Organisatie | Waterschap Hollandse Delta |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Vrijstellingsregel kabels en/of leidingen in en nabij wateren en in wegen |
Citeertitel | Vrijstellingsregel kabels en/of leidingen in en nabij wateren en in wegen |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | verkeer – water |
Externe bijlagen | Aandachtspunten (67 Kb) Meldingsformulier (373 Kb) |
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 4-8-2009
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Waterschapsrubriek, nummer 33, weeknummer 33, 2009-8-13. Per 1 januari 2010 opgenomen in de Algemene Regels voor het watersysteem en de wegen.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-08-2009 | 31-12-2009 | nieuwe regeling | 04-08-2009 Waterschapsrubriek, nummer 33, weeknummer 33, 2009-8-13 | B0902037 en B0901858 |
Vrijstellingsregel kabels en/of leidingen in en nabij wateren en in wegen
1. Beschermingszone: de langs wateren gelegen gronden die dienen voor de instandhouding van de wateren en die als zodanig in de legger zijn weergegeven.
2. Hollandse Delta: waterschap Hollandse Delta.
3. Keur: verordening van het waterschap Hollandse Delta waarin geboden en verboden zijn opgenomen voor waterkeringen, wateren en wegen.
4. Legger: de legger als bedoeld in artikel 78, tweede lid, van de Waterschapswet waarin de functie, de onderhoudsplichtigen en de onderhoudsverplichtingen van de wateren zijn vermeld en waarin is aangegeven waaraan deze wateren moeten voldoen naar richting, vorm, afmetingen en constructie.
5. Melding: een schriftelijke mededeling van een voorgenomen activiteit binnen het beheersgebied van waterschap Hollandse Delta.
6. Vrijstelling: een activiteit die onder algemene voorschriften is toegestaan zonder dat daarvoor een vergunningsprocedure dient te worden gevolgd.
7. Wateren: boezemwateren en watergangen onder welke benaming dan ook en, als zodanig aangegeven in de legger, die dienen voor de afvoer, aanvoer of berging van water, de boven en onder water gelegen taluds daaronder begrepen.
8. Waterkeringen: de zeewering, duinen, stranden, dijken, kaden en andere kunstmatige of natuurlijke hoogten, onder welke benaming dan ook, die dienen tot kering van wateren die als zodanig in de leggers voor de waterkeringen zijn aangegeven.
9. Wegen: openbare wegen in de zin van de Wegenwet en in beheer bij het waterschap, evenals feitelijk in aanleg zijnde openbare wegen, waarvan het beheer bij het waterschap zal berusten. Tot de wegen behoren, naast de in artikel 1 van de Wegenwet gegeven uitbreiding, ook de bermen, taluds, tussenstroken bij twee of meer rijbanen, stoepen, glooiingen, wegsloten, duikers, sluizen, beschoeiingen, geluidswerende voorzieningen en andere zich in die wegen bevindende of daarmee rechtstreeks verbonden werken.
10. Wegverharding: het gedeelte van de weg welk door middel van een gesloten- of elementenverharding is verhard en de hierbij behorende fundering en aarden baan.
Deze vrijstellingsregel is van toepassing op:
1. het leggen, hebben, vernieuwen, wijzigen of opruimen van kabels en leidingen binnen de begrenzing van wateren en beschermingszones in het beheersgebied van Hollandse Delta en/of in wegen in beheer bij Hollandse Delta waarbij:
2. het spitten, graven en het verrichten van grondroeringen binnen de begrenzing van wateren en beschermingszones in het beheersgebied van Hollandse Delta en/of in wegen in beheer bij Hollandse Delta in verband met de in het eerste lid genoemde activiteiten.
1. Voor de uitvoering van de activiteiten en werkzaamheden die vallen onder artikel 2 van deze vrijstellingsregel moet een schriftelijke melding worden ingediend bij Hollandse Delta.
2. De schriftelijke melding zoals bedoeld in het eerste lid dient te worden gedaan door het insturen van een volledig ingevuld en ondertekend meldingformulier en bevat tenminste:
1. Een schriftelijke melding voor het verrichten van de activiteiten en werkzaamheden die vallen onder artikel 2, dient minimaal vier weken vóór aanvang van de werkzaamheden bij Hollandse Delta te worden ingediend.
2. Op een schriftelijke melding wordt door Hollandse Delta gereageerd binnen drie weken na ontvangst van de melding en alle voor de beoordeling relevante gegevens.
3. Hollandse Delta laat de melding buiten behandeling indien:
Hoofdstuk 4 Algemene voorschriften
Artikel 6. Voorschriften voor uitvoering en revisie
1. Het verrichten van de vrijgestelde activiteiten en werkzaamheden dient 48 uur voor aanvang van de werkzaamheden telefonisch of digitaal te worden gemeld bij Hollandse Delta.
2. Aanwijzingen die door of namens Hollandse Delta bij de uitvoering van de werkzaamheden worden gegeven ter bescherming van het waterstaatkundig belang, dienen onmiddellijk te worden opgevolgd.
3. Tijdens de uitvoering van het werk moet een exemplaar van het meldingformulier en de akkoordverklaring van Hollandse Delta op het werk aanwezig zijn.
4. Na het gereedkomen van de werken moeten binnen 2 maanden de revisietekeningen conform het Rijksdriehoeksstelsel bij voorkeur digitaal of anders in drievoud aan Hollandse Delta worden toegezonden.
Artikel 7. Voorschriften ten aanzien van kabels en leidingen
1. Kabels en/of leidingen mogen geen nadelige interferentie voor kabels of leidingen in hun directe omgeving veroorzaken.
2. Bij vervanging van kabels en/of leidingen dienen de niet meer in gebruik zijnde kabels en/of leidingen te worden verwijderd uit de watergangen en beschermingszones en/of wegen.
Artikel 8. Voorschriften voor grondroeringen
1. AI het uit ontgravingen komend puin of andere voorwerpen moet worden afgevoerd.
2. De kabels en of leidingen moeten een gronddekking krijgen van tenminste 0,70 meter voor kabels, leidingen en handholes, ten opzichte van het maaiveld.
3. Ingravingen mogen in geen geval dieper plaatsvinden dan tot 0,10 meter beneden de onderkant van de kabels en of leidingen.
4. Direct na de voltooiing van de werkzaamheden dient het oppervlak geheel in overeenstemming met de omgeving worden afgewerkt en bekleed waarbij eventueel ontstane lagen aangevuld moeten worden. De lagen moeten goed worden verdicht en maximaal 20 cm. dik zijn.
5. De conusweerstand van goed verdichte grond moet tenminste gelijk zijn aan 0,20 MPa per 10 mm of ten minste 4 MPa.
6. Grondroeringen behoren tot het strikt noodzakelijke te worden beperkt. Eventuele nazakkingen, voor zover die het gevolg zijn van de werkzaamheden, moeten door en op kosten van de houder van de vrijstelling worden hersteld.
Hoofdstuk 5 Voorschriften ten aanzien van wegen
Artikel 9. Voorschriften ten aanzien van werkzaamheden langs wegen
1. Het graven van sleuven in de nabijheid van bomen moet buiten de kroonprojectie gebeuren doch tenminste 2,00 meter uit de stam.
2. De sleuf voor het aanleggen van de kabels en of leidingen moet tenminste 1 meter uit de aanliggende kant van de wegverharding worden gegraven doch mag de afstand tot de wegkant niet kleiner worden dan de diepte waarop deze wordt gelegd.
3. Indien vanwege de plaatselijke omstandigheden niet aan artikel 8, tweede lid, kan worden voldaan, dan kan hier, met goedkeuring van Hollandse Delta vanaf worden geweken. Waar de kabels en of leidingen minder dan 1 meter uit de wegverharding worden gelegd moet de sleuf worden gevuld met laagsgewijs goed verdicht zand, afgedekt met 0,10 m grond, doch mag de afstand tot de kant van de wegverharding niet kleiner worden dan de diepte waarop deze wordt gelegd.
4. De aannemer of uitvoerder die werkzaamheden uitvoert in of langs een weg in beheer en onderhoud bij Hollandse Delta dient, indien dit voor de uitvoering van de werkzaamheden noodzakelijk is, gedurende de werkzaamheden tijdelijk verwijsborden en markeringen conform de CROW 96b richtlijn te plaatsen. Gelijktijdig met de indiening van het meldingformulier dient de uitvoerder een plan over de te nemen verkeersmaatregelen (plaats en soort van de borden, verlichting en dergelijke) ter goedkeuring in te dienen bij Hollandse Delta.
5. Langs wegen mag de uit te graven grond niet op de wegverharding of in de bermen binnen 1 meter uit de kant van de wegverharding worden opgeslagen.
Artikel 10. Voorschriften ten aanzien van kabels en leidingen in wegverhardingen
1. De kabels en leidingen moeten wegverhardingen haaks kruisen.
2. Kabel- en/of leidingkruisingen met wegen moeten worden uitgevoerd door middel van een persing of boring.
3. Mantelbuizen ten behoeve van de doorvoering van kabels en of leidingen moeten onder wegen en uitpaden worden geperst of geboord, zodat de verharding onaangeroerd blijft.
4. De kabels en of leidingen moeten op kruisingen van waterschapswegen en/of -uitritten uitkomende op een bij het waterschap in beheer en/of onderhoud zijnde weg - middels een persing of boring worden aangelegd op een diepte van ten minste 1,00 meter onder de bovenzijde van de wegverharding en moeten wegverhardingen haaks kruisen.
5. Het start- en ontvangstgat ten behoeve van het maken van de persing of boring moet tenminste 1,00 m uit de aanliggende kant van de wegverharding worden gegraven.
6. Pers- of boorgaten mogen geen grotere doorsnede verkrijgen dan de uitwendige doorsnede van de door te persen buizen.
Hoofdstuk 6 Voorschriften ten aanzien van wateren
Artikel 11. Voorschriften ten aanzien van werkzaamheden bij watergangen
1. De kabels en leidingen moeten watergangen haaks kruisen.
2. Bij het uitvoeren van de activiteiten en werkzaamheden moet van de maten van de betreffende watergangen volgens de legger worden uitgegaan, met dien verstande dat wanneer de watergang ruimere afmetingen heeft, van deze ruimere afmetingen moet worden uitgegaan.
3. De kabels en/of leidingen moeten onder de taluds en de slootbodem een dekking hebben van minimaal 1,50 meter bij hoofdwatergangen en minimaal 1,00 meter bij alle andere watergangen, ten opzichte van het profiel overeenkomstig artikel 10, tweede lid.
4. De kabels en/of leidingen moeten onder de taluds en de bodem van boezemwateren een dekking hebben zoals beschreven in de NEN 3650-serie.
5. De sleuf voor het aanleggen van de kabels en/of leidingen moet tenminste 0,50 meter uit de insteek van de watergang worden gegraven.
6. Indien vanwege de plaatselijke omstandigheden artikelen een conflicterende situatie opleveren met artikel 8, tweede lid, prevaleert het weg belang boven het belang van het talud van de watergang, waarmee artikel 8, tweede lid, dus maatgevend is. In dit geval kan, na overleg met Hollandse Delta, afgeweken worden van de conflicterende artikelen en kan de kabel of leiding op minder dan 0,50 meter vanuit de insteek van de watergang worden gelegd.
7. Ingravingen moeten op een zodanige wijze worden gemaakt dat de taluds van de gemaakte sleuf niet mogen afschuiven.
8. De uitvoering en constructie van de in dit besluit bedoelde werken moeten van een zodanige aard zijn, dat de beschermingszone langs watergangen berijdbaar is en blijft voor onderhoudsmaterieel.
Artikel 12. Voorschriften ten aanzien van zinkers I boogzinkers in watergangen
1. De waterhuishouding mag tijdens de uitvoering van de activiteiten en werkzaamheden niet ontoelaatbaar worden gestremd. Hiertoe moeten afdoende maatregelen getroffen worden.
2. Geen grond, bagger of vuil mag in het water geraken of achterblijven. Direct na gereedkomen van de werkzaamheden moet ter plaatse de watergang worden opgeschoond tot het vereiste profiel zoals bedoeld in artikel 10, tweede lid.
Artikel 13. Voorschriften ten aanzien van persingen of (gestuurde) boringen
1. Tijdens de werkzaamheden mag geen bentoniet of mud in de watergangen terecht komen.
De houder van de vrijstelling dient in overleg met en op aanwijzing van Hollandse Delta alle mogelijke maatregelen te nemen om verspreiding van bentoniet in het oppervlaktewater als gevolg van calamiteiten en/of blow-outs te voorkomen.
Artikel 14. Voorschriften ten aanzien van duikerkruisingen
1. Kruising van de watergang via een dam met duiker moet zodanig worden uitgevoerd, dat de afstand tussen de kabels en/of leidingen en de bovenkant van de duiker 0,30 meter bedraagt.
2. Indien de gronddekking niet voldoende is om de kabels en/of leidingen boven de duiker te leggen moeten deze onder de duiker worden gelegd.
3. De kabels en/of leidingen moeten onder de duiker een dekking van minimaal 1,50 meter bij hoofdwatergangen en minimaal 1,00 meter bij alle overige watergangen, ten opzichte van de leggermaat van de betreffende watergang hebben.
Artikel 15. Voorschriften ten aanzien van las-, aansluitgaten of handholes
1. Las- of aansluitgaten of handholes mogen niet groter zijn dan strikt noodzakelijk met een maximum van 1,00 meter bij 2,00 meter.
2. Las- of aansluitgaten of handholes voor het aansluiten van de kabels en of leidingen moeten tenminste 1,00 meter uit de aanliggende kant van de wegverharding worden gegraven doch mag de afstand tot de wegkant niet kleiner worden dan de diepte waarop deze wordt gelegd.
3. Las- of aansluitgaten of handholes voor het aansluiten van de kabels en of leidingen moeten tenminste 0,50 meter uit de insteek van de watergang worden gegraven.
4. Daar waar las- of aansluitgaten of handholes vanwege plaatselijke omstandigheden, minder dan 1,00 meter uit de wegverharding worden gelegd, kan hier na overleg met en toestemming van Hollandse Delta vanaf worden geweken. Hierbij moet de afstand tot de wegverharding zo groot mogelijk worden gehouden. In dit geval moet de sleuf worden gevuld met laagsgewijs goed verdicht zand, afgedekt met 0,10 meter grond, doch mag de afstand tot de wegkant niet kleiner worden dan de diepte waarop deze wordt gelegd.
Waterschap Hollandse Delta heeft het beheer en onderhoud van de wateren en wegen binnen haar beheersgebied. In de artikel 18 en 45 van de Keur voor het waterschap Hollandse Delta (hierna: Keur) zijn verbodsbepalingen opgenomen ten aanzien van het verrichten c.q. uitvoeren van diverse activiteiten/werkzaamheden in en nabij wateren en in wegen. Deze verbodsbepalingen hebben als doel de bescherming van de (droge) waterstaatkundige belangen van de wateren en wegen gelegen in het beheersgebied van Hollandse Delta.
De aanleg en aanwezigheid van kabels en/of leidingen in en nabij wateren en in wegen is op grond van de Keur verboden omdat deze werken afbreuk kunnen doen aan de waterstaatkundige belangen. Vanuit maatschappelijk belang bezien kan het echter noodzakelijk zijn dat het aanleggen, hebben en onderhouden van kabels en/of leidingen in en nabij wateren en in wegen dient te worden toegestaan.
Hollandse Delta wil met deze vrijstellingsregel de aanleg van kabels en/of leidingen in en nabij wateren en in wegen eenvoudig reguleren. Kabels en leidingen in of nabij wateren en in wegen zijn werken die een geringe inbreuk maken op (laag risico vormen voor) de waterhuishouding van wateren en de veiligheid van wegen en vormen in die zin een laag/gering risico voor de (droge) waterstaatkundige belangen. Het is dan ook doelmatig om de vergunningverlening te vereenvoudigen door de inzet van een vrijstellingsregel. Door gebruik te maken van een vrijstellingsregel wordt de proceduretijd aanzienlijk verkort. Voordelen zijn: tijdsbesparing (zowel voor de burger als voor Hollandse Delta) en administratieve lastenverlichting.
De vrijstellingsregel beoogt duidelijk aan te geven onder welke voorwaarden het leggen, hebben en onderhouden van kabels en/of leidingen in en nabij wateren en in wegen is toegestaan zonder dat daarvoor een vergunningsprocedure dient te worden gevolgd, maar kan worden volstaan met een melding. In deze vrijstellingsregel staat de reikwijdte, het juridische kader, de belangenafweging en de voorschriften genoemd die in dit kader van belang zijn.
Voor het leggen, hebben en onderhouden van kabels en/of leidingen in en nabij wateren en in wegen zijn de volgende keurbepalingen van belang:
1. In Hoofdstuk 3, van de Keur zijn verboden opgenomen ten aanzien van het leggen, hebben en onderhouden van kabels en leidingen in en nabij wateren en binnen de begrenzing van de beschermingszones van wateren en het verrichten van de daarbij behorende werkzaamheden zoals spitten, graven en het verrichten van grondroeringen.
2. In Hoofdstuk 6, van de Keur zijn verboden opgenomen ten aanzien van het leggen, hebben en onderhouden van kabels en leidingen in wegen en het verrichten van de daarbij behorende werkzaamheden zoals spitten, graven en het verrichten van grondroeringen.
3. Artikel 52, tweede lid, van de Keur geeft het bestuur van Hollandse Delta de mogelijkheid om vrijstelling te verlenen van deze verbodsbepalingen.
4. In artikel 52, derde lid, van de Keur is bepaald dat aan een vrijstelling voorwaarden, beperkingen en voorschriften kunnen worden verbonden.
De (droge) waterstaatkundige belangen van de wateren en wegen gelegen in het beheersgebied van Hollandse Delta kunnen in het geval van het leggen, hebben en onderhouden van kabels en/of leidingen in en nabij wateren en in wegen, gelet op het uniforme karakter van de werken en de geringe risico's die deze werken vormen voor de waterhuishouding van wateren en de functie en het beheer van wegen, voldoende worden gewaarborgd door het stellen van een vrijstellingsregel.
Hoofdstuk 2 Reikwijdte vrijstellingsregel
In dit artikel is de activiteit gedefinieerd waarvoor de regeling van toepassing is. Het artikel bepaalt aan welke voorwaarden moet zijn voldaan om een vrijstelling te krijgen van de verbodsbepalingen van de Keur voor het leggen, hebben en onderhouden van kabels en/of leidingen in en nabij wateren en in wegen (inclusief bijbehorende activiteiten/werkzaamheden) gelegen in het beheersgebied van Hollandse Delta. Indien de hiervoor genoemde activiteiten passen binnen de reikwijdte van deze vrijstellingsregel dan is het mogelijk de melding volgens de meldingsprocedure in behandeling te nemen. Passen de activiteiten niet binnen de reikwijdte van deze vrijstellingsregel, dan is het volgen van een vergunningsprocedure noodzakelijk.
Het leggen, hebben en onderhouden van kabels en/of leidingen (inclusief bijbehorende activiteiten/werkzaamheden) in en nabij wateren en in wegen zijn werken/activiteiten die een geringe inbreuk maken op de waterhuishouding van wateren en de functie en het beheer van wegen. Het is echter wel gewenst dat de ligging van de kabels en/of leidingen bij Hollandse Delta bekend is voor de uitoefening van het toezicht op de naleving van de in de vrijstellingsregel opgenomen voorschriften en voor de registratie van de werken in het beheersregister (GIS via Geo Data). Het beheersregister dient actueel te zijn in verband met uit te voeren onderhoudswerkzaamheden aan wateren.
In het tweede lid van dit artikel zijn de eisen opgenomen waaraan een melding moet voldoen om in behandeling te worden genomen. De melding dient schriftelijk plaats te vinden conform een door het Dagelijks Bestuur van Hollandse Delta vastgesteld meldingformulier. Dit meldingformulier kan door degene die verantwoordelijk is voor het aanbrengen, hebben en onderhouden van de werken worden gedownload via internet of telefonisch worden opgevraagd bij Hollandse Delta.
Dit artikel verwoordt de procedure die van toepassing is op de behandeling van de schriftelijke melding voor het leggen, hebben en onderhouden van kabels en/of leidingen (inclusief bijbehorende activiteiten/werkzaamheden) in of nabij wateren en in wegen.
Artikel 4, tweede lid, bepaald dat door Hollandse Delta binnen drie weken na ontvangst van de schriftelijke melding en alle voor de beoordeling relevante gegevens, dient te worden gereageerd.
Indien de melding niet voldoet aan de in artikel 3, tweede lid, opgenomen vereisten of de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de melding, zal door Hollandse Delta binnen drie weken na ontvangst van het meldingformulier een schriftelijk verzoek worden gedaan de melding aan te vullen met de benodigde gegevens binnen een termijn van twee weken. Voldoet de melder niet aan deze eis, dan wordt de melding op grond van artikel 4, derde lid, buiten behandeling gelaten. Hiervan wordt de melder door Hollandse Delta binnen vier weken nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken, schriftelijk op de hoogte gesteld.
Indien een schriftelijke melding niet valt binnen de reikwijdte van de vrijstellingsregel, dient een vergunningsprocedure te worden gevolgd. In dit geval laat Hollandse Delta de melding op grond van artikel 4, derde lid, buiten behandeling en deelt de indiener van de melding binnen drie weken na ontvangst van de melding schriftelijk mee dat de melding niet voldoet aan de reikwijdte van deze vrijstellingsregeling en dat een vergunningsprocedure zal worden opgestart.
De houder van de vrijstelling moet zich bij het leggen, hebben en onderhouden van kabels en/of leidingen (inclusief bijbehorende activiteiten/werkzaamheden) in en nabij wateren en in wegen houden aan de voorschriften (verplichtingen) zoals opgenomen in deze vrijstellingsregel. Voor de vrij gestelde activiteiten gelden alleen de in hoofdstuk 4 opgenomen voorschriften (afhankelijk van de aard en omvang van de werkzaamheden).