Organisatie | Nijkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de raadscommissies |
Citeertitel | Verordening op de raadscommissies |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Verordening op de raadscommissies 2015.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2015 | 01-04-2015 | intrekking | 26-03-2015 | 2015-017-C | |
05-04-2012 | 01-04-2015 | art. 2, 4, 8, 8a, 8b, 29, toelichting | 16-02-2012 De Stad Nijkerk, 04-04-2012 | 2012-008B | |
26-03-2010 | 05-04-2012 | art. 4 | 25-03-2010 Geen. | 2010-039 | |
30-01-2009 | 26-03-2010 | art. 3, 4, 5, 8, 17, 19, 21, 27 | 29-01-2009 'Geen.' | rvs. 2009-004/2 | |
07-07-2006 | 30-01-2009 | art. 4 | 06-07-2006 'Geen.' | rvs. 2006-064 | |
03-07-2003 | 07-07-2006 | art. 4, 17, 18, 18a, 29, 29a, en toelichting | 03-06-2003 'Geen.' | rvs. 2003-012 | |
04-04-2002 | 03-07-2003 | nieuwe regeling | 28-03-2002 'Onbekend.' | rvs. 2002-040 |
(geconsolideerde versie, geldend vanaf 7 juli 2006)
De raad van de gemeente Nijkerk;
gelezen het voorstel van de werkgroep dualisering d.d. 5 maart 2002;
gelet op artikel 82 van de Gemeentewet en artikel 25, eerste lid, van de Tijdelijke Referendumwet;
besluit vast te stellen de volgende Verordening op de raadscommissies.
Hoofdstuk 2: Instelling, taken en samenstelling
Artikel 2 Instelling raadscommissies
Indien een onderwerp meerdere raadscommissies aangaat, wordt het onderwerp in de afzonderlijke raadscommissies besproken, tenzij de agendacommissie beslist dat een gezamenlijke vergadering van de raadscommissies wordt belegd of de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat, het onderwerp behandelt.
De in het eerste lid onder b. genoemde leden worden door de raad op voordracht van de fracties benoemd. Deze leden dienen tijdens de laatste verkiezingen van de raad geplaatst te zijn op de kandidatenlijst van een fractie. De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van een raadscommissie dat niet tevens lid is van de raad.
Ieder lid van een raadscommissie is tevens plaatsvervangend lid van de andere raadscommissies, voor zover niet tot lid benoemd. Het plaatsvervangend lid heeft zitting in een raadscommissie bij verhindering of ontstentenis van een lid als bedoeld in het eerste lid. Het bepaalde in het eerste lid onder b. is onverkort van toepassing.
Een lid van een raadscommissie dat niet tevens lid is van de raad, ondertekent een schriftelijke verklaring met de volgende inhoud:
"Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de raadscommissie benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de raadscommissie naar eer en geweten zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!" (“Dat verklaar en beloof ik!")
Hoofdstuk 3: Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen
Bij aanvang van de vergadering stelt de raadscommissie de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de raadscommissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren. Een lid dat een voorstel wil indienen om een onderwerp toe te voegen aan de agenda doet hiervan, spoedeisende gevallen uitgezonderd, uiterlijk 24 uur voor aanvang van de vergadering, mededeling aan de voorzitter.
Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken
Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. De voorzitter maakt van de terinzagelegging melding in de openbare kennisgeving, bedoeld in artikel 14. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.
Artikel 14 Openbare kennisgeving
De vergadering wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep door aankondiging in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huis bladen of in het gemeentelijk informatieblad, op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en zo mogelijk door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.
Paragraaf 2 Orde der vergadering
Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de commissiegriffier door ondertekening vastgesteld.
Artikel 16 Opening vergadering; quorum
Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen.
De voorzitter of een lid kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.
Artikel 24 Handhaving orde; schorsing
Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
De voorzitter kan een raadscommissie voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
Hoofdstuk 5: Besloten vergadering
Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.
Het bepaalde in artikel 18a is van overeenkomstige toepassing op een besloten vergadering, met dien verstande dat openbaarmaking achterwege blijft voor zover het aangelegenheden betreft ten aanzien waarvan op grond van artikel 86 Gemeentewet geheimhouding is opgelegd of ten aanzien waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raadscommissie overeenkomstig artikel 86, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raadscommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen.
Artikel 31 Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de raadscommissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.
Toelichting op de verordening op de raadscommissies
In de Gemeentewet zoals gewijzigd door de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur wordt een nieuw commissiestelsel geïntroduceerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen raadscommissies, bestuurscommissies en andere commissies (resp. artikel 82, 83 en 84 Gemeentewet). Raadscommissies bereiden de besluitvorming in de raad voor en voeren overleg met het college en de burgemeester. Bestuurscommissies zijn commissies waaraan bevoegdheden van de raad, het college of de burgemeester worden overgedragen. Andere commissies kunnen alle mogelijke denkbare taken hebben. Er kan gedacht worden aan adviescommissies, ad hoc commissies en wijkraden.
De bepalingen met betrekking tot het nieuwe commissiestelsel treden op 7 maart 2002 in werking. Het commissiestelsel en daarmee de verordeningen op de commissies zullen aan de Wet dualisering gemeentebestuur aangepast moeten worden. Wel is er een overgangsbepaling opgenomen ten aanzien van bestuurscommissies. De raadscommissies “oude stijl” (of: vaste commissies van advies en bijstand aan het college) mogen tot 13 maart 2002 blijven functioneren. Dit is namelijk de laatste zittingsdag van de “oude” raad na de verkiezingen. Vanaf 14 maart zullen de raadscommissies die de raad instelt aan de voorschriften van de Wet dualisering gemeentebestuur moeten voldoen. Wel kan de raad vanwege de tijd die gemoeid is met de voorbereiding van de instelling van raadscommissies en de gedachtevorming hierover, er voor kiezen om tijdelijk zonder raadscommissies te functioneren.
Op grond van artikel 82, eerste lid, kan de raad zoveel raadscommissies instellen als hij wenselijk acht. De raad regelt de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies en de wijze waarop de leden van een raadscommissie inzage hebben in stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De Gemeentewet zoals deze luidt na inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur verplicht overigens niet tot het instellen van raadscommissies.
Door de VNG is een modelverordening op de raadscommissies voorbereid, als onderdeel van de publicatie van de Vernieuwingsimpuls over het nieuwe commissiestelsel. De modelverordening voorziet in een regeling van de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies. Voor de formulering is aansluiting gezocht bij het modelreglement van orde voor de raadsvergaderingen. Er is rekening gehouden met de wettelijke bepalingen, bijvoorbeeld dat collegeleden geen lid mogen zijn van raadscommissies. Bovendien moet de voorzitter van een raadscommissie een raadslid zijn en zal er sprake moeten zijn van een evenwichtige vertegenwoordiging van de fracties in de raadscommissies.
De werkgroep dualisering, ingesteld door de gemeenteraad van Nijkerk, heeft advies uitgebracht over het instellen van raadscommissies. In deze werkgroep zijn ook de hoofdlijnen van de commissieverordening besproken. De resultaten zijn in de voorliggende verordening verwerkt.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moeten worden herhaald, zijn in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.
Artikel 2 Instelling raadscommissies
In deze modelverordening is gekozen voor drie raadscommissies. Er is gekozen voor samenhangende beleidsvelden, onafhankelijk van de portefeuilleverdeling binnen het college.
Het vijfde en zesde lid zijn coördinatiebepalingen. Als een onderwerp meerdere commissies aangaat, zal de agendacommissie vaststellen in welke raadscommissie(s) het onderwerp besproken zal worden.
In geval van een gezamenlijke vergadering vervult de voorzitter van de commissie die het onderwerp het meest aangaat, de rol van voorzitter. Het spreekt voor zich dat dan ook de commissiegriffier van die commissie de functie van commissiegriffier vervult.
De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester. Voor wat betreft de invulling van de taken van de raadscommissies zijn ruwweg twee modellen te onderscheiden. In het eerste model is een raadscommissie vooral gericht op voorbereiding en informatievoorziening en vindt het politieke debat plaats in de raad, in het tweede vindt het politieke debat plaats in een raadscommissie en geschiedt de besluitvorming door de raad plaats.
De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigen beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.
De raadscommissie bepaalt evenals de raad zijn eigen agenda. Dit betekent dat niet het college maar (de voorzitter van) de raadscommissie bepaalt of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad wordt besproken. Hierover kan ook overleg plaatsvinden in de agendacommissie (bestaande uit de voorzitters van de raadscommissies en de voorzitter van de raad).
De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. In het voorliggende reglement kunnen de fracties dit - binnen ruimte grenzen - naar eigen inzicht invullen.
De leden van een raadscommissie hoeven geen raadslid te zijn. Wel moeten zij op de kandidatenlijst van een fractie hebben gestaan.
Op grond van het tweede lid moeten leden, evenals raadsleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15. Tevens wordt van deze leden verwacht dat zij een verklaring ondertekenen die overeenkomt met de eed c.q. belofte die ingevolge artikel 14 van de Gemeentewet van raadsleden gevraagd wordt.
Voor de plaatsvervangende leden gelden dezelfde eisen als voor het lid van een raadscommissie.
Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 5, eerste lid, dat de raad de voorzitters en hun plaatsvervangers “uit zijn midden” benoemt. In deze bepaling is er voor gekozen om de voorzitters van de raadscommissies door de raad te laten benoemen, gelet op de belangrijke functie die de raadscommissies ten opzichte van de raad vervullen.
De voorzitter (en de plaatsvervangend voorzitter) is lid van de raadscommissie. De voorzitter zal zich echter voornamelijk concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter en zijn tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de raadscommissie. De inbreng van zijn fractie zal door een ander commissielid worden geleverd.
De toegepaste redactie van artikel 4, eerste lid, maakt het ook voor het lid van een éénmansfractie mogelijk om voorzitter van een raadscommissie te worden. In dat geval kan namelijk een andere persoon van de kandidatenlijst van die partij tot commissielid worden benoemd.
Het ligt voor de hand dat de (plaatsvervangend) voorzitters, evenals de leden, van de raadscommissies in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling worden benoemd, aangezien de zittingsperiode van de voorzitters en de leden aan het einde van de zittingsperiode van de raad eindigt (artikel 6, eerste lid). Aangezien het echter niet altijd mogelijk zal zijn om de voorzitters direct na de verkiezingen te benoemen, is er voor gekozen om geen termijn in artikel 5, eerste lid, op te nemen. Hetzelfde geldt overigens voor artikel 4, tweede lid.
Artikel 4 en 5 Maximum omvang commissie
In afwijking van de model-verordening is het aantal leden per fractie niet beperkt tot 2 à 3. In theorie kan dit leiden tot een raadscommissies die evenveel leden heeft als de raad, en met inbegrip van de voorzitter zelfs 26 leden kan tellen.
Ook de oude commissieverordening kende de mogelijkheid van een commissie die even groot is als de raad. In de praktijk is gebleken dat de fracties in staat zijn tot een vorm van ‘wijze zelfbeperking’, met als gevolg een commissieomvang van 12 à 14 leden. Gelet op deze ervaring wordt een nadere regeling niet nodig geacht.
Artikel 6 Zittingsduur en vacatures
De zittingsperiode van de leden, de voorzitters en hun plaatsvervangers is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.
Op grond van het tweede lid eindigt het lidmaatschap van een raadscommissie eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 4, tweede lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet meer vertegenwoordigd is in de raad (zevende lid).
De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 4, eerste lid, recht op een eigen lid.
De (plaatsvervangend) voorzitter van een raadscommissie kan de raad ook zonder voorstel van een fractie ontslaan, bijvoorbeeld indien deze (plaatsvervangend) voorzitter niet meer het vertrouwen van de meerderheid van de raad bezit. Het vijfde en zesde lid voorzien in de situatie van tussentijdse vacature, hetzij door ontslag hetzij door overlijden.
Artikel 7 Griffier en commissiegriffier
Iedere raadscommissie wordt ondersteund door een commissiegriffier. Afhankelijk van de omvang van de griffie is dit een medewerker van de griffie (met inbegrip van de griffier) of een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke organisatie. De medewerker van de griffie kan ook parttime door de raad als commissiegriffier worden benoemd.
Indien de commissiegriffier een medewerker van de griffie is, is de raad de werkgever en benoemt deze de commissiegriffier en regelt zijn vervanging.
Als de commissiegriffier een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke organisatie is, is het college de werkgever en zal de raad in overleg met het college moeten beslissen welke ambtenaar deze functie vervult en wie hem bij zijn afwezigheid of verhindering vervangt.
De facto zal de secretaris bij deze beslissing vaak een rol vervullen.
De commissiegriffier is altijd bij de vergaderingen van de raadscommissie aanwezig. In principe neemt hij geen deel aan de beraadslagingen, zij het dat de raadscommissie op grond van artikel 26 van deze modelverordening altijd de mogelijkheid heeft om anderen aan de beraadslagingen deel te laten nemen. Of de griffier aanwezig is in de vergaderingen van de raadscommissies zal afhangen van de omvang van de griffie en het daarmee samenhangende profiel van de commissiegriffier. Als de commissiegriffier een ambtenaar uit de reguliere organisatie is en voornamelijk administratieve taken vervult, ligt het meer voor de hand dat de griffier ook in de vergaderingen van de raadscommissies aanwezig is.
Het kan ook zijn dat de griffier de taken van de commissiegriffier vervult, maar gelet op de overige taken die de griffier moet vervullen wordt het minder wenselijk geacht dat de griffier voor alle raadscommissies als zodanig optreedt.
Artikel 8 Burgemeester en wethouders
De burgemeester en de wethouders zijn vanaf het moment van inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur geen lid meer van raadscommissies (artikel 82, tweede lid). Hun aanwezigheid is daardoor niet langer vanzelfsprekend, de raadscommissie kan per vergadering beslissen of de aanwezigheid van een collegelid al dan niet gewenst is en of hij aan de beraadslagingen mag deelnemen. Artikel 82, vijfde lid, dat artikel 21, tweede lid, van overeenkomstige toepassing verklaard, is hiervoor de grondslag. Dit geldt zowel voor besloten als voor niet besloten vergaderingen. In openbare vergaderingen kunnen collegeleden uiteraard altijd aanwezig zijn. Deelnemen aan de beraadslagingen kunnen zij echter alleen als de raadscommissie hiermee instemt. In de regel zullen ze veelal wel aanwezig zijn ten behoeve van het voeren van overleg en het uitoefenen van controle door de raadscommissie.
Om te komen tot een praktische regeling is er in deze bepaling voor gekozen om de voorzitter van de raadscommissie een voorlopige beslissing omtrent de aanwezigheid van de burgemeester of een wethouder en de deelname aan de beraadslagingen te laten nemen. Als de raadscommissie het niet met deze voorlopige beslissing van de voorzitter eens is, kan zij bij aanvang van de vergadering anders beslissen. Een expliciete beslissing bij iedere vergadering is niet nodig. Als de raadscommissie niet aangeeft dat de aanwezigheid van het college niet gewenst is, volstaat de beslissing van de commissievoorzitter.
Ook de aanwezigheid van de secretaris is in een gedualiseerd stelsel niet langer vanzelfsprekend. Indien de raadscommissie het wenselijk acht dat de secretaris bij een vergadering van een raadscommissie aanwezig is, zal de raadscommissie het college moeten verzoeken de secretaris aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen. Het college is immers zijn werkgever. Ook deze bepaling geldt zowel voor openbare als besloten vergaderingen. Op basis van artikel 26 kan de raad ook andere ambtenaren aan de beraadslagingen deel laten nemen, ook hiertoe zullen zij een verzoek aan het college moeten doen.
Veelal zullen de vergaderingen van de raadscommissies plaatsvinden op een vaste dag en plaats voorafgaand aan de vergaderingen van de raad. Een raadscommissie vergadert vaker als de voorzitter het nodig oordeelt of indien ten minste twee fracties hierom vragen. Indien een raadscommissie een hoorzitting zal willen houden, kan de voorzitter gebruik maken van het derde lid en een andere dag, aanvangsuur of plaats bepalen. Bepaald is dat de voorzitter hierover overleg voert met de griffier.
Over de openbaarheid van de vergaderingen bevat deze verordening geen bepaling, aangezien artikel 82, vijfde lid, hierin voorziet. In deze bepaling wordt artikel 23 van overeenkomstige toepassing verklaard op raadscommissies. Dit betekent dat de vergaderingen van de raadscommissies in de regel in het openbaar plaatsvinden. Op verzoek van een vijfde van het aantal leden van een raadscommissie of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar is tenzij de raadscommissie anders beslist.
De leden van een raadscommissie ontvangen een oproep inclusief de agenda voor een vergadering en de stukken tenminste een week voor de vergadering. Indien in spoedeisende gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld bedraagt deze termijn minimaal 48 uur voor een vergadering. Uiteraard kan ook voor andere termijnen worden gekozen. Wel zal de termijn uiteraard zodanig moeten zijn dat de leden van een raadscommissie in staat zijn om de stukken te lezen. De stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd worden niet toegezonden, maar kunnen bij de griffier worden ingezien (artikel 14, vierde lid).
Voor het verzenden van de oproep, stelt de voorzitter van een raadscommissie de agenda voorlopig vast. Wel ligt het voor de hand dat de voorzitter hierover overleg voert met de griffier en/of de commissiegriffier. Er is niet voor gekozen om de agendacommissie bij de vaststelling van de agenda een rol te laten vervullen. Gelet op de directe relatie die er bestaat tussen de raadscommissies en de raad (zie ook de toelichting op artikel 3) kan het gewenst zijn dat een commissievoorzitter overleg voert in de agendacommissie. Dit wordt aan het inzicht van de commissievoorzitter overgelaten.
Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie zijn eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het derde, vierde en vijfde lid. Dit betekent onder andere dat een raadscommissie kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende voorbereid en voor inlichtingen of advies aan het college wordt gezonden. Een raadscommissie bepaalt vervolgens in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt en niet het college. Uiteraard zal hierover wel overleg gevoerd moeten worden met het college of de secretaris.
Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken
Naast de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, worden stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen op een vaste plaats voor een ieder ter inzage gelegd. In de openbare kennisgeving wordt vermeld waar de stukken liggen. Originele stukken moeten uiteraard bij de gemeente blijven berusten. Stukken ten aanzien waarvan geheimhouding wordt opgelegd kunnen leden van raadscommissies bij de griffier inzien.
Artikel 14 Openbare kennisgeving
Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet moet de voorzitter van een raadscommissie tegelijkertijd met de schriftelijke oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis brengen. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep en op een bij openbare kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd.
De presentielijst en de ondertekening door de voorzitter en de commissiegriffier zijn bedoeld om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is. Indien de griffier tevens de functie van commissiegriffier op zich neemt, ondertekent hij de presentielijst. Daarnaast is de presentielijst van belang om de vergoedingen voor de leden van een raadscommissie te kunnen vaststellen.
Artikel 16 Opening vergadering; quorum
Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Artikel 16 voorziet hierin. Indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend, kan worden vergaderd. Het derde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter bepaalt op welke datum en tijdstip, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zit, mag er vanuit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen. Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.
Artikel 17 Spreekrecht burgers
Deze bepaling geeft burgers de gelegenheid om in te spreken. Het spreekrecht van burgers kan bijdragen aan het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij het lokaal bestuur, één van doelstellingen van de vernieuwing van het lokaal bestuur.
Het spreekrecht is beperkt gehouden tot geagendeerde onderwerpen, omdat burgers op die manier een doeltreffende bijdrage kunnen leveren aan de beraadslagingen van een raadscommissie. Doordat het spreekrecht betrekking heeft op geagendeerde onderwerpen, kan een burger alleen inspreken over onderwerpen die een raadscommissie aangaan. Als een burger zich meldt voor een onderwerp dat een andere raadscommissie aangaat, ligt het voor de hand dat de griffier de betreffende persoon naar de juiste raadscommissie verwijst.
In het tweede lid zijn drie onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en de burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over de benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen – de belangen van – kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen burgers hierover geen uitlatingen doen. Als laatste kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:2 Algemene wet bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht van burgers.
De burgers die wensen in te spreken moeten zich ten minste 24 uur voor de vergadering melden bij de griffier.
In overeenstemming met de bestaande praktijk kan een burger in twee termijnen het woord voeren.
Op basis van artikel 18, eerste lid, wordt het ontwerp-verslag toegezonden aan de burgers die hebben ingesproken.
Dit artikel vormt de invulling van de wettelijke verplichting, opgenomen in artikel 82, vijfde lid, juncto artikel 23, vijfde lid, van de Gemeentewet. Daarin is bepaald dat de besluitenlijst van elke vergadering van een raadscommissie openbaar wordt gemaakt. Er is voor gekozen de besluitenlijst zo snel mogelijk na de vergadering openbaar te maken. Om die reden is afgezien van een formele veststelling in de eerstvolgende commissievergadering. De griffier en de commissievoorzitter zijn verantwoordelijk voor de correcte inhoud van de besluitenlijst.
Indien er andere sprekers zijn, bepaalt de voorzitter vanaf welke plaats zij spreken.
Het tweede lid bewerkstelligt dat een lid, de voorzitter, de burgemeester of een wethouder op ieder gewenst moment een voorstel van orde kan doen. Een voorstel van orde heeft betrekking op het verloop van de vergadering. Artikel 23 geeft een regeling voor een voorstel van orde. Het tweede lid heeft geen betrekking op interrupties.
Artikel 21 Aantal spreektermijnen
Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. Dit hoeft overigens niets te veranderen aan de praktijk dat een portefeuillehouder antwoordt na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn. Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de raadscommissie van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten.
Zowel de voorzitter of een raadslid kan voorstellen doen over de spreektijd van de leden. Daarnaast kan de voorzitter in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de vergadering wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd.
Artikel 23 Voorstellen van orde
Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen (zie ook artikel 20, tweede lid). De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de betreffende raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raadscommissie.
Artikel 24 Handhaving orde; schorsing
Het eerste lid verzekert dat leden van een raadscommissie vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties uiteraard toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt. Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet bovendien dat artikel 22 van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als niet-raadsleden.
Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde, kan hij de vergadering sluiten. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd. Het vierde lid is sluit aan bij artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van raadsleden.
Onder interruptie is overigens niet te verstaan het geven van tekenen van goed- of afkeuring; deze uitingen worden beschouwd als verstoringen van de orde. Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 32 van deze verordening.
Om de duur van vergaderingen niet te beperken wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Zowel de voorzitter als de leden hebben het recht om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen. Het eerste lid brengt daarmee tot uitdrukking dat een raadscommissie zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder individueel lid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dualisering versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van een raadscommissie veronderstelt. Hiertoe dienen ook individuele leden en kleine fracties over adequate instrumenten te beschikken.
Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 21).
Artikel 26 Deelname aan de beraadslaging door anderen
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht, dat in artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen. Het is uiteraard ook mogelijk dat een raadscommissie bepaalt dat een bepaalde functionaris in bepaalde gevallen altijd aan de beraadslaging mag deelnemen (bij voorbeeld de unitchef van de politie aan de beraadslaging over politie-aangelegenheden). Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de burgemeester, de wethouders en de secretaris. Deze hebben op grond van de artikelen 8, 9, 19 en 20 van deze modelverordening reeds het recht om aan de beraadslagingen deel te nemen. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel te doen tot wijziging van het ontwerp-verslag, een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering.
De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een raadscommissie anders beslist. Een raadscommissie neemt geen beslissingen, maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. De leden beslissen over het advies. Ten behoeve van het debat in de raad en om recht te doen aan de mening van alle fracties, inclusief minderheidsstandpunten, wordt de standpunten van alle fracties opgenomen. Het ligt voor de hand dat indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, dat hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad.
Artikel 28 Besloten vergadering; algemeen
Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig verzenden van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voorzover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beeld- en geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden. Ten aanzien van de stukken die betrekking hebben op een besloten vergadering en het behandelde zal een raadscommissie moeten besluiten of geheimhouding als bedoeld in artikel 86 van de Gemeentewet wordt opgelegd dan wel opgeheven.
Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel 23 van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad en in casu dus een raadscommissie anders beslist. In aanvulling hierop bepaalt het tweede lid van deze modelbepaling dat het verslag van een besloten vergadering ter inzage ligt bij de griffier. De raadscommissie beslist over het openbaar maken van dit verslag.
De verplichting om een besluitenlijst openbaar te maken is ook van toepassing op besloten vergaderingen. Daarop worden geen aangelegenheden vermeld die onder de formele geheimhoudingsplicht vallen en ook geen zaken waarvan openbaarmaking in strijd is met het openbaar belang.
Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft.
Artikel 31 Opheffing geheimhouding
Zoals uit de toelichting op artikel 30 blijkt kan de raad de geheimhouding die een raadscommissie aan de raad oplegt, opheffen. In deze bepaling is een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.
Artikel 32 Toehoorders en pers
Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, het derde lid voorziet hierin.
Artikel 33 Geluid- en beeldregistraties
Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluids- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.