Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Rivierenland

Wegenverordening Waterschap Rivierenland 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaterschap Rivierenland
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingWegenverordening Waterschap Rivierenland 2011
CiteertitelWegenverordening Waterschap Rivierenland 2011
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuur – waterschappen
Externe bijlagenbijlage 1 zoneringstekening (133 KB) Waterschapsblad Waterschap Rivierenland, 16-02-2011 (384 KB)

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Een kopie van het Waterschapsblad Waterschap Rivierenland, 16-02-2011 is als bijlage opgenomen bij deze regeling (zie onder "bijlagen") en is ook te vinden op http://www.waterschaprivierenland.nl/actueel/waterschapsblad.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 11-2-2011

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Waterschapsblad Waterschap Rivierenland, 16-02-2011 (week 7)

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Waterschapswet, art. 56, 78
  2. Wegenverkeerswet 1994, art. 2A
  3. Wegenwet, art. 57

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Algemene regels behorende bij Wegenverordening Waterschap Rivierenland 2011

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-201101-01-2015nieuwe regeling

11-02-2011

Waterschapsblad Waterschap Rivierenland, 16-02-2011 (week 7)

201041404

Tekst van de regeling

Intitulé

Wegenverordening Waterschap Rivierenland 2011

Het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland

gelezen het voorstel van het college van dijkgraaf en heemraden van 31 augustus 2010;

gelet op de artikelen 56 en 78 van de Waterschapswet, artikel 57 van de Wegenwet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet;

overwegende dat zij het wenselijk acht om regels te stellen in het belang van de bescherming en instandhouding van de wegen waarvan het onderhoud ingevolge de Wegenwet bij het waterschap berust en ter bescherming van de onder artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994 genoemde belangen;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Wegenverordening Waterschap Rivierenland 2011

 

Hoofdstuk 1: Algemene Bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • a.

    Beheer: de verantwoordelijkheid voor de instandhouding en bruikbaarheid van de weg en voor het door het waterstaatswerk vervullen van zijn functie of functies van algemeen nut.

  • b.

    Beplanting: hout-, struik-, veld- en tuingewassen.

  • c.

    Bestuur: het dagelijks bestuur van Waterschap Rivierenland.

  • d.

    Grens van een weg: grens van wat tot de weg wordt gerekend. Waar geen duidelijke grens kan worden aangegeven, is - voor de toepassing van deze verordening - de kadastrale eigendomsgrens bepalend. Voor de toepassing van de artikelen 2.1 en 2.2 wordt de grens van een weg in elk geval geacht te liggen op tenminste de zonering zoals op de tekening bijlage 1 is aangegeven.

  • e.

    Kunstwerken: bouwkundige constructies die deel uitmaken van het weglichaam zoals bruggen, tunnels, viaducten, sluizen, duikers en andere dergelijke voorzieningen.

  • f.

    Rijbaan: Het aaneengesloten deel van een verharde weg dat ervoor bestemd is om door voertuigen te worden bereden. Fietspaden, molenkaden en onverharde paden vallen dus niet onder de definitie van rijbaan en worden aangeduid met ‘paden'.

  • g.

    Waterschap: Waterschap Rivierenland.

  • h.

    Weg(en):

    1. de rijbanen, paden, trottoirs en alles wat naar de aard van de weg daartoe behoort o.a. middenbermen, tussenbermen en buitenbermen, picknickplaatsen, parkeerhavens en parkeerplaatsen, halteplaatsen voor het openbaar vervoer, parkeerstroken, vluchtstroken en andere zij- en tussenstroken, glooiingen, grondkeringen en bermsloten;

    2. de zich daaronder, daarin, daarop en daarboven bevindende werken zoals kunstwerken, leidingen, beplanting, bebakening, markering, wegverlichting en alle andere op enigerlei wijze met de weg verbonden voorzieningen.

  • i.

    Werk(en): een werk of werken waarmee op enigerlei wijze de inrichting van de weg wordt veranderd of de verharding van de weg wordt opengebroken, in een weg wordt gegraven of gespit, de aard of breedte van de verharding wordt veranderd of anderszins wijzigingen worden aangebracht op, aan, in, onder of boven de weg alsmede het resultaat hiervan.

Artikel 1.2 Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is uitsluitend van toepassing op:

    • a.

      bij het waterschap in beheer zijnde wegen;

    • b.

      situaties buiten de grens van deze wegen, indien het doelmatig en veilig gebruik van die wegen in het geding is.

  • 2.

    Het bepaalde in deze verordening is niet van toepassing voor zover hogere regelgeving van toepassing is.

Hoofdstuk 2: verboden

Artikel 2.1 Absolute verboden

Het is verboden om:

  • a.

    het voor het verkeer noodzakelijke uitzicht op of bij de weg te belemmeren;

  • b.

    de veiligheid of de doorstroming van het verkeer op de weg in gevaar te brengen;

  • c.

    boven de rijbanen en paden uitstekende takken te hebben op een geringere hoogte dan 4,20 m respectievelijk 3 m.

Artikel 2.2  Relatieve verboden

Zonder vergunning van het bestuur is het verboden om:

  • a.

    een weg te gebruiken in strijd met het doel daarvan;

  • b.

    veranderingen aan de weg aan te brengen;

  • c.

    enig werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in, of onder de weg.

Hoofdstuk 3

Artikel 3.1 Vergunning en algemene regels

  • 1.

    Het bestuur kan van de verbodsbepalingen in artikel 2.2 vergunning verlenen.

  • 2.

    Aan de vergunning kan het bestuur voorschriften of beperkingen verbinden ter bescherming van de belangen die deze verordening beschermt. Degene aan wie de vergunning is verleend, is verplicht de voorschriften of beperkingen na te leven.

  • 3.

    Het bestuur kan voor het verrichten van handelingen als bedoeld in artikel 2.2 algemene regels geven welke kunnen inhouden een vrijstelling van de vergunningplicht. Hierbij kan de verplichting worden opgelegd deze handelingen te melden en daarvan opgave te doen aan het bestuur.

  • 4.

    Vergunningsaanvragen en meldingen worden ingediend met behulp van een door het bestuur vastgesteld formulier.

  • 5.

    Geen vergunning krachtens artikel 2.2 is vereist voor handelingen die plaats hebben door of in opdracht van het bestuur ten behoeve van het aan het waterschap op grond van artikel 2 Waterschapswet opgedragen beheer.

  • 6.

    Een vergunning kan door het bestuur worden gewijzigd of ingetrokken als:

    • a.

      dit in het belang van het gebruik van de wegen, dan wel ter bescherming van de wegen of kunstwerken nodig is;

    • b.

      de aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen niet of niet behoorlijk worden nageleefd;

    • c.

      een verandering in omstandigheden of inzichten dit rechtvaardigt;

    • d.

      de vergunning is verleend tengevolge van het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens;

    • e.

      de houder van de vergunning hierom verzoekt

  • 7.

    Een vergunning kan onder beperkingen worden verleend. Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 8.

    Een vergunning of ontheffing kan worden verleend onder de beperking dat daarvan binnen een daarbij te stellen termijn gebruik moet zijn gemaakt om te voorkomen dat de vergunning van rechtswege vervalt.

Hoofdstuk 4: Strafbepalingen

Artikel 4.1 Toezicht en handhaving

Behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde ambtenaren zijn met de zorg voor de naleving van het gestelde in deze verordening belast de door het bestuur aangewezen ambtenaren.

Artikel 4.2 Strafbepaling

Handelen in strijd met de in deze verordening opgenomen bepalingen en de daarop gebaseerde regelgeving wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie, zoals bedoeld in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht.

Hoofdstuk 5: Overgangs- en slotbepaling

Artikel 5.1 Overgangsbepaling

  • 1.

    Ontheffingen die zijn verleend voor de inwerkingtreding van deze verordening blijven van kracht en worden gelijkgesteld met een vergunning die op basis van deze verordening is verleend.

  • 2.

    Voor al hetgeen vóór de inwerkingtreding van deze verordening rechtmatig tot stand is gebracht, wordt geacht vergunning ingevolge deze verordening te zijn verleend.

Artikel 5.2 Slotbepaling

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2011.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Wegenverordening Waterschap Rivierenland 2011.

  • 3.

    Met ingang van de dag van inwerkingtreding van deze verordening zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel, vervalt de Wegenverordening voor Waterschap Rivierenland, zoals vastgesteld bij besluit van het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland van 3 januari 2005.

Toelichting behorende bij de Wegenverordening Waterschap Rivierenland 2011

Algemene toelichting

Naast wettelijke regelingen die van toepassing zijn mag Waterschap Rivierenland regels stellen voor zijn wegen. Een verordening strekt daartoe. Waterschap Rivierenland heeft dit gedaan in de Wegenverordening Waterschap Rivierenland 2011 (verder te noemen Wegenverordening). De bevoegdheid tot het vaststellen van een dergelijke verordening ontlenen de waterschappen aan de artikelen 56, eerste lid, juncto artikel 78, eerste lid, van de Waterschapswet. Met de Wegenverordening Waterschap Rivierenland 2011 vervalt de voorgaande Wegenverordening die is vastgesteld op 1 maart 2005. Die verordening was vrij gedetailleerd en kende geen algemene regels. Met de nieuwe wegenverordening is beoogd te komen tot minder regels in een leesbaar document. Zowel voor het bestuur als voor de burger levert dit voordeel op. Centraal uitgangspunt blijft daarbij het garanderen van de instandhouding, bruikbaarheid en veiligheid van de waterschapswegen door middel van een vergunningenstelsel en algemene regels. Minder regels is vertaald in het werken met meer algemene regels in plaats van vergunningen. Uiteraard daar waar dat mogelijk is en voor zover de betrokken belangen zich daartegen niet verzetten. De wegenverordening kent het begrip vergunningen hetgeen afwijkt van de gebruikte terminologie in de voorgaande wegenverordening. Daar werd gesproken over ontheffingen. Dit heeft te maken met het regulerende karakter dat de vergunning vooral tot doel heeft. Bovendien wordt hiermee aangesloten op de terminologie in gebruikelijke wegenverordeningen van enkele provincies en het model van de Unie van Waterschappen.

De algemene regels moeten gezien worden als een nadere invulling van de regels in deze verordening. Om de administratieve lasten te verminderen is het uitgangspunt om in de toekomst voor zoveel mogelijk situaties algemene regels op te stellen. Voor het vergunningenstelsel wordt alleen gekozen indien het niet mogelijk is om (begrijpelijke) standaardregels op te stellen. 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.1  Begripsbepalingen

Sub a: Beheer

Beheer(der): Voor invulling van de term ‘beheer' wordt aangesloten bij de Memorie van Toelichting van de Wet Herverdeling Wegenbeheer (paragraaf l). Op de beheerder rust de verantwoordelijkheid voor de instandhouding van een weg en de plicht er zorg voor te dragen, dat de weg zijn functie(s) van algemeen nut vervult. Enerzijds moet de beheerder ervoor zorgen, dat de weg wordt beschermd tegen bedreigingen van de instandhouding en de functievervulling. Vanuit deze verantwoordelijkheid komt de beheerder tot het tot stand brengen van een verordening waarin bepaalde handelingen op of in de nabijheid van de weg worden verboden of aan een vergunning worden onderworpen. Anderzijds dient de beheerder er zorg voor te dragen, dat door onderhoud, gladheidbestrijding en dergelijke de weg zijn functie(s) kan blijven vervullen. Daarmee rust de verantwoordelijkheid voor het onderhoud bij de beheerder.

Sub g: Begrip weg

Weg(en): In deze verordening kan niet worden volstaan met een omschrijving van de ‘weg' als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994 of de Wegenwet. Deze wetten hebben ieder hun eigen belang en hebben daarop de definitie van het begrip ‘weg' afgestemd. Deze verordening heeft beide wetten als basis. Daarom is de definitie van het begrip ‘weg' op beiden afgestemd. Wat tot de ‘weg' behoort wordt vaak in de praktijk (jurisprudentie) bepaald. Daarom is in de definitie van het begrip ‘weg' de volgende bepaling opgenomen: ‘alles wat naar de aard van de weg daartoe behoort'. Deze bepaling biedt de ruimte om in de praktijk te bepalen wat onder het begrip ‘weg' valt.

Artikel 1.2 Reikwijdte

Lid 1

Sub a:  Wegen in beheer van het waterschap

Deze bepaling stelt, dat de Wegenverordening van toepassing is op wegen die in beheer zijn bij Waterschap Rivierenland. Het begrip ‘beheer' is beslissend voor de vraag of de Wegenverordening van toepassing is, niet het eigendom. Voor invulling van de term beheer zie artikel 1.1 sub a.

Daarnaast heeft de verordening alleen betrekking op situaties ter bescherming en instandhouding van de wegen waarvan het onderhoud ingevolge de Wegenwet en het reglement voor Waterschap Rivierenland bij het waterschap berust en ter bescherming van de onder artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994 genoemde belangen.

Sub b: Gronden buiten de grens van de weg

Deze bepaling biedt de mogelijkheid om ook tegen het gebruik van gronden buiten het weggebied op te treden Wij kunnen buiten het weggebied alleen optreden als dat in het belang is van de bruikbaarheid en instandhouding van de weg en de veiligheid van de weggebruikers. Voorbeelden zijn: uitzicht, het graven onder een bepaalde helling, hinderlijke verlichting, het stoken van snoeihout, reclamezuilen en dergelijke.

Lid 2: Hogere regelgeving gaat voor

Deze bepaling draagt er zorg voor dat er geen strijdigheid ontstaat met hogere regelgeving. Als hogere regelgeving van toepassing is maar het onderwerp niet volledig regelt, is de Wegenverordening aanvullend van toepassing. Onder deze bepaling valt o.a. de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in artikel 7 van de Grondwet.

Hoofdstuk 2: Verboden

Artikel 2.1 Absolute verboden

Algemeen

Dit artikel bestaat uit drie absolute verboden. Dat betekent dat er voor deze verboden nooit een vergunning wordt verleend. Doel van deze verboden is de instandhouding, bruikbaarheid en veiligheid van de weg te waarborgen.

Sub a: Verbod om het uitzicht voor het verkeer te belemmeren

Deze bepaling ziet onder andere op situaties waar zich voorwerpen, werken of beplantingen langs of boven de weg bevinden die het noodzakelijke uitzicht voor het verkeer belemmeren. Voorbeelden zijn het plaatsen van een reclamezuil langs de weg, of het plaatsen van verkiezingsborden op een zodanige manier dat het noodzakelijke uitzicht voor het verkeer wordt belemmerd.

Sub b: Verbod om veiligheid en doorstroming van het verkeer in gevaar te brengen

Deze bepaling ziet onder andere op situaties waar voorwerpen of stoffen op de weg worden geplaatst/gebracht of vloeistoffen te doen of te laten aflopen waardoor de veiligheid en/of de doorstroming van het verkeer in gevaar komt. Voorbeelden zijn een hek of raam dat over de weg opendraait of modder van landbouwvoertuigen die op de weg blijft liggen waardoor de doorstroming en de veiligheid in gevaar komen.

Sub c: Verbod om boven de rijbanen en paden uitstekende takken te hebben

Deze bepaling ziet op situaties waar beplanting langs of boven de weg het noodzakelijke uitzicht voor het verkeer belemmeren of schade kan veroorzaken. Eigenaren van beplanting hebben een onderhoudsplicht. Eén keer per jaar wordt tijdens de wegenschouw hierop extra gecontroleerd. Dit houdt onder andere in dat:

  • 1. in slechte staat verkerende delen van de beplanting, die op de weg kunnen vallen, onmiddellijk moeten worden verwijderd;

  • 2. op de weg gevallen beplanting onmiddellijk moet worden verwijderd;

  • 3. onderhoud van beplanting zodanig moet plaatsvinden dat er in het profiel van vrije ruimte (zie tekening bijlage 1) geen overhangende beplanting aanwezig is. Dit houdt in dat boven de rijbanen en paden geen uitstekende takken mogen hangen op een geringere hoogte dan 4,20 m respectievelijk 3 m.

Artikel 2.2 Relatieve verboden

Algemeen

Dit artikel bestaat uit drie relatieve verboden. Voor deze verboden kan een vergunning verleend worden of het bestuur kan algemene regels opstellen.

Sub a: Verbod om weg te gebruiken in strijd met doel ervan

In deze bepaling is het verbod opgenomen om de weg te gebruiken in strijd met het doel ervan. Primair is de weg bedoeld om de noodzakelijke mobiliteit voor de samenleving mogelijk te maken. Echter naast dit verkeersdoel is er in de samenleving behoefte om de weg voor andere doeleinden te gebruiken. Een voorbeeld hiervan zijn evenementen.

Sub b: Verbod om veranderingen aan de weg aan te brengen

In deze bepaling is het verbod opgenomen om veranderingen aan de weg aan te brengen. Er mag dus niets veranderd worden aan de rijbanen, paden, trottoirs, bermen, stroken en parkeerplaatsen etc. (zie artikel 1.1 sub h onder 1). Er mag ook niks veranderd worden aan alles wat zich op en onder de weg bevindt (zie artikel 1.1 sub h onder 2). Deze bepaling ziet onder andere op het maken, hebben of wijzigen van een uitweg of het graven ,spitten of op andere wijze aantasten van de weg. Voorbeeld is het maken van een uitweg van een huis of bedrijf naar een weg.

Sub c: Verbod om enig werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in of onder de weg

In deze bepaling is het verbod opgenomen om enig werk aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in of onder de weg. Het begrip ‘werk' is uitgewerkt in artikel 1.1 onder sub i. Deze bepaling ziet onder andere op het leggen van kabels en leidingen en het plaatsen, aanbrengen van of hebben van kramen, tenten, kiosken en reclamezuilen.

Nadere uitwerking relatieve verboden (artikel 2.2)

Welke situaties vallen onder dit verbod?

Alle situaties waarin de weg wordt gebruikt in strijd met het doel ervan, de weg wordt veranderd, of wanneer er enig werk wordt aangebracht, gehouden, veranderd verwijderd op, in, boven, of onder de weg.

Voor deze verboden bestaat de mogelijkheid een vergunning aan te vragen. De meeste vergunningen worden aangevraagd voor het maken van een uitweg, plaatsen borden (met constructie) en erfafscheidingen of het leggen van kabels en leidingen. De volgende onderwerpen worden hieronder nader uitgewerkt:

1. Uitrit

2. Borden

3. Kabels en leidingen

4. Parkeren vrachtauto's

5. Planten van bomen.

Er zijn echter nog veel meer situaties die onder deze bepaling vallen, zoals het houden van evenementen, het aanbrengen van of hebben van kramen, tenten en kiosken. Voor sommige onderwerpen is geen nadere uitwerking verricht. Soms is er een algemene regel of zijn er onderliggende beleidsnota's. In de andere gevallen wordt getoetst aan het kader van de Wegenverordening en de belangen die de Wegenverordening beschermt.

1. Uitrit

Het is verboden om zonder vergunning op grond van artikel 2.2. onder b om een uitrit aan te leggen of te wijzigen. Bij gebiedsontsluitingswegen (80 km/u wegen) is het uitgangspunt dat er geen uitrit constructies worden toegestaan. Ze verstoren het beeld en de functie van de weg en zijn daarom verkeersonveilig. Alleen als er geen andere mogelijkheid is om op een andere weg aan te sluiten en het is de eerste uitrit wordt een vergunning verleend. Bij erftoegangswegen (60 km/u wegen) is het uitgangspunt dat in principe één uitrit wordt toegestaan. Als de uitrit voldoet aan de algemene regels is een melding voldoende. In andere gevallen kan een vergunning worden verleend.

2. Borden en andere uitingen

Het is verboden om zonder vergunning op grond van artikel 2.2. onder c borden te plaatsen op de weg. Uitgangspunt is dat geen borden op de weg geplaatst mogen worden. Voor onderstaande borden of uitingen kan vrijstelling worden verleend door een algemene regel.

1.         toeristische en motto- en projectborden (een definitie is opgenomen in de algemene regel);

2.         borden bij evenementen (een definitie is opgenomen in de algemene regel);

            Daarnaast kan voor de volgende borden vergunning worden verleend:

3.         reclameborden of andere uitingen van reclame;

Het plaatsen van verkeersborden valt niet onder de Wegenverordening. Onder verkeersborden vallen de borden als bedoeld in artikel 4 van het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer (verder te noemen BABW).

Ad. 3: Reclameborden of andere uitingen van reclame

Uitgangspunt is dat reclame veelal geen direct functionele betekenis voor de weggebruiker heeft. De toepassing of de wenselijkheid ervan in de directe omgeving van de weg moet zorgvuldig worden afgewogen, aangezien reclame een afleidende werking kan hebben. Daarnaast wil het waterschap als wegbeheerder de weg overzichtelijk houden. Aanvragen worden getoetst aan de Wegenverordening.

3. Kabels en leidingen

Het is verboden om zonder vergunning op grond van artikel 2.2 onder c kabels en leidingen aan te brengen, te houden, te veranderen of te verwijderen boven, op, in of onder de weg. Het betreft onder meer kabels en leidingen voor telecommunicatie, elektriciteitskabels, gasleidingen, waterleidingen en rioleringen. Van dit verbod kan vrijstelling worden verleend door algemene regels (acceptatie van de melding) of door een vergunning. Als het werk niet volgens de algemene regels verricht kan worden moet een vergunning worden aangevraagd. Een uitzondering geldt voor werkzaamheden in verband met storingen en andere voorvallen die direct ingrijpen noodzakelijk maken. Deze werkzaamheden moeten via e-mail (ingravingen@wsrl.nl) worden gemeld en mogen starten zonder dat de melding schriftelijk wordt geaccepteerd.

4. Parkeren vrachtauto's

In het gebied Alblasserwaard-Vijfheerenlanden zijn altijd al veel bedrijven voor transport en logistiek geweest. Dit is dan ook een sector van groot economisch belang. Echter, om alle bedrijven in de regio te kunnen huisvesten, is veel ruimte nodig. Ruimte die gedeeld moet worden met landelijke gebieden, kleine kernen en infrastructuur. Het is dan ook belangrijk om op efficiënte wijze met de beschikbare ruimte om te gaan. Veel van deze bedrijven zijn verspreid over de regio en zijn veelal op locaties gevestigd die vanuit de huidige beleidsopvattingen minder gewenst zijn in het Groene Hart. Voor de gemeenten en de bewoners van het gebied vormt dit in toenemende mate een probleem. Hierdoor wordt het ook voor de bedrijven zelf steeds moeilijker om hun huidige bedrijfsvoering voort te kunnen zetten, laat staan uit te breiden. Op initiatief van zeven gemeenten is een vennootschap opgericht, waarin acht partijen samenwerken. De vennootschap de regionale ontwikkelingsmaatschappij ROM-S. ROM-S zet zich in voor kwaliteitsverbetering binnen de regio, op het gebied van transport en logistiek. Naast aanleg van diverse parkeerlocaties in de regio, hebben de gemeenten in de regio besloten een nieuw transport en logistiek centrum te ontwikkelen. Dit terrein biedt de logistieke sector in de regio nieuwe kansen. Dit transport logistiek centrum komt bij Schelluinen-west. Gelet op deze ontwikkelingen is in de APV van de gemeenten opgenomen dat het verboden is om binnen en buiten de bebouwde kom vrachtwagens te parkeren. Waterschap Rivierenland houdt bij zijn vergunningenbeleid rekening met deze regionale ontwikkelingen en staat niet toe dat er in de wegberm door vrachtwagens wordt geparkeerd, of voorzieningen hiervoor worden aangebracht.

5. Planten van bomen

In 2004 is de Beheervisie Houtachtige Vegetaties vastgesteld. Het gaat om een visie op het beheer van beplantingen in het gebied Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. De beheervisie geeft gebiedsdekkend richtlijnen en handvatten voor aanleg, onderhoud en beheer van houtachtige beplantingen langs wegen en op waterkeringen in het gebied Alblasserwaard en Vijfheerenlanden. Het plan dient als beleidsstuk en als toetsingskader voor de op te stellen beheerplannen. Het plan heeft een looptijd van 10 jaar en behelst de periode 2004-2014. Vergunningaanvragen worden getoetst aan deze beheervisie.

Hoofdstuk 3: Vergunning en algemene regels

Artikel 3.1 Vergunning en algemene regels

Lid 1: Vergunning voor verboden van artikel 2.2

Dit artikel regelt de mogelijkheid voor het bestuur om een vergunning te verlenen voor de relatieve verbodsbepalingen opgenomen in artikel 2.2. Een vergunning wordt verleend op aanvraag. Een vergunning is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De Algemene wet bestuursrecht is op de vergunningenprocedure van toepassing.

Lid 2: Voorschriften of beperkingen vergunning

In de vergunning kunnen voorschriften of beperkingen worden opgenomen. Degene aan wie de vergunning is verleend, dient deze voorschriften en beperkingen na te leven. De voorschriften of beperkingen worden gesteld ter bescherming van de belangen die deze verordening beschermt.

Lid 3 en 4: Algemene regels

Deze bepaling biedt de mogelijkheid voor het algemeen bestuur om algemene regels op  te stellen eventueel met een meldingensysteem. Vergunningaanvragen moeten met een door het bestuur vastgesteld formulier worden ingediend. Bij de relatieve verboden (artikel 2.2) zijn de algemene regels een vervanging van de vergunning, zoals opgenomen in artikel 3.1 lid 1. Als voldaan wordt aan de algemene regels is er geen vergunning nodig. Er moet wel een melding worden gedaan. Indien aan de algemene regels wordt voldaan, wordt de melding schriftelijk geaccepteerd. Na acceptatie van de melding kan men starten met de betreffende werkzaamheden/handelingen.

Lid 5: Uitzondering voor werkzaamheden door of namens het waterschap uitgevoerd

Als een waterschap net als een inwoner of een bedrijf iets wil waarop de wegenverordening van toepassing is, moet het waterschap voor zichzelf een vergunning aanvragen (bijvoorbeeld voor het maken van een uitweg op de openbare weg bij een zuivering of gemaal). De in de wegenverordening vermelde verboden zijn echter niet van toepassing op handelingen, werken, werkzaamheden en gedragingen die het waterschap als wegbeheerder doet ten behoeve van de bescherming en instandhouding van de wegen. Dan treedt het waterschap als beheerder op.

Lid 6 en 7: Intrekken en wijzigen vergunning

In deze bepalingen zijn de gronden genoemd waarin een vergunning ingetrokken of gewijzigd kan worden. Het intrekken of wijzigen van de vergunning is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 4: Strafbepalingen

Artikel 4.1 Toezicht en handhaving

Naast de ambtenaren genoemd in artikel 141 Wetboek van Strafvordering, meestal de politie, die de verordening kunnen handhaven, kan het bestuur ook nog zelf ambtenaren (laten) aanwijzen die de verordening kunnen handhaven. Dit kunnen buitengewone opsporingsambtenaren (verder te noemen BOA's) zijn in de zin van artikel 142 Wetboek van Strafvordering of toezichthouders in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.  

BOA's in de zin van artikel 142 Wetboek van Strafvordering

Het bestuur kan op basis van het Wetboek van Strafvordering ambtenaren laten aanwijzen als buitengewoon opsporingsambtenaar. Artikel 142 bepaalt: ‘Met de opsporing van strafbare feiten zijn als buitengewoon opsporingsambtenaar belast de personen die bij bijzonderde wetten met de opsporing van de daarin bedoelde strafbare feiten worden belast, of die bij verordening zijn belast met het toezicht op naleving daarvan, een en ander voor zover het die feiten betreft en de personen zijn beëdigd. In het besluit Buitengewoon opsporingsambtenaar zijn nadere regels gegeven over onder meer de aanwijzing, de instructie en de eisen waaraan BOA's moeten voldoen.'.

De door het bestuur zelf aangewezen ambtenaren op grond van de Algemene wet bestuursrecht

Artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt, dat een toezichthouder bij of krachtens de wet als toezichthouder moet worden aangewezen. De toezichthouder heeft de beschikking over bevoegdheden als genoemd in hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht, voorzover een dergelijke bevoegdheid niet bij wet is uitgezonderd. De toezichthouder werkt onder verantwoording van het bestuursorgaan. De toezichthouder maakt overtredingen ongedaan langs de bestuurlijke weg; via een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang.

Hoofdstuk 5: Overgangs- en slotbepaling

Artikel 5.1 Overgangsbepaling

Het eerste lid van dit artikel beoogt werken die vóór inwerkingtreding van de Wegenverordening met vergunning zijn aangebracht en ook ingevolge de geldende Wegenverordening vergunningplichtig zijn de status te geven van werken die met een vergunning ingevolge de Wegenverordening zijn aangebracht.

Ingevolge het tweede lid worden werken, die vóór inwerkingtreding van de Wegenverordening zonder vergunning legaal konden worden aangelegd en ingevolge de geldende Wegenverordening vergunningplichtig zijn, aangemerkt als met vergunning ingevolge de geldende Wegenverordening aangebracht.

Artikel 5.2 Slotbepaling

In deze bepaling wordt de intrekking van de oude Wegenverordening, de inwerkingtreding van de nieuwe Wegenverordening en de aanhaaltitel geregeld.