Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap De Dommel

Inspraakverordening Waterschap de Dommel

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap De Dommel
Officiële naam regelingInspraakverordening Waterschap de Dommel
CiteertitelInspraakverordening Waterschap De Dommel 2006
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerprecht – bezwaar en klachten

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Ook gepubliceerd in Eindhovens dagblad, 28-06-2006.

Bij deze wordt de Inspraakverordening Waterschap De Dommel 1996 ingetrokken.

De Inspraakverordening 1996 behoudt zijn werking ten aanzien van ontwerpbesluiten, die zijn genomen vóór het tijdstip van de inwerkingtreding.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 21-6-2006

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Brabants dagblad, 28-06-2006.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Waterschapswet, art. 79
  2. Algemene wet bestuursrecht, afdeling 3.4

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-200602-08-2010nieuwe regeling

21-06-2006

Brabants dagblad, 28-06- 2006.

I 06-01099 waterschapsblad 2006- 15
16-05-199601-07-2006nieuwe regeling

03-04-1996

Brabants dagblad, 8-05-1996.

Waterschapsblad 1995, nr. 40

Tekst van de regeling

Aanhef

Het algemeen bestuur van Waterschap De Dommel;

gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 17 mei 2006;

gelet op artikel 79 van de Waterschapswet en het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene

wet bestuursrecht;

BESLUIT:

vast te stellen de Inspraakverordening Waterschap De Dommel 2006:

Begripsomschrijving

Artikel 1

  • Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. Algemeen bestuur: het algemeen bestuur van Waterschap De Dommel;

  • b. Dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van Waterschap De Dommel;

  • c. Inspraak: een door of namens het dagelijks bestuur geboden gelegenheid voor ingezetenen en belanghebbenden om hun zienswijzen omtrent te nemen besluiten van het algemeen bestuur kenbaar te maken.

Object van inspraak

Artikel 2

  • 1. Onverminderd het bepaalde bij wet, algemene maatregel van bestuur of provinciale verordening vallen onder de werking van de onderhavige verordening de door het algemeen bestuur te nemen besluiten van algemene strekking, tenzij deze daarvoor naar hun aard of naar hun belang niet in aanmerking komen.

  • 2. De volgende besluiten vallen in ieder geval onder de werking van deze verordening:

    • a.

      besluiten tot het vaststellen van verordeningen, met uitzondering van belastingverordeningen, subsidie- of bijdrageverordeningen, verordeningen die uitsluitend interne werking hebben en verordeningen die daarvoor, volgens het oordeel van het dagelijks bestuur, naar hun aard of naar hun belang niet in aanmerking komen;

    • b.

      besluiten tot aanleg of verbetering van waterstaatswerken, tenzij het werken betreft, waarvan naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet in betekenende mate een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie is te verwachten;

    • c.

      besluiten tot het vaststellen van de leggers van watergangen;

    • d.

      besluiten van het dagelijks bestuur op basis van door het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur gedelegeerde bevoegdheden, tenzij deze daarvoor, volgens het oordeel van het dagelijks bestuur, naar hun aard of naar hun belang niet in aanmerking komen.

  • 3. Bij de voorbereiding van besluiten zoals bedoeld in dit artikel is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

Terinzagelegging

Artikel 3

  • 1. Een ontwerpbesluit wordt gedurende zes weken ter inzage gelegd op het waterschapshuis en de stroomgebiedkantoren. Het ontwerpbesluit is tevens in te zien op de internetsite van het waterschap, tenzij de aard of omvang van het ontwerpbesluit zich hiertegen verzet.

  • 2. Indien het ontwerpbesluit betrekking heeft op een deel van het beheersgebied van het waterschap kan worden volstaan met een terinzagelegging op het waterschapshuis, het desbetreffende stroomgebiedkantoor en plaatsing op de internetsite van het waterschap.

Rapportage

Artikel 4

  • 1. In het voorstel wordt melding gemaakt van de gehouden inspraakprocedure en de beschouwingen van het dagelijks bestuur over de ingekomen reacties.

  • 2. Het dagelijks bestuur brengt degenen die zienswijzen hebben ingediend op de hoogte van het genomen besluit en van de wijze waarop de resultaten van de inspraak zijn verwerkt.

Inwerkingtreding en overgangsrecht

Artikel 5

  • 1. Deze verordening treedt, na bekendmaking op de wettelijk voorgeschreven wijze, in werking met ingang van 1 juli 2006.

  • 2. De Inspraakverordening 1996, zoals vastgesteld door het algemeen bestuur van het Waterschap De Dommel bij besluit van 3 april 1996, wordt per 1 juli 2006 ingetrokken.

  • 3. De Inspraakverordening 1996 behoudt zijn werking ten aanzien van ontwerpbesluiten, die zijn genomen vóór het tijdstip van de inwerkingtreding.

Citeertitel

Artikel 6

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Inspraakverordening Waterschap De Dommel 2006’.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van Waterschap De Dommel van 21 juni 2006.

De watergraaf,                                  de secretaris-directeur,

mr. drs. P.C.G. Glas                        drs. R.E. Viergever

Toelichting Inspraakverordening Waterschap De Dommel 2006

Algemeen

Artikel 79 van de Waterschapswet verplicht de waterschappen tot het vaststellen van een inspraakverordening die van toepassing is op de door het algemeen bestuur te nemen besluiten. Voor besluiten, waarvoor het dagelijks bestuur bevoegd is, geldt deze verplichting niet. Via een afzonderlijk besluit van het dagelijks bestuur kan desgewenst toch tot toepassing van deze inspraakverordening c.q. afdeling 3.4 Awb worden besloten, bijvoorbeeld ten aanzien van het vaststellen van beleidsregels voor ontheffingverlening op grond van de keur.

De algemene inspraakverordening moet worden beschouwd als een aanvulling op inspraakregelingen die zijn opgenomen in formele wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen. Als voorbeelden daarvan kan worden gewezen op de inspraakprocedures die zijn geregeld in de Wet op de waterhuishouding (waterakkoord) en de Verordening waterhuishouding Noord-Brabant (waterbeheersplan). Ook kent de Waterschapswet bijvoorbeeld een bepaling voor de voorbereiding van de keur (artikel 80) en een eigen regeling voor het ter inzage leggen van de begroting van het waterschap (artikel 100). De vaststelling van een nieuwe Inspraakverordening is nodig in verband met de wijziging van artikel 79 van de Waterschapswet en de inwerkingtreding van de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Deze laatste wet schuift de twee (oude) openbare voorbereidingsprocedures van de Algemene wet bestuursrecht ineen.

Het doel van de inspraak is tweeledig.

Aan de ene kant wordt belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over een ontwerpbesluit van het waterschapsbestuur kenbaar te maken.

Aan de andere kant is het voor het waterschap een belangrijk hulpmiddel om op basis van een evenwichtige belangenafweging tot een besluit te komen. Uit dit doel vloeit een aantal randvoorwaarden ten aanzien van de inspraak voort.

Inspraak is slechts zinvol wanneer er voor het waterschapsbestuur een keuzemogelijkheid is. Een tweede belangrijk aspect in dit verband is dat inspraak het beste tot zijn recht komt indien het beleidsvoornemen c.q. de praktische consequenties van de verschillende keuzemogelijkheden zo concreet mogelijk aangegeven zijn. Dit betekent dat de ambtelijke en bestuurlijke gedachtevorming over het te nemen besluit moet hebben plaatsgevonden en dat eventuele keuzemogelijkheden voor de insprekers duidelijk zijn aangegeven. In dit verband zij overigens met nadruk op te merken dat het in veel gevallen zinvol is om in een vroeger stadium, bijvoorbeeld in het kader van de ambtelijke voorbereiding, voorlichting te geven omtrent het beleidsvoornemen c.q. om daarover overleg te voeren met de meest direct betrokken belanghebbenden. Op die wijze kunnen belanghebbenden immers al in een zeer vroeg stadium kennis nemen van voornemens van het waterschap, en vooral door het aandragen van informatie er mede zorg voor dragen dat het waterschap een ontwerpbesluit in de inspraak brengt dat op juiste wijze inzicht geeft in de diverse aspecten van het ontwerpbesluit.

Artikel 79 van de Waterschapswet is aangepast aan de uniforme voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht en treedt op 1 juli 2006 in werking. Het artikel luidt als volgt:

Artikel 79
  • 1. Het algemeen bestuur stelt een verordening vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van de door dat bestuur te nemen besluiten worden betrokken.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voorzover in de verordening niet anders is bepaald.

    Het artikel is op de volgende onderdelen gewijzigd ten opzichte van het oude artikel 79:

    • Er wordt niet meer aangegeven voor welke besluiten de inspraakprocedure in elk geval moet worden toegepast. Het waterschap dient deze besluiten dus zelf in de inspraakverordening op te nemen;

    • Het verplicht opnemen van een beklagregeling over de uitvoering van de inspraakverordening is geschrapt. Een dergelijke beklagregeling is thans ook niet meer opgenomen aangezien in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht [Awb] in een uitgebreide klachtenprocedure wordt voorzien.

Artikelsgewijs

Artikel 1

De omschrijving van het begrip "inspraak" is voor een belangrijk deel ontleend aan artikel 79 van de Waterschapswet. In het algemeen deel van de toelichting is op het doel van de inspraak al ingegaan. De verantwoordelijkheid voor de inspraak wordt gelegd bij het  dagelijks bestuur van het waterschap omdat het hierbij gaat om de uitvoering van een waterschapsverordening. Voor wat betreft de definitie van het begrip "ingezetene" wordt aangesloten bij artikel 18, eerste lid van de Waterschapswet.

Dit artikel bepaalt dat ingezetenen degenen zijn die volgens hun persoonsregister van de gemeente, behoudens tegenbewijs, geacht kunnen worden hun werkelijke woonplaats in het gebied van het waterschap te hebben. Het begrip "belanghebbende" sluit aan bij de bestaande jurisprudentie over dat begrip. Ten aanzien van organisaties die het algemeen belang vertegenwoordigen, kan worden opgemerkt dat het wenselijk is deze organisaties (bijvoorbeeld milieuorganisaties) bij de inspraak te betrekken. In de rechtspraak zijn vertegenwoordigers van "collectieve belangen" in het algemeen als belanghebbenden geaccepteerd.

Artikel 2

Ten aanzien van het object van de inspraak kan worden opgemerkt dat uit de formulering van artikel 79 blijkt dat in beginsel alle besluiten van het algemeen bestuur onder de werking van de inspraakverordening vallen. Dit artikel spreekt immers over "de besluiten" van het algemeen bestuur".

Er zijn een aantal uitzonderingen op het principe van toepassing.1

In de eerste plaats zijn er de besluiten die rechtstreeks voortvloeien uit formele wetgeving van hoger gezag, waarbij er voor het waterschap geen keuze is.

Andere uitzonderingen betreffen intern werkende besluiten (bijvoorbeeld bezoldigingsbesluiten, reglementen van orde en de organisatieverordening), besluiten die uitsluitend redactionele wijzigingen behelzen, besluiten (bijvoorbeeld met betrekking tot de uitvoering van waterstaatswerken) van een zeer gering belang en, zoals uit de tekst van het huidige artikel 79 blijkt, belastingverordeningen (vaststelling van de tarieven in de omslagverordening). De kostentoedelingsverordening en de omslagklassenverordening vallen overigens niet onder deze uitzondering.

Verder ligt het in de rede dat inspraakmogelijkheden naar hun aard uitsluitend van belang zijn voor besluiten met een algemene strekking. Voor besluiten die één of slechts een beperkte groep belanghebbenden betreffen is een algemene inspraakmogelijkheid niet noodzakelijk. Het waterschap, in casu het dagelijks bestuur, zal echter moeten motiveren waarom een bepaald besluit van algemene strekking niet onder de werkingssfeer van de inspraakverordening valt.

De omstandigheid dat de onderhavige inspraakverordening een aanvullend karakter heeft ten opzichte van andere, hogere procedureregelingen wordt tot uitdrukking gebracht door middel van de zinsnede "Onverminderd het bepaalde in wet, algemene maatregel van bestuur of provinciale verordening".

Eerste lid

In de inspraakverordening is de bepaling opgenomen dat de besluiten van algemene strekking van het waterschap onder de werking van de inspraakverordening vallen tenzij deze daarvoor naar hun aard en belang niet in aanmerking komen, bijvoorbeeld bij één of enkele goed traceerbare belanghebbenden. Deze formulering biedt het waterschapsbestuur de mogelijkheid om op dit punt een eigen beleid te voeren, zij het met inachtneming van de in het voorgaande al aangegeven beginselen. Met het oog op duidelijkheid voor belanghebbenden en om zoveel mogelijk problemen over de toepassing van de verordening te voorkomen, is er voor gekozen om bij voorbaat zoveel mogelijk duidelijk te maken hoe het algemeen bestuur de in het voorgaande beschreven regels zal toepassen. In het tweede lid is daarom aangegeven welke besluiten in ieder geval onder de inspraakverordening vallen.

Het feit dat de inspraakverordening niet wordt toegepast indien genoemde besluiten daarvoor naar hun aard of naar hun belang niet in aanmerking komen betekent overigens niet dat deze belanghebbenden alle vorm van inspraak wordt onthouden. Inspraak kan in dat geval geregeld worden door deze rechtstreeks bij de besluitvorming te betrekken (bijvoorbeeld via artikel 4:7 of 4:8 Awb) of door communicatie via de stroomgebiedcommissies.

Tweede lid

Bij dit lid is aansluiting gezocht bij het huidige (‘oude’) artikel 79 van de Waterschapswet en de Inspraakverordening 1996 waarin de besluiten zijn omschreven waarvoor in elk geval de inspraakprocedure moet worden gevolgd. De praktijk heeft immers geleerd dat inspraak bij deze besluiten nuttig kan zijn en ook uit oogpunt van zorgvuldigheid die een overheidsorgaan heeft te betrachten zeer wel op zijn plaats is.

Onderdeel ‘a’ betreft bijvoorbeeld de vaststelling van een keur.

Onderdeel ‘b’ betreft bijvoorbeeld besluiten met betrekking tot (her)inrichtingsplannen zoals beekherstelprojecten, anti-verdrogingsprojecten, handhaving van waterstanden, waterbergingsprojecten, de aanleg van ecologische verbindingszones en milieuvriendelijke oevers of een combinatie daarvan.

 Bij de uitzondering voor werken die niet in betekenende mate tot een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie leiden moet gedacht worden aan onderhouds-, herstel- of vervangingswerken.

Onderdeel ‘d’ is opgenomen om de inspraakverordening tevens van toepassing te laten zijn op bevoegdheden die door het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur zijn gedelegeerd. Dit geldt bijvoorbeeld voor het vaststellen van de leggers.

Derde lid

Uitgangspunt van de wetgever is dat bij de verlening van inspraak in beginsel afdeling 3.4 Awb wordt toegepast. Deze afdeling 3.4 Awb is op 1 juli 2005 door de inwerkingtreding van de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure gewijzigd. Deze wijziging hield in een samenvoeging van de (oude) afdeling 3.4 en 3.5 Awb tot één openbare voorbereidingsprocedure. Doel hiervan was het vereenvoudigen van de regels en het vormen van één uniforme procedure voor de voorbereiding van besluiten met inspraak van de burger op verschillende terreinen.

De uniforme openbare voorbereidingsprocedure komt op hoofdlijnen op het volgende neer:

  • a.

    Het ontwerp van het te nemen besluit wordt, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, gedurende zes weken ter inzage gelegd (3:11 Awb);

  • b.

    De terinzagelegging en de zakelijke inhoud van het ontwerpbesluit wordt voorafgaand bekendgemaakt in een dag-, nieuws-, of huis-aan-huisblad of op een andere geschikte wijze (3:12 Awb). Eventuele nieuwe relevante stukken en gegevens worden eveneens ter inzage gelegd (3:14 Awb);

  • c.

    Ingezetenen en belanghebbenden kunnen schriftelijk of mondeling hun zienswijzen kenbaar maken (3:15 Awb);

  • d.

    Termijn voor het indienen van zienswijzen is zes weken en loopt uiteraard gelijk met de onder 1 genoemde termijn (3:16 Awb);

  • e.

    Van hetgeen mondeling naar voren is gebracht wordt een verslag gemaakt (3:17 Awb).

  • f.

    Iedereen die gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid van inspraak wordt geïnformeerd over de inhoud van het uiteindelijke besluit (3:44 Awb).

Artikel 3

De terinzagelegging wordt, in aanvulling op afdeling 3.4 Awb, in de verordening geregeld. De terinzagelegging vindt plaats op het waterschapshuis en de (desbetreffende) stroomgebiedkantoren binnen (een deel van) het beheersgebied van een ontwerpbesluit. Een ontwerpbesluit wordt tevens op de internetsite van het waterschap geplaatst, tenzij de aard of omvang van het ontwerpbesluit zich hiertegen verzet (bv. bij zeer grote bestanden met tekeningen).

Artikel 4

In aanvulling op afdeling 3.4 Awb is in dit artikel geregeld dat melding wordt gemaakt van de gehouden inspraakprocedure en degenen die hun zienswijzen hebben kenbaar gemaakt op de hoogte worden gebracht van het genomen besluit.

1 Zie ook de ledenbrief van de Unie van Waterschappen d.d. 31 mei 2006, kenmerk 30013 WSB/RJ.