Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap De Dommel

Inspraakverordening Waterschap de Dommel

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap De Dommel
Officiële naam regelingInspraakverordening Waterschap de Dommel
CiteertitelInspraakverordening Waterschap de Dommel
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerprecht – bezwaar en klachten

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Ook gepubliceerd in Eindhovens dagblad, 8-05-1996.

De Inspraakverordening 1996 behoudt zijn werking ten aanzien van ontwerpbesluiten, die zijn genomen vóór het tijdstip van de inwerkingtreding van de Inspraakverordening 2006.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 3-4-1996

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Brabants dagblad, 8-05-1996.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Waterschapswet, art. 79

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-05-199601-07-2006nieuwe regeling

03-04-1996

Brabants dagblad, 8-05-1996.

Waterschapsblad 1995, nr. 40

Tekst van de regeling

Voorstel

WATERSCHAP DE DOMMEL

WATERSCHAPSBLAD 

1995, nr 40        Boxtel, 14 maart 1996                                                                        

Aan de vergadering van hoofdingelanden

onderwerp: vaststelling Inspraakverordening 1996

Geacht bestuur,

De Inspraakverordening 1996 strekt tot vervanging van de op 1 juli 1992 door het toenmalige hoofdbestuur vastgestelde Inspraakverordening waterschap De Dommel 1992 (Waterschapsblad 1992, nr 16). Voornaamste aanleiding tot herziening van de inspraakverordening vormt de inwerkingtreding op 1 januari 1994 van de Algemene wet bestuursrecht (AWB). Deze wet kent verschillende vormen van inspraak met betrekking tot op aanvraag dan wel ambtshalve te nemen besluiten van bestuursorganen. Bij de totstandkoming van de nieuwe Provinciewet heeft de Regering te kennen gegeven dat inspraak, welke zij beschouwt als een belangrijke democratische verworvenheid, op een zodanig uniforme wijze wordt geregeld, dat uiteindelijk gekomen kan worden tot sanering van de diverse inspraakregelingen in bijzondere wetten en verordeningen.

Voor de besluiten waarvoor het algemeen bestuur van het waterschap ingevolge artikel 79 van de Waterschapswet een inspraakverordening dient vast te stellen is de inspraakregeling van de afdeling 3.4 van de AWB bij uitstek geschikt. Derhalve wordt in de Inspraakverordening 1996 verwezen naar hoofdstuk 3, afdeling 3.4 van de AWB. Het aanhaken bij de AWB heeft als bijkomend voordeel dat, wat betreft de -eveneens in artikel 79 Waterschapswet voorgeschreven -beklagregeling over de wijze van uitvoering van de inspraakverordening, aangesloten kan worden bij de procedure voor de behandeling van bezwaarschriften als geregeld in de hoofdstukken 6 en 7 van de AWB. 

Voor een inhoudelijke toelichting wordt verwezen naar de toelichting behorende bij de inspraakverordening.

Het toepassingsgebied van de huidige inspraakverordening is beperkt tot het in artikel 79 Waterschapswet sub a tIro d genoemde wettelijk minimum.

Op basis van de ervaringen met de inspraakverordening is er aanleiding meer dan in de wet voorgeschreven categorieën besluiten onder de werking van de verordening te brengen.

Een belangrijke leidraad voor uitbreiding van het toepassingsgebied van de inspraakverordening is gelegen in het feit dat de maatschappij in toenemende mate een zorgvuldige voor een ieder zichtbare afweging van alle bij een besluit betrokken belangen eist. Dit is nodig om voldoende draagvlak voor het te nemen besluit te creëren. Het creëren van draagvlak is noodzakelijk om beroepsprocedures te voorkomen en is tevens van belang als het gaat om medewerking van de betrokken grondeigenaren voor de realisering van projecten.

Een aanknopingspunt is verder te vinden in de parlementaire behandeling van artikel 79 Waterschapswet. Volgens de Memorie van Toelichting moeten besluiten die bepalend zijn voor de omslag en belangrijke besluiten op het gebied van het operationeel waterstaatkundig beheer in elk geval onder de werkingssfeer van de inspraakverordening worden gebracht.

Gelet op het voorgaande zal de Inspraakverordening 1996 dan ook op de volgende besluiten van toepassing worden verklaard:

  • a.

    de wettelijk verplichte besluiten;

  • b.

    voorzover niet onder 1. vallend: besluiten met betrekking tot beekherstelprojecten en anti-verdrogingsprojecten;

  • c.

    besluiten inzake aanleg van ecologische verbindingszones;

  • d.

    besluiten inzake aanleg van ondergrondse rioolwatertransportleidingen;

  • e.

    besluiten inzake aanleg van milieuvriendelijke oevers;

  • f.

    beleidsnota's die naar het oordeel van het bestuur voor toepassing van de inspraakverordening in aanmerking komen;

  • g.

    besluiten inzake de vaststelling van onderhoudsplannen;

  • h.

    nader door het bestuur aan te geven besluiten.

In  het kader van de inspraakprocedure zijn 21 geheel gelijkluidende reacties ontvangen; de reactie treft u hierbij aan (bijlage 2). De inspraakreactie bevatte een bezwaar tegen artikel 1 lid 2, onderdeel e, op basis waarvan het bestuur oordeelt welke beleidsnota's voor toepassing van de inspraakverordening in aanmerking komen. Het bezwaar luidde dat deze bepaling aan het bestuur een vrijbrief geeft om bepaalde beleidsnota's van inspraak te onthouden.

Hieromtrent merken wij het volgende op.

Wij staan een zo ruim mogelijke lijn van inspraak voor. Dit betekent echter niet dat het opportuun is inspraak toe te passen op alle te nemen besluiten. Zo kan zich de situatie voordoen dat reeds is ingesproken. Daarvan is bijvoorbeeld sprake bij het volledig overnemen van door de commissie uitvoering Wet verontreinigings oppervlaktewateren (CUWVO) voorbereide notities. De keuze moet uiteraard voldoen aan normen van redelijkheid en zorgvuldigheid.

In de ontvangen inspraakreactie kwam ten aanzien van artikel 1 lid 3, onderdelen a en b, de vrees naar voren dat door deze bepaling een of enkele belanghebbenden buiten spel worden gezet en aldus worden onthouden van inspraak. Deze vrees is echter ongegrond, daar die beperkte groep belanghebbenden zoveel mogelijk op andere wijze bij de voorbereiding van het desbetreffende besluit zal worden betrokken. Dat kan bijvoorbeeld door de belanghebbenden direct bij de voorbereiding te betrekken of door communicatie via de regionale commissies. De belangen van deze personen worden op deze manier bij het te nemen besluit zorgvuldig afgewogen. Voorts zijn enkele wetstechnische verbeteringen aangebracht die niet tot inhoudelijke wijzigingen hebben geleid.

Gezien het vorenstaande stellen wij u voor om de Inspraakverordening 1996 vast te stellen conform bijgevoegd ontwerp-besluit.

De commissie Financiën en algemeen bestuurlijke aangelegenheden heeft positief geadviseerd met betrekking tot dit voorstel. 

Hoogachtend,

Het dagelijks bestuur.

De griffier,                   De watergraaf

(mr P. de Bruin)         (ir. A.J.A.M. Segers)

Inspraakverordening Waterschap de Dommel 1996

De  vergadering van hoofdingelanden van het waterschap De Dommel te  Boxtel;

gezien het voorstel van het dagelijks bestuur van 8 februari 1996 (Waterschapsblad 1995, nr 40);

gelet op het bepaalde in de Waterschapswet en de Inspraakverordening waterschap De Dommel 1992;

heeft besloten:

de  inspraakverordening als volgt vast te stellen:

PARAGRAAF 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1
  • 1. Bij het verlenen van inspraak bij de voorbereiding van door de vergadering van hoofdingelanden te nemen besluiten als bedoeld in artikel 79 van de Waterschapswet vinden hoofdstuk 3, afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht en de in samenhang hiermede genomen uitvoeringsbesluiten zoveel mogelijk overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de voorbereiding van door het bestuur te nemen besluiten met betrekking tot: 

    • a.

      beekherstelprojecten en anti-verdrogingsprojecten, voorzover niet al onder lid 1 vallend; 

    • b.

      aanleg van ecologische verbindingszones; 

    • c.

      aanleg van ondergrondse rioolwatertransportleidingen; 

    • d.

      aanleg van milieuvriendelijke oevers; 

    • e.

      beleidsnota's die naar het oordeel van het bestuur voor toepassing van de inspraakverordening in aanmerking komen; 

    • f.

      vaststelling van onderhoudsplannen; 

    • g.

      nader door het bestuur aan te geven onderwerpen.    

  • 3. Het dagelijks bestuur is bevoegd om van de in lid 2, aanhef en onderdelen a tot en met f, voorgeschreven inspraakprocedure af te wijken: 

    • a.

      in spoedeisende gevallen;

    • b.

      bij voorbereiding van besluiten waarbij vaststaat dat slechts één of enkele bij het waterschap bekende belanghebbenden betrokken zijn.

Artikel 2
  • 1. Bij de beslissing ter vaststelling van de besluiten als bedoeld in artikel 1 vermeldt het desbetreffende bestuursorgaan de overwegingen omtrent de naar voren gebrachte zienswijzen.

  • 2. Degenen, die bij de voorbereiding van de besluiten als bedoeld in artikeI 1, hun zienswijze naar voren hebben gebracht, krijgen daarvan zo spoedig mogelijk , schriftelijke mededeling. In voorkomende gevallen kan mededeling geschieden op dezelfde wijze als waarop overeenkomstig artikel 3:12, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht kennis is gegeven van het voornemen een besluit als bedoeld in artikel 1 te nemen

Artikel 3
  • 1. Belanghebbende natuurlijke en rechtspersonen kunnen hun beklag doen over de uitvoering van deze verordening.

  • 2. Een dergelijke klacht wordt voor de toepassing van deze verordening gelijkgesteld met het maken van bezwaar als bedoeld in artikel 1:5, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht.

PARAGRAAF 2. OVERGANGS-EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 4

De Inspraakverordening waterschap De Dommel 1992 wordt ingetrokken, met dien verstande dat de ten tijde van die intrekking reeds lopende inspraakprocedures conform die verordening worden afgehandeld.

Artikel 5

Deze verordening kan worden aangehaald als Inspraakverordening 1996.

Artikel 6

Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 3 april 1996.

De vergadering van hoofdingelanden voornoemd,

De griffier,                                       De watergraaf,

(mr P. de Bruin)                            (ir A.J.A.M. Segers)

Toelichting

Artikel 1

In  lid 1 wordt verwezen naar afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (AWB). De in deze afdeling geregelde inspraakprocedure is uitermate geschikt voor de besluiten waarop het algemeen bestuur van het waterschap ingevolge artikel 79 van de Waterschapswet de inspraakverordening van toepassing dient te verklaren.

Ten aanzien van het object van de inspraak dienen tenminste de in het tweede lid' van artikel 79 Waterschapswet genoemde besluiten onder de inspraakverordening te vallen, te weten:

  • a.

    verordeningen, met uitzondering van belastingverordeningen;

  • b.

    de handhaving van waterstanden (meer in het bijzonder: peilbesluiten); 

  • c.

    de aanleg of verbetering van waterstaatswerken, tenzij het werken betreft waarvan naar het oordeel van het bestuur niet in betekende mate een wijz~ging van de bestaande waterstaatkundige situatie of van de hoogte van de te heffen omslagen is te verwachten;

  • d.

    de legger.

Na  ervaring te hebben opgedaan met de Inspraakverordening waterschap De  Dommel 1992 is in lid 2 van de herziene verordening het toepassingsgebied uitgebreid'met de daar onder a tlm g genoemde besluiten. Zo  wordt bewerkstelligd dat voor het te nemen besluit voldoende draagvlak wordt gecreëerd, zodat beroepsprocedures voorkomen kunnen worden en betrokken grondeigenaren eerder hun medewerking aan projecten zullen verlenen.

De  betrokken taakhouder is overigens de meest aangewézen persoon om de mondelinge toelichting van de insprekers bij de AWB-procedure in ontvangst te nemen.

Het dagelijks bestuur is bevoegd om van de in lid 2, onderdelen a tot en met f voorgeschreven inspraakprocedure af te wijken in het geval dat er, naar het oordeel van dat bestuur, sprake is van spoedeisende omstandigheden, dan wel dat er slechts een zeer beperkt aantal -bij het waterschap bekende belanghebbenden bij het besluit zijn betrokken. Dit impliceert niet dat zij van enige vorm van inspraak worden onthouden. Deze beperkte groep belanghebbenden zal zoveel mogelijk op andere wijze bij de voorbereiding van het desbetreffende besluit worden betrokken. Dat kan door deze traceerbare groep belanghebbenden er rechtstreeks bij te betrekken of  door communicatie via de regionale commissies. De belangen van deze betrokkenen worden op deze wijze bij het nemen van het besluit zorgvuldig afgewogen.

Artikel 2

Dit artikel regelt in het tweede lid dat aan degenen, die bij de voorbereiding van onder de verordening vallende besluiten, hun zienswijze kenbaar hebben gemaakt, schriftelijk mededeling wordt gedaan. Deze mededeling kan in daarvoor in aanmerking komende gevallen geschieden in een of meer dag-, nieuws-of huis-aan-huis-bladen of op een andere geschikte wijze.

Artikel 3

Artikel 79 Waterschapswet schrijft voor dat een regeling wordt getroffen voor de wijze waarop belanghebbende natuurlijke rechtspersonen in de gelegenheid worden gesteld hun beklag te doen over de uitvoering van de verordening.

De beklagregeling in artikel 3 sluit aan bij de procedure voor de behandeling van bezwaarschriften als geregeld in de hoofdstukken 6 en 7 van de AWB.

Artikel 4

Nu de Inspraakverordening waterschap De Dommel 1992 wordt ingetrokken dient een overgangsbepaling te worden opgenomen die erin voorziet dat geen juridisch vacuum ontstaat voor lopende procedures. Inspraakprocedures die reeds een aanvang hebben genomen voor inwerkingtreding van de nieuwe inspraakverordening, worden conform Inspraakverordening waterschap De Dommel 1992 afgehandeld.

Artikel 5 en 6

Deze twee artikelen behoeven geen nadere toelichting.