Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Wegenverordening van Schieland en de Krimpenerwaard

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieHoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Officiële naam regelingWegenverordening van Schieland en de Krimpenerwaard
CiteertitelWegenverordening van Schieland en de Krimpenerwaard 2009
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpOVERHEID.modelverordeningenDomein

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 29 januari 2009  (Waterwet), houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen in werking treedt. Op dat tijdstip wordt de tot dan toe geldende keur ingetrokken.

De Waterwet is op 22 december 2009 in werking getreden.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 25-11-2009

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: IJssel- en Lekstreek, week 51 van 2009

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-12-200906-12-2012nieuwe regeling

25-11-2009

IJssel- en Lekstreek, week 51 van 2009

-

Tekst van de regeling

Wegenverordening van Schieland en de Krimpenerwaard 2009

Hoofdstuk 1.      Algemene bepalingen
Artikel 1  Reikwijdte van de verordening
  • 1 Deze verordening heeft betrekking op de wegen in beheer bij het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Zij bevat bepalingen omtrent aanleg, instandhouding en bruikbaarheid van wegen en omtrent de vrije, veilige en vlotte afwikkeling van het verkeer daarover.

  • 2 De verordening is van toepassing op openbare wegen zoals bedoeld in de Wegenwet en in de zin van artikel 1 van de Wegenverkeerswet, mits in beheer bij het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.

  • 3 Van de toepassing van de verordening zijn uitgezonderd de wegen en de daarin gelegen kunstwerken, in onderhoud of beheer bij het Rijk.

  • 4 Voor de toepassing van de verordening behoren tot de weg:

    • a

      de openbare verhardingen, stoepen, glooiingen, bermen, taluds, voor afwatering van de weg dienende voorzieningen, binnen de in artikel 2 omschreven grens van een weg;

    • b

      de kunstwerken en andere zich in de weg bevindende of daarmee rechtstreeks verbonden werken die deel uitmaken van het weglichaam, zoals wegsloten, duikers, bruggen, sluizen, tunnels, viaducten, beschoeiingen en geluidswerende voorzieningen;

    • c

      het wegmeubilair, zijnde de door of namens de onderhoudsplichtige of beheerder van de weg in, op, boven of naast de onder a bedoelde verharding aangebrachte voorzieningen.;

    • d

      de beplanting (met inbegrip van de wortels) welke door of namens de onderhoudsplichtige of beheerder van de weg is aangebracht.

Artikel 2  Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:

beplanting: bomen, heesters, houtstruik, veld en tuingewassen, de wortels inbegrepen;

bestuur: het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap van Schieland en de

   Krimpenerwaard; 

grens van een weg: grens van al hetgeen ingevolge artikel 1, lid 2, tot de weg behoort. Waar geen duidelijke grens kan worden aangegeven, is – voor de toepassing van de verordening – de kadastrale eigendomsgrens bepalend;

verkeer: alle weggebruikers als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

waterstaatswerk: oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering, ondersteunend kunstwerk en bijbehorende onderhoudsstroken, dat als zodanig in de legger is aangegeven, tenzij dat werk is vrijgesteld van de opneming in de legger als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet, dan wel dat, als de vaststelling van de legger nog niet heeft plaatsgevonden, op de in artikel 6.2 bedoelde kaart is aangegeven;

weg/wegen: openbare wegen in de zin van artikel 1 van de Wegenwet en in beheer bij het  waterschap of hoogheemraadschap,  alsmede feitelijk in aanleg zijde openbare wegen, waarvan het beheer bij het waterschap/hoogheemraadschap zal berusten;

werken: alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies of inrichtingen met toebehoren.

Artikel 3  Hoofdelijke aansprakelijkheid
  • 1 Wanneer percelen waarop wegen zijn gelegen met een beperkt recht zijn bezwaard, dan wel krachtens persoonlijk recht in gebruik zijn gegeven, rusten de in deze keur aan de eigenaar opgelegde verplichtingen op de beperkt gerechtigden en in geval er sprake is van een persoonlijk gebruiksrecht op de gebruikers.

  • 2 Voor de nakoming van de in deze verordening aan de eigenaar opgelegde verplichtingen is ieder van de in het eerste lid genoemde gerechtigden alsmede de eigenaar hoofdelijk aansprakelijk.

Hoofdstuk 2.      Gebods- en verbodsbepalingen
Artikel 4  Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
  • 1 Het is verboden zonder vergunning van het bestuur een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat, alsmede alle niet openbare ontsluitingswegen van gebouwen.

  • 3 Het verbod geldt niet voor het Rijk, de provincie, de gemeente of het waterschap bij het uitvoeren van een publiekrechtelijke taak.

  • 4 Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de provinciale wegenverordening, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.

Artikel 5  Afrasteringen
  • 1 De eigenaren van percelen die gebruikt worden voor het houden van dieren en die gelegen zijn langs of nabij waterstaatswerken, zijn verplicht op eerste aanzegging van het dagelijks bestuur langs hun percelen een voldoende kerende afrastering aan te brengen.

  • 2 Het dagelijks bestuur kan algemene regels stellen omtrent afrasteringconstructies en wijze van plaatsing.

Artikel 6  In, op, onder, boven, naast of langs wegen
  • 1 Het is verboden zonder vergunning van het bestuur de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.

  • 2 Het verbod in het eerste lid geldt niet voor:

    • a

      vlaggen, wimpels of vlaggenstokken indien deze geen gevaar of hinder kunnen opleveren voor personen of goederen en niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt;

    • b

      zonneschermen, voor zover ze zijn aangebracht boven uitsluitend voor voetgangers bestemde gedeelten van de weg en voor zover:

          - elk onderdeel zich hoger dan 2,2 meter boven dat gedeelte bevindt, en

          - elk onderdeel, in welke stand het scherm ook staat, zich op meer dan 0,5 meter van het voor het rijverkeer bestemde gedeelte

            van de weg bevindt, en

          - elk onderdeel, in welke stand het scherm ook staat, minder dan 1,5 meter buiten de opgaande gevel reikt;

    • c

      de voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan. Degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten draagt er zorg voor dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;

    • d

      voertuigen;

    • e

      voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

  • 3 Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken of de provinciale wegenverordening.

  • 4 Het is verboden in, op, onder of boven wegen:

    • a

      werkzaamheden te verrichten;

    • b

      werken aan te brengen of te hebben;

    • c

      stoffen, voorwerpen, dieren of beplantingen te brengen of te hebben;

    • d

      standplaats in te nemen met een voertuig, kraam of tent voor verblijf of verkoop van waren.

  • 5 Het is verboden naast of langs wegen werken of beplantingen aan te brengen of te hebben, die de veiligheid van het verkeer in gevaar kunnen brengen.

  • 6 Het is verboden op, aan, over of boven de weg een voorwerp of stof waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien:

    • a

      deze door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging schade toebrengt aan de weg, en/of

    • b

      gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik van de weg, en/of

    • c

      een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg.

Artikel 7  Maken, veranderen van een uitweg
  • 1 Het is verboden zonder voorafgaande melding aan het bestuur een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

  • 2 Bij de melding wordt een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie overgelegd.

  • 3 Het bestuur laat binnen vier weken na ontvangst van de melding weten of het aan de gewenste uitweg voorschriften stelt of dat de gewenste uitweg in het geheel niet kan worden gerealiseerd.

  • 4 Het bestuur stelt voorschriften aan de gewenste uitweg indien door het realiseren ervan:

    • a

      gevaar of hinder ontstaat of dreigt te ontstaan voor het wegverkeer ter plaatse;

    • b

      het gebruik van een bestaande openbare parkeerplaats onmogelijk wordt gemaakt of dreigt te worden gemaakt;

    • c

      de groenvoorziening in de gemeente wordt geschaad of dreigt te worden geschaad.

  • 5 Het bestuur weigert slechts de aanleg van de uitweg als door de aanleg een voor het verkeer gevaarlijke situatie ontstaat die niet door het stellen van voorschriften kan worden voorkomen.

  • 6 Het bestuur stelt de indiener van de melding binnen zes weken na ontvangst van de melding op de hoogte van de voorschriften als bedoeld in het vierde lid of weigering van de aanleg als bedoeld in het zesde lid.

  • 7 Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken of de provinciale wegenverordening.

Hoofdstuk 3       Overige bepalingen betreffende gebruik van wegen
Artikel 8  Openen straatkolken e.d.
  • 1 Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.

Artikel 9  Kelderingangen e.d.
  • 1 Kelderingangen en andere lager dan de aangrenzende weg gelegen betreedbare delen van een bouwwerk mogen geen gevaar voor de veiligheid van de weggebruikers opleveren.

  • 2 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 427, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 10  Recht van beplanting

Degene die een recht van beplanting op een weg heeft is verplicht:

a van zijn voornemen tot het planten, vellen of rooien tenminste dertig dagen tevoren schriftelijk kennis te geven aan het dagelijks bestuur;

b zich bij de uitvoering te gedragen naar de gegeven voorschriften en aanwijzingen, waaronder de Algemene Plaatselijke Verordening.

Artikel 11  Veroorzaken van gladheid
  • 1 Het is verboden bij vorst of dreigende vorst water op de weg te werpen, uit te storten of te laten lopen.

  • 2 Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 427, aanhef en onder 4e, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 12  Winkelwagentjes
  • 1 De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op of langs de weg achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.

  • 2 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer of in de Algemene Plaatselijke Verordening.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen betreffende gebruik onderhoud aan wegen
Artikel 13  Onderhoudsplicht

Onderhoudsplichtig zijn diegenen die in de wegenlegger of op grond van de Wegenwet tot het plegen van gewoon of buitengewoon onderhoud aan wegen zijn aangewezen.

Artikel 14  Gedoogbepalingen onderhoud en uitvoering van werkzaamheden
  • 1 De eigenaren van wegen of van nabij wegen gelegen percelen zijn verplicht, voor zover zulks nodig is ten behoeve van werkzaamheden vanwege het hoogheemraadschap ter behartiging van de opgedragen wegenzorg:

    • a

      degenen, die met het onderhoud van wegenwerken zijn belast op hun percelen toe te laten;

    • b

      materieel waaronder machines op hun percelen toe te laten;

    • c

      tijdelijke werken en verrichtingen in en op hun percelen toe te laten.

  • 2 Van de uit te voeren werken en verrichtingen, gewoon onderhoud en spoedeisende gevallen uitgezonderd, worden de eigenaren van gronden en de in artikel 3, eerste lid, genoemde gerechtigden tot de desbetreffende gronden ten minste twee maal vierentwintig uren van tevoren schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 15  Vallende voorwerpen

Het is verboden aan een weg of enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk beveiligd is tegen neervallen op de weg.

Artikel 16  Voorzieningen voor verkeer en verlichting
  • 1 De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het bestuur, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

  • 2 Het bestuur maakt van tevoren aan de rechthebbende als bedoeld in het eerste lid zijn besluit bekend over te gaan tot het doen aanbrengen of wijzigen van een voorwerp, bord of voorziening als bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht.

Hoofdstuk 5       Bijzondere bepalingen betreffende verbodsbepalingen
Artikel 17  Vrijstelling verboden, algemene regels
  • 1 De in artikel 6 genoemde verboden zijn niet van toepassing op handelingen, werken, werkzaamheden en gedragingen ten behoeve van het herstel, onderhoud of buitengewoon onderhoud aan wegen.

  • 2 Het bestuur bepaalt bij algemene regeling voor welke handelingen, werken, werkzaamheden en gedragingen daarbij te stellen algemene regels gelden en de verboden in artikel 6 een toepassing vinden.

  • 3 Bij de algemene regeling, bedoeld in het tweede lid van dit artikel, kan de verplichting worden opgelegd handelingen, werken, werkzaamheden en gedragingen te melden.

Hoofdstuk 6       Vergunning  of ontheffing van gebods- en verbodsbepalingen
Artikel 18  Verlening, wijziging en intrekking vergunning of ontheffing
  • 1 Het bestuur kan voor en van de gebods- en verbodsbepalingen in hoofdstuk 2 van deze verordening vergunning of ontheffing verlenen.

  • 2 Een verleende vergunning of ontheffing kan door het dagelijks bestuur worden gewijzigd of geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken.

  • 3 Wijziging of intrekking van een verleende vergunning of ontheffing kan geschieden op de grond dat:

    • a

      de bij de aanvraag verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig zijn dat de ontheffing niet zou zijn verleend indien de juiste gegevens bij de beoordeling van de aanvraag bekend waren geweest;

    • b

      de ontheffing in strijd met wettelijke voorschriften is verleend;

    • c

      in verband met wijziging van wetgeving, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten de bescherming van de belangen met het oog waarop het vereiste van ontheffing is gesteld, zwaarder moet wegen dan het belang van de houder van de ontheffing bij een ongewijzigde ontheffing;

    • d

      van de ontheffing gedurende een door het dagelijks bestuur te bepalen periode geen gebruik is gemaakt;

    • e

      een krachtens de verleende ontheffing in uitvoering genomen werk niet binnen een door het dagelijks bestuur te stellen termijn is voltooid.

  • 4 Een vergunning bedoeld in artikel 6, eerste lid kan worden geweigerd:

    • a

      indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;

    • b

      indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    • c

      in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

  • 5 De weigeringsgrond onder artikel 18 lid 4 sub a geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet;

  • 6 De weigeringsgrond onder artikel 18 lid 4 sub b geldt niet voor bouwwerken;

  • 7 De weigeringsgrond onder artikel 18 lid 4sub c geldt niet voorzover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

Artikel 19 Beperkingen en voorschriften bij vergunning of ontheffing
  • 1 Een vergunning of ontheffing kan onder beperkingen worden verleend. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 2 Een vergunning of ontheffing  kan worden verleend onder de beperking dat daarvan binnen een daarbij te stellen termijn gebruik moet zijn gemaakt om te voorkomen dat de ontheffing van rechtswege vervalt.

  • 3 Aan een vergunning of ontheffing kan het voorschrift worden verbonden dat de houder van de ontheffing financiële zekerheid stelt voor de kosten van verwijdering van het op grond van de ontheffing aangebrachte werk na beëindiging van het gebruik daarvan.

  • 4 Aan een vergunning of ontheffing  kan het voorschrift worden verbonden dat de houder van de ontheffing een betaling verricht of anderszins compensatie biedt met het oog op de bescherming van de belangen met het oog waarop het vereiste van ontheffing is gesteld.

  • 5 Een vergunning of ontheffing  geldt, tenzij in de  vergunning/ontheffing anders is bepaald, tevens voor de rechtsopvolgers van de houder van de vergunning of ontheffing. Binnen twaalf weken, te rekenen vanaf de dag van de rechtsopvolging, dient wijziging van de te naamstelling te worden gevraagd bij het bestuur.

Artikel 20  Vrijstelling vergunningvereiste

Geen vergunning is vereist voor handelingen die plaats hebben door of in opdracht van het bestuur ten behoeve van het aan het waterschap op grond van het reglement opgedragen beheer.

Hoofdstuk 7     Toezicht op de naleving  
Artikel 21  Toezichthouders
  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde in of krachtens deze verordening zijn belast de daartoe door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaren.

  • 2 Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde in of krachtens deze verordening belast de daartoe door het dagelijks bestuur aangewezen andere personen.

Artikel 22  Strafbepalingen
  • 1 Overtreding van de bepalingen van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete tot ten hoogste het bedrag van de tweede categorie als genoemd in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 2 Indien ten tijde van het plegen van de in het eerste lid genoemde overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis tot het dubbele van het gestelde maximum worden opgelegd.

Hoofdstuk 8      Overgangsbepalingen
Artikel 23 Vergunningen en ontheffingen
  • 1 Een vergunning of ontheffing, verleend vóór de inwerkingtreding van deze verordening, waarbij een ingevolge deze verordening vergunning- of ontheffingplichtig werk of handelen door het bevoegd gezag is toegestaan, wordt geacht ingevolge deze verordening te zijn verleend.

  • 2 Voor al hetgeen ten tijde van inwerkingtreding van deze verordening rechtmatig tot stand is gebracht, wordt geacht vergunning of ontheffing ingevolge deze verordening te zijn verleend.

Hoofdstuk 9      Slotbepalingen
Artikel 24  Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet van 29 januari 2009, houdende regels met betrekking tot het beheer en gebruik van watersystemen (Waterwet) in werking treedt. Op dat tijdstip wordt de tot dan toe geldende keur ingetrokken.

Artikel 25  Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Wegenverordening van Schieland en de Krimpenerwaard