Organisatie | Hoogheemraadschap van Rijnland |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Besluit overige beleidsregels heffing waterschapsbelastingen Rijnland 2009 |
Citeertitel | Besluit overige beleidsregels heffing waterschapsbelastingen Rijnland 2009 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financiën – belastingen |
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 30-12-2008
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Witte weekblad
Aanwijzingsbesluit ambtenaren belast met de heffing en invordering
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-01-2009 | 01-01-2011 | nieuwe regeling | 30-12-2008 Witte weekblad | 09. |
Besluit overige beleidsregels heffing waterschapsbelastingen Rijnland 2009
Deze beleidsregels gelden bij de heffing van waterschapsbelastingen als bedoeld in artikel 113 van de Waterschapswet.
Elektronisch ingediende verzoek- en bezwaarschriften worden in alle gevallen in behandeling genomen. Uitsluitend in het geval het verzoek- of bezwaarschrift wordt afgewezen, wordt belanghebbende verzocht het vormverzuim (ontbreken schriftelijke handtekening in het geval een elektronische handtekening nog niet is ingevoerd) te herstellen door het alsnog indienen van een schriftelijk en ondertekend verzoek- of bezwaarschrift.
Artikel 4. Zuiveringsheffing en verontreinigingsheffing woningen en ingezetenenheffing
Voor de vaststelling van de heffingsplicht wordt, indien nodig, bij wijziging van de woonsituatie gebruik gemaakt van een vragenformulier. Als het formulier niet binnen de gestelde termijn ingevuld wordt geretourneerd. wordt er een aanslag opgelegd aan de nieuwe gebruiker van de woning. De belanghebbende wordt in het vragenformulier hierop gewezen.
Als een belastingplichtige als gevolg van een GBA-mutatie vertrekt naar een psychiatrische inrichting, verpleeghuis e.d. en er is een aanslag opgelegd voor 3 v.e., wordt de heffingsplicht beëindigd met ingang van het volgende jaar. Zo nodig wordt tevens de aanslag voor de resterende periode verminderd tot 1 v.e.
Diplomatieke- en internationale vrijstellingen
1. Vrijstelling van waterschapsbelasting ten behoeve van een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging, wordt uitsluitend verleend voor zover die belasting betrekking heeft op belastbare feiten die zich voordoen in het kader van de officiële werkzaamheden van die diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging.
2. Onder de officiële werkzaamheden van de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging, bedoeld in het eerste lid, wordt mede verstaan het huisvesten van haar leden.
3. Een vrijstelling van waterschapsbelasting wordt niet verleend in de gevallen waarin vast is komen te staan dat ter zake van die vrijstelling de wederkerigheid niet is gewaarborgd.
4. Van de waterschapsbelastingen zijn vrijgesteld:
5. Een vrijstelling van waterschapsbelasting ten aanzien van de in het vierde lid bedoelde leden, wordt mede toegepast ten aanzien van de bij hen inwonende gezinsleden en particuliere bedienden.
6. Personen die Nederlander zijn, en personen die in Nederland duurzaam verblijf houden, zijn van de vrijstelling van waterschapsbelasting uitgezonderd.
7. Een vrijstelling van waterschapsbelasting wordt niet verleend voor zover de belasting betrekking heeft op belastbare feiten die zich voordoen in het kader van de uitoefening van een bedrijf of beroep.
Artikel 5 Zuiveringsheffing en verontreinigingsheffing bedrijven
Berekening en afrondingswijze aantal vervuilingseenheden
1. Bij het berekenen van het aantal vervuilingseenheden wordt het aantal v.e. bij een vervuilingswaarde van 5 v.e. en hoger op 2 decimalen berekend zonder afronding en vervolgens rekenkundig afgerond op gehele vervuilingseenheden (tot 0,50 wordt naar beneden en vanaf 0,50 wordt naar boven afgerond).
2. Bij het berekenen van het aantal vervuilingseenheden wordt het aantal v.e. bij een vervuilingswaarde van minder dan 5 v.e. op 2 decimalen berekend zonder afronding en wordt bepaald of de aanslag op 1 v.e. of 3 v.e. moet worden vastgesteld.
3. De aanslag wordt minimaal op 1 v.e. gesteld; met uitzondering van nieuwe bedrijven met een waterverbruik van minder dan 0,5 v.e. in het eerste jaar. In dat geval wordt de ingangsdatum van de heffingsplicht uitgesteld tot 31 december van het eerste jaar.
4. De aanslag wordt vastgesteld op 3 v.e. als de berekening van het aantal vervuilingseenheden uitkomt op meer dan 1,00 v.e. en minder dan 5,00 v.e.
Voorbeeld berekening volgens klasse 8 (in het geval het bedrijf het gehele jaar heffingsplichtig is):
3. Als meting - ondanks de verplichting - achterwege blijft, wordt de aanslag vastgesteld met behulp van de parameters die vastgesteld kunnen worden aan de hand van analyses van de zgn. peilbuizen. Is dit niet mogelijk dan wordt de aanslag vastgesteld op basis van het debiet vermenigvuldigd met de coëfficiënt van klasse 8.
1. Als wordt voldaan aan één of meer van de onderstaande voorwaarden vindt aftrek op de hoeveelheid ingenomen water plaats:
2. Als er sprake is van sproeiwater wordt rekening gehouden met aftrek bij de volgende heffingsplichtigen:
4. Bij gebruik van koelwater door middel van een koeltoren wordt rekening gehouden met de werkelijke verdamping als deze meer bedraagt dan 25%.
5. Voor maneges wordt de niet afgevoerde of geloosde hoeveelheid door het verbruik van de aanwezige dieren als volgt bepaald:
6. Bij gebruik van zgn. airco-systemen gebaseerd op water wordt rekening gehouden met de werkelijke verdamping als deze meer bedraagt dan 25%.
7. Als bij een productieproces sprake is van enige verdamping wordt daar rekening mee gehouden als deze meer bedraagt dan 25%.
8. De aftrek voor een zgn. warme bakkerij wordt bepaald op 30 liter per baal meel, anders 25% van de hoeveelheid m³ ingenomen water.
9. De aftrek bij ijsmachines voor scherfijs bedraagt de werkelijke hoeveelheid water die benodigd is voor het produceren van het ijs.
10. De aftrek bij skibanen bedraagt het niet geloosde gedeelte.
11. De aftrek bij kunstijsbanen bedraagt het niet geloosde gedeelte
12. Bij jachthavens wordt het niet geloosde gedeelte van de hoeveelheid ingenomen water als volgt berekend: 50% van 50% van het ingenomen water wordt als niet geloosd beschouwd.
13. Camping gedurende gedeelte van het jaar.
14. Strandtenten gedurende gedeelte van het jaar.
15. Overige situaties (lekkages) voor zover de aftrek wordt aangetoond vergezeld van een berekening, dan wel aannemelijk wordt gemaakt.
16. De klasse wordt vastgesteld met inachtneming van de aftrekpost.