Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Noorderzijlvest

Aansluitverordening waterschap Noorderzijlvest 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaterschap Noorderzijlvest
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingAansluitverordening waterschap Noorderzijlvest 2009
CiteertitelAansluitverordening waterschap Noorderzijlvest 2009
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpmilieu – water

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Bron bekendmaking erbij gezet

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Waterschapswet, artikel 78 en 84
  2. Wet milieubeheer, artikel 21.7
  3. Waterwet, art. 6.2, lid 2, art. 6.13

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-12-2009nieuwe regeling

25-11-2009

21-12-2009 Dagblad vh Noorden en Leeuwarder Courant

Geen
22-12-200917-04-2015nieuwe regeling

25-11-2009

Geen

Geen

Tekst van de regeling

Intitulé

Aansluitverordening waterschap Noorderzijlvest 2009

 

 

Algemene toelichting

Ingevolge artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet is het verboden zonder vergunning stoffen, in welke vorm ook, in oppervlaktewaterenlichamen te brengen. Volgens het tweede lid is het eveneens verboden om zonder vergunning met behulp van een werk, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool, stoffen te brengen op een zuiveringstechnisch werk. Het openbaar vuilwater-riool is derhalve uitgezonderd van het verbod.

Hierbij moet met name worden gedacht aan de situatie dat een gemeentelijke riolering, met de daarop aangesloten huishoudens en bedrijven, is aangesloten op een rioolwaterzuiverings-installatie (rwzi), waarvan het effluent wordt geloosd op een oppervlaktewater. De beheerder van het "andere" werk is in dit geval de beheerder van de zuiveringsinstallatie, doorgaans een waterschap.

De beheerder van de rwzi heeft voor de lozing van het effluent op oppervlaktewater een Waterwetvergunning nodig. Gelet op de doelstellingen uit de Europese Kaderrichtlijn Water (EKW), die zijn doorvertaald in het waterbeheerplan Noorderzijlvest 2010-2015, dient een waterkwaliteitsbeheerder zodanige voorschriften aan deze vergunning te verbinden, dat de op het (effluent-) ontvangende oppervlaktewater van toepassing zijnde kwaliteitsdoelstellingen kunnen worden gerealiseerd. De beheerder van de rwzi is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het effluent. Deze kwaliteit wordt primair bepaald door de samenstelling van het influent en de werking van de rwzi (zuiveringsproces). De samenstelling van het influent wordt uiteraard bepaald door de lozingen, die op het openbaar vuilwaterriool plaatsvinden.

Regulering vindt voor een deel plaats op grond van de Waterwet. Voor een deel evenwel zijn gemeenten en provincies als Wet milieubeheer (Wm) gezag verantwoordelijk voor deze lozingen. Het Wm gezag zal het toetsingskader van de Wm moeten toepassen. Daarbij dient het Wm-gezag de brongerichte eisen, zoals deze uit het waterkwaliteitsbeleid voortvloeien, in de Wm vergunning op te nemen. Dit heeft tot gevolg dat bijvoorbeeld de emissiegrenswaarden voor zwarte lijststoffen in acht moeten worden genomen. Het Wm-gezag zal tevens rekening moeten houden met specifieke omstandigheden: de capaciteit en de technische gegevens van

de rwzi waarop de riolering is aangesloten en de functie van het oppervlaktewater waarop het effluent van de rwzi wordt geloosd.

Het belangenkader van de Wm (het belang van de bescherming van het milieu) omvat mede het belang van de doelmatige verwijdering van afvalwater. Bij de totstandkoming van de "Wet afvalwater" (de wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging afvalwater in 1996) is destijds nadrukkelijk gesteld dat slechts sprake kan zijn van een doelmatige verwijdering van afvalwater, indien het afvalwater, dat vanuit een gemeentelijke riolering op een rwzi wordt gebracht, qua samenstelling en hoeveelheid voldoet aan de eisen, die in een aansluitvergunning (vanaf inwerkingtreding van deze verordening "watervergunning" genoemd) zijn gesteld.

De beheerder van de rwzi kan geen eisen meer stellen die één op één door de gemeente moeten worden doorvertaald naar individuele aansluitingen op het riool. Slechts de gemeente als houder van de watervergunning is aanspreekbaar.

Opgemerkt zij nog dat, aangezien dat in artikel 6.16 lid 1 Waterwet wordt voorgeschreven, de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zal worden gevolgd.

De waterschappen ontlenen de wettelijke basis voor het opstellen van een aansluitverordening aan artikel 78 en 84 van de Waterschapswet en artikel 6.13 van de Waterwet.

De Tweede Kamer heeft naar aanleiding van het wetsvoorstel Waterwet geoordeeld dat de waterschappen op grond van artikel 78 Waterschapswet de autonome bevoegdheid hebben

om een aansluitverordening op te stellen en een watervergunning te eisen van de gemeenten. De Waterwet vormt geen beletsel voor het systeem van watervergunningen op grond van een aansluitverordening, zoals dat is gebaseerd op artikel 78 van de Waterschapswet. Het is aan

de waterschappen om al dan niet gebruik te maken van dit instrument (Kamerstukken

Tweede Kamer 2007-2008, 30818, nr. 6);

Gelet op het feit dat de aansluitverordening tevens onderwerpen regelt, waaromtrent bepalingen zijn opgenomen in (onder meer) hoofdstuk 10 van de Wm, is ook artikel 21.7

van de Wm in dit kader relevant.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van het waterschap waaraan de bevoegdheid als bedoeld in artikel 6.2, eerste lid, van de Waterwet is toegekend en dat tevens het beheer voert over een zuiveringstechnisch werk;

  • b.

    afvalwater: alle water en/of afvalstoffen waarvan de houder zich - met het oog op de verwijdering daarvan - ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of moet ontdoen;

  • c.

    stoffen: afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen, in welke vorm ook, als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, van de Waterwet;

  • d.

    zuiveringstechnische werken: werken voor het zuiveren van stedelijk afvalwater, in exploitatie bij een waterschap of gemeente, dan wel een rechtspersoon die door het bestuur van een waterschap met de zuivering van stedelijk afvalwater is belast, met inbegrip van het bij dat werk behorende werk voor het transport van stedelijk afvalwater, als bedoeld in artikel 1.1 Waterwet;

  • e.

    openbaar vuilwaterriool: voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, als bedoeld in artikel 10.33, eerste lid, van de Wet milieubeheer die wordt of is aangesloten op een zuiveringstechnisch werk;

  • f.

    vervuilingseenheid (v.e.): één vervuilingseenheid vertegenwoordigt:

    -  met betrekking tot het zuurstofverbruik: 54,8 kilogram zuurstof per heffingsjaar;

    -  met betrekking tot de gewichtshoeveelheden van andere stoffen: 

    elke in het heffingsjaar geloosde kilogram van de stoffen chroom, koper, lood, nikkel, zilver en zink;

    elke in het heffingsjaar geloosde 100 gram van de stoffen arseen, kwik en cadmium.

1

Hoofdstuk 2 Vergunningen

Artikel 2

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning een openbaar vuilwaterriool aan te sluiten op een zuiveringstechnisch werk en/of afvalwater vanuit een openbaar vuilwaterriool in dit werk

    te brengen.

  • 2.

    Het Dagelijks Bestuur kan de in het eerste lid bedoelde vergunning - hierna te noemen watervergunning - verlenen, weigeren, wijzigen of intrekken, in overeenstemming met

    de artikelen 6.22 en 6.23 Waterwet. Aan de watervergunning kunnen voorschriften worden verbonden. Deze voorschriften kunnen uitsluitend strekken:

    a. tot bescherming van de zuiveringstechnische werken en tot verzekering van de doel-matige werking daarvan;

    b. tot het tegengaan en het voorkomen van verontreiniging van oppervlaktewater waarin met behulp van het in het eerste lid bedoelde zuiveringstechnisch werk afvalwater wordt gebracht.

  • 3.

    In de watervergunning kan worden bepaald dat zij slechts geldt voor een daarbij vast te stellen termijn.

Hoofdstuk 3 Openbare voorbereidingsprocedure

Artikel 3

Op de voorbereiding van een beschikking op een aanvraag om verlening, weigering, wijziging of intrekking van een watervergunning is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

3

Hoofdstuk 4 Gegevensverstrekking

Artikel 4

  • 1.

    Bij de aanvraag tot verlening of wijziging van een watervergunning is de aanvrager in ieder geval verplicht de volgende gegevens te verstrekken:

    • a.

      de technische gegevens van het rioolstelsel, waaronder mede begrepen de verschillende aansluitpunten en een overzichtstekening van het rioleringsgebied;

    • b.

      het aantal particuliere huishoudens per aansluitpunt dat is en zal worden aangesloten op de riolering;

    • c.

      het aantal en de aard van de bedrijven per aansluitpunt die zijn en zullen worden aangesloten op het openbaar vuilwaterriool;

    • d.

      een raming van de per aansluitpunt te lozen hoeveelheid afvalwater uitgedrukt in m³/h, gedifferentieerd naar hoeveelheden droogweerafvoer en regenweerafvoer alsmede gegevens over de pompovercapaciteit uitgedrukt in m³/h;

    • e.

      een raming van de per aansluitpunt te lozen hoeveelheden afvalstoffen per aansluitpunt, uitgedrukt in v.e. en gedifferentieerd naar inwoners en bedrijven;

    • f.

      per aansluitpunt het aantal hectare verhard oppervlak waarvan het afvloeiend hemelwater wordt afgevoerd via het openbaar vuilwaterriool;

    • g.

      gegevens over de in het kader van beheer en onderhoud van het rioolstelsel te onder-nemen activiteiten.

  • 2.

    De aanvraag om de watervergunning maakt deel uit van de vergunning, voor zover dat in de vergunning is aangegeven.

  • 3.

    De aanvraag alsmede de in het eerste lid bedoelde gegevens worden in vijfvoud verstrekt.

Artikel 5

  • 1.

    Op verzoek van het Dagelijks Bestuur verstrekt de houder van een watervergunning aan het Dagelijks Bestuur alle hem ter beschikking staande informatie voor zover deze van belang kan worden geacht voor de bescherming van de in artikel 2, derde lid, genoemde belangen.

  • 2.

    Indien door de samenstelling en/of hoeveelheid van het afvalwater, dat vanuit het openbaar riool in het zuiveringstechnisch werk wordt gebracht, een verstoring van de doelmatige werking van het betreffende zuiveringstechnische werk optreedt of dreigt op te treden en/of nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater ontstaan of dreigen te ontstaan, is de houder van de watervergunning verplicht op verzoek van het Dagelijks Bestuur onverwijld de gegevens te verstrekken die nodig zijn om de oorzaken hiervan te achterhalen.

  • 3.

    In gevallen, als bedoeld in het tweede lid, kan het Dagelijks Bestuur de houder van de watervergunning in ieder geval opdracht geven opgave te doen van hetzij direct hetzij indirect op het openbaar vuilwaterriool lozende bedrijven en instellingen.

  • 4.

    De in het derde lid bedoelde opgave kan de volgende gegevens betreffen:

    • a.

      naam en adres van de bedrijven of instellingen;

    • b.

      aard en omvang van elk bedrijf of instelling afzonderlijk;

    • c.

      vermelding van de aard en samenstelling van het afvalwater en een raming van de jaarlijks te lozen hoeveelheden afvalstoffen;

    • d.

      afschrift van reeds verleende vergunningen of ontheffingen krachtens de Wet milieubeheer dan wel afschrift van een melding als bedoeld in artikel 8.41 van de Wet milieubeheer voorzover deze (mede) betrekking hebben op het lozen van afvalwater op het openbaar vuilwaterriool;

    • e.

      aanduiding van de aansluiting(en) per bedrijf of instelling op een rioleringskaart.

    4

Hoofdstuk 5 Voorschriften

Artikel 6

Onverminderd het bepaalde in artikel 2, derde lid, kunnen:

  • a.

    ter verzekering van de nakoming van voorschriften, die in een vergunning op grond van artikel 6.1, eerste lid, van de Waterwet zijn gesteld voor het brengen van afvalwater vanuit het zuiveringstechnische werk op oppervlaktewater;

  • b.

    ter bescherming van de doelmatige werking van de zuiveringstechnische werken; en

  • c.

    met het oog op de realisering van de op het ontvangende oppervlaktewater van toepassing zijnde kwaliteitsdoelstellingen;

    in de watervergunning voorschriften worden gesteld ten aanzien van het brengen van

    afvalstoffen vanuit het openbaar vuilwaterriool op het zuiveringstechnische werk. Deze voorschriften kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    - het stellen van emissiegrenswaarden voor daarbij aan te wijzen stoffen;

    - het stellen van signaleringswaarden voor daarbij aan te wijzen stoffen.

Artikel 7

Indien bij het brengen van afvalwater vanuit het openbaar vuilwaterriool op het zuiverings-technisch werk een in de watervergunning opgenomen grenswaarde en/of signaleringswaarde als bedoeld in artikel 6, stelselmatig wordt overschreden, doet het Dagelijks Bestuur hiervan schriftelijk melding aan de houder van de watervergunning.

5

Hoofdstuk 6 Onderzoeksverplichting

Artikel 8

  • 1.

    In gevallen als bedoeld in artikel 7 kan aan de houder van de watervergunning de verplichting worden opgelegd om onderzoek te verrichten naar de oorzaken van de overschrijdingen en naar de mogelijkheden om de overschrijdingen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken.

  • 2.

    In de watervergunning kunnen met betrekking tot daarbij aan te geven grenswaarden, signaleringswaarden en afvalstoffen voorschriften worden gesteld ten aanzien van het onderzoek als bedoeld in het eerste lid. Daarbij kan worden bepaald dat het Dagelijks Bestuur nadere eisen kan stellen met betrekking tot:

    • a.

      de termijn waarbinnen en de wijze waarop het onderzoek dient te worden uitgevoerd;

    • b.

      de termijn waarbinnen en de wijze waarop de resultaten van het onderzoek aan het Dagelijks Bestuur dienen te worden overgelegd.

  • 3.

    De houder van de watervergunning is verplicht op basis van de resultaten van het onderzoek maatregelen te treffen teneinde de overschrijdingen, als bedoeld in het eerste lid, ongedaan te maken, te beperken of te voorkomen.

  • 4.

    In de watervergunning kunnen voorschriften worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop en de termijn waarbinnen bedoelde maatregelen dienen te worden uitgevoerd.

Hoofdstuk 7 Inwinnen advies

Artikel 9

Indien vanuit het zuiveringstechnisch werk waarop is of wordt aangesloten afvalwater wordt gebracht op een oppervlaktewater ten aanzien waarvan het waterschap niet is belast met de zorg voor het waterkwaliteitsbeheer, stelt het Dagelijks Bestuur het openbaar lichaam dat met dit beheer is belast in de gelegenheid hem van advies te dienen met betrekking tot het ontwerp van de beschikking op een aanvraag tot verlening of wijziging van een watervergunning alsmede met betrekking tot het voornemen tot het ambtshalve verlenen, wijzigen of intrekken van een watervergunning.

7

Hoofdstuk 8 Schadevergoeding

Artikel 10

Indien en voor zover blijkt dat een houder van een watervergunning door een wijziging of intrekking daarvan schade lijdt, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen, zal hem een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding worden toegekend. Het besluit inzake de toekenning van een schadevergoeding wordt genomen bij afzonderlijke beschikking.

8

Hoofdstuk 9 Toezicht- en strafbepalingen

Artikel 11

Het Dagelijks Bestuur wijst de toezichthouders aan die zijn belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 12

  • 1.

    Overtreding van bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete tot ten hoogste het bedrag van de tweede categorie als genoemd in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 2.

    Indien ten tijde van het plegen van de in het eerste lid genoemde overtreding nog geen jaar is verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis tot het dubbele van het gestelde maximum worden opgelegd.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 13

Een vergunning, verleend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, wordt voor de toepassing van deze verordening beschouwd als een watervergunning in de zin van deze verordening.

Artikel 14

  • 1.

    Op dezelfde dag van inwerkingtreding van deze aansluitverordening wordt de Aansluitverordening 2000 van het waterschap Noorderzijlvest ingetrokken.

  • 2.

    Deze aansluitverordening treedt in werking op de eerste dag volgend op die van de bekendmaking.

Artikel 15

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Aansluitverordening waterschap Noorderzijlvest 2009'.

10


1

[Toelichting: Artikel 1

In dit artikel is een aantal begripsomschrijvingen opgenomen. Door de verstrekkende invloed van de Wm op de Waterwet is het niet meer mogelijk om louter en alleen de definitie-

bepalingen en systematiek van de Waterwet te hanteren. De diverse begripsomschrijvingen

zijn dan ook zowel aan de Waterwet als aan de Wm ontleend.]

2

[Toelichting: Artikel 2

De tekst van lid 1 spreekt voor zich.

Voor wat betreft de vergunningen die worden verleend op basis van de aansluitverordening wordt aangesloten bij het begrippenkader van de Waterwet. De Waterwet spreekt van "watervergunning" in gevallen waarbij een vergunning wordt verleend voor bepaalde handelingen in het watersysteem. Daarom spreken we niet langer van "aansluitvergunning", maar van "watervergunning".

De bevoegdheid genoemd in lid 2 tot het wijzigen van een vergunning maakt een actief vergunningenbeleid mogelijk. Een reden om de voorschriften aan te vullen of te wijzigen kan zijn gelegen in een verandering van de inzichten of omstandigheden na de verlening van de watervergunning. Gedacht wordt aan aangescherpte eisen in andere watervergunningen, ontwikkelingen op Europees niveau of in andere oorzaken die bij een behoorlijk en zorgvuldig kwalitatief oppervlaktewaterbeheer niet kunnen worden veronachtzaamd.

De bescherming van de zuiveringstechnische werken omvat met name de bescherming tegen de feitelijke aantasting van transportleidingen, gemalen en onderdelen van de rwzi zelf. Een bekend voorbeeld vormt in dit verband de aantasting van leidingen door te hoge concentraties sulfaat in het afvalwater.

Het begrip "doelmatige werking" moet ruim worden opgevat. Doelmatige werking omvat niet slechts een optimaal, efficiënt zuiveringsproces in technische zin. Onder dit criterium vallen ook aspecten als het voorkomen van stank en hinder op de rwzi en het tegengaan en voorkomen van verontreiniging van zuiveringsslib. Voorts blijkt uit de wetsgeschiedenis dat het criterium tevens een zekere bedrijfseconomische betekenis heeft: ook de doelmatige exploitatie van de rwzi, dat wil zeggen de optimale werking en benutting van de aanwezige capaciteit, wordt er onder begrepen.]

3

[Toelichting: Artikel 3.

Aangezien dat in artikel 6.16 lid 1 Waterwet wordt voorgeschreven, is de openbare voor-

bereidingsprocedure van afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing op de voorbereiding van een beschikking op een aanvraag om verlening, weigering, wijziging of intrekking van een watervergunning op grond van deze verordening.]

4

[Toelichting: Artikel 4 en 5

In de voorliggende tekst wordt in de eerste plaats onderscheid gemaakt tussen de eisen inzake de bij de aanvraag te overleggen gegevens (art. 4) en eventueel nadien - los van de vergun-ningaanvraag- op te leggen informatieplichten (art. 5).

In de tweede plaats is in artikel 4, eerste lid, weliswaar niet limitatief een aantal onderwerpen opgenomen, waarover gegevens worden geëist. Omdat afdeling 3.4. van de Awb van toepassing is verklaard op de voorbereiding van een watervergunning, zal ten behoeve van derden een volledige, eventueel door het waterschap te completeren, aanvraag ter inzage moeten worden gelegd.

De gegevens die in het kader van het ingevolge artikel 4.22 van de Wm verplicht op te stellen gemeentelijk rioleringsplan zijn verzameld, kunnen mede als basis dienen voor de gegevens

die bij de aanvraag om een watervergunning moeten worden overgelegd.

Artikel 5, eerste lid voorziet in een algemene informatieverplichting.

Op grond van artikel 5, tweede lid kan het waterschap de gemeente verplichten om onverwijld de gegevens te verstrekken die nodig zijn om oorzaken te achterhalen van een ongewone samenstelling of hoeveelheid van het aangeboden afvalwater. Let wel op de hiervoor vermelde voorwaarde.

De leden 3 en 4 bevatten een concrete uitwerking van de informatieplicht die het waterschap kan opleggen.]

5

[Toelichting: Artikel 6

Artikel 6 vormt in feite een nadere uitwerking van artikel 2, derde lid.

De reikwijdte van de voorschriften wordt begrensd door het belangenkader van de aansluit-verordening. Uiteindelijk zullen voorschriften moeten kunnen worden gerelateerd aan:

- de inhoud van de watervergunning die voor de lozing van het effluent van de zuiveringsinstallatie is verleend;

- de bescherming van de doelmatige werking van de zuiveringstechnische werken;

- de geldende waterkwaliteitseisen voor het ontvangende oppervlaktewater.]

6

[Toelichting: Artikel 7 en 8

Artikel 7 ziet op de situatie dat het afvalwater op het zogenoemde afgiftepunt niet voldoet aan de in de watervergunning gestelde eisen.

Mogelijk is er sprake van een situatie als bedoeld in artikel 5, tweede lid, en treden informatieverplichtingen in werking.

Artikel 7 ziet specifiek op de situatie dat een gestelde grenswaarde of signaleringswaarde wordt overschreden. In dat geval is het waterschap gehouden de houder van de watervergunning hiervan schriftelijk melding te doen.

Deze melding kan er vervolgens toe leiden dat de gemeente ingevolge artikel 8 kan worden verplicht om onderzoek te verrichten naar oorzaken van de overschrijdingen en naar de mogelijkheden om de overschrijdingen ongedaan te maken.

In de watervergunning of krachtens de watervergunning kan het waterschap ter zake tevens nadere voorschriften uitvaardigen.]

7

[Toelichting: Artikel 9

Op de voorbereiding van een beschikking op een aanvraag tot verlening of wijziging van een watervergunning alsmede van een beschikking tot ambtshalve verlening, wijziging of intrekking zijn (automatisch) de bepalingen van dwingend recht van hoofdstukken 3 en 4 van de Awb van toepassing. In aanvulling op de procedurebepalingen in de Awb bevat artikel 9 een bepaling inzake advisering met betrekking tot de (ontwerp)watervergunning.]

8

[Toelichting: Artikel 10

Op basis van het bepaalde in artikel 7.11 van de Waterwet voorziet artikel 10 in de moge-lijkheid schadevergoeding toe te kennen aan de houder van de watervergunning indien deze als gevolg van een ambtshalve wijziging of intrekking van de watervergunning schade lijdt die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijner laste behoort te komen. ]

9

[Toelichting: Artikel 11

Afdeling 5.2 van de Awb kent bestuursbevoegdheden toe aan bij of krachtens wettelijk voorschrift aangewezen toezichthouders. Het toezicht zoals hier aan de orde moet worden gezien als toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften alsmede vergunningvoor-schriften. Het gaat daarbij om het toezicht op voor de burgers geldende verplichtingen. Aangezien de aanwijzing in de aansluitverordening niet rechtstreeks plaatsvindt, is correcte aanwijzing van toezichthouders in aanvullende besluitvorming noodzakelijk. In dit artikel is bepaald dat het dagelijks bestuur van het waterschap de toezichthouders aanwijst.

Artikel 12

In artikel 81 van de Waterschapswet is bepaald welke maximum straf op overtreding van een verordening kan worden gesteld. Aangenomen wordt dat de strafrechtelijke handhaving van bij of krachtens de aansluitverordening gestelde voorschriften minder voor de hand zal liggen. Voor het geval dit in voorkomende gevallen toch opportuun is, is een strafbepaling in artikel 12 opgenomen. Uiteraard is het bestuur van het waterschap bevoegd om bestuurlijke en/of bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten in te zetten in geval van overtreding van voorschriften.Bestuursdwang (art 61 van de Waterschapswet en art. 5:22 Awb) en dwangsomoplegging (art. 5:32 Awb) vormen in dit kader de belangrijkste instrumenten. ]

10

[Toelichting: Artikel 13, 14  en 15

De inhoud van deze artikelen spreekt verder voor zich.]