Organisatie | Waterschap Amstel, Gooi en Vecht |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Beleidsregels voor de berekening van de vervuilingswaarde van vanuit IBA–systemen geloosd afvalwater van huishoudelijke aard |
Citeertitel | Beleidsregels voor de berekening van de vervuilingswaarde van vanuit IBA–systemen geloosd afvalwater van huishoudelijke aard |
Vastgesteld door | gemandateerde functionaris |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | financiën – belastingen |
Datum ondertekening: 7-12-2009
Bron bekendmaking: Weekmedia, 16-12-2009
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-12-2009 | 31-12-2016 | nieuwe regeling | 07-12-2009 Weekmedia, 16-12-2009 | AH 09/05 |
DE AMBTENAAR BELAST MET DE HEFFING VAN HET HOOGHEEMRAADSCHAP AMSTEL, GOOI EN VECHT
Beleidsregels voor de berekening van de vervuilingswaarde van vanuit IBA–systemen geloosd afvalwater van huishoudelijke aard.
gelet op artikel 7.5 lid 5, van de Waterwet en de artikelen 18, 19 en 24 van de Verordening verontreinigingsheffing Amstel, Gooi en Vecht 2010
vast te stellen de volgende beleidsregels voor toepassing van het forfait voor kleine bedrijfsruimten bij IBA–systemen.
Artikel 3 Bepaling vervuilingswaarde
De berekeningsmethode als vermeld in lid 2 en 3 is van overeenkomstige toepassing, indien op een IBA–systeem één bedrijfsruimte is aangesloten van waaruit uitsluitend huishoudelijk afvalwater wordt afgevoerd. Ditzelfde geldt voor een IBA–systeem, waarop naast een bedrijfsruimte, ook één of meer woonruimten zijn aangesloten.
Bij dit besluit zijn fiscale beleidsregels vastgesteld voor toepassing van het zogenaamde bedrijfsruimteforfait bij het afvoeren van stoffen vanuit een IBA–systeem (zuiveringtechnisch werk). Om onder de werkingssfeer van deze beleidsregels te vallen, dient aan enkele voorwaarden te zijn voldaan:
Certificering Deze beleidsregels gaan uit van de certificering en klassenindeling op grond van de beoordelingsrichtlijn K10002 van het Kiwa. Dit biedt, tezamen met de vereisten die aan het onderhoud van IBA–systemen kunnen worden gesteld, een zekere garantie voor het te behalen zuiveringsrendement. Uitsluitend IBA–systemen die zijn ingedeeld in de klassen II en III komen in aanmerking voor de toepassing van het bedrijfsruimteforfait. Systemen van klasse I kennen hiervoor immers een te laag zuiveringsrendement. Indien de heffingplichtige van mening is dat niettemin een aanslag van één vervuilingseenheid zou moeten worden opgelegd, dient hij dit aannemelijk te maken door middel van meting, bemonstering en analyse. Ditzelfde geldt voor systemen die niet grond van de genoemde beoordelingsrichtlijn zijn gecertificeerd.
Afvalwater van huishoudelijke aard IBA–systemen zijn in beginsel ontworpen voor de behandeling van water van huishoudelijke aard. Dat wil zeggen afvalwater afkomstig van woonruimten en afvalwater van bedrijfsruimten met een vergelijkbare samenstelling. De certificering en klassenindeling van de IBA–systemen door het Kiwa zijn gebaseerd op dit afvalwater. Over het zuiveringsrendement van IBA–systemen bij zuivering van afvalwater van andere dan huishoudelijke aard is nog weinig bekend. In dergelijke gevallen zal de belastingplichtige door middel van meting, bemonstering en analyse de toepasbaarheid van het forfait aannemelijk moeten maken.
Beheer In de gevallen waarin AGV of AGV samen met een gemeente beheerder is van het IBA–systeem, wordt de achterliggende vervuiler in de zuiveringsheffing betrokken, dat wil zeggen de aangesloten woon– of bedrijfsruimte. Deze beleidsregels zijn in dat geval niet van toepassing. De achterliggende vervuiler wordt door het waterschap belast op grond van artikel 122g van de Waterschapswet (meting, bemonstering en analyse) of ontvangt een aanslag van drie vervuilingseenheden of één vervuilingseenheid op grond van het woonruimteforfait van artikel 122h, lid 1 van de Waterschapswet. In alle andere gevallen zijn deze beleidsregels wel van toepassing. Het betreft hier gevallen waarin ofwel de gemeente ofwel de achterliggende vervuiler(s) het IBA– systeem beheer (beheren). Het beheer van een IBA–systeem kan samenvallen met degene die het IBA–systeem gefinancierd heeft, maar dat hoeft niet altijd het geval te zijn. Zie hierna ook de toelichting op artikel 1.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen een IBA–systeem waarop één woonruimte is aangesloten en een IBA–systeem waarop meerdere woon– en/of bedrijfsruimten zijn aangesloten (een zogenaamde ‘groeps–IBA’). De lozingen van de eerste categorie worden automatisch onder het forfait van één vervuilingseenheid gebracht, mits vanuit deze woonruimten uitsluitend afvalwater van huishoudelijke aard wordt afgevoerd. Dit is een praktische werkwijze die goed verdedigbaar is, gelet op het zuiveringsrendement van de klasse II en III IBA–systemen.
In geval op één IBA–systeem meer dan één woonruimte of bedrijfsruimte is aangesloten wordt de vervuilingswaarde berekend op grond van de hoeveelheid ingenomen water en het zuiveringsrendement van het betreffende IBA–systeem. Het zuiveringsrendement voor de onderscheiden klassen is vastgesteld op een factor die mede is bepaald op grond van de certificeringseisen van de geldende attesteringsrichtlijn. Overigens kan zich in deze situatie de omstandigheid voordoen dat de berekening resulteert in een vervuilingswaarde van méér dan vijf vervuilingseenheden.Hoewel de beleidsregels hierin strikt genomen niet voorzien – deze zien op toepassing van het kleine bedrijfsruimteforfait van één of drie vervuilingseenheden – kan deze berekening worden aangemerkt als een redelijke schatting op grond waarvan deze lozing in de heffing kan worden betrokken.
In de beoordelingsrichtlijn K10002 is aangegeven dat IBA–systemen in drie hoofdgroepen ingedeeld kunnen worden: klasse I (waaronder de zogenaamde septic tanks van verschillende omvang), klasse II en klasse III (onderverdeeld in IIIa en IIIb). In beginsel komen alleen gecertificeerde systemen in de klassen II en III in aanmerking voor toepassing van de hier opgestelde beleidsregels, omdat ze een zuiveringsrendement van 75% of meer realiseren. Deze hoge zuiveringsrendementen kunnen in de berekening van het aantal vervuilingseenheden leiden tot een uitkomst die binnen het bereik van het kleine bedrijvenforfait bij IBA–systemen valt. De belastingplichtige kan gevraagd worden om aan te tonen dat de IBA volgens de voorschriften van de fabrikant geplaatst is en dat de IBA jaarlijks onderhouden wordt. Onderhoud kan bijvoorbeeld worden aangetoond door het overleggen van een onderhoudscontract.
Uiteraard kunnen ook niet in Nederland gefabriceerde systemen op basis van de eerder genoemde beoordelingsrichtlijn worden gecertificeerd en ingedeeld in de klassen I, II of III.
In de praktijk is de beheerder degene die het zuiveringtechnische proces voert en daarvoor verantwoordelijk is. In de praktijk is dit vaak degene die verantwoordelijk is voor het onderhoud van het IBA–systeem.
Artikel 2 Forfaitaire regeling voor IBA–systemen
Artikel 2 betreft de forfaitaire regeling van lozingen vanuit een IBA–systeem, als bedoeld in artikel 7.3b lid 5 van de Waterwet. De beheerder van het IBA–systeem is heffingplichtig voor de verontreinigingsheffing voor het direct afvoeren van afvalstoffen op oppervlaktewater in beheer bij het waterschap. Daarbij is de ‘beheerder van het IBA–systeem’ een beheerder als bedoeld in artikel 1, onderdeel i. De passage ‘in beheer bij het waterschap’ wil zeggen dat het IBA–systeem binnen het in de statuten van het waterschap vastgelegde taakgebied ligt.
Lid 2 van dit artikel bevat twee forfaits: een forfait van drie vervuilingseenheden en een forfait van één vervuilingseenheid. Indien de beheerder van het IBA–systeem aannemelijk maakt dat de vervuilings-waarde van het effluent minder dan vijf vervuilingseenheden bedraagt, wordt de vervuilingswaarde op drie vervuilingseenheden gesteld (forfait van drie vervuilingseenheden). Indien de beheerder van het IBA–systeem aannemelijk maakt dat de vervuilingswaarde van het effluent minder dan één vervuilingseenheid bedraagt, wordt de vervuilingswaarde op één vervuilingseenheid gesteld (forfait van één vervuilingseenheid).
Artikel 3 Bepaling van de vervuilingswaarde
In dit artikellid is het algemene uitgangspunt voor het bepalen van de vervuilingswaarde van de lozing vanuit een IBA–systeem opgenomen: het totale waterverbruik van de op het IBA–systeem aangesloten woon– en bedrijfsruimten en het zuiveringsrendement van het betreffende IBA–systeem. De vervuilingswaarde wordt uitgedrukt in vervuilingseenheden.
Ten aanzien van huishoudelijk afvalwater dat wordt afgevoerd vanuit meer dan één woonruimte (lid 2), danwel huishoudelijk afvalwater dat wordt afgevoerd vanuit een bedrijfsruimte, al dan niet in combinatie met één of meer woonruimten (lid 4) geldt dat de vervuilingswaarde door middel van een formule kan worden berekend. Vervolgens kan de vervuilingswaarde worden vastgesteld op de wijze die in artikel 2 is omschreven. Indien de berekeningen tot een hogere uitkomst leiden dan vijf vervuilingseenheden is het forfait voor kleine bedrijfsruimten niet (meer) van toepassing. Zie in dit verband ook het algemene deel van de toelichting over de grenzen aan de beleidsregels.
In geval meerdere percelen op een IBA–systeem zijn aangesloten wordt uitgegaan van het totale waterverbruik van de aangesloten woon– en of bedrijfsruimten. Op grond van beleidsregels ten aanzien van de aanwijzing van de belastingplichtige en naar analogie van artikel 142 van de Waterschapswet kan één van de gebruikers van de woonruimten die op het IBA–systeem zijn aangesloten worden aangeslagen voor het geheel.
De zuiveringsrendementen in dit artikellid zijn berekend aan de hand van de attestering op basis van de Kiwa beoordelingsrichtlijn K10002. Deze is als bijlage bij deze beleidsregels opgenomen.
Lid 5 De genoemde voorwaarden zijn cumulatief. Met andere woorden, de heffingsplichtige dient aan alle voorwaarden te voldoen om in aanmerking te komen voor een vervuilingswaarde van één vervuilingseenheid.