Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Beleid waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingBeleid waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen
CiteertitelBeleid waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen 2012
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpruimtelijke ordening - waterkeringen en waterbeheer
Externe bijlagenbijlage_2_beslisboom_bij_ruimtelijke_ontwikkelingen.pdf (254 Kb) tabel_b1_bij_bijlage_3-_basisbergingen.pdf (14 Kb)

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 27-6-2012

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: IJssel- en Lekstreek, 2012 - week 33

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-08-2012nieuwe regeling

27-06-2012

IJssel- en Lekstreek, 2012 - week 33

'-'

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleid waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen

 

 

Beleid waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen 2012

Inleiding

Waterbeheer

Het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK) is de waterbeheerder in het gebied gelegen tussen Rotterdam, Zoetermeer en Schoonhoven. Het motto van HHSK is "droge voeten en schoon water". Eén van de taken van de waterbeheerder is het realiseren en onderhouden van een goed werkend watersysteem. Het regionale watersysteem moet zijn toegerust om de bestaande functies in het gebied mogelijk te maken. In deze notitie is beschreven op welke wijze het effect van ruimtelijke ontwikkelingen op de waterberging wordt bepaald en hoe ongewenste gevolgen van deze ontwikkelingen kunnen worden gecompenseerd.

Achtergrond

Al het water op de wereld is onderdeel van de hydrologische kringloop. Het water verdampt, valt in de vorm van regen, sneeuw of hagel terug op aarde en vindt zijn weg via het oppervlaktewater, grondwater en rivieren naar de zeeën.

In het stedelijk gebied is de waterafvoer grotendeels gereguleerd door technische systemen. Via regenpijpen, rioolstelsel en goten wordt de neerslag afgevoerd. Een belangrijk deel van de neerslag komt in het oppervlaktewater terecht. Soms rechtstreeks via oppervlakkige afstroming of via regenwaterriolering, soms indirect via de riolering en zuivering of via het grondwater.

Onverharde terreinen houden een deel van het regenwater vast. Het water blijft op het land staan en zal vervolgens infiltreren in de bodem en gedeeltelijk verdampen. Afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden, zoals bodemsamenstelling, verzadigingsgraad van de bodem en terreinhelling, zal ook een deel van de neerslag afstromen naar het oppervlaktewater. De waterafvoer van onverharde gebieden kenmerkt zich in het algemeen door twee elementen: een vertraging van de afvoer ten opzichte van de regenbui en een afvoervolume dat kleiner is dan de regenbui doordat een deel van de neerslag niet tot afstroming komt.

De afvoer van een gebied verandert door het verharden van onverharde terreinen. Verharde terreinen zijn veelal voorzien van riolering waardoor een deel van het regenwater snel wordt afgevoerd naar de zuivering en/of oppervlaktewater. Daarnaast kan het regenwater minder goed infiltreren in de bodem vanwege de aangebrachte verharding. De waterafvoer van verharde gebieden kenmerkt zich door een snelle afvoer met een hogere piek ten opzichte van de onverharde situatie.

Ter compensatie van verhardingstoename dient extra waterberging te worden aangelegd. Per saldo blijft dan de bergingscapaciteit van het watersysteem gelijk: de afname van de waterberging door vergroting van het verhard oppervlak, of eigenlijk door het verkleinen van het onverhard oppervlak, wordt gecompenseerd door extra waterberging in het oppervlaktewater. Vergroting van de transportcapaciteit van het watersysteem is meestal geen goed alternatief voor extra waterberging; het is doorgaans aanzienlijk minder kosteneffectief dan vergroten van de waterberging.

Ondanks de aanwezigheid van een robuust watersysteem, kan soms toch wateroverlast ontstaan wanneer het erg hard regent. Op dat moment kunnen het rioolstelsel en het oppervlaktewater de wateraanvoer niet aan en zullen de laagste delen van het gebied tijdelijk inunderen. Het gevolg is dan bijvoorbeeld water in kelders, water op straat of natte plantsoenen. In Nederland zijn afspraken gemaakt over hoe vaak wateroverlast wordt geaccepteerd. Voor verschillende functies zijn normen opgesteld. Deze afspraken zijn vastgelegd in het Nationaal Bestuursakkoord Water. Dit is toegelicht bij het beleidskader verderop in deze notitie.

Doel van het beleid

Het waterbergingsbeleid bij ruimtelijke ontwikkelingen heeft tot doel om ongewenste effecten van verhardingstoename op het watersysteem te voorkomen. Een belangrijk ongewenst effect van verhardingstoenamen is de versnelde afvoer van neerslag. Voor verschillende ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorwaarden beschreven om de te verwachten effecten op het watersysteem te compenseren.

Het beleidskader gaat niet in op de historische wateropgave en op de NBW-opgave. Alternatieve vormen van waterberging blijven ook buiten beschouwing. Voor deze onderwerpen bestaat specifiek beleid.

Beleidskader en wetgeving

Waterwet

De Waterwet is 22 december 2009 in werking getreden. Het is een actualisatie en samenvoeging van acht wetten, waaronder de Wet op de waterhuishouding, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Wet op de waterkeringen. De Waterwet maakt het mogelijk normen en eisen te stellen aan watersystemen, bijvoorbeeld via peilbesluiten en leggers. Ook geeft de Waterwet normen voor de bergings- of afvoercapaciteit van regionale watersystemen. Het regionale watersysteem en de openbare ruimte dient zo te worden ingericht dat bij veel neerslag voldoende water kan worden geborgen of afgevoerd. In de Waterwet gaan zes vergunningen uit eerdere wetten op in één watervergunning. Het gaat om verschillende activiteiten die voorheen door de afzonderlijke wetten werd geregeld, zoals het lozen van verontreinigende stoffen op oppervlaktewater, het onttrekken van grondwater of het bouwen op een dijk.

Beleidskader waterbeheer

Eind vorige eeuw ontstond in Nederland het besef dat het regionale watersysteem niet overal voldoende robuust was. Het watersysteem was niet meegegroeid met de ruimtelijke ontwikkelingen. Dit besef resulteerde in het beleid "Waterbeheer 21e eeuw" (WB21). Vervolgens zijn verschillende beleidsnota's opgesteld en bestuurlijke afspraken gemaakt. De ingezette weg is voortgezet in het Deltaprogramma en moet leiden tot een aantal Deltabeslissingen in 2014. Het beleidskader voor waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt gevormd door de volgende plannen en afspraken:

  • Nationaal Bestuursakkoord Water (2003, geactualiseerd in 2008 en 2011)

  • Nationaal Waterplan 2009-2015 (2009)

  • Provinciaal Waterplan 2010-2015 (2009) en Waterverordening Zuid-Holland (2009)

  • Provinciale Structuurvisie Ruimte "Visie op Zuid-Holland" (2010) en de Verordening Ruimte (2010)

  • Waterbeheerplan HHSK 2010-2015 (2010)

Keur van HHSK

De Keur is de verordening van HHSK en bestaat in essentie uit verboden en geboden. Op alle verboden en geboden kan onder voorwaarden door het dagelijks bestuur ontheffing (vergunning) worden verleend. Een ontheffing is de toestemming om een bepaalde activiteit of ingreep uit te voeren ondanks een algemeen ‘verbod'. Voor het verkrijgen van een vergunning worden veelal voorwaarden gesteld.

Een van de verboden in de Keur is het zonder vergunning aanbrengen van extra verharding. Deze beleidsregel verduidelijkt onder welke omstandigheden het is toegestaan om extra verharding aan te brengen en hoe moet worden omgegaan met de gevolgen van de verhardingstoename.

Normen voor waterkwantiteit en klimaatscenario's

In het Nationaal Bestuursakkoord Water zijn normen voor waterkwantiteit afgesproken tussen de verschillende overheden. Deze normen, of werkcriteria, zijn overgenomen in tabel 1. De systematiek neemt als uitgangspunt dat een deel van het maaiveld incidenteel mag inunderen. Voor verschillende functies gelden specifieke normen. De normen zijn juridisch vastgelegd in de Waterverordening van Zuid-Holland (2009). Hieronder zijn de normen voor waterkwantiteit uit de Waterverordening Zuid-Holland overgenomen.

Waterverordening Zuid-Holland, artikel 2.3 (gedeeltelijk):

1. Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht geldt, voor het gebied van een gemeente binnen de bebouwde kom, als norm een gemiddelde overstromingskans van:

a. 1/100 per jaar voor bebouwing niet zijnde glastuinbouw;

b. 1/50 per jaar voor glastuinbouw;

c. 1/10 per jaar voor het overige gebied.

2. Met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht geldt, voor het gebied van een gemeente buiten de bebouwde kom, als norm een gemiddelde overstromingskans van:

a. 1/100 per jaar voor hoofdinfrastructuur;

b. 1/50 per jaar voor glastuinbouw en hoogwaardige land- en tuinbouw;

c. 1/25 per jaar voor akkerbouw;

d. 1/10 per jaar voor grasland.

Tabel 1: werknormen conform NBW en door HHSK toegepast

Grondgebruik

Maaiveldcriterium

Inundatienorm (1/jaar)

Grasland

5 procent

1/10

Akkerland

1 procent

1/25

Hoogwaardige land- en tuinbouw, glastuinbouw

1 procent

1/50

Bebouwd gebied

laagste bebouwing

1/100

De norm moet als volgt worden uitgelegd. Gronden met de functie "akkerland" mogen gemiddeld eens per 25 jaar wateroverlast ervaren. Voor akkerland geldt dat onder wateroverlast wordt verstaan: maximaal één procent van de gronden is geïnundeerd. Voor de functie "stedelijk gebied" geldt dat gemiddeld eens per honderd jaar gronden mogen inunderen. Voor het gehele beheergebied van HHSK zijn de maaiveldhoogten in kaart gebracht.

Voor natuur- en recreatiegebied zijn geen normen vastgesteld. In de praktijk wordt voor deze gebieden, afhankelijk van situatie (klei of veen, drooglegging) en gebruiksdoelstellingen, zoveel mogelijk aangesloten bij de normering van andere vormen van grondgebruik. Bij recreatiegebied wordt aangesloten bij de normering voor grasland.

Het KNMI maakt klimaatscenario's voor Nederland. Deze scenario's schetsen de toekomstige ontwikkeling van het klimaat. Op basis van de klimaatscenario's worden kansverdelingen van de neerslag berekend. De kansverdelingen worden omgezet in buienreeksen met een bepaalde herhalingstijd. Zo bestaan er buienreeksen met een herhalingstijd van 10, 50 en 100 jaar. Deze buienreeksen worden gebruikt bij berekeningen aan het watersysteem. Het KNMI actualiseert de klimaatscenario's voor Nederland om de paar jaar.

De waterbeheerder bepaalt het effect van een ruimtelijke ontwikkeling op het watersysteem. Bij de berekeningen worden de toetshoogten per functie (maatgevend maaiveldniveau van de aanwezige functies) en de eerder genoemde buienreeksen gebruikt. Dit gebeurt door in een computerberekening een serie regenbuien op het deelgebied te laten vallen en te toetsen of de stijging van het waterpeil in de sloten aan de normen voldoet. Het uitgangspunt is dat de ontwikkelaar van een plan zorgt voor compensatie van ongewenste effecten van het plan op het watersysteem. De waterbeheerder geeft op basis van een berekening aan wat de benodigde aanvullende waterberging is om het effect van de verhardingstoename in het plan op het watersysteem te compenseren.

In bepaalde gebieden is te weinig waterberging aanwezig. In andere woorden, er bestaat een (NBW-)wateropgave in dat gebied. Alle gebieden in Nederland zijn getoetst aan de normen voor waterberging volgens de afspraken uit het NBW-actueel. Het is aan de gezamenlijk overheden om deze NBW-wateropgave op termijn op te lossen. De NBW-wateropgave is niet van toepassing op nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en blijft daarom buiten de berekening voor de benodigde waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Toetsingscriteria

Typen ruimtelijke ontwikkelingen

Er wordt onderscheid gemaakt in drie typen plannen: kleine, middelgrote en grote ruimtelijke ontwikkelingen. Onderstaand is per type toegelicht hoe HHSK omgaat met de typen ruimtelijke ontwikkelingen.

1. Kleine plannen :                       Plannen met een verhardingstoename tot 500 m2.

2. Middelgrote plannen:              Plannen met een verhardingstoename groter dan 500 m2 en kleiner dan 10 hectare bruto planoppervlak

3. Grote plannen :                        Een plan groter dan 10 hectare bruto planoppervlak  

Kleine plannen

Voor kleine ruimtelijke ontwikkelingen verhardingstoename is geen compensatie noodzakelijk. Kleine plannen hebben een gering effect op de waterhuishouding. Daarnaast bestaat er een zekere onzekerheid in berekening door de invoergegevens, berekeningsmethode en gevolgen van de klimaatsverandering. Door rekening te houden met de onzekerheid en om onevenredige belasting van de organisatie door dergelijke plannen te voorkomen, wordt compensatie voor een geringe verhardingstoename kwijtgescholden. Deze kwijtschelding, namelijk de aftrek van 500 m2 verhardingstoename, geldt in verband met gelijkheid voor alle ruimtelijke ontwikkelingen binnen het beheergebied van HHSK.

Middelgrote plannen

Voor middelgrote plannen past HHSK een gestandaardiseerde berekeningsmethode toe op basis van de normen voor waterkwantiteit. De berekeningsmethode en normen zijn verderop in dit hoofdstuk toegelicht. De gestandaardiseerde berekeningsmethode levert een compensatie-eis in "kuubs waterberging" (m3) op voor de ontwikkelaar van het plan. De compensatie-eis kan ook worden uitgedrukt in een te realiseren wateroppervlak (m2) of als percentage van de verhardingstoename (%). Als gevolg van de omgevingsfactoren (mogelijke waterpeilstijging, bodemtype, bestaande gebiedsfuncties, etc.) en de planeigenschappen (verhardingstoename) verschilt de compensatie-eis van (peil)gebied tot (peil)gebied.

Grote plannen

Bij grote plannen wordt maatwerk toegepast. Grote plannen hebben in de regel veel invloed op de waterhuishouding. Bij dergelijke plannen wordt het plangebied veelal grotendeels heringericht. Dit biedt mogelijkheden om systeemaanpassingen door te voeren, wat (kosten)voordelen voor het watersysteem en voor de ontwikkelaar kan opleveren. Het is daarom gewenst om de waterhuishouding in het gebied apart te beschouwen. HHSK zal daarom het watersysteem bij grote plannen apart doorrekenen. Daarbij wordt naast waterberging ook aspecten als waterstructuur, inrichting, waterkwaliteit en onderhoud meegenomen.

In bijlage 2 is de beslisboom "waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen" opgenomen. De beslisboom schematiseert het afwegingsproces om de benodigde waterberging ter compensatie van de verhardingstoename te bepalen.

Berekening

Het te realiseren wateroppervlak ter compensatie voor een verhardingstoename wordt bepaald op basis van een hydrologische berekening. Belangrijke invoergegevens voor de berekening zijn de maatgevende droogleggingen in het peilgebied en de beoogde toename van het verhard oppervlak in het plangebied. Resultaat van de berekening is de benodigde waterberging: de compensatie-eis. De benodigde waterberging wordt op twee manieren uitgedrukt:

  • als percentage van de oppervlakte van het plangebied (‘bruto')

  • als percentage van de oppervlakte van de beoogde verhardingstoename (‘netto').

Netto norm (%) = bruto norm (%) * oppervlakte plangebied (m2) / oppervlakte verhardingstoename (m2).

De netto norm is altijd groter dan of gelijk aan de bruto norm.

Toetshoogte

Onder de toetshoogte wordt het maatgevende maaiveldniveau verstaan. De toetshoogte is het referentieniveau tot waar het waterpeil volgens de normen voor waterkwantiteit tijdelijk mag stijgen. De maaiveldniveaus worden in opdracht van de waterschappen periodiek gemeten en geactualiseerd. Van het gehele beheergebied van HHSK zijn de maaiveldhoogten nauwkeurig bekend.

Het verschil tussen het normale waterpeil (het zogenoemde streefpeil) en het maaiveldniveau wordt de drooglegging genoemd. De maatgevende drooglegging is de afstand tussen het streefpeil en het laagste maaiveldniveau in het gebied. De drooglegging wordt nogal eens verward met de ontwateringsdiepte. De ontwateringsdiepte is de afstand tussen het (freatische) grondwaterniveau en het maaiveldniveau.

Onzekerheden

De effecten van de klimaatsontwikkeling op het watersysteem zijn niet exact bekend. Ook de berekende effecten van de verhardingstoename op het watersysteem hebben een intrinsieke onzekerheid. Die onzekerheid komt voort uit onnauwkeurigheden van meetgegevens, door de schematisatie en doordat geen enkele locatie exact gelijk is aan een andere.

Het waterschap houdt rekening met deze onzekerheden door een minimale en een maximale norm toe te passen op de waterbergingseis ter compensatie van de verhardingstoename. Voor alle ruimtelijke ontwikkelingen geldt dat de compensatie-eis ligt tussen 5% en 20% van de netto verhardingstoename in het plangebied. Met het percentage wordt de compensatie-eis voor de planontwikkelaar weergegeven. Een compensatie-eis van 7% betekent dat de ontwikkelaar moet zorgdragen voor aanvullende waterberging in de vorm van oppervlaktewater met een oppervlak van (minimaal) 7% van de verhardingstoename in het plangebied. Verderop in dit hoofdstuk zijn fictieve voorbeelden opgenomen om met verhardingsoppervlakten en getallen de berekening toe te lichten.

Indien aanvullende waterberging is vereist, moet altijd minimaal 5% van de verhardingstoename in de ruimtelijke ontwikkeling als aanvullende waterberging worden gerealiseerd. Wanneer de compensatie-eis hoger dan 20% uitvalt, volgt maatwerk. HHSK zal het effect van de ruimtelijke ontwikkeling op het watersysteem in dat geval nader beschouwen en in overleg met de planontwikkelaar tot een passende oplossing komen.

Daarnaast is het verplicht om dempingen van bestaand oppervlaktewater te compenseren door een zelfde wateroppervlak elders in het peilgebied aan te leggen. Deze verplichting is opgenomen in de Keur van HHSK.

Voorbeelden waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen :

Voorbeeld 1: Sloop en herbouw twee-onder-één-kap woningen

Als gevolg van de ontwikkeling is de verhardingstoename binnen het plangebied 120 m2. Er wordt geen oppervlaktewater gedempt. Voor dit plan is geen compensatie vereist omdat de verhardingstoename kleiner is dan 500 m2 (kwijtschelding compensatie-eis) en er geen water wordt gedempt.

Voorbeeld 2: Realisatie van nieuw glastuinbouwbedrijf

Op een bedrijfskavel wordt een glastuinbouwbedrijf gevestigd. Dit is mogelijk volgens het bestemmingsplan. De toename van verharding binnen het plangebied bedraagt 4.200 m2. Onder de verhardingstoename wordt het verschil tussen het verhard oppervlak binnen het plangebied in de eindfase en in de uitgangssituatie verstaan. Voor de realisatie van het glastuinbouwbedrijf wordt 240 m2 oppervlaktewater gedempt.

In het peilgebied, waarbinnen het plangebied ligt, geldt een compensatienorm van 12%. Dit wil zeggen dat ter compensatie van de verhardingstoename een wateroppervlak van minimaal 12% van de verhardingstoename moet worden aangelegd. Voor elk plan geldt een aftrek van 500 m2 van de verhardingstoename. De noodzakelijke aanvullende waterberging voor dit plan bedraagt 12% van 3.700 m2 (4.200-500 m2), wat resulteert in 444 m2. Daarnaast dient de te dempen 240 m2 water opnieuw te worden gegraven. In totaal dient de planontwikkelaar te zorgen voor minimaal 444 + 240 = 684 m2 wateroppervlak.

Voorbeeld 3: De gemeente wordt uitgebreid met een nieuwe woonwijk

Aan de rand van de gemeente is een nieuwe woonwijk gepland. Het onverharde gebied wordt heringericht tot een woonwijk. Het bruto plangebied is 12 hectare, de netto verhardingstoename is 6,5 hectare. Dit plan heeft door de omvang (meer dan 10 hectare bruto plangebied) veel invloed op het watersysteem en daarom rekent het waterschap deze ontwikkeling apart door. In overleg met de planontwikkelaar (en gemeente) wordt een passende invulling gezocht voor de waterberging. Bovendien wordt een robuuste waterstructuur voorgesteld zodat het water goed kan worden aan- en afgevoerd en het oppervlaktewater een verrijking is voor de leefomgeving. De initiatiefnemer stelt voor dit plan een waterhuishoudingsplan op waarin de nieuwe waterhuishouding en afspraken zijn vastgelegd. Daarnaast worden de afspraken vastgelegd in de ruimtelijke instrumenten (bestemmingsplan) via de watertoetsprocedure.

Geen afwenteling

Uitgangspunt is dat afwenteling in ruimte en tijd moet worden voorkomen. Dit principe is leidend in het nationale waterbeleid en is tevens opgenomen in de Keur van HHSK. Geen afwenteling in tijd betekent dat de benodigde waterberging voorafgaand aan de verhardingstoename moet zijn aangelegd. Afwenteling in ruimte wil zeggen dat de opgave naar elders (benedenstrooms) wordt verplaatst. Om dit te voorkomen wordt een voorkeursvolgorde toegepast. De voorkeursvolgorde voor realisatie van waterberging is als volgt:

1.       Binnen het plangebied

2.       Binnen peilgebied

3.       Benedenstrooms

Waterberging algemeen beschikbaar

De waterberging moet een open verbinding hebben met het bestaand oppervlaktewatersysteem. Op die manier is de nieuwe waterberging algemeen en te allen tijde beschikbaar om water te bergen in het peilgebied.

Inrichting watersysteem

Het te realiseren open water moet voldoen aan de inrichtingseisen die HHSK stelt aan watergangen, oevers en kunstwerken (Leggers van HHSK en Algemene regels bij de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard (2009)). Het doel van deze inrichtingseisen is dat het watersysteem veilig en veerkrachtig is, dat hydraulische knelpunten worden voorkomen, het watersysteem doelmatig is te onderhouden en beheren, zich een gezond en kwalitatief ecosysteem kan ontwikkelen en het water aantrekkelijk wordt ingericht voor recreatie en beleving.

Alternatieve vormen van waterberging

De waterberging moet in principe als open water worden gerealiseerd. In bijzondere situaties mag de benodigde waterberging in een alternatieve vorm worden aangelegd. De voorwaarden voor alternatieve vormen van waterberging zijn vastgelegd in het beleid "Alternatieve vormen van waterberging" (HHSK, 2012).

Waterfonds

Wanneer meer waterberging is gerealiseerd dan noodzakelijk is voor het project, is sprake van overcompensatie. Onder voorwaarden is het mogelijk deze extra waterberging in een waterfonds vast te zetten en op een later moment in te zetten als waterberging voor een ander project. Deze voorwaarden worden beschreven in het nog op te stellen waterfondsbeleid.

Specifieke omstandigheden

HHSK streeft ernaar om versnelde afvoer van neerslag te voorkomen. Bij specifieke omstandigheden zoals ondergrondse objecten, sportvelden, gedraineerde terreinen, infiltratiegebieden en kavelpaden moet worden gestreefd naar het voorkomen van versnelde afvoer van neerslag. Op die manier komt de waterafvoer zo veel mogelijk overeen met de natuurlijke situatie. HHSK behoudt zich bij specifieke omstandigheden het recht voor om met maatwerk tot een alternatieve oplossing te komen om ongewenste effecten van een verhardingstoename te compenseren.

Inwerkingtreding beleid en afwijkingen

Een beleidsregel is een besluit in de zin van de wet (de Algemene wet bestuursrecht, hierna Awb). Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Bekendmaking vindt plaats door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Tegen de beleidsregel kan geen beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld. Dit volgt uit het bepaalde in artikel  8:2 onder a van de Awb. Om die reden kan - gelet op het bepaalde in artikel 7:1, eerste lid, aanhef - tegen deze beleidsregel evenmin een bezwaarschrift worden ingediend.

Overigens is het van belang te vermelden dat HHSK overeenkomstig deze beleidsregel handelt, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Daarnaast mag een ieder erop vertrouwen dat HHSK bestaande schriftelijke afspraken respecteert tenzij zwaarwegende belangen vanuit het watersysteem tot andere keuzes leiden.

Het beleid "waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen (2012)" treedt in werking op de datum van publicatie. Bij het in werking treden van voorliggend beleid vervalt het beleid "Waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen (2007)".

Voor afwijkingen van dit beleidskader is een bestuurlijk besluit nodig.

Referenties

  • Nationaal Waterplan 2009-2015, Rijk, 2009

  • Waterwet, Rijk, 2009

  • Nationaal Bestuursakkoord Water, Gezamenlijke overheden, 2003, geactualiseerd in 2008 en 2011

  • Provinciaal Waterplan 2010-2015, Provincie Zuid-Holland, 2009

  • Waterverordening, Provincie Zuid-Holland, 2009

  • Provinciale Structuurvisie Ruimte " Visie op Zuid-Holland", Provincie Zuid-Holland, 2010

  • Verordening Ruimte, Provincie Zuid-Holland, 2010

  • Waterbeheerplan HHSK 2010-2015 "Goed voor elkaar", HHSK, 2009

  • Alternatieve vormen van water vasthouden en bergen, HHSK, in ontwerp: planning 2012

Bijlage 1: Beleidsregel Waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen

Kader

Volgens de Keur van HHSK is het niet toegestaan verhardingen aan te brengen zonder vergunning (artikel 4.2.e, Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, 2009). Dit beleid geeft aan onder welke voorwaarden een vergunning wordt verleend voor het aanbrengen van verhardingen. De beleidsregel is van toepassing op alle verhardingstoenamen binnen het beheergebied van HHSK.

Doel van het beleid

Het voorkomen van ongewenste effecten van verhardingstoenamen op het watersysteem is het doel van dit beleid. Een belangrijk ongewenst effect van verhardingstoename is de versnelde afvoer van neerslag.

Motivering van het beleid

Het toevoegen van extra verharding kan leiden tot een extra belasting van het watersysteem. Verharde terreinen voeren de neerslag sneller af via de riolering of rechtstreeks naar het oppervlaktewater dan onverharde terreinen. Daarnaast komt over het algemeen een groter deel van de neerslag tot afstroming. Het effect van een verhardingstoename is dat het waterpeil in de watergangen sneller en tot een hoger niveau stijgt dan in de situatie waarbij het plangebied onverhard is. Wanneer het waterpeil te ver stijgt, kan het leiden tot wateroverlast.

De waterbeheerder streeft daarom naar het voorkomen van versnelde waterafvoer uit het gebied. Als compensatie voor de ongewenste gevolgen van een verhardingstoename dient de planontwikkelaar de waterbergingscapaciteit in het plangebied uit te breiden.

Toetsingscriteria

Algemeen

  • Ruimtelijke ontwikkelingen zijn tot een verhardingstoename van 500 m2 vrijgesteld van compensatie.

  • Aanvullende waterberging ter compensatie van verhardingstoename dient voorafgaand aan het aanbrengen van de verharding te worden gerealiseerd.

  • Waterberging moet algemeen en te allen tijde beschikbaar zijn.

  • De voorkeursvolgorde voor realisatie van waterberging is: 1. binnen het plangebied, 2. binnen het peilgebied, 3. benedenstrooms.

Specifiek

  • Voor alle ruimtelijke ontwikkelingen geldt dat de compensatie-eis ligt tussen 5% en 20% van de netto verhardingstoename in het plangebied.

  • Specifieke omstandigheden kunnen aanleiding zijn om in samenwerking tussen ontwikkelaar en HHSK tot een alternatieve oplossing te komen om de negatieve effecten van een verhardingstoename te compenseren.

Bijlage 2: Beslisboom waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen

Zie bijlage in pdf.

Bijlage 3: Begrippen

-Aanvoeren

Transporteren van water ten behoeve van het optimaal dienen van de aanwezige functie(s) naar daar waar aanvulling van water nodig is, vanwege verdamping of waterverbruik. Niet te verwarren met: toestroming (bijvoorbeeld) naar een gemaal.

-Aanvullende waterberging

Waterberging die extra benodigd is ten opzichte van het aanwezige wateroppervlak en de daarbij behorende waterberging om de NBW-wateropgave op te heffen en/of voorziene toekomstige wijziging van het grondgebruik op te vangen. De wijziging in grondgebruik die hieronder valt is een wijziging die leidt tot een netto toename/versnelling van waterafvoer en vaak veroorzaakt wordt door een toename van het verharde oppervlak of het afkoppelen van hemelwater van de riolering naar het oppervlaktewater.Zie ook bergen, compensatieberging, waterberging en wateropgave.

-Afkoppelen

De neerslag van relatief schoon verhard oppervlak (parkeerterreinen, grote daken etc.) niet meer via de riolering afvoeren naar de waterzuiveringsinstallatie, maar afvoeren richting het oppervlaktewater of infiltreren in de bodem.

-Afstroming

Het in het oppervlaktewater terechtkomen van neerslag, via het maaiveld/oppervlak.

-Afvoeren

Overtollig water buiten een hydraulische eenheid (peilvak, polder, boezem) brengen door middel van een kunstwerk of onder vrij verval, ook wel afwateren genoemd.

-Afwenteling

We spreken van afwenteling wanneer een peilvak benedenstrooms belast wordt met te veel water of kwalitatief slechter water. Afwentelen is niet gewenst als waterkwantiteitsnormen en waterkwaliteitsdoelen in gevaar komen.

-Basisberging

Met de basisberging wordt de berging bedoeld die momenteel al aanwezig is op de locatie waar voor een alternatieve vorm van water vasthouden of bergen wordt gekozen. Deze berging/vertraging wordt betrokken bij het berekenen van de werking van het huidige watersysteem en daarmee ook de historische wateropgave. De basisberging mag dus niet worden meegeteld in de berekening van de nieuw te realiseren waterberging gecreëerd door het alternatief. Zie tabel B1 van Bijlage 3 voor de weergave van de gemiddelde basisbergingen die momenteel bekend zijn.

-Beheersmarge

De beheersmarge is de onvermijdelijke, tijdelijke afwijking van het streefpeil in een peilgebied, die optreedt als gevolg van natuurlijke verschijnselen en ingrepen die nodig zijn om het streefpeil te handhaven. Er is een aantal oorzaken te benoemen ten gevolge waarvan afgeweken wordt van de vigerende streefpeilen door een optredende beheersmarge. Voorbeelden zijn: bemaling en het bijbehorende tijdelijke verhang, wind kan tijdelijk en plaatselijk opstuwing veroorzaken, neerslag kan een peilstijging in de watergangen tot gevolg hebben, voormalen omdat een lange periode met neerslag wordt voorzien, tijdens langdurige droge periodes peiloverschrijdingen niet direct uitmalen, enz. Omdat de beheersmarge per oorzaak kan verschillen in afmeting, wordt er in het peilbesluit geen uitspraak gedaan over de grote van de afwijking, de beheersmarge wordt dus niet expliciet uitgedrukt met een getalswaarde maar kan wel worden omschreven.

-Bemaling

De verwijdering van overtollig water door middel van een gemaal. Een bronbemaling is het onttrekken van grondwater ten behoeve van het in den droge uitvoeren van bouwactiviteiten of ontgravingen.

-Bemalingsgebied

Het gebied waarvan de afwatering door één bepaald gemaal plaatsvindt. Een bemalingsgebied kan uit meerdere peilgebieden en polders bestaan.

-Bergen (van water)

Het vermogen om water tijdens een neerslagperiode (ordegrootte: tot enkele dagen) te bergen/op te slaan boven het vastgestelde waterpeil en onder het maaiveld zonder dat dit tot wateroverlast leidt. De geborgen hoeveelheid water wordt uiteindelijk volledig uitgemalen.

-Berging

Zie waterberging.

-Bergingscapaciteit

Het volume water dat geborgen kan worden in een bepaald systeem (de vrije ruimte in oppervlaktewater en rioolstelsel).

-Bergingsgebied

Een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied op de legger van de watersystemen is opgenomen.

-Beroep

In het bestuursrecht is dit het in het kader van een wettelijke bevoegdheid vragen van een voorziening tegen een besluit bij een ander bestuursorgaan dan hetwelk het besluit heeft genomen (administratief beroep), dan wel bij een administratieve rechter.

-Bezwaar

In het bestuursrecht is dit het gebruik maken van de ingevolge een wettelijk voorschrift bestaande bevoegdheid, voorziening tegen een besluit te vragen bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.

-Boezem

Stelsel van met elkaar in verbinding staande waterlopen en meren waarop het water van de lager gelegen polders wordt uitgeslagen en dat dient voor eventuele tijdelijke berging en lozing op het buitenwater.

-Buffering van water

Het vermogen om water op te slaan/vast te houden om te gebruiken voor de wateraanvoerbehoefte, ook wel waterconservering genoemd. Het maximaal gehandhaafde waterpeil dient in dit geval wel vastgelegd te worden in het peilbesluit als zijnde een flexibel peilbeheer ten behoeve van optimaal peilbeheer. De aanvulling van oppervlaktewater door neerslag tot aan het maximumpeil van de bandbreedte van het betreffende peilgebied is dus geen berging, maar een aanvulling van de buffer.

-Calamiteit

Een calamiteit is een gebeurtenis waarop het watersysteem niet is ontworpen. Dat kan een extreme neerslaggebeurtenis zijn (dus extremer dan de norm), maar ook de gevolgen van bijvoorbeeld de uitval van een gemaal of een ongeluk/ongeval.

-Calamiteitenberging

Een calamiteitenberging is een berging die volledig kan worden benut om tijdens een calamiteit de schade en wateroverlast te minimaliseren. Bij een calamiteit is het ontstaan van schade vaak niet te voorkomen. In die situatie kan een calamiteitenberging er voor zorgen dat de schade wordt beperkt. Een calamiteitenberging is dus niet bedoeld om de waterhuishouding aan de vastgestelde faalkans te laten voldoen: in dat geval is er sprake van een regulier benodigde waterberging ook wel watersysteemberging genoemd. Een calamiteitenberging dient te worden vastgelegd in de legger van de watersystemen.

-Compensatieberging

Compensatieberging is waterberging dat moet worden aangelegd om de negatieve effecten van versnellingen in de waterafvoer op te vangen. Een versnelling in de afvoer kan ontstaan door een functieverandering, of door het afkoppelen van een oppervlak van de riolering op het oppervlaktewatersysteem van het waterschap. Door de versnelling van de afvoer kunnen te hoge stroomsnelheden en zelfs inundatie ontstaan als er geen compensatieberging wordt aangelegd. De hoeveelheid compensatieberging wordt per individuele verandering in de ruimtelijke ordening berekent aan de hand van een compensatienorm. Deze norm wordt per peilvak vastgesteld en is te vinden in het beleid Waterberging bij Ruimtelijke Ontwikkelingen.

-Debiet

Het debiet staat voor de hoeveelheid water die een waterloop of kunstwerk per tijdseenheid transporteert en wordt vaak uitgedrukt in aantal kubieke meter water dat per tijdseenheid een bepaald punt in een stroom passeert.

-Drainage

Vanuit de hydrologie wordt hiermee het afvoeren van grond- of oppervlaktewater met kunstmatige of natuurlijke middelen bedoeld.

-Drooglegging

Het hoogteverschil tussen de waterspiegel/het waterpeil in een waterloop en het naastgelegen grondoppervlak/maaiveld.

-Faalkans

De frequentie van overschrijding van een bepaalde parameter. Hydrologisch wordt met faalkans meestal bedoeld: de overschrijding van een bepaald oppervlaktewater- of grondwaterpeil.

-Functie

De bestemming van een gebied in waterstaatkundige zin, zoals bijvoorbeeld landbouw, natuur, bebouwing en water. De functies worden vastgesteld door de provincies en geven richting aan de inrichting en het beheer van de oppervlaktewateren.

-‘Functie volgt peil'

Dit begrip is een uitwerking van het principe ‘water als sturend principe'. Door het toepassen van de lagenbenadering, waarbij bodem en water de sturende lagen zijn, worden de functies in een gebied toegekend. Laag gelegen gebieden krijgen een ‘natte' functie en hoger gelegen gebieden een ‘droge' functie. De huidige waterpeilen worden dus niet aangepast aan nieuwe functie-eisen door functieveranderingen.

-Gewoon/regulier onderhoud

Het onderhoud dat zich hoofdzakelijk richt op het verwijderen van voorwerpen en begroeiing van of uit waterstaatswerken.

-GGOR

Het gewenste grond- en oppervlaktewater regime. Naast de afkorting GGOR wordt er ook nog gewerkt met de AGOR (Actueel grond- en oppervlaktewater regime) en de OGOR (Optimaal grond- en oppervlaktewater regime).

-Grondwaterstand

De hoogte ten opzichte van een referentieniveau van een punt waar het grondwater een drukhoogte gelijk aan nul heeft. De absolute waterdruk is dan gelijk aan de druk van de atmosfeer.

-Grondwatertrap (Gt)

Klassering voor grondwaterstanden in Nederland. Tegenwoordig wordt gesproken over Grondwaterdynamiek (Gd) in plaats van grondwatertrap.

-GxG

De verzamelnaam voor de grondwatertrappen bestaande uit de GHG (gemiddeld hoogste grondwaterstand) GLG (gemiddeld laagste grondwaterstand) en de GVG (gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand). Tezamen beschrijven deze begrippen de Grondwaterdynamiek.

-Hoofdwatergang

Water dat een (primaire of) hoofdfunctie vervult voor de waterbeheersing in het beheergebied van HHSK; deze is of wordt als zodanig opgenomen in de legger van de watersystemen. Hoofdwatergangen worden gebruikt voor wateraanvoer, waterafvoer en waterberging.

-Infiltratie

In de hydrologie spreekt men van infiltratie als water, zoals neerslag of oppervlaktewater, in de grond zakt, waardoor het voor aanvulling van het grondwater zorgt.

-Infiltreren

In de hydrologie wordt hiermee het mechanisme bedoelt dat het weg laten zakken/doorsijpelen/doorzijgen van (regen)water in de bodem beschrijft.

-Innovatie

In deze memo wordt met innovatie bedoeld: een niet (een nog niet eerder uitgevoerde en in de praktijk) bewezen alternatieve techniek voor het vasthouden of bergen van water, die door gebrek aan informatie nog niet volledig getoetst kan worden met de bekende en erkende beoordelingsmethodieken.

-Keur

Een verordening van de waterbeheerder, waarin een verzameling van geboden en verboden ten aanzien van het waterbeheer is opgenomen op grond van de waterschapswet.

-Klimaatverandering

Een statistisch significante variatie in de gemiddelde toestand van het klimaat, in de variabiliteit of de extremen. De variatie houdt een langere tijd aan, gedurende decennia of nog langer. Door de ontstane variatie wijzigt de samenstelling van de atmosfeer. Klimaatveranderingen kunnen veroorzaakt worden door een wisselwerking van natuurlijke processen of externe verstoringen veroorzaakt door menselijke activiteiten. Een van de effecten die wordt toegeschreven aan de klimaatverandering is het rijzen/stijgen van de zeespiegel.

-Kunstwerk

Een civieltechnisch bouwwerk ten dienste van de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen en/of leidingen. Een kunstwerk onderscheidt zich van andere civieltechnische werken en installaties, doordat het een bouwwerk is waarvoor andere materialen dan aarde en zand zijn gebruikt. Voorbeelden van kunstwerken zijn duikers, stuwen, gemalen en dammen.

-Kwel

Een omhoog gerichte grondwaterstroming en/of het uittreden van grondwater aan het grondoppervlak of in watergangen.

-Legger

Een openbaar register waarin is omschreven waaraan waterstaatswerken (daaronder vallen: oppervlaktewaterlichamen, bergingsgebieden, waterkeringen of ondersteunende kunstwerken) naar ligging, vorm, afmeting en constructie moeten voldoen. De functie van de Legger is om inzage te geven in de onderhoudsplichtigen en de onderhoudsverplichtingen van waterstaatswerken.

-Lozen

Het door middel van een werk, of op andere (indirecte) wijze, brengen van water in een oppervlaktewater, zonder dat het water daarbij uit een ander oppervlaktewater is gehaald.

-Maaiveld

Het maaiveld (mv) is een aanduiding voor (de hoogte van) het grondoppervlak, ook wel bodem genoemd. De maaiveldhoogte wordt vaak opgegeven ten opzichte van een nationaal nul-niveau. In Nederland is dat het Normaal Amsterdams Peil (NAP).

-NAP

Normaal Amsterdams Peil. Standaard (denkbeeldig) geometrisch vergelijkingsvlak in Nederland, waarmee een hoogte wordt uitgedrukt (in meters boven of onder NAP).

-Onderhoud (gewoon/regulier)

Het onderhoud dat zich hoofdzakelijk richt op het verwijderen van voorwerpen en begroeiing van of uit waterstaatswerken.

-Onttrekken

Het door middel van een werk (ontrekkingsinrichting) halen van water uit een oppervlaktewater, zonder dat het water daarbij in een ander oppervlaktewater wordt gebracht.

-Ontwateren

Het in het oppervlaktewater terechtkomen van neerslag via de ondergrond/bodem.

-Ontwateringsdiepte

De afstand tussen het grondoppervlak/maaiveld en de hoogste grondwaterstand (GHG), gemeten tussen de ontwateringsmiddelen (drainagebuizen, sloten of greppels).

-Oppervlaktewaterlichaam

Samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water, met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende bodem, oevers en, voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens de wet, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna.

-Overige watergang

Water dat een (secundaire of) overige functie vervult voor de waterbeheersing in het beheergebied van HHSK; deze is of wordt als zodanig opgenomen in de legger van de watersystemen (voorbeelden zijn greppels, spoorsloten, enz.). Overige watergangen worden hoofdzakelijk gebruikt voor waterafvoer en waterberging.

-Retentieberging

Berging die kan worden benut door vanaf een hoger peil water af te laten. Het kan daarbij zowel om reguliere watersysteemberging als calamiteitenberging gaan.

-Peilafwijking

Een peilvak binnen het in een peilbesluit vastgestelde peilgebied waar het waterpeil op een ander,afwijkend niveau wordt gehandhaafd. Deze afwijking kan zowel naar boven als naar beneden zijn. Een peilafwijking heeft vaak een bepaald doel, bijvoorbeeld bescherming van bebouwing of een archeologisch monument (hoogwatervoorziening), landbouwkundige doelen (onderbemaling) of veiligheid (dijksloten).

-Peilbesluit

Bestuurlijk besluit waarmee de te handhaven waterhoogte (waterpeilen) in waterlopen juridisch wordt vastgesteld.

-Peilgebied

Een peilgebied is een waterstaatkundige eenheid waarbinnen ingevolge een peilbesluit een waterpeil (het streefpeil) wordt gehandhaafd. De grens van het peilgebied (peilscheiding) wordt vastgelegd in het peilbesluit en in de legger van de watersystemen. Binnen een peilgebied kunnen peilvakken zijn die een afwijkend peil toebedeeld krijgen, hiervoor dient een vergunning te zijn afgegeven.

-Peilvak

Een gebied waarbinnen één en hetzelfde waterpeil wordt gehanteerd, het oppervlaktewater staat over het algemeen met elkaar in verbinding.

-Riooloverstort (overstort)

Kunstwerk door middel waarvan rioolwater op het oppervlaktewater wordt geloosd, indien het riool door te grote neerslag niet al het rioolwater kan verwerken.

-Ruimtelijke ontwikkeling

De functie-indeling van een gebied ontwerpen, aanpassen en veranderen/uitvoeren.

-Vasthouden van water

Hemelwater vasthouden daar waar het valt; het tijdelijk opvangen van neerslag in/op de bodem of in/op speciale voorzieningen die indirect onderdeel uitmaken van het oppervlaktewatersysteem, in samenhang met de ontwatering tot het moment dat het tot afvoer komt. Op lokaal niveau betekent dit dat het water niet direct het oppervlaktewater belast, maar wordt vastgehouden. Als er speciale voorzieningen worden getroffen zoals bijvoorbeeld waterpleinen, grindkoffers en wadi's, worden dit alternatieve vormen van water vasthouden genoemd.

-Verhardingstoename

Een toename van het (geheel van) verharde lagen aangebracht op het bovenvlak van de aarde.

-Verhard oppervlak

Het geheel van verharde lagen op het bovenvlak van de aarde.

-Versnippering

Het in kleine subeenheden verdelen van het watersysteem, waardoor het aantal peilvakken toeneemt. Hierdoor neemt het aantal beheer- en onderhoudshandelingen toe en kunnen organismen zich minder optimaal verplaatsen binnen grenzen van het totale watersysteem.

-Vervangende waterberging

Oppervlaktewater dat wordt gegraven om de oppervlakte van een demping terug te graven. Niet te verwarren met/te gebruiken voor: oppervlaktewater dat moet worden gegraven om de gevolgen van toename van het verharde oppervlak te "compenseren".

-Toetshoogte

De in een peilvak maximaal toelaatbare peilstijging.

-Waterberging

Een voorziening met vrij beschikbare ruimte waarin een overschot aan (regen)water tijdelijk kan worden geborgen. De waterberging is benodigd om aan de normering van het watersysteem te kunnen voldoen. Waterberging kan zowel uit de ruimte boven het oppervlaktewater en onder het maaiveld (laagste drempel bebouwing) bestaan als uit allerlei andere vormen, zoals bijvoorbeeld een laaggelegen perceel dat mag onderlopen of lagergelegen boezemland. Waterbergingsvoorzieningen met een andere functie dan water die gebruikt (mogen) worden voor de tijdelijke berging van polder- of boezemwater (zie ook calamiteitenberging), moeten als zodanig erkend worden en vastgesteld worden door het waterschap en/of de betreffende gemeente. Aanwijzing kan plaats vinden middels de Keurkaart, een legger van de watersystemen, een bestemmingsplan of een beheerovereenkomst.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen regulier benodigde waterberging en aanvullende waterberging. Reguliere benodigde waterberging is de benodigde vrije ruimte om te kunnen voldoen aan de normering van het watersysteem en bestaat gewoonlijk uit een tijdelijke peilstijging binnen de grenzen van het reeds bestaande watersysteem en de vastgestelde, erkende calamiteitenbergingen. Aanvullende waterberging is extra benodigde waterberging ten opzichte van het reeds aanwezige wateroppervlak en de daarbij behorende waterberging, om de gevolgen van een voorziene toekomstige functiewijziging  en dus van het grondgebruik op te vangen.

-Waterfonds

Een boekhouding waarmee het saldo waterberging in een peilgebied wordt bijgehouden. In de boekhouding worden overschotten aan waterberging vastgelegd. De overschotten waterberging kunnen onder voorwaarden worden ingezet om toekomstige verhardingstoenamen in het peilgebied te compenseren. De gerealiseerde waterberging per plan wordt geregistreerd in de watervergunning.

-Wateropgave (NBW-opgave)

De wateropgave zoals bedoeld in het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het areaal in een bepaald peilgebied dat inundeert bij een toetsing met de behulp van de wateroverlastnormen uit datzelfde NBW en de verschillende klimaatscenario's. Waterschappen zijn verantwoordelijk om maatregelen te nemen die deze inundatie tegengaan. De maatregelen oftewel de oplossingen kunnen worden gezocht in structuurmaatregelen (vasthouden), vergroting van het bergend vermogen (bergen), of het versterken van de bemaling (afvoeren) of een combinatie van deze maatregelen.

Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:

1. De historische wateropgave (ook wel de NBW-opgave 2015 genoemd): het areaal dat inundeert bij toetsing aan de normen en het huidige klimaatscenario.

2. De NBW-wateropgave 2050: het areaal dat inundeert bij toetsing aan de normen en de toekomstige klimaatscenario's met een tijdshorizon 2050.

-Waterstaatswerk

Een oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering of ondersteunend kunstwerk.

-Watersysteem

Een geografisch onderscheiden, coherente, functionele eenheid van watergerelateerde eenheden bestaande uit het oppervlaktewater en het grondwater en de daarmee samenhangende (water)bodems, technische infrastructuur, de organismen en alle geassocieerde natuurlijke en kunstmatige fysische, chemische en ecologische processen.

-Watersysteemanalyse

Een systematische bestudering van/een studie naar een watersysteem teneinde de verschillende bestanddelen/eenheden te isoleren en te identificeren, waardoor de eigenschappen, kenmerken en functies benoemd en geoptimaliseerd kunnen worden.

-Watersysteemgedrag

Het elkaar wederzijds beïnvloedende gedrag van afvalwater, grondwater en oppervlaktewater onder invloed van de neerslagomstandigheden.

-Werken

Alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies met toebehoren.

-Wegzijging

Een omlaag gerichte grondwaterstroming waardoor water infiltreert in de diepere bodemlagen.