Overheidsorganisatie | Waterschap De Dommel |
---|---|
Officiële naam regeling | Reglement van orde algemeen bestuur |
Citeertitel | Reglement van orde algemeen bestuur 2005 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuur – waterschappen |
Ook gepubliceerd in Eindhovens dagblad op 4 december 2004
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 24-11-2004
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Brabants dagblad, 4 december 2004
Onbekend.
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2005 | 21-12-2008 | art. x, y-z | 24-11-2004 Brabants dagblad, 4 december 2004 | I-04-01498 & Waterschapsblad 04-76 |
1. Over de toelating van de leden voor een nieuwe zittingsperiode van het algemeen bestuur wordt beslist in de laatste reguliere vergadering van het zittende algemeen bestuur. Indien dat niet mogelijk is, wordt zo spoedig mogelijk nadien hierover beslist.
2. Bij de vervulling van een tussentijdse vacature wordt over de toelating beslist in de eerstvolgende vergadering, nadat de benoemingsbescheiden aan het dagelijks bestuur zijn toegezonden.
3. Voor het onderzoek omtrent de toelating van nieuwe benoemde leden als bedoeld in de artikelen 61 en volgende van het Kiesreglement waterschappen provincie Noord-Brabant 20041 wijst de watergraaf uit de zitting hebbende leden van het algemeen bestuur een commissie van drie personen aan.
4. De watergraaf draagt er zorg voor dat de vereiste bescheiden tijdig aan de commissie worden overhandigd.
5. De commissie verricht haar werk voorafgaande aan de vergadering waarin door het algemeen bestuur over de toelating wordt beslist. Desgevraagd verleent de secretarisdirecteur of een door hem aangewezen ambtenaar ondersteuning.
6. Op de agenda wordt het punt van de toelating van nieuwe leden geplaatst direct na de opening. Wanneer het agendapunt aan de orde is, brengt de commissie bij monde van de uit haar midden aangewezen rapporteur verslag uit van haar onderzoek en doet naar aanleiding daarvan bepaalde voorstellen.
7. Het algemeen bestuur beslist terstond over de toelating, tenzij wegens onvolledigheid of onduidelijkheid van de stukken tot verdaging wordt besloten. Indien daarom wordt verzocht, biedt de watergraaf de leden van het algemeen bestuur de gelegenheid de toelatingsbescheiden in te zien.
1. Met uitzondering van de leden voor wie de eens afgelegde eed of verklaring en belofte vanwege een onmiddellijk aansluitende herbenoeming verbindend blijft, gebeurt het afleggen van de eed of van de verklaring en belofte door de leden, toegelaten voor een nieuwe zittingsperiode, zo mogelijk in de eerste vergadering van het nieuwe algemeen bestuur.
2. Het afleggen van de eed of de verklaring en belofte vindt plaats na de opening van de vergadering, direct volgend op de beslissing over hun toelating en voordat enig ander punt aan de orde komt. Indien dit niet mogelijk is, gebeurt het afleggen van de eed of de verklaring en belofte zo spoedig mogelijk in een volgende vergadering.
De verkiezing van de leden van het dagelijks bestuur vindt plaats direct na het afleggen van de eed of de verklaring en belofte door de leden van het algemeen bestuur, in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in een nieuwe zittingsperiode.
1. Tot het moment dat de watergraaf verklaart dat met de stemming wordt begonnen, bestaat de gelegenheid aan hem kenbaar te maken wie kandidaat wordt gesteld of zich kandideert als lid van het dagelijks bestuur voor de te vertegenwoordigen categorieën naar het onderscheid van artikel 5 van het Reglement voor het waterschap De Dommel. De opgave moet schriftelijk gebeuren.
2. Nadat de watergraaf van elke categorie de namen van de kandidaten heeft ontvangen, doet hij daarvan mededeling aan de vergadering. Hij stelt de kandidaten desgewenst in de gelegenheid aan de vergadering kort hun kandidatuur toe te lichten.
Indien er voor enige categorie even veel kandidaten zijn als te vervullen plaatsen vindt geen stemming plaats, maar verklaart de watergraaf de desbetreffende kandidaat of kandidaten verkozen.
De stemmingen voor de verkiezing van de leden van het dagelijks bestuur vinden achtereenvolgens plaats naar het onderscheid van de in artikel 5 van het Reglement voor het Waterschap De Dommel genoemde categorieën.
1. Het algemeen bestuur komt op uitnodiging van de watergraaf in de regel viermaal per jaar bijeen.
2. De watergraaf bepaalt plaats, dag en uur van de vergaderingen.
3. Voor aanvang van het kalenderjaar zendt de watergraaf het schema van de voor dat jaar geplande vergaderingen aan de leden.
4. Op verzoek van ten minste twee leden van het dagelijks bestuur of van een vijfde van het aantal zitting hebbende leden van het algemeen bestuur belegt de watergraaf een vergadering. Deze vindt plaats uiterlijk binnen veertien dagen na het verzoek.
1. De watergraaf draagt er zorg voor dat de leden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, ten minste acht dagen vóór de vergadering schriftelijk worden opgeroepen.
2. De watergraaf stelt de volgorde van de te behandelen onderwerpen voor de vergadering vast.
3. Bij de oproep zijn in elk geval gevoegd de agenda, de ontwerp-notulen met ontwerpbesluitenlijst van de vorige vergadering, de voorstellen van het dagelijks bestuur betreffende de te behandelen onderwerpen alsmede een lijst van de voor het algemeen bestuur ingekomen stukken en bestemde mededelingen.
4. In bijzondere gevallen kunnen voorstellen na de oproepingsbrief aan de leden worden toegezonden.
Het dagelijks bestuur plaatst zijn aan het algemeen bestuur gerichte voorstellen op een Waterschapsblad.
De secretaris-directeur draagt er zorg voor dat de aan het algemeen bestuur gerichte voorstellen met de bijbehorende stukken voor zover deze betrekking hebben op het openbare gedeelte van de vergadering, acht dagen vóór de behandeling voor een ieder gedurende de normale kantooruren in het waterschapshuis ter inzage liggen.
1. De secretaris-directeur draagt er zorg voor dat openbare kennisgeving wordt gedaan van het beleggen van een vergadering.
2. De kennisgeving bevat plaats, dag en tijd van de vergadering, een beknopte opgave van de onderwerpen die ter sprake komen, alsmede van de terinzageligging als bedoeld in artikel 10.
1. De secretaris-directeur draagt er zorg voor dat stukken die betrekking hebben op een geagendeerde zaak maar niet bij de agendastukken worden toegezonden, vanaf het moment van toezending van de oproepingsbrief voor de leden in het waterschapshuis gedurende de normale kantooruren en vanaf een uur voor de vergadering in de vergaderzaal ter inzage liggen.
2. De ter inzage liggende bescheiden mogen door de leden niet buiten het waterschapshuis of de vergaderzaal worden gebracht. De secretaris-directeur verstrekt de leden desgewenst een afschrift van de ter inzage gelegde stukken.
Wanneer bij het dagelijks bestuur het voornemen bestaat stukken in een besloten vergadering te doen behandelen, doet het de leden daarvan beknopt mededeling met vermelding van de aard van de stukken. Met betrekking tot deze mededeling kan het dagelijks bestuur voorlopige geheimhouding opleggen.
1. Indien een lid daarom verzoekt, plaatst de watergraaf een door dit lid aangedragen punt op de bij de oproeping toe te zenden agenda. Een dergelijk verzoek moet door ten minste vier andere leden worden ondersteund. Een zodanig verzoek moet zijn voorzien van een toelichting, die tevens de formulering van de eventueel door het algemeen bestuur te nemen beslissing bevat, en ten minste vier weken voor de dag van de vergadering bij het dagelijks bestuur zijn ingediend. De toelichting wordt door het dagelijks bestuur op een Waterschapsblad geplaatst en bij de agenda gevoegd.
2. Indien het dagelijks bestuur daartoe aanleiding ziet, voegt het zijn zienswijze omtrent het ter behandeling aangedragen punt bij.
1. De secretaris-directeur draagt er zorg voor dat tijdig voor aanvang van de vergadering er een presentielijst ligt, die in alfabetische volgorde de namen bevat van de zitting hebbende leden van het algemeen bestuur De leden die ter vergadering komen, dienen voor aanvang van de vergadering de presentielijst te tekenen. Zonder voorafgaande tekening van deze lijst kan een lid niet aan de stemming deelnemen.
2. De leden die vóór de sluiting de vergadering verlaten, geven daarvan kennis aan de watergraaf.
3. Onmiddellijk na sluiting van de vergadering ondertekenen de watergraaf en de secretarisdirecteur de presentielijst.
1. De leden hebben in de vergadering een vaste zitplaats.
2. Bij de aanvang van een nieuwe zittingsperiode van het algemeen bestuur bepaalt de watergraaf de orde van plaatsneming.
Een lid dat verhinderd is de vergadering bij te wonen, geeft daarvan zo mogelijk vóór de aanvang van de vergadering kennis aan de secretaris-directeur.
De watergraaf is als voorzitter belast met:
a. het leiden van de vergadering;
b. het handhaven van de orde in de vergadering;
c. het geven van voldoende gelegenheid aan de leden tot het uiten van hun opvattingen omtrent een in behandeling zijnd onderwerp;
d. het formuleren van datgene waarover zal worden gestemd dan wel zoals is besloten;
e. het zo nodig in stemming brengen van de aan de vergadering gedane voorstellen en het bekend maken van de uitslag van de stemmingen en lotingen.
De secretaris-directeur woont alle vergaderingen van het algemeen bestuur bij en is verantwoordelijk voor het ontwerpen van de notulen en de besluitenlijst.
De notulen houden in elk geval in:
a. de namen van de watergraaf en de secretaris-directeur;
b. de namen van de leden die aanwezig waren alsmede van de leden die afwezig waren;
c. een opgave van de medegedeelde stukken en de mondelinge mededelingen;
d. de zakelijke inhoud van het besprokene met vermelding van de namen van de leden die het woord hebben gevoerd of voorstellen en dergelijke aan de vergadering hebben gedaan;
e. in welke zin is besloten;
f. de vermelding van de gehouden stemmingen en hun uitslag, met vermelding tevens van de namen van degenen die zich bij hoofdelijke stemmingen vóór of tegen een voorstel verklaarden en van degenen die zich van stemming hebben onthouden;
g. de naam van ieder lid dat geacht wilde worden te hebben tegengestemd betreffende een zonder hoofdelijke stemming genomen besluit.
De besluitenlijst is een kort overzicht van hetgeen overeenkomstig het bepaalde onder e van artikel 20 in de notulen is opgenomen.
1. Het algemeen bestuur kan slechts besluiten, indien blijkens de presentielijst door de meerderheid van het aantal zitting hebbende leden kan worden gestemd.
2. Als een vergadering, ingevolge het bepaalde in het vorige lid, niet kan besluiten belegt de watergraaf zo spoedig mogelijk een nieuwe vergadering ter behandeling van de onderwerpen, die in de oproeping voor de eerste vergadering zijn vermeld. In de oproeping wordt de reden vermeld waarom de tweede vergadering is belegd. In deze tweede vergadering wordt, behoudens de gevallen dat wettelijk de meerderheid van het aantal zitting hebbende leden is vereist, met gewone meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen beslist.
3. In de vergaderingen heeft elk lid één stem.
1. De watergraaf opent de vergadering op het tijdstip in de oproepingsbrief bepaald, wanneer lijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.
2. Wanneer een kwartier na het voor de aanvang van de vergadering bepaalde tijdstip het ingevolge artikel 22, eerste lid, vereiste aantal leden niet aanwezig is, wordt de presentielijst gesloten en vindt artikel 22, tweede lid, toepassing.
3. Wanneer gedurende de vergadering blijkt, dat het vereiste aantal leden niet meer aanwezig is, sluit de watergraaf de vergadering en wordt met betrekking tot de niet behandelde onderwerpen van de agenda gehandeld als in artikel 22, tweede lid, is bepaald.
4. Een belegde vergadering, die wegens het niet-opkomen van het vereiste aantal leden niet wordt gehouden, wordt voor de toepassing van de vergoedingsregelingen aangemerkt als een vergadering.
Onmiddellijk na het openen van de vergadering spreekt de watergraaf de volgende bede uit:
"Heer, help ons dat wij bij het volbrengen van onze werkzaamheden steeds het belang van het waterschap helder zien."
Na de opening van de vergadering doet de watergraaf mededeling van hetgeen ter kennis van het algemeen bestuur dient te worden gebracht, voorzover hierover bij de agenda geen schriftelijke mededeling is gedaan.
1. Na de mededelingen stelt de watergraaf de lijst van ingekomen stukken aan de orde. In voorkomend geval verstrekt hij een aanvullende opgaaf van ingekomen stukken en doet daaromtrent de nodige voorstellen namens het dagelijks bestuur.
2. De in het eerste lid bedoelde stukken worden door het algemeen bestuur voor kennisgeving aangenomen of, met inachtneming van de door het algemeen bestuur gemaakte opmerkingen, overeenkomstig nader voorstel van het dagelijks bestuur afgehandeld.
1. Na de behandeling overeenkomstig het bepaalde in artikel 26 van de ingekomen stukken komt het vaststellen van het ontwerp van de notulen en de ontwerp-besluitenlijst aan de orde.
2. De leden zijn gerechtigd tekstvoorstellen te doen tot het aanbrengen van de naar hun mening nodig geachte aanvullingen of wijzigingen.
3. Wanneer de notulen of de besluitenlijst aanleiding gegeven hebben tot aanmerkingen, raadpleegt de watergraaf de vergadering die beslist of de aanmerkingen gegrond zijn. Indien de gegrondheid van de aanmerkingen door de vergadering wordt erkend, wordt de verlangde wijziging aangebracht.
4. De notulen en de besluitenlijst worden ter vaststelling door de watergraaf en de secretarisdirecteur ondertekend.
De ontwerp-notulen van een besloten vergadering worden afzonderlijk gehouden van de ontwerp-notulen van de openbare vergaderingen. Zij worden zonder nadere bespreking in een volgende openbare vergadering vastgesteld of in een eventueel na afloop van het openbare gedeelte gehouden, besloten vergadering besproken en vastgesteld.
Na de vaststelling van de notulen en de besluitenlijst stelt de watergraaf de onderwerpen an de orde waarvoor de vergadering is belegd, in de volgorde waarin zij op de agenda zijn vermeld. Het algemeen bestuur kan op voorstel van de watergraaf of van ten minste vijf leden besluiten deze volgorde te wijzigen.
1. Andere voorstellen dan de op de agenda vermelde maken onderwerp van beraadslaging uit, indien zij worden gedaan door de watergraaf, door het dagelijks bestuur of door een lid van het algemeen bestuur; in het laatste geval indien het voorstel door ten minste vier andere leden wordt gesteund. Laatstgenoemd voorstel dient schriftelijk te worden gedaan. De watergraaf bepaalt na welk agendapunt het aan de orde komt.
2. Behoudens in uitzonderlijke gevallen dient een voorstel dat buiten de agenda om wordt gedaan, op een zodanig tijdstip aan de leden te worden toegezonden dat kennisneming daarvan, voorafgaande aan de vergadering, redelijkerwijs mogelijk is. Het lid dat zodanig voorstel doet, dient dit daartoe uiterlijk drie werkdagen vóór de datum van een vergadering bij de watergraaf in te dienen. De watergraaf draagt er zorg voor dat het voorstel direct wordt vermenigvuldigd en aan de leden wordt toegezonden.
3. Het algemeen bestuur gaat tot behandeling van het voorstel over na hierover het advies van het dagelijks bestuur te hebben gehoord. Zonodig schorst de watergraaf de vergadering voor de duur van het beraad van het dagelijks bestuur omtrent het uit te brengen advies.
4. Over niet geagendeerde voorstellen wordt in de vergadering geen besluit genomen tenzij met tweederde van de uit te brengen stemmen daartoe wordt besloten.
5. Zolang een besluit over het voorstel niet is genomen kan het door degene die het heeft ingediend, worden teruggenomen.
De watergraaf kan onderwerpen die niet op de agenda zijn vermeld, ter sprake brengen zonder dat over een dergelijk onderwerp besluitvorming plaatsvindt.
1. Geen lid voert het woord zonder het aan de watergraaf gevraagd en van deze gekregen te hebben.
2. De watergraaf verleent in de regel het woord in de volgorde waarin het is gevraagd. Van deze volgorde kan worden afgeweken wanneer een lid het woord vraagt voor een persoonlijk feit of voor het indienen van een voorstel van orde.
3. De watergraaf verleent het woord over een persoonlijk feit niet dan nadat het betrokken lid een beknopte aanduiding van dat feit heeft gegeven.
Elk lid spreekt met behulp van een microfoon tot de watergraaf.
1. Een lid dat aan het woord is mag in zijn rede niet worden gestoord door iemand anders ter vergadering aanwezig, tenzij door de watergraaf.
2. De watergraaf onthoudt de leden niet de gelegenheid korte interrupties te plaatsen, tenzij de normale gang van de vergadering door herhaaldelijke interruptie dreigt te worden verstoord.
3. Indien een lid zich beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen veroorlooft of op welke wijze ook de orde verstoort, roept de watergraaf dat lid tot de orde.
4. Indien een lid voortgaat beledigende of onbehoorlijke uitdrukkingen te gebruiken of de orde te verstoren, ontneemt de watergraaf dat lid het woord over het onderwerp van beraadslaging.
1. De watergraaf kan aan het algemeen bestuur voorstellen een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, uit te sluiten van verdere bijwoning van de vergadering. Over dit voorstel wordt niet beraadslaagd.
2. Onmiddellijk na aanneming van het voorstel, als bedoeld in het eerste lid, verlaat dat lid de vergadering. In geval van weigering zorgt de watergraaf ervoor dat het lid uit de vergaderzaal wordt verwijderd.
Indien dringende omstandigheden het ter handhaving van de orde noodzakelijk maken, schorst de watergraaf de vergadering. De schorsing gaat de tijd van één uur niet te boven.
Indien bijzondere omstandigheden dit wenselijk maken, is de watergraaf bevoegd de vergadering te verdagen. In dat geval zal de vergadering binnen acht dagen worden hervat dan wel opnieuw worden uitgeschreven.
Bij beraadslaging over keuren, verordeningen, reglementen, begrotingen, rekeningen en andere in artikelen of in onderdelen verdeelde stukken wordt door de watergraaf eerst gelegenheid geboden tot algemene beschouwingen over het aan de orde zijnde onderwerp alvorens beraadslaging over de verschillende artikelen of onderdelen plaatsvindt.
1. Geen lid voert over hetzelfde onderwerp meer dan tweemaal het woord, tenzij de watergraaf hem daartoe toestemming verleent.
2. Deze bepaling is niet van toepassing op de leden van het dagelijks bestuur en op de leden die een voorstel dan wel een amendement of sub-amendement hebben ingediend.
1. De watergraaf kan, gehoord het algemeen bestuur, bij de aanvang of tijdens de beraadslaging over enig onderwerp regels stellen ten aanzien van de spreektijd van de leden.
2. Zodra de aan een lid gegeven spreektijd is verstreken, nodigt de watergraaf dat lid uit zijn rede te beëindigen. Het lid is gehouden daaraan terstond gevolg te geven.
1. Ieder lid kan tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen. Het algemeen bestuur beslist terstond.
2. Onder een voorstel van orde wordt verstaan een voorstel tot het nemen van een besluit betreffende de wijze, het tijdstip of de duur van behandeling van de onderwerpen, die aan de orde zijn.
1. Elk lid heeft het recht om met betrekking tot een aanhangig voorstel een amendement dan wel een sub-amendement in te dienen. Een amendement of sub-amendement moet schriftelijk bij de watergraaf worden ingediend en moet door ten minste vier andere leden worden ondersteund.
2. Onder een amendement wordt verstaan een voorstel tot wijziging van een aanhangig voorstel. Onder een sub-amendement wordt verstaan een voorstel tot wijziging van een ingediend amendement.
3. Een amendement of sub-amendement moet zodanig zijn geredigeerd, dat het naar de vorm direct kan worden opgenomen in het voorstel waarop het betrekking heeft.
4. Een amendement of sub-amendement kan door het lid dat het heeft ingediend, voorafgaande aan de beraadslaging worden toegelicht.
1. De watergraaf kan, indien hij dit om verwarring te voorkomen wenselijk acht, over een ingediend amendement en sub-amendement afzonderlijk laten beraadslagen. In dat geval gaat de beraadslaging over het subamendement aan die over het amendement vooraf.
2. Bij voorgestelde amendementen of sub-amendementen wordt eerst gestemd over het subamendement of amendement van de verste strekking en daarna over het al dan niet geamendeerde voorstel.
1. Elk lid kan tijdens de beraadslaging een motie, die op het aan de orde zijnde onderwerp betrekking heeft, indienen.
2. Onder een motie wordt verstaan een korte, gemotiveerde waarin een oordeel, een gevoelen of een wens namens de leden van het algemeen bestuur wordt uitgesproken, dan wel waarin het dagelijks bestuur wordt uitgenodigd iets te doen of na te laten.
3. Om onderwerp van beraadslaging te kunnen uitmaken moet een motie door tenminste vier andere leden worden gesteund.
1. Oordeelt de watergraaf dat een zaak voldoende is toegelicht, dan stelt hij sluiting van de beraadslaging voor. Dit voorstel wordt geacht te zijn aangenomen, tenzij ten minste vijf leden daarover stemming verlangen.
2. Het voorstel tot sluiting van de beraadslagingen kan ook uitgaan van een der leden. Dit voorstel moet, om in behandeling te kunnen worden genomen, door ten minste vier andere leden worden gesteund.
3. De watergraaf kan toelaten dat na de sluiting van de beraadslagingen korte verklaringen worden afgelegd.
1. Indien een lid na sluiting van de beraadslaging stemming vraagt over het nemen van een besluit, wordt onmiddellijk tot stemming bij hoofdelijke oproeping overgegaan, tenzij schriftelijke stemming is vereist.
2. De watergraaf schorst de vergadering indien tenminste een derde van de aanwezige leden dit verlangt of indien het dagelijks bestuur zich over de ontstane situatie wil beraden.
De hoofdelijke oproeping vangt aan bij het lid dat de watergraaf via loting aanwijst. De loting vindt plaats door het trekken van een nummer uit de bus, waarin zich de nummers bevinden waaronder de leden op de presentielijst zijn opgenomen. Na uitbrenging van de stem door het aldus bij loting aangewezen lid brengen de leden in de volgorde waarin zij na hem op de presentielijst voorkomen hun stem uit.
1. Elk lid dat ter vergadering aanwezig is en zich niet van stemming dient te onthouden, is verplicht zijn stem uit te brengen.
2. Een lid dat zich van stemming moet onthouden, deelt dit voor de aanvang van de stemming onder vermelding van de reden mee aan de watergraaf.
3. De leden spreken vanaf hun plaatsen en stemmen met de woorden "voor" of "tegen" zonder enige bijvoeging.
4. Een lid kan zijn stem niet meer wijzigen nadat het volgende lid tot de stemming is opgeroepen. Het laatst opgeroepen lid kan zijn stem niet meer wijzigen nadat de watergraaf heeft geconstateerd dat de stemming heeft plaatsgehad. Elk lid kan echter verzoeken in de notulen te laten aantekenen dat het zich bij het uitbrengen van zijn stem heeft vergist.
5. Bij het staken van de stemmen wordt het voorstel opnieuw geagendeerd voor de volgende vergadering. Als in deze vergadering de stemmen over het voorstel weer staken, wordt het voorstel verworpen.
Indien geen stemming plaatsvindt, kan een lid verklaren dat het geacht wil worden te hebben tegengestemd.
1. Over personen wordt schriftelijk gestemd. Ten behoeve van zo'n stemming wijst de watergraaf drie leden aan voor het opnemen van de stemmen.
2. De stemming geschiedt met gesloten en ongetekende stembriefjes die door de watergraaf zijn gewaarmerkt.
3. Over elke vacature wordt afzonderlijk gestemd.
1. Ieder lid dat ter vergadering aanwezig is en zich niet van stemming moet onthouden, is verplicht een gesloten stembriefje in te leveren.
2. Een lid dat zich van stemming moet onthouden, deelt dit voor de aanvang van de stemming onder vermelding van de reden mee aan de watergraaf.
1. De stembriefjes worden verzameld in een bus.
2. De leden die voor het opnemen van de stemmen zijn aangewezen, onderzoeken of het aantal stembriefjes gelijk is aan dat van de leden die aan de stemming hebben deelgenomen. Is dit niet het geval dan worden de stembriefjes, zonder te zijn geopend, vernietigd waarna opnieuw tot stemming wordt overgegaan.
Eén van de voor het opnemen van de stemmen aangewezen leden opent de stembriefjes en leest de inhoud op duidelijk verstaanbare wijze voor. Een ander van de aangewezen leden ziet de briefjes na en het derde lid houdt hiervan aantekening. Van de bevindingen bij de stemopneming en van de uitkomst van de stemming wordt verslag gedaan aan de watergraaf, die de uitslag bekend maakt.
1. Ongeldig zijn de stembriefjes die ondertekend zijn, geen persoon duidelijk aanwijzen, een niet verkiesbaar persoon vermelden, niet zijn gewaarmerkt of blanco zijn ingeleverd.
2. In geval van twijfel of een stembriefje van onwaarde is, wordt het desbetreffende briefje aan het dagelijks bestuur getoond, dat over de geldigheid ervan beslist.
De watergraaf draagt er zorg voor dat de stembriefjes na afloop van elke stemming terstond worden vernietigd, tenzij een lid tegen het verloop of de uitslag van de stemming protest heeft aangetekend.
1. Bij een eerste stemming wordt de volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen gevorderd.
2. Wanneer bij een eerste stemming geen volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een tweede, vrije stemming plaats.
3. Is ook bij een tweede, vrije stemming geen volstrekte meerderheid verkregen, dan wordt de volgende stemming beperkt tot de twee personen die de meeste stemmen hebben verkregen of -in geval de meeste stemmen over meer dan twee personen zijn verdeeld - tot allen die de meeste stemmen hebben verkregen.
4. De personen tot wie een herstemming is beperkt, onthouden zich van medestemmen.
5. Indien ook bij een derde stemming geen volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een vierde stemming plaats over de twee personen die bij de derde stemming de meeste stemmen hebben verkregen. Indien bij een derde stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen zijn verdeeld wordt door het lot beslist wie met degene, die bij de derde stemming de meeste stemmen heeft verkregen, in herstemming komt.
6. Indien bij een derde of vierde stemming allen over wie gestemd wordt een gelijk aantal stemmen verkrijgen, beslist het lot.
Voor het tot stand brengen van een beslissing bij het lot worden de namen in het bijzijn van de leden van het algemeen bestuur door een van de leden die voor de stemopneming zijn aangewezen op afzonderlijke, identieke briefjes geschreven. De briefjes worden op identieke wijze dichtgevouwen en in de bus geworpen. Door een ander voor stemopneming aangewezen lid worden de naambriefjes één voor één uit de bus genomen en voorgelezen. De persoon wiens naam op het eerst uit de bus genomen naambriefje is vermeld, is benoemd of gekozen.
1. Ieder lid kan te allen tijde zonder verlof van het algemeen bestuur aan het dagelijks bestuur en de watergraaf schriftelijk vragen stellen.
2. Het dagelijks bestuur dan wel de watergraaf beantwoordt de gestelde vragen hetzij schriftelijk uiterlijk binnen vijf weken, hetzij mondeling in de eerstvolgende vergadering van het algemeen bestuur.
3. Indien de voorkeur wordt gegeven aan mondelinge beantwoording of indien het dagelijks bestuur dan wel de watergraaf bezwaar heeft tegen beantwoording van de schriftelijk door een lid gestelde vragen, deelt het dagelijks bestuur dan wel de watergraaf dit binnen vijf weken schriftelijk en gemotiveerd aan dat lid mede.
4. De schriftelijke vragen en ingeval van schriftelijke beantwoording ook de antwoorden worden vermenigvuldigd en aan de leden toegezonden.
Vóór het sluiten van de vergadering wordt elk lid de gelegenheid geboden om één of meer korte vragen te stellen aan het dagelijks bestuur of aan de watergraaf. Deze vragen worden zo mogelijk onmiddellijk mondeling of anders in een volgende vergadering mondeling of schriftelijk beantwoord.
Voorafgaand aan de sluiting spreekt de watergraaf het volgende bede uit: "Heer, moge de werkzaamheden door ons verricht, in het belang zijn van het waterschap."
Ambtenaren of andere adviseurs kunnen tot de vergadering worden toegelaten voor het geven van toelichting betreffende de aan de orde zijnde onderwerpen of voor het verstrekken van inlichtingen:
a. op uitnodiging van het dagelijks bestuur;
b. op verzoek van een of meer leden met instemming van het algemeen bestuur.
1. De toehoorders kunnen op de voor hen bestemde zitplaatsen de vergadering bijwonen. De watergraaf bepaalt zonodig het maximum aantal toehoorders dat wordt toegelaten.
2. Behoudens het bepaalde in artikel 63 is hun zowel het spreken als het geven van tekenen van goed- of afkeuring verboden alsmede het op enigerlei wijze kenbaar maken van hun mening.
1. De watergraaf stelt toehoorders bij een openbare vergadering op hun verzoek in de gelegenheid het woord te voeren, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden.
2. Het in het eerste lid bedoelde verzoek dient uiterlijk een half uur voor het begin van de vergadering bij de watergraaf te worden ingediend, onder vermelding van het punt waarover men het woord wil voeren. Het spreekrecht geldt alleen voor geagendeerde onderwerpen.
3. Indien verzocht is het woord te mogen voeren, schorst de watergraaf onmiddellijk na de opening de vergadering en stelt de toehoorders, in de volgorde waarin zij hun verzoek hebben ingediend, in de gelegenheid het woord te voeren.
4. Voor ieder van de toehoorders die in de gelegenheid zijn gesteld het woord te voeren, geldt een spreektijd van ten hoogste vijf minuten. De totale tijdruimte waarbinnentoehoorders het woord mogen voeren, gaat de duur van dertig minuten niet te boven.
5. Nadat van de gelegenheid het woord te voeren is gebruik gemaakt, heropent de watergraaf de vergadering.
Op een besloten vergadering zijn, voorzover dit met eventuele geheimhouding in overeenstemming is en behoudens het bepaalde in artikel 62, dezelfde bepalingen van toepassing als voor de openbare vergaderingen gelden.
1. Voor het einde van de vergadering beslist het algemeen bestuur in hoeverre geheimhouding aan de leden zal worden opgelegd omtrent hetgeen is behandeld in die vergadering en omtrent de inhoud stukken.
2. De geheimhouding kan alleen in een besloten vergadering worden opgeheven.
1. Het algemeen bestuur kan op voorstel van de watergraaf of van tenminste vijf leden besluiten enig onderwerp in handen te stellen van een uit zijn midden te vormen commissie.
2. De samenstelling van de commissie geschiedt, voorzover het onderwerp zich daartegen niet verzet, overeenkomstig het derde lid van artikel 3 van het Reglement voor de vaste commissies 2005.
3. De leden worden benoemd door de watergraaf tenzij hij de benoeming aan het algemeen bestuur wenst over te laten of het algemeen bestuur de benoeming aan zich houdt. De commissie wijst uit haar midden een voorzitter aan.
4. Indien de commissie het voor haar werkzaamheden nodig acht kan zij aan de watergraaf verzoeken haar andere stukken en bescheiden over te leggen dan die haar reeds in verband met haar bijzondere taak zijn overhandigd. De secretaris-directeur of een door hem aangewezen ambtenaar verleent de commissie ondersteuning.
Bij twijfel omtrent de toepassing van dit reglement en in die gevallen, waarin dit reglement niet voorziet wordt door het algemeen bestuur beslist.
1. Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2005
2. Dit reglement wordt aangehaald als "Reglement van orde algemeen bestuur 2005”
3. Op de dag van het in werking treden van dit reglement vervalt het Reglement van orde vergadering van hoofdingelanden, vastgesteld bij besluit van 20 december 1995.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van 24 november 2004.
mr. drs. P.C.G. Glas drs. R.E. Viergever
voorzitter secretaris