Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap De Dommel

Verordening behandeling bezwaren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap De Dommel
Officiële naam regelingVerordening behandeling bezwaren
CiteertitelVerordening behandeling bezwaren 2000
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerprecht – bezwaar en klachten

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Ook gepubliceerd in Eindhovens dagblad op 27 december 2000.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 13-12-2000

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Brabants dagblad, 27 december 2000

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Waterschapswet, art. 77 en 79, lid 2 onder a
  2. Algemene wet bestuursrecht, hfst. 7

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-12-200007-06-2010nieuwe regeling

13-12-2000

Brabants dagblad, 27 december 2000.

Waterschapsblad 2000-52

Tekst van de regeling

Aanhef

De Vergadering van hoofdingelanden van het waterschap De Dommel;

Gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 8 november 2000 (Waterschapsblad nr. 2000 nr.52)

Gelet op het bepaalde in hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 77 en 79, tweede lid onder a, van de Waterschapswet en artikel 1 van de Inspraakverordening 1996;

B E S L U I T :

vast te stellen de volgende Verordening behandeling bezwaren 2000:

Begripsbepaling

Artikel 1

  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. de wet: de Algemene wet bestuursrecht;

  • b. het waterschap: het waterschap De Dommel;

  • c. het bestuur: het dagelijks bestuur van het waterschap De Dommel;

  • d. voorzitter: de persoon als bedoeld in artikel 3, eerste lid van deze verordening;

  • e. secretaris: de door de secretaris-directeur aangewezen ambtenaar van het waterschap als bedoeld in artikel 4, eerste lid van deze verordening;

  • f. bestuursorgaan: de Vergadering van hoofdingelanden, het dagelijks bestuur of de watergraaf van het waterschap.

Toepassingsbereik

Artikel 2

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de behandeling van bezwaren ingediend tegen een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid van de wet.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op behandeling van bezwaren tegen besluiten:

  • a. op het gebied van fiscale zaken;

  • b. indien en voor zover in aanvulling op de wet bij separate verordening of regeling in een procedure voor de behandeling van bezwaren en het horen van belanghebbenden is voorzien.

Benoeming en ontslag

Artikel 3

  • 1. Het bestuur benoemt een voorzitter die belast is met het horen zoals bedoeld in artikel 7:5, eerste lid van de wet.

  • 2. Het bestuur kan een of meerdere plaatsvervangers benoemen. De plaatsvervanger treedt in alle rechten en plichten van degene, die hij vervangt.

  • 3. De bevoegdheid tot het schorsen en ontslaan van de voorzitter en diens plaatsvervangers berust bij het bestuur.

  • 4. De voorzitter treedt af op de dag van het aftreden van de Vergadering van hoofdingelanden. Hij blijft zijn functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

Secretaris

Artikel 4

  • 1. De voorzitter wordt bijgestaan door een door de secretaris-directeur aangewezen ambtenaar van het waterschap, genaamd secretaris.

  • 2. De secretaris-directeur wijst tevens een of meer plaatsvervangers van de secretaris aan.

  • 3. De secretaris is, onverminderd het bepaalde in artikel 10, vijfde lid, bevoegd om de door de voorzitter genomen besluiten namens hem te ondertekenen.

Procedure

Artikel 5

  • 1. Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.

  • 2. Het bezwaarschrift met de daarbij overgelegde stukken wordt binnen een week na ontvangst in handen gesteld van de secretaris.

  • 3. Bij het bericht van ontvangst als bedoeld in artikel 6:14 van de wet wordt vermeld dat het horen door de voorzitter geschiedt.

Vooronderzoek

Artikel 6

  • 1. De voorzitter is in verband met de voorbereiding van het horen bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te doen inwinnen.

  • 2. De voorzitter kan uit eigen beweging bij ambtenaren van het waterschap of andere deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en dezen zo nodig uitnodigen daartoe tijdens de zitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het bestuur vereist.

Hoorzitting

Artikel 7

  • 1. De voorzitter bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden worden gehoord.

  • 2. De voorzitter ziet af van het horen indien daarbij zijn onpartijdigheid in het geding kan zijn.

  • 3. Indien de voorzitter op grond van het tweede lid besluit van het horen af te zien, doet hij daarvan mededeling aan de plaatsvervanger en, bij het ontbreken daarvan, aan het bestuur.

Uitnodiging

Artikel 8

  • 1. De voorzitter deelt de belanghebbenden ten minste drie weken voor de zitting schriftelijk mee, dat zij in de gelegenheid worden gesteld zich te doen horen tijdens de zitting.

  • 2. Binnen drie dagen na verzending van de in het eerste lid bedoelde mededeling kunnen de belanghebbenden, onder opgaaf van redenen, de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

  • 3. De beslissing van de voorzitter op een verzoek als bedoeld in het tweede lid wordt zo spoedig mogelijk, doch in elk geval twee weken voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbenden medegedeeld.

  • 4. De voorzitter is bevoegd in bijzondere gevallen af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen als genoemd in het eerste, tweede en derde lid.

Openbaarheid

Artikel 9

  • 1. De hoorzitting is openbaar.

  • 2. De deuren worden gesloten indien de voorzitter het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een verzoek doet.

  • 3. Indien de voorzitter vervolgens beslist dat gewichtige redenen zich tegen openbaarheid verzetten, vindt de zitting met gesloten deuren plaats.

Scriftelijke verslaglegging

Artikel 10

  • 1. Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 van de wet vermeldt de namen van de aanwezigen, met daarbij een vermelding van hun hoedanigheid.

  • 2. Het verslag houdt een korte vermelding in van hetgeen over en weer is gezegd en overigens ter zitting is voorgevallen.

  • 3. Indien de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordigheid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.

  • 4. Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag worden gehecht.

  • 5. Het verslag wordt, na ondertekening door de voorzitter en de secretaris, in handen van het bestuursorgaan gesteld.

  • 6. Het verslag wordt in elk geval meegezonden bij de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.

Nieuwe hoorzitting

Artikel 11

  • 1. Wanneer na het horen, maar voordat de beslissing op bezwaar is genomen, feiten of omstandigheden bekend worden die voor de te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, wordt dit aan de belanghebbenden meegedeeld en worden zij door de voorzitter in de gelegenheid gesteld daarover te worden gehoord.

  • 2. Op een nieuwe hoorzitting, als bedoeld in het vorige lid, zijn de bepalingen van deze verordening zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Vergoeding

Artikel 12

Het bestuur kan besluiten om aan de voorzitter een door het bestuur vastgestelde vergoeding te verstrekken.

Overgangsbepaling

Artikel 13

De Regeling behandeling bezwaren zoals vastgesteld door de Vergadering van hoofdingelanden op 15 december 1993 wordt ingetrokken.

Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 14

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking op de wettelijk voorgeschreven wijze.

  • 2. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening behandeling bezwaren 2000’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de Vergadering van hoofdingelanden op 13-12-2000.

De Vergadering van hoofdingelanden,

 Ir. A.J.A.M. Segers                                                                                drs. R.E. Viergever

 De watergraaf                                                                                       de secretaris-directeur

Algemene toelichting Verordening behandeling bezwaren 2000

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht [Awb] geldt in beginsel dat, voordat men beroep bij de rechter kan instellen, eerst een bezwaarschrift moet worden ingediend bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Alvorens op dit bezwaarschrift te beslissen moet de bezwaarmaker in de gelegenheid worden gesteld om te worden gehoord.

Artikel 7:5, eerste lid, van de Awb bepaalt dienaangaande het volgende:

Tenzij het horen geschiedt door of mede door het bestuursorgaan zelf dan wel de voorzitter of een lid ervan, geschiedt het horen door:

a. een persoon die niet bij de voorbereiding van het bestreden besluit betrokken is geweest, of,

b. meer dan een persoon van wie de meerderheid, onder wie degene die het horen leidt, niet bij de voorbereiding van het besluit betrokken is geweest.

Uitgangspunten voor de voorliggende verordening van het horen zijn een zo groot mogelijke flexibiliteit g ekoppeld aan een zorgvuldige en klantvriendelijke procedure. In de verordening is gekozen voor een door het dagelijks bestuur benoemde voorzitter, ondersteund door een (ambtelijke) secretaris. Indien de te benoemen voorzitter geen lid is van het desbetreffende bestuursorgaan, mag deze niet bij de voorbereiding van het besluit betrokken zijn geweest. Voor alle duidelijkheid wordt opgemerkt dat de voorzitter uitsluitend belast is met het horen van bezwaarmakers en dus geen adviserende taak richting het bestuur heeft.

Toelichting per artikel

Artikel 1

In dit artikel zijn alleen die begripsbepalingen opgenomen die niet in de Awb voorkomen.

Artikel 2

Op belastingzaken en besluiten waarbij in een aparte verordening of regeling in een procedure voor de behandeling van bezwaren en het horen van belanghebbenden is voorzien, is deze verordening niet van toepassing. Voor belastingzaken zijn “Uitvoeringsregels inzake de behandeling van bezwaarschriften” vastgesteld. Op basis van deze regels hoort het hoofd Fiscale Zaken de belastingplichtige. Ook voor besluiten met betrekking tot de organieke functiewaardering gelden afzonderlijke regels (adviescommissie).

Tot slot is het in nadeelcompensatiekwesties minder bezwaarlijk dat slechts één persoon in de bezwaarfase hoort omdat bij de totstandkoming van de primaire beschikking reeds een externe adviescommissie ingeschakeld wordt op grond van de geldende Nadeelcompensatieverordening.

Artikel 3

De voorzitter is uitsluitend belast met het horen van belanghebbenden en is dus niet belast met het adviseren van het bestuur. Er is voorzien in de mogelijkheid om een of meer plaatsvervangende voorzitters te benoemen zodat de procedure geen onnodige vertraging hoeft op te leveren en er een alternatief aanwezig is indien de voorzitter bij de voorbereiding van het besluit betrokken is geweest. Na afloop van de bestuursperiode van de Vergadering van hoofdingelanden blijft de voorzitter zijn functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 4

De secretaris is een waterschapsambtenaar. Er is tevens voorzien in een regeling voor plaatsvervanging. Op grond van het Ondermandaatbesluit ambtelijke organisatie 2000 is de voorzitter c.q. de secretaris bevoegd om een aantal bevoegdheden namens het dagelijks bestuur uit te oefenen zodat er geen onnodige vertraging in de procedure ontstaat. Het betreft bevoegdheden die betrekking hebben op de voorbereiding en voortgang van de beslissing op bezwaar, te weten: aan de voorzitter de bevoegdheid voor wat betreft:

- het afzien van dan wel het voorbehouden aan bepaalde personen van de terinzagelegging (artikel 7:4, vijfde, zesde en achtste lid).

- het afzonderlijk horen van belanghebbenden (artikel 7:6, tweede lid Awb);

- het achterwege laten van het op de hoogte stellen van een belanghebbende van het verhandelde tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid (artikel 7:6, vierde lid Awb)

aan de secretaris de bevoegdheid voor wat betreft:

- het verlangen van een schriftelijke machtiging (artikel 2:1, tweede lid Awb);

- het binnen een daartoe te stellen termijn bieden van de gelegenheid om een verzuim te herstellen (artikel 6:6 Awb);

- het verzenden van de ontvangstbevestiging (artikel 6:14, eerste lid);

- het toezenden van stukken aan een gemachtigde (artikel 6:17 Awb);

- het ter inzage leggen van stukken (artikel 7:4, tweede lid);

- het verdagen en eventueel verder uitstellen van de beslissing op bezwaar (artikel 7:10, derde en vierde lid Awb).

De secretaris is op grond van het derde lid van dit artikel bevoegd om de door de voorzitter genomen besluiten te ondertekenen (ondertekeningsmandaat).

Artikel 5

In verband met het bepalen van de ontvankelijkheid is het van belang dat de datum van ontvangst op het bezwaar wordt aangetekend. Tevens dient de ingekomen envelop te worden bewaard in verband met het eventuele poststempel. Gelet op het feit dat in beginsel door het bestuursorgaan binnen zes weken op het bezwaar moet worden beslist dient de voorzitter zo spoedig mogelijk over het bezwaarschrift en de daarbij behorende stukken te beschikken.

Artikel 6

Het is uiteraard van belang dat de voorzitter de beschikking krijgt over alle relevante stukken en informatie om zijn taak goed te kunnen uitoefenen.

Artikel 7

Indien de voorzitter van mening is dat zijn onpartijdigheid in het geding kan zijn, moet hij afzien van het horen en zijn plaatsvervanger inschakelen. Uiteraard moet hij hiervan de eventueel benoemde plaatsvervanger in kennis stellen.

Artikel 8

Het is omwille van een zorgvuldige voorbereiding voor zowel belanghebbenden als de voorzitter zaak zoveel mogelijk de aangegeven termijnen aan te houden en slechts in bijzondere gevallen afwijking toe te staan.

Artikel 9

Artikel 7:5, tweede lid, Awb bepaalt dat het bestuursorgaan kan bepalen of het horen in het openbaar plaatsvindt, tenzij niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. In dit artikel is voor het (gebruikelijke) uitgangspunt van een openbare zitting gekozen. Indien gewichtige redenen zich tegen openbaarheid verzetten vindt de zitting achter gesloten deuren plaats. Hierbij kan gedacht worden indien uiterst persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard aan de orde komen.

Artikel 10

Dit artikel bevat enkele bepalingen over de verslaglegging. Het verslag heeft een belangrijke functie in de eventuele beroepsprocedure bij de rechtbank of Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (toetsingsfunctie). Het is dus zaak dat verslaglegging zorgvuldig geschiedt. Het is overigens niet nodig dat een woordelijk verslag wordt gemaakt. Het verslag moet ten minste een zakelijke en representatieve weergave van het verhandelde ter zitting bevatten. Het vierde lid bepaalt dat de op de zitting overgelegde bescheiden aan het verslag moeten worden gehecht. Enkele verwijzing daarnaar is dus niet voldoende. Het spreekt voor zich dat het verslag in handen van het bestuursorgaan wordt gesteld.

Hoewel artikel 7:7 Awb niet uitdrukkelijk voorschrijft dat het verslag moet worden toegezonden aan belanghebbenden, blijkt uit de jurisprudentie dat het verslag tijdig, dat wil zeggen uiterlijk gelijktijdig met de bekendmaking van de beslissing op bezwaar, aan belanghebbenden wordt toegezonden. Dit is in het zesde lid vastgelegd. Uiteraard is het mogelijk, en verdient het uit oogpunt van zorgvuldige voorbereiding in bepaalde gevallen wellicht ook de voorkeur, het verslag voorafgaand aan het nemen van de beslissing op bezwaar aan belanghebbenden toe te zenden. In dat geval kan het bestuursorgaan bij het nemen van de beslissing op bezwaar met eventuele opmerkingen rekening houden.

Artikel 11

Het kan voorkomen dat er na het horen nog omstandigheden of feiten bekend worden die van aanmerkelijk belang kunnen zijn op de te nemen beslissing door het dagelijks bestuur. In dat geval moet de voorzitter een nieuwe hoorzitting houden, waarop de bepalingen van de verordening zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing zijn (zie artikel 7:9 Awb).

Met de term ’aanmerkelijk’ wordt tot uitdrukking gebracht dat het niet geoorloofd is dat het dagelijks bestuur zijn beslissing (mede) baseert op ná de hoorzitting bekend geworden feiten of omstandigheden, indien dit een processuele benadeling van belanghebbenden tot gevolg kan hebben.

Artikel 12

Het dagelijks bestuur kan een vergoedingsregeling vaststellen. Het is daartoe echter niet verplicht.

Artikel 13

De oude regeling wordt ingetrokken.

Artikel 14

Op grond van artikel 3:40 Awb treedt een besluit niet in werking voordat het is bekendgemaakt.