen van water zelf.
Toelichting van de algemene regel
Het lozen van hemelwater, vindt doorgaans plaats via een leiding in de kernzone van een water. Een uitstroomvoorziening betreft een vanuit waterhuishoudkundig oogpunt relatief eenvoudig en veel voorkomend werk in wateren. De relevante waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Met betrekking tot het onderhoud van het water is het daarbij van belang dat de uitstroomvoorziening zodanig wordt aangebracht dat deze het onderhoud niet belemmert of ten gevolge van dit onderhoud kan worden beschadigd. Ook dient uitspoeling van het talud te worden voorkomen. Laatstgenoemde belangen spelen met name een rol bij wateren die door het waterschap worden onderhouden. Voor uitstroomvoorzieningen in C-wateren alsmede B-wateren, waarvan het onderhoud niet bij legger aan het waterschap is opgedragen, is geen vergunning nodig en behoeft ook niet aan deze algemene regel te worden voldaan.
Toetsingscriteria en voorwaarden
de uitmonding van het lozingspunt voor de hemelwaterafvoer wordt in het talud van het water aangebracht door middel van een afdoende gefundeerde uitstroomvoorziening (bak) van niet uitlogend materiaal, welke zich verzonken in het talud en buiten het profiel van het water bevindt conform principetekening 11 of 12;
de werken dienen in goede staat te worden onderhouden. Dit betekent in ieder geval dat beschadigingen en/of verzakkingen direct moeten woren hersteld, al dan niet op aanzeggen van het college van dijkgraaf en heemraden. Hierbij dient vooraf contact opgenomen te worden met de toezichthouder. Zijn aanwijzingen dienen direct te worden opgevolgd;
het aanbrengen van een uitstroomvoorziening dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
21. Het plaatsen, hebben en onderhouden van een afrastering ten behoeve van veekering in de kern- en beschermingszone van een waterkering
Op grond van artikel 2.1 eerste lid van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 kunnen de eigenaren van gronden die gebruikt worden voor het houden van dieren en die gelegen zijn nabij waterstaatswerken […] door het bestuur verplicht worden langs hun percelen een voldoende kerende afrastering aan te brengen en te onderhouden.
Op grond van artikel 2.1 tweede lid van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 kan het bestuur […] algemene regels stellen omtrent afrasteringscontructies en wijze van plaatsing.
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur […] gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder wordt ook verstaan het plaatsen van afrasteringen.
Toelichting van de algemene regel
Afrasteringen kunnen aan één kant gezien worden als objecten die het doelmatig onderhoud aan waterstaatswerken kunnen belemmeren, terwijl ze, in de vorm van een veekering, aan de andere kant juist voorkomen dat vee de gesteldheid van waterstaatswerken aantasten. Wanneer aan de hieronder gestelde voorwaarden wordt voldaan, komt het doelmatig onderhoud niet in gevaar. Bovendien kunnen afrasteringen, indien nodig, vrij eenvoudig verwijderd worden.
Het plaatsen van een afrastering betreft vanuit waterstaatkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Toetsingscriteria en voorwaarden
de afrastering dient in goede staat te worden onderhouden. Dit betekent in ieder geval dat beschadigingen en/of verzakkingen direct moeten worden hersteld, al dan niet op het aanzeggen van het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap. Hierbij dient vooraf contact opgenomen te worden met de dijkbeheerder. Zijn aanwijzigingen dienen direct te worden opgevolgd;
het plaatsen van de afrastering dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
22. Het gebruik van percelen in de kern- en beschermingszone van de waterkering als tuin en bouwland
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder a en artikel 3.1 derde lid van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur […] gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werkzaamheden te verrichten en in de kernzone van een waterkering bemesting toe te passen. Hieronder is ook begrepen het gebruik van percelen vlakke grond als tuin of bouwland.
Toelichting van de algemene regel
Bij werkzaamheden in de kern- en beschermingszone van een waterkering is het van groot belang dat het profiel, en dus ook de functie, van de waterkering tijdens en na de werkzaamheden is gewaarborgd. Wanneer werkzaamheden in de ondergrond nabij een waterkering worden uitgevoerd, kan dat een negatief effect hebben op de functie van de waterkering. Afhankelijk van de diepte waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd, zou bijvoorbeeld kwelwerking kunnen optreden en wateroverlast kunnen ontstaan. Dit is voornamelijk van belang bij zogenaamde ‘pipingzones’, waar een kleilaag voorkomt dat water, dat onder de waterkering doorloopt, te dicht bij de teen van de waterkering naar boven komt, met als mogelijk gevolg dat er verzakkingen optreden.
Onder werkzaamheden die worden uitgevoerd bij het gebruik van percelen als tuin of bouwland kunnen de volgende activiteiten worden gerekend:
Bij de uitvoering van deze werkzaamheden worden er op relatief beperkte schaal werkzaamheden in de ondergrond van de beschermingszone van de waterkering uitgevoerd. Daarnaast gaat het hier om werkzaamheden op vlakke percelen, waardoor er een relatief klein risico bestaat met betrekking tot de waarborging van de functie van de waterkering. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval dan ook voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Voor het beweiden van een waterkering dient tot een afzonderlijke, schriftelijke overeenkomst te worden gekomen tussen het waterschap en de eigenaren van het vee.
Toetsingscriteria en voorwaarden
het gebruik van percelen binnen de beschermingszone van een waterkering als tuin of bouwland dient twee weken voorafgaand aan de ingebruikname te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
23. Het aanbrengen van en klein onderhoud aan erfverharding in de beschermingszone van een waterkering
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur […] gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder wordt ook verstaan het aanbrengen van erfverharding in de beschermingszone van een waterkering. Het klein onderhoud valt onder artikel 3.1 eerste lid onder a.
Toelichting van de algemene regel
Het aanbrengen van en klein onderhoud aan verharding komt veel voor op plaatsen waar percelen (gedeeltelijk) binnen de beschermingszone van een waterkering zijn gelegen. De aanleg van erfverharding dient zodanig te worden uitgevoerd dat de stablilteit en de functie van de waterkering worden gewaarborgd. Het aanbrengen van erfverharding betreft vanuit waterstaatkundig oogpunt in veel gevallen echter een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Deze algemene regel staat los van de eventuele compensatieplicht voor de versnelde afvoer van hemelwater ten gevolge van een uitbreiding van het verhard oppervlak. Zolang de uitbreiding van het verhard oppervlak onder de 500m2 blijft, hoeft er geen compensatie te worden gerealiseerd.
Zodra de erfverharding zich zowel binnen de beschermingszone van een water, als binnen de beschermingszone van een waterkering bevindt is een vergunning vereist.
Toetsingscriteria en voorwaarden
het aanbrengen van een erfverharding dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
24. Niet-dijkkruisende kabels en leidingen ten behoeve van huisaansluitingen bij percelen binnen de kern- en beschermingszone van een waterkering
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur […] gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder wordt ook verstaan het aanleggen, hebben, houden en onderhouden van kabels en leidingen ten behoeve van huisaansluitingen en het realiseren van korte omleggingen van het hoofdnet.
Toelichting van de algemene regel
Ten behoeve van aansluitingen van huispercelen op het gas-, water-, elektriciteits-, riool-, of telecommunicatienetwerk, dienen kabels en/of leidingen aangebracht te worden. In de meeste gevallen hebben dergelijke werkzaamheden een zeer gering effect op de staat van een waterkering.
Het aanleggen en hebben van huisaansluitingen betreft vanuit waterstaatkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaardborgd door het stellen van een algemene regel.
Toetsingscriteria en voorwaarden
het aanleggen van een kabel en/of leiding ten behoeve van een huisaansluiting wordt twee weken voorafgaand aan de uitvoering gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
25. Het uitvoeren van interne verbouwingen van bestaande panden en het plaatsen van dakkapellen op een pand in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur […] gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder wordt ook verstaan het uitvoeren van inwendige verbouwingen van bestaande panden en het plaatsen van dakkapellen op een pand in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering.
Toelichting van de algemene regel
Bij een interne verbouwing van een pand vindt geen uitbreiding van dat pand plaats. Er is dan ook geen risico dat het profiel van vrije ruimte wordt verkleind. Het risico met betrekking tot het functioneren van de waterkering blijft daarnaast ook op een gelijk niveau.
Het uitvoeren van interne verbouwingen van bestaande panden of het plaatsen van dakkapellen op een pand in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering betreft een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Wanneer iemand voornemens is een bestaand pand in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering uit te breiden of te vervangen door nieuwbouw, dient hiervoor een vergunning te worden aangevraagd. Aangeraden wordt om hierover vooroverleg te plegen met de afdeling Vergunningen van Waterschap Rivierenland.
Toetsingscriteria en voorwaarden
het uitvoeren van een interne verbouwing van een bestaand pand in de kern- en/of beschermingszone van een waterkering dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
26. Het verrichten van klein onderhoud aan openbare wegen in de kern- en beschermingszones van waterkeringen
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder a van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur […] gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werkzaamheden te verrichten. Hieronder is ook begrepen het plegen van klein onderhoud aan openbare wegen in de kern- en beschermingszones van waterkeringen.
Toelichting van de algemene regel
In de kern- en beschermingszones van veel waterkeringen zijn wegen aanwezig. Om de functie van de wegen te waarborgen zijn onderhoudswerkzaamheden aan de wegen noodzakelijk. Het is daarbij echter wel van belang dat, bij de uitvoering van die werkzaamheden, ook de functie van de betreffende waterkering is gewaarborgd.
Onder klein onderhoud aan een openbare weg kan bijvoorbeeld het vervangen van de toplaag van die weg worden verstaan, voor zover daarbij geen sprake is van een uitbreiding van de verharding. Hieronder wordt ook verstaan het plaatsen en onderhouden van RVV-borden, het onderhouden van overig wegmeubilair en het roven en aanvullen van de berm. Van groot onderhoud is sprake wanneer de werkzaamheden in het profiel van de waterkering plaatsvinden, zoals bij het vervangen van de complete fundering van de weg. Voor dergelijke werkzaamheden dient een vergunning te worden aangevraagd.
Het plegen van klein onderhoud aan wegen betreft vanuit waterstaatkundig oogpunt echter een relatief eenvoudig en veel voorkomende werkzaamheid. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Toetsingscriteria en voorwaarden
het uitvoeren van de werkzaamheden dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
27. Het plaatsen, hebben en onderhouden van tijdelijke/semi-permanente objecten in de beschermingszone van waterkeringen
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur […] gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder wordt ook verstaan het plaatsen, hebben en onderhouden van tijdelijke/semi-permanente objecten, zoals speeltoestellen, demontabele zwembaden en brievenbussen.
Toelichting van de algemene regel
Onder tijdelijke/semi-permanente objecten worden objecten verstaan die voor onbepaalde tijd in de beschermingszone van een waterkering worden geplaatst, maar die, wanneer nodig, eenvoudig verwijderd kunnen worden. Semi-permanente objecten zijn niet voorzien van een in de grond aangebrachte, gestorte, geslagen of soortgelijke fundatie.
Gedacht kan worden aan objecten zoals speeltoestellen, prefab tuinhuisjes, demontabele zwembaden en brievenbussen. Dergelijke objecten hebben (meestal) geen effect op het functioneren van de waterkering, maar dienen wel verwijderd te kunnen worden wanneer dat noodzakelijk blijkt ten behoeve van bijvoorbeeld dijkverzwaringen.
Het plaatsen van tijdelijke/semi-permanente objecten in de beschermingszone van een waterkering betreft vanuit waterstaatkundig oogpunt een relatief eenvoudig en veel voorkomend werk. De relevante waterstaatkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Toetsingscriteria en voorwaarden
waar sprake is van een zogenaamde ‘pipingzone’ (een zone met een kleilaag die voorkomt dat water te dicht op de teen van de waterkering omhoog komt) dient te allen tijde een kleilaag met een minimale dikte van 1 meter in stand gehouden te worden. Zonodig kan het waterschap hierover informatie verstrekken;
het aanbrengen van het object dient twee weken voorafgaand aan de uitvoering te worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief is ontvangen;
Op grond van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 is het verboden om zonder vergunning van het bestuur [...] gebruik te maken van de kern- en beschermingszones van een waterstaatswerk door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of (opgaande hout-)beplantingen aan te brengen, of te hebben, dan wel aanwezige werken te slopen of te verwijderen en (hout)beplantingen te verwijderen. Hieronder is ook begrepen het plaatsen van een tijdelijk onttrekkingspunt.
Toelichting van de algemene regel
Het onttrekken van oppervlaktewater aan het watersysteem gebeurt voornamelijk in de agrarische sector. Enerzijds om te kunnen beregenen in tijden van droogte en anderzijds om schade aan gewassen als gevolg van nachtvorst tegen te gaan. In artikel 3.17 van de Keur van Waterschap Rivierenland 2009 is een algemene vrijstelling opgenomen van het in artikel 3.8 van de Keur genoemde verbod om water te onttrekken. In artikel 3.17 wordt aangegeven hoeveel water er maximaal in incidentele situaties aan het watersysteem onttrokken mag worden.
Wanneer onttrekkingenspunten aangelegd zijn in een permanente constructie, is de algemene regel 6 "Het plaatsen van een permanent onttrekkingspunt in A- en B-wateren" van toepassing. De in deze algemene regel bedoelde tijdelijke onttrekkingsconstructies zijn (meestal) drijvende constructies en/of zuigslangen die via het talud in de watergang hangen. Bovendien staat in veel gevallen een pomp of tractor in de beschermingszone. Het is van belang deze onttrekkingsconstructies het doelmatig onderhoud aan de watergang niet belemmeren.
Deze algemene regel heeft betrekking op grote tijdelijke ontrekkingsconstructies welke langdurig op of net onder het wateroppervlak drijven en meestal de gehele zomerperiode blijven staan (1 april tot 1 november). Daarbij staan vaak ook pompen, tractoren of hijsconstructies in de onderhoudsstrook van de watergang.
De waterhuishoudkundige belangen kunnen in dit geval voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een algemene regel.
Voor kortdurende tijdelijke onttrekkingsconstructies (< een week) of voor onttrekkingen met een gering debiet (< 5 m³) die handmatig te verwijderen zijn, geldt het verbod van artikel 3.1 eerste lid onder b van de Keur Waterschap Rivierenland 2009 niet. Voor deze voorzieningen hoeft dus geen melding te worden gedaan.
Toetsingscriteria en voorwaarden
De gehele constructie, inclusief eventuele hijsinstallatie, moet binnen 24 uur na aanzegging van het waterschap uit de watergang en de bijhorende beschermingszone worden verwijderd, en mag pas nadat het onderhoud is uitgevoerd worden teruggeplaatst; de beschermingszones zijn vastgelegd in de legger;
Het aanbrengen van een tijdelijke onttrekkingsconstructie moet twee weken voorafgaand aan de uitvoering éénmalig worden gemeld door middel van het meldingsformulier van Waterschap Rivierenland. Het waterschap toetst de melding aan de algemene regel en reageert binnen twee weken met een bevestigingsbrief wanneer de melding akkoord is bevonden. Het werk mag niet worden gestart voordat deze bevestigingsbrief met ‘akkoord melding' is ontvangen;
Alle wateren binnen het beheersgebied van Waterschap Rivierenland, voor zover ze deel uitmaken van het watersysteem, hebben een functie. De wateren zijn van belang voor het dunctioneren van het watersysteem, maar sommige wateren zijn daarbij belangrijker dan andere. Er wordt onderscheid gemaakt in A-, B- en C-wateren:
A-wateren kunnen worden gezien als de ‘slagaders' van het watersysteem. Ze hebben zowel een bergende als een aan- en afvoerende functie. Vanwege het waterhuishoudkundige belang van A-wateren worden ze door het waterschap zelf onderhouden. A-wateren hebben daarom een beschermingszone van 4 meter (5 meter in de gebieden Alblasserwaard, Vijfheerenlanden, Alm en Biesbosch);
B-wateren kunnen worden gezien als de ‘aders' van het watersysteem. Ook B-wateren hebben een bergende en een aan- en afvoerende functie, maar zijn minder van belang voor het functioneren van het watersysteem in vergelijking met A-wateren. B-wateren worden onderhouden door de eigenaren van de aangrenzende percelen. Het waterschap voert jaarlijks controles uit (‘schouw') om de instandhouding van de B-wateren te waarborgen. B-wateren hebben een beschermingszone van 1 meter;
C-wateren kunnen worden gezien als de ‘haarvaten' van het watersysteem. Ze hebben alleen een waterbergende functie. C-wateren worden niet geschouwd, maar het waterschap en de eigenaren van de aangrenzende percelen hebben er wel een belang bij dat de wateren in stand worden gehouden. C-wateren hebben geen beschermingszone.
De kernzone van een water betreft de zone tussen de ‘insteken' van het water. Onder de insteek wordt het punt verstaan waar het maaiveld overgaat in het talud. De bescherminsgzone wordt gemeten vanuit de insteek.
Het waterschap onderscheid twee typen waterkeringen, te weten: primaire waterkeringen en regionale waterkeringen. Primaire waterkeringen zijn waterkeringen welke vooral liggen langs de grote rivieren (Maas, Nederrijn/Lek en de Waal/Merwede) en door het Rijk zijn aangewezen op grond van de wet op de Waterkering. Regionale waterkering liggen vooral langs de boezemwateren en de kanalen en worden aangewezen op grond van een provinciale verordening. Daarnaast onderscheidt het waterschap regionale waterkeringen die niet door de provincie worden aangewezen, maar wel van belang worden geacht en daarmee in de Keur zijn aangewezen.
Alle waterkeringen hebben een kern- en een beschermingszone. Primaire waterkeringen hebben daarnaast ook nog een buitenbeschermingszone. De afmetingen van deze zones zijn per waterkering bepaald en als zodanig opgenomen in de Keur voor waterkeringen en wateren van Waterschap Rivierenland.
De ligging en status van waterkeringen zijn opgenomen in de legger van Waterschap Rivierenland. De legger is te bezichtigen op de website http://www.wsrl.nl/ onder het kopje ‘digitaal loket' > ‘legger wateren'.
Voor vragen over mogelijke meldingen of vergunningaanvragen kunt ook telefonisch contact opnemen met de Afdeling Vergunningen van Waterschap Rivierenland op telefoonnummer 0344-649494.