Organisatie | Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Verordening behandeling bezwaren Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2010 |
Citeertitel | Verordening behandeling bezwaren Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2010 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuur – waterschappen |
Externe bijlage | Verordening behandeling bezwaren HHNK 2010 |
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 17-2-2010
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Holland Combinatie 04-03-2010
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-03-2010 | nieuwe regeling | 17-02-2010 Holland Combinatie 04-03-2010 | 09.30847 |
Artikel 8 - Overdracht bevoegdheden
De bevoegdheden ingevolge artikel 2:1, tweede lid, 6:6, 6:17, 7:4, tweede lid, en 7:6, vierde lid, van de wet worden voor toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter.
Voor het houden van een zitting is vereist dat de meerderheid van de commissie, waaronder in ieder geval de voorzitter dan wel zijn plaatsvervanger, aanwezig is.
Artikel 13 - Onpartijdigheid commissieleden
De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de voorbereiding van en beraadslaging over het advies inzake de beslissing op het bezwaar indien bij hen sprake is van vooringenomenheid of persoonlijk belang bij de beslissing.
Artikel 18 - Uitbrengen advies
Indien naar het oordeel van de voorzitter de termijn, zoals bedoeld in het artikel 7:10 eerste lid van de Awb, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies door de commissie en het nemen van een beslissing door het bestuursorgaan, verzoekt de voorzitter het bestuursorgaan tijdig de beslissing te verdagen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het college van hoofdingelanden van 17 februari 2010.
Met de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht (verder Awb) per 1 januari 1994 heeft een belangrijke wijziging plaatsgevonden in het recht ten aanzien van de behandeling van bezwaarschriften. Regelingen die voorheen her en der stonden verspreid in een groot aantal wetten werden vervangen door een meer uniforme en meer doorzichtige regeling in de Awb. Ondanks de regeling in de Awb is het hanteren van een verordening behandeling bezwaren toch noodzakelijk. Enerzijds is veel van de regelgeving in de Awb van regelend recht, waarbij het bestuursorgaan over een grote mate van beleidsvrijheid beschikt om de regeling al dan niet (gewijzigd) toe te passen. Anderzijds is veel van de regelgeving van (semi) dwingend recht, waarvan niet of slechts bij uitzondering kan worden afgeweken. Om willekeur in de behandeling van bezwaren te voorkomen is de hantering van een verordening, waarin duidelijke richtlijnen zijn opgenomen voor de behandeling van bezwaren, onontbeerlijk.
De voorgaande verordening is ingevoerd in 2003. Met ingang van 2010 is de verordening aangepast. De verordening zoals deze luidt met ingang van 2010 wijkt af van de verordening 2003 met betrekking tot de indeling van de kamers. De commissie was aanvankelijk verdeeld in een personele en algemene kamer. De algemene kamer adviseert over bezwaren van burgers en ingelanden tegen bestuurlijke besluiten, de personele kamer over bezwaren van personeelsleden tegen rechtspositionele besluiten. Met ingang van 2010 is de personele kamer opgeheven. Verder is in de nieuwe verordening een beperking gesteld aan de mogelijkheid tot herbenoeming van commissieleden.
Een adviescommissie weerspiegelt het meest het tweeledige karakter van een bezwaarschriftenprocedure; enerzijds als zelfstandig rechtsmiddel en anderzijds als een vorm van verlengde besluitvorming. Door het instellen van een adviescommissie wordt recht gedaan aan zowel de keuze voor distantie van de oorspronkelijke besluitvorming als aan de rechtszekerheid. Het beginsel van de bezwaarschriftenprocedure dat het orgaan dat het bestreden besluit heeft genomen na heroverweging een nieuw besluit dient te nemen, wordt daardoor niet aangetast. Tevens blijkt dat door de instelling van een adviescommissie de zeefwerking van de bezwaarschriftprocedure toeneemt. De belanghebbende voelt zich veelal meer serieus genomen als het bestuursorgaan zich eveneens ten opzichte van een commissie dient te verantwoorden en zal minder snel geneigd zijn beroep in te stellen tegen de beslissing op het bezwaar.
De wettelijke grondslag voor het instellen van een adviescommissie voor de beslissing op bezwaren is vervat in artikel 7:13 Awb. Dit artikel bepaalt dat de commissie dient te bestaan uit een voorzitter en ten minste twee leden. De voorzitter dient hierbij geen deel uit te maken van en niet werkzaam te zijn onder de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.
De bepalingen over de verdere samenstelling van de commissie kunnen door het bestuursorgaan worden aangevuld. In verband met de gewenste onafhankelijkheid dienen de leden van de beide kamers eveneens geen deel uit te maken van en niet werkzaam te zijn onder de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.
3. De behandeling van bezwaarschriften
Om een goed en volledig beeld te kunnen krijgen van de te volgen procedure bij de behandeling van bezwaarschriften is het noodzakelijk om de bepalingen uit de Awb en de verordening naast elkaar te plaatsen. In de artikelsgewijze toelichting wordt dan ook zoveel mogelijk verwezen naar de desbetreffende bepalingen van de Awb die van belang zijn in de bezwaarschriftprocedure.
Op grond van artikel 6:7 Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken. Het bestuursorgaan beslist vervolgens op grond van artikel 7:10 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht binnen twaalf weken met maximaal zes weken verdaging na ontvangst van het bezwaarschrift. Termijnen overigens waarover direct belanghebbenden in de correspondentie van het hoogheemraadschap uitdrukkelijk zullen worden geïnformeerd.
Bij de behandeling van bezwaarschriften is het bestuursorgaan verplicht belanghebbenden in de gelegenheid te stellen te worden gehoord (artikel 7:2 Awb). Voor een aantal besluiten wordt echter een uitzondering gemaakt op de hoorplicht. De verordening regelt het horen niet uitputtend omdat de Awb zelf reeds een aantal bepalingen voor het horen geeft (zie bijvoorbeeld de artikelen 7:2, 7:9 en 7:13 Awb). Die bepalingen zijn deels dwingend van aard, zodat daarvan niet kan worden afgeweken. Deels betreft het ook bepalingen die als hoofdregel gelden maar waarvan in bijzondere gevallen door lagere regelgevers kan worden afgeweken.
De verordening spitst zich met name toe op de behandeling van bezwaarschriften en eindigt er in feite mee dat door de commissie schriftelijk advies wordt uitgebracht aan het beslissende bestuursorgaan. Is een bezwaarschrift niet-ontvankelijk dan wordt aan de vraag over de gegrondheid van de bezwaren niet toegekomen. In artikel 7:11 van de Awb is bepaald dat indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaatsvindt. Voorzover de heroverweging daartoe aanleiding geeft herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voorzover nodig in plaats daarvan een nieuw besluit. Dit nieuwe besluit treedt daarmee in de plaats van het oorspronkelijke (bestreden) besluit. Het bestuursorgaan zendt vervolgens een afschrift van zijn beslissing zowel naar de belanghebbende(n) als naar de commissie.
In artikel 7:12 Awb is voorgeschreven dat de beslissing op het bezwaarschrift berust op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking wordt vermeld. Daarbij is het van belang dat indien het bestuursorgaan afwijkt van het advies van de commissie, in de beslissing de reden van die afwijking wordt vermeld en het advies met de beslissing aan belanghebbende wordt meegezonden.
Ten slotte wordt verwezen naar artikel 6:23 Awb, waarin wordt voorgeschreven dat indien beroep kan worden ingesteld tegen de beslissing op het bezwaar, daarvan bij de bekendmaking van de beslissing melding wordt gemaakt. Daarbij moet worden aangegeven door wie, binnen welke termijn en bij welk orgaan beroep kan worden ingesteld. De algemene regeling is dat tegen de beslissing op het bezwaarschrift beroep kan worden ingesteld bij de sector bestuursrecht van de arrondissementsrechtbank.
Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen
Artikel 1 - Begripsomschrijvingen
De verwijzing naar de Algemene wet bestuursrecht onder a. is zo uitgebreid geformuleerd om een zo eenduidig mogelijk vertrekpunt te hebben, namelijk de tekst zoals deze in het Staatsblad 1992, 315 was opgenomen. In dit verband zij ook verwezen naar aanwijzing 92 van de op 1 januari 1993 in werking getreden aanwijzingen voor de regelgeving waarin wordt bepaald dat ‘indien een regeling verwijst naar normen die zijn vervat in een andere Nederlandse publiekrechtelijke regeling, die verwijzing mede nadien in werking getreden verwijzingen van die regeling omvat, tenzij uitdrukkelijk anders is vermeld'. De Awb geeft in artikel 1:1 tot en met 1:5 een aantal begripsomschrijvingen die binnen het gehele bestuursrecht van toepassing zijn. De daar omschreven begrippen hoeven in de onderhavige verordening dan ook niet te worden beschreven.
Het begrip ‘bestuursorgaan , dat in artikel 1:1, eerste lid Awb wordt omschreven, wordt in artikel 1, onderdeel b, van de verordening nader geconcretiseerd, in die zin dat de bestuursorganen van het hoogheemraadschap met name worden genoemd. Door op deze manier het begrip bestuursorgaan in te vullen, kan de verordening altijd van toepassing worden geacht wanneer er sprake is van een besluit dat genomen is door een bestuursorgaan van het hoogheemraadschap in de zin van artikel 1, onderdeel b, en tegen welk besluit bezwaar kan worden gemaakt.
Hoofdstuk II Bezwarencommissie
Artikel 2 - Inleidende bepaling
In de algemene toelichting is de keuze voor het instellen van een adviescommissie nader ver(ant)woord. De commissie wordt via deze inleidende bepaling als zodanig geïntroduceerd.
Artikel 1, onderdeel c, verwijst naar de commissie zoals de Awb die kent. Het eerste lid van artikel 2 verwijst naar artikel 1:5 van de Awb, waarin is omschreven wat onder het maken van bezwaar dient te worden verstaan. Het tweede lid bepaalt dat het bestuursorgaan op de bij hem ingediende bezwaren na advies van de commissie beslist. Voor een toelichting op dit lid wordt verwezen naar de algemene toelichting op deze verordening.
Het derde lid bepaalt dat de commissie niet bevoegd is te adviseren ten aanzien van de behandeling van bezwaarschriften tegen belastingbesluiten op grond van de desbetreffende verordeningen. Deze verordeningen vloeien voort uit de Waterschapswet (artikel 110). Artikel 115, tweede lid Waterschapswet stelt leges gelijk met waterschapsbelastingen voor de toepassing van hoofdstuk XVIII inzake de formele bepalingen betreffende heffing en de invordering. Hoewel het maken van bezwaar tegen belastingbesluiten mogelijk is, adviseert de commissie niet op dit ingediende bezwaar. Het uitsluiten van de commissie ten aanzien van ingediende bezwaren tegen de hierboven genoemde belastingbesluiten sluit aan bij de huidige praktijk. Hiervoor kunnen verschillende redenen worden aangevoerd.
Ten eerste heeft een belastingbesluit (bijvoorbeeld een belastingaanslag) vaak een gebonden karakter. Het besluit wordt ambtshalve gegeven op grond van een belastingverordening waarbij weinig ruimte is voor een belangenafweging. Dit heeft ook gevolgen voor de inhoud van het advies die de commissie zou kunnen geven. Advisering door de commissie heeft in dit geval geen meerwaarde. Ten tweede kent zowel de Invorderingswet als de Algemene wet inzake rijksbelasting een eigen systematiek ten aanzien van besluitvorming en de rechtsbescherming. Met name wat betreft de hoorplicht en de beslistermijn op het bezwaarschrift kennen de Invorderingswet en de Algemene wet inzake de rijksbelasting afwijkende bepalingen ten opzichte van de Awb. Ten derde moet worden verwacht dat in verband met de massaliteit van de belastingbesluiten het aantal bezwaarschriften waarover de commissie zou moeten adviseren onevenredig veel werkzaamheden met zich meebrengt.
Artikel 3 - Samenstelling commissie
Het college van dijkgraaf en hoogheemraden benoemt de commissieleden. De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de leden van de commissie zijn onafhankelijke personen. Zij zijn dus noch lid van het college van dijkgraaf en hoogheemraden noch van het college van hoofdingelanden. Evenmin kunnen zij minister, staatssecretaris, lid van de Raad van State, lid van de Algemene Rekenkamer, commissaris van de Koningin, lid van Gedeputeerde Staten, griffier der Staten of ambtenaar zijn door of vanwege het college van dijkgraaf en hoogheemraden aangesteld of daaraan ondergeschikt.
De secretaris is een ambtenaar die is aangewezen om de adviescommissie ambtelijk te ondersteunen gedurende de behandeling van het bezwaarschrift.
Er is gekozen om de (plaatsvervangend) voorzitter en de leden voor vier jaar te benoemen. Daarna is herbenoeming mogelijk voor ten hoogste één termijn. De bepaling in het derde lid is een ordebepaling.
Gekozen is voor een vergoeding per uitgebracht advies. Dit betekent dat aan de leden van de commissie ook een vergoeding wordt toegekend indien door de commissie zou worden afgezien van het horen van belanghebbenden, bijvoorbeeld omdat het bezwaarschrift niet-ontvankelijk is of belanghebbenden hebben verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord.
Artikel 7 - Ontvangst bezwaarschrift
In artikel 6:14 Awb is vermeld dat de ontvangst van een bezwaarschrift wordt bevestigd (per post of door overhandiging van een ontvangstbevestiging). Bezwaarschriften kunnen in sommige gevallen elektronisch worden ingediend. Het college van dijkgraaf en hoogheemraden heeft in de ‘Regeling elektronisch bestuurlijk verkee'' nadere regels vastgesteld voor de wijze waarop deze bezwaarschriften worden behandeld. Het is verstandig om in de ontvangstbevestiging te vermelden dat de indiener in de gelegenheid zal worden gesteld te worden gehoord. Op grond van artikel 7:13, tweede lid Awb dient tevens in de ontvangstbevestiging te worden vermeld dat de commissie over het bezwaar zal adviseren. De indiener wordt op deze wijze in een vroeg stadium op de hoogte gebracht van de te volgen procedure.
Het verdient aanbeveling om, naast aantekening van de datum van ontvangst op het bezwaarschrift, de envelop waarin het is verzonden te bewaren; dit gezien het belang van de datum van het poststempel en ter voorkoming van onnodige geschillen omtrent ontvankelijkheid. Op het moment dat het bezwaarschrift in handen is gesteld van de commissie kan met de behandeling worden begonnen. In verband met de beslistermijnen die de Awb stelt verdient het de voorkeur om ook daadwerkelijk uitvoering te geven aan het gestelde in het tweede lid (‘zo spoedig mogelijk').
Artikel 8 - Overdracht bevoegdheden
Ingevolge artikel 7:13 Awb beslist de commissie over de toepassing van artikel 7:4, zesde lid, artikel 7:5, tweede lid, en voor zover bij wettelijk voorschrift is bepaald, artikel 7:3 Awb. Gezien het imperatieve karakter van deze bepaling is het niet mogelijk om deze bevoegdheden aan de voorzitter of een ander lid van de commissie op te dragen. Dit geldt echter niet voor de overdracht van de onderhavige bevoegdheden; deze kunnen wel bij verordening aan de voorzitter of de secretaris worden overgedragen. De secretaris is werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan.
De voorzitter maakt krachtens artikel 7:13 Awb daarentegen geen deel uit van en is niet werkzaam onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. In de persoon van de voorzitter ligt daarom een zekere waarborg.
Artikel 8 regelt de overdracht van de volgende bevoegdheden.
6:6 Awb: De voorzitter kan een termijn stellen waarbinnen het verzuim, in de zin van het niet voldoen aan de vereisten voor indiening van het bezwaarschrift (artikel 6:5 Awb), kan worden hersteld. Dit dient een redelijke termijn te zijn. In de meeste gevallen zal een termijn van twee weken na het einde van de bezwarentermijn voldoende zijn.
Artikel 9 - Inlichtingen en advies
De voorzitter draagt zorg voor een voldoende voorbereiding van de advisering over de beslissing op het bezwaar. Hij krijgt de bevoegdheid om alle gewenste inlichtingen zowel in- als extern in te winnen, die nodig zijn voor de beoordeling van het bezwaar. Zo moet het mogelijk zijn om met de indiener in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.
Indien advies wordt ingewonnen bij externe deskundigen dan kan dit kosten met zich meebrengen. Normaal gesproken is in de begroting een post opgenomen die de vergoeding van onkosten regelt die verbonden zijn aan de werkzaamheden van de bezwarencommissie. Het bepaalde in het tweede lid heeft betrekking op bijzondere kosten waarvoor vaak geen voorziening is getroffen. Aangezien het college van dijkgraaf en hoogheemraden is belast met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat deze kosten niet worden gemaakt dan nadat het college van dijkgraaf en hoogheemraden in de gelegenheid is gesteld te beoordelen of deze uitgaven binnen een begrotingspost vallen.
Artikel 10 - Plaats en tijdstip hoorzitting
Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting op artikel 11 van deze verordening.
Artikel 11 - Uitnodiging hoorzitting
Eerste lid: Voor het geval belanghebbende zich laat vertegenwoordigen bepaalt artikel 6:17 Awb dat het bestuursorgaan de uitnodiging voor de hoorzitting ook aan gemachtigde zendt. Het is van belang, mede in verband met een zorgvuldige afweging van de bij het besluit betrokken belangen, dat ook het bestuursorgaan ter zitting is vertegenwoordigd. De termijn van drie weken die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf is zodanig dat belanghebbenden en het bestuursorgaan zich behoorlijk op de zitting kunnen voorbereiden.
Tweede lid: In deze bepaling is voorzien in de mogelijkheid om uitstel van de zitting te verzoeken.
Een verzoek behoeft niet altijd te worden gehonoreerd. In verband met de beslistermijnen verdient het aanbeveling om een zodanig verzoek slechts eenmaal en voor een beperkte tijd in te willigen.
Derde lid: Op grond van deze bepaling worden betrokkenen tijdig op de hoogte gesteld van de beslissing op het verzoek om uitstel.
Vierde lid: Er kunnen zich omstandigheden voordoen die tot gevolg hebben dat de termijnen als bedoeld in het eerste lid en het derde lid van dit artikel niet gehandhaafd kunnen worden. Het bepaalde in dit lid betreft een zogenaamde hardheidsclausule zodat overschrijding van deze termijn niet fataal hoeft te zijn en belanghebbenden niet in hun belangen worden geschaad.
Uitgaande van een adviescommissie bestaande uit twee leden en een voorzitter, zullen in ieder geval twee leden van de adviescommissie aanwezig moeten zijn bij het horen. Eén van de aanwezige leden dient de voorzitter of zijn plaatsvervanger te zijn. Artikel 7:13, derde lid, Awb geeft de bevoegdheid aan de commissie het horen op te dragen aan de voorzitter dan wel aan een onafhankelijk lid van de commissie. Hoewel het horen aan één persoon kan worden opgedragen verdient het aanbeveling om toch een quorum te hanteren. De aanwezigheid van een meerderheid van het aantal leden van de commissie zal naar de burger vertrouwen wekken in tegenstelling tot het gehoord worden door één persoon. Bij de ontvangstbevestiging dient immers te worden vermeld dat op grond van artikel 7:13, tweede lid, Awb een adviescommissie over het bezwaar zal adviseren.
Artikel 13 - Onpartijdigheid commissieleden
Een dergelijke bepaling is ook neergelegd voor het bestuursorgaan en de daarvoor werkzame personen in artikel 2:4 Awb. In dit artikel van de verordening wordt echter onpartijdigheid van de leden van de adviescommissie voorgeschreven. Het is aan de leden van de adviescommissie zelf om dit te beoordelen per concreet bestreden besluit.
Artikel 14 - Openbaarheid van zitting
Ingevolge artikel 7:5, tweede lid, Awb besluit het bestuursorgaan, voor zover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. De Awb schrijft niet voor dat de hoorzitting bij een bezwaarschriftprocedure openbaar moet zijn. In artikel 7:13, vierde lid, Awb wordt de bevoegdheid om te beslissen over het al dan niet horen in het openbaar aan de adviescommissie toegekend. In de onderhavige verordeningsbepaling is vastgelegd dat de zitting, het horen, in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld in het geval dat bijzondere persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard dan wel andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen. Belanghebbenden of vertegenwoordigers van het bestuursorgaan kunnen een verzoek indienen de zitting met gesloten deuren voort te zetten. Aan dit verzoek wordt eerst gevolg gegeven nadat met gesloten deuren is beslist of aan het verzoek kan worden voldaan.
De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 17 met gesloten deuren plaatsvindt.
Artikel 15 - Schriftelijke vastlegging
Artikel 7:7 Awb eist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijke vereisten die aan het verslag worden gesteld, worden niet door de Awb geregeld. Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zover te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.
Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het bestuursorgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid dat belanghebbenden, bestuursorgaan of commissieleden aan de voorzitter een verzoek doen om een nieuwe zitting te houden. Vervolgens is het aan de commissie om dit verzoek al of niet in te willigen. Artikel 7:9 Awb bepaalt dat indien het feiten of omstandigheden betreft die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord.
Artikel 17 - Raadkamer en advies
In tegenstelling tot de hoorzitting, die in beginsel openbaar is, vindt de hier bedoelde beraadslaging altijd plaats met gesloten deuren. In het tweede lid is bepaald dat de stem van de voorzitter beslissend is bij het staken van de stemmen. Dit kan zich namelijk voordoen in die gevallen waarin het vergaderquorum (de voorzitter en een lid) wel aanwezig is, maar de stemmen staken. Ook is het mogelijk dat bij een voltallige commissie één van de leden zich van stemming onthoudt.
Artikel 18 - Uitbrengen advies
Volgens artikel 7:13, zesde lid, Awb maakt in de bezwaarschriftenprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht. De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 Awb tien weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. Het derde lid houdt in dat er van de voorzitter wordt verwacht dat, ingeval hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen. Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Awb zijn de artikelen 3:41 tot en met 3:45 van die wet, regelende de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten, in casu niet van toepassing.
Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het is bekendgemaakt. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbenden een afschrift van het verdagingbesluit toe te zenden. Als het bestuursorgaan een beslissing heeft genomen dan wordt een afschrift hiervan aan de commissie toegezonden. Dit is onder meer van belang om een goede wisselwerking tussen het bestuursorgaan en de commissie te creëren. De commissie ziet wat er met haar advies wordt gedaan en kan daarvan leren en vervolgens hierop inspelen bij toekomstige soortgelijke zaken.
Artikel 19 - Intrekking, inwerkingtreding en citeertitel
In de artikelen 73 tot en met 76 Waterschapswet is de bekendmaking en inwerkingtreding geregeld van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden. De bepalingen over bekendmaking en mededeling van besluiten zoals opgenomen in afdeling 3:6 Awb zijn op algemeen verbindende voorschriften niet van toepassing (zie artikel 3:1 Awb dat aangeeft dat op besluiten, inhoudende algemeen verbindende voorschriften, slechts de afdelingen 2 tot en met 5 van dat hoofdstuk van toepassing zijn, en wel voor zover de aard van de besluiten zich daartegen niet verzet). Ingevolge artikel 74 Waterschapswet treden bekendgemaakte besluiten in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking, tenzij in deze besluiten daarvoor een ander tijdstip is aangewezen. In het eerst lid van het onderhavige artikel wordt een ander tijdstip van inwerkingtreding gebruikt.