Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap De Dommel

Ambtelijke bevoegdhedenregeling

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap De Dommel
Officiële naam regelingAmbtelijke bevoegdhedenregeling
CiteertitelAmbtelijke bevoegdhedenregeling 2000
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuur – waterschappen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Ook gepubliceerd in Eindhovens dagblad op 28 december 2000

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 4-10-2000

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Brabants dagblad, 28 december 2000

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Waterschapswet,
  2. Algemene wet bestuursrecht,
  3. Wet op de Ondernemingsraden,

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-12-200001-10-2009nieuwe regeling

04-10-2000

Brabants dagblad, 28 december 2000

Waterschapsblad 00-39

Tekst van de regeling

Aanhef

Het dagelijks bestuur en de watergraaf van waterschap De Dommel,

Overwegende dat het dagelijks bestuur en de watergraaf respectievelijk een kaderstellende, richtinggevende en toetsende rol en signalerende, coördinerende en initiërende rol vervullen;

de ambtelijke organisatie belast is met de beleidsvoorbereiding en de bedrijfsvoering;

het met het oog op een slagvaardig(e) bestuur en bedrijfsvoering past om verantwoordelijkheden zo laag mogelijk in de organisatie neer te leggen;

het gezien het vorenstaande wenselijk is om over te gaan tot mandatering van bevoegdheden om te komen tot een rationele taakverdeling, zonder daarbij de verantwoordelijkheid voor de uitoefening van die bevoegdheden te verliezen;

de ondernemingsraad positief heeft geadviseerd over regeling;

gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, Waterschapswet, de Wet op de ondernemingsraden, het Reglement voor het waterschap De Dommel en de Bestuurlijke bevoegdhedenregeling 2000;

BESLUITEN:

Mandaatverlening

Artikel 1

  • 1. De bevoegdheden zoals deze bij of krachtens de wet of bij of krachtens reglement aan het dagelijks bestuur of de watergraaf zijn toegekend worden gemandateerd aan de secretaris-directeur met uitzondering van:

  • a. het vaststellen van de leggers;

  • b. besluiten tot aanleg en verbetering van waterstaatswerken;

  • c. het verlenen en handhaven van vergunningen aan het waterschap zelf;

  • d. besluiten tot het toepassen van artikel 9, 12 en 12a van de Waterstaatswet 1900;

  • e. het doen van een verzoek aan de Minister tot het starten van een gedoogplichtprocedure op grond van de Belemmeringenwet Privaatrecht;

  • f. het vaststellen van waterakkoorden;

  • g. het afdoen van klachten als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • h. het aangaan van convenanten en bestuursovereenkomsten;

  • i. het nemen van maatregelen in gevallen van dringend of dreigend gevaar, als bedoeld in artikel 96 van de Waterschapswet;

  • j. het vaststellen van de beheersbegroting;

  • k. het benoemen, schorsen, ontslaan of belonen van sectorhoofden;

  • l. het vaststellen van het Bedrijfsplan op grond van het Beleidsplan;

  • m. het vaststellen van (bestuurs)rapportages in het kader van de uitvoering van het Bedrijfsplan;

  • n. het vaststellen van het directieverslag;

  • o. de bevoegdheden op grond van fiscale wetgeving.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde mandaat omvat tevens de bevoegdheid tot het aangaan van financiële verplichtingen ter uitvoering en voorbereiding van besluiten onder de voorwaarde dat daarvoor in de begroting zelf dan wel middels een begrotingswijziging gelden beschikbaar zijn gesteld.

Artikel 2

  • 1. De secretaris-directeur is bevoegd om van de aan hem verleende bevoegdheden ondermandaat te verlenen.

  • 2. Bij afwezigheid of verhindering van de secretaris-directeur treedt diens plaatsvervanger voor de duur van de verhindering of afwezigheid in diens plaats.

  • 3. Het dagelijks bestuur en de watergraaf kunnen te allen tijde ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid bijzondere aanwijzingen geven.

  • 4. Bij het uitoefenen van de gemandateerde bevoegdheden worden de aanwijzingen als bedoeld in de artikelen 3 en 5 en het vorige lid in acht genomen.

Beprekingen

Artikel 3

  • 1. Naast de in de Algemene wet bestuursrecht genoemde uitsluitingen maakt de secretaris-directeur geen gebruik van het mandaat in de volgende gevallen:

  • a. Indien de uitoefening van de bevoegdheid grote bestuurlijke, beleidsmatige en/of financiële consequenties krijgt of vermoedelijk kan krijgen, een en ander ter beoordeling aan de secretaris-directeur;

  • b. Indien afwijking optreedt van beleidsregels en als gevolg daarvan precedentwerking is te verwachten;

  • c. Bij een voorgenomen besluit dat –indien inwinning van advies is voorgeschreven- afwijkt van dat advies.

  • 2. Bij twijfel of een aangelegenheid onder het mandaat valt, is de secretaris-directeur verplicht tot vooroverleg en terugkoppeling met het dagelijks bestuur of de watergraaf.

Verantwoording

Artikel 4

De secretaris-directeur legt aan het dagelijks bestuur en de watergraaf verantwoording af over het gebruik van het verleende mandaat. Hiervoor wordt in de management- en bestuursrapportages die het waterschap binnen het planning & controlsysteem kent ruimte gereserveerd.

Ondertekening

Artikel 5

1. De secretaris-directeur is bevoegd tot ondertekening van de besluiten die in mandaat worden genomen.

2. De ondertekening van gemandateerde besluiten vindt als volgt plaats:

Namens het dagelijks bestuur,                                                  Namens de watergraaf,

De secretaris-directeur,                                                               De secretaris-directeur,

Handtekening                                                                                 Handtekening

(naam secretaris-directeur)                                                         (naam secretaris-directeur)

Volmachtverlening

Artikel 6

  • 1. Het dagelijks bestuur en de watergraaf geven volmacht aan de secretaris-directeur, met het recht van substitutie, tot het verrichten van privaatrechtelijke handelingen waaronder het aan-, verkopen en ruilen van onroerende zaken en het vestigen van beperkte rechten ten gunste en laste van waterschapseigendommen, het tekenen van notariële aktes en het vertegenwoordigen van het waterschap in en buiten rechte.

  • 2. Het bepaalde in artikel 1, tweede lid, en de artikelen 2 tot en met 5 is van overeenkomstige toepassing.

Overgangsbepaling

Artikel 7

  • 1. Op de dag van de inwerkingtreding van dit besluit vervallen alle eerdere regelingen met betrekking tot de in dit besluit bedoelde bevoegdheden met uitzondering van het besluit van 10 december 1997, “houdende aanwijzing van het hoofd Fiscale Zaken tot ambtenaar bedoeld in de Waterschapswet, artikel 123, aanhef en eerste lid onder b, onderscheidenlijk c, en wijziging van de Mandaat- en delegatieregeling 1997”.

  • 2. De op grond van de in het eerste lid bedoelde regelingen gebaseerde besluiten worden geacht krachtens dit besluit te zijn genomen.

Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 8

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de bekendmaking op de wettelijk voorgeschreven wijze.

  • 2. Dit besluit kan worden aangehaald als “Ambtelijke bevoegdhedenregeling 2000”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in het dagelijks bestuur op 4 oktober 2000

Het dagelijks bestuur van waterschap De Dommel,

de watergraaf,                                          de secretaris,

ir. A.J.A.M. Segers                                    drs. R.E. Viergever 

Aldus vastgesteld door de watergraaf op 4 oktober 2000

De watergraaf van waterschap De Dommel,

Ir. A.J.A.M. Segers

Algemene toelichting op de Ambtelijke bevoegdhedenregeling 2000

Dit besluit regelt de uitoefening van bevoegdheden van het dagelijks bestuur en de watergraaf zoals deze bij of krachtens de wet of bij of krachtens reglement aan deze bestuursorganen toekomen. De term ‘bij of krachtens de wet’ impliceert dat, naast wetten in formele zin, zoals de Wet op de waterhuishouding, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Waterstaatswet 1900, ook bevoegdheden op grond van de provinciale Verordening waterhuishouding Noord-Brabant, de waterschapskeur en de Bestuurlijke bevoegdhedenregeling 2000, hieronder vallen. Er is voor een open mandaatregeling met een negatieve lijst gekozen, welke er op neer komt dat alle bevoegdheden, waaronder ook begrepen het aangaan van financiële verplichtingen, van het dagelijks bestuur en de watergraaf worden gemandateerd aan de secretaris-directeur met uitzondering van een aantal expliciet genoemde bevoegdheden. Bovendien wordt aan de secretaris-directeur de bevoegdheid toegekend om ondermandaat te verlenen. Het verlenen van ondermandaat wordt bij afzonderlijk besluit van de secretaris-directeur nader geregeld. Om voor alle betrokkenen duidelijkheid te verschaffen over de vraag wie waartoe bevoegd is, en om te voorkomen dat het ondermandaat ruimer opgevat wordt dan het is bedoeld, zullen bij het besluit tot ondermandatering lijsten gehanteerd worden.

Tegen de achtergrond van het gegeven dat het in de praktijk vrijwel uitgesloten is dat het bestuursorgaan, dat met de leiding van een grotere organisatie is belast, alle toegekende bevoegdheden zelf uitoefent, is het veelvuldig voorkomen van mandaat aan ambtenaren, die het verantwoordelijke bestuursorgaan bij zijn taakuitoefening bijstaan, overigens begrijpelijk en aanvaardbaar. De ambtelijke rechtspositie brengt immers met zich mee dat het bestuursorgaan leiding geeft aan de werkzaamheden, en daarbij te allen tijde bevoegd is aanwijzingen te geven. De ambtenaar is verplicht zich conform die aanwijzingen te gedragen. Mandaatverlening is het middel bij uitstek om te komen tot een rationele taakverdeling zonder daarbij de verantwoordelijkheid voor de uitoefening van die bevoegdheden te verliezen. Immers, het bestuursorgaan, in dit geval het dagelijks bestuur en de watergraaf, blijft de zeggenschap houden. Rechtens geldt een in mandaat genomen besluit als een besluit van de mandaatgever: de rechtsgevolgen zijn dezelfde als wanneer de mandaatgever zelf het besluit tot stand had gebracht. Tot slot past het bij de uitkomst van de gevoerde discussie over de taken en rollen van de verschillende bestuursorganen en het gewenste bestuursmodel, over te gaan tot deze ambtelijke bevoegdhedenregeling.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Er is voor gekozen om alle bevoegdheden te mandateren aan de secretaris-directeur met uitzondering van een aantal specifieke bevoegdheden. Deze van mandaat uitgezonderde bevoegdheden betreffen onder meer de bevoegdheden die door de Vergadering van hoofdingelanden aan het dagelijks bestuur zijn gedelegeerd en waarvan het dagelijks bestuur het wenselijk acht de besluitvorming aan zichzelf te houden. Met betrekking tot rechtspositionele aangelegenheden in relatie tot de bevoegdheden van de secretaris-directeur als WOR-bestuurder, kan worden opgemerkt dat de bevoegdheid tot het vaststellen van verordeningen, zoals een Verordening dienstreizen, bij de Vergadering van hoofdingelanden berust. Deze bevoegdheid kan op grond van de Waterschapswet en de Algemene wet bestuursrecht ook niet gedelegeerd of gemandateerd worden. Voor zover in dergelijke verordeningen aan het dagelijks bestuur expliciet de bevoegdheid wordt gegeven nadere uitvoeringsregelingen te maken, is deze mandaatregeling wel van toepassing. Dat betekent dus dat de secretaris-directeur bevoegd is dergelijke uitvoeringsregelingen in mandaat vast te stellen.

Verder is de bevoegdheid tot het afdoen van klachten in de zin van hoofdstuk 9 Awb uitgezonderd. Ook is de bevoegdheid van de watergraaf tot het nemen van maatregelen in gevallen van dreigend of dringend gevaar en waarbij de omstandigheden geen voorafgaande bijeenroeping van het algemeen of dagelijks bestuur gedogen niet gemandateerd. De aard van deze zware bevoegdheid verzet zich tegen mandatering.

Tot slot is van belang is op te merken dat in het tweede lid de basis wordt gelegd voor de bevoegdheid tot het aangaan van financiële verplichtingen (financieel mandaat).

Artikel 2

Dit artikel maakt het mogelijk dat de secretaris-directeur ondermandaat kan verlenen. Op grond van artikel 10:9 van de Algemene wet bestuursrecht dient de mandaatgever dit expliciet te regelen. Verder is een regeling opgenomen in geval van verhindering of afwezigheid van de secretarisdirecteur.

Tot slot wordt aan de mandaatgevers de mogelijkheid gegeven om bijzondere aanwijzingen te geven, waarmee de secretaris-directeur rekening moet houden bij de uitoefening van de bevoegdheden. Dit past bij het hierboven reeds aangehaalde uitgangspunt dat de bestuursorganen zelf verantwoordelijk blijven en zeggenschap houden.

De plaatsvervanging van de secretaris-directeur is geregeld in artikel 16 van de Organisatieverordening waterschap De Dommel.

Artikel 3

Op grond van artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan geen mandaat verleend worden indien dit bij wettelijk voorschrift is bepaald dan wel indien de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet. Er kunnen zich twee gevallen voordoen waarin de aard van de bevoegdheid zich tegen de mandaatverlening verzet:

  • a.

    De bevoegdheid draagt een zodanig karakter dat mandaatverlening in het geheel uitgesloten moet worden geacht, omdat de besluitvorming door het orgaan dat de wetgever heeft aangewezen (meestal het hoogste bestuursorgaan) moet plaatsvinden;

  • b.

    De aard van de bevoegdheid staat mandaatverlening weliswaar niet ten principale in de weg maar de mandaatverlening in concreto is, gelet op de aard van de bevoegdheid, niet toegestaan. Hierbij moet vooral worden gedacht aan situaties waarin de te mandateren bevoegdheid niet in de sfeer van de normale bevoegdheidsuitoefening van de gemandateerde ligt, of dat de gemandateerde zelf belanghebbende is bij de uitoefening van die bevoegdheid.

In het tweede lid van artikel 10:3 Awb wordt een niet-limitatief aantal gevallen genoemd waarin mandaatverlening niet is toegestaan, zoals het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften en het nemen van een besluit dat met een versterkte meerderheid moet worden genomen.

In het derde lid van artikel 10:3 Awb wordt tenslotte bepaald dat het verlenen van mandaat tot het beslissen op een bezwaarschrift aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen, niet is toegestaan. Aan een andere persoon kan deze bevoegdheid dus wel gemandateerd worden. Dit zou zich kunnen voordoen indien de bevoegdheid tot bijvoorbeeld het handhaven van een WVO-vergunning niet door de secretaris-directeur is ondergemandateerd. In dat geval mag de secretaris-directeur niet in mandaat beslissen op een bezwaarschrift. Voor zover het handhaven van WVO-vergunningen wel is ondergemandateerd aan het sectorhoofd Waterbeheer, is de secretaris-directeur weer wel bevoegd om in mandaat te beslissen op een bezwaarschrift.

Naast voornoemde wettelijke beperkingen maakt de secretaris-directeur ook in de verder genoemde gevallen geen gebruik van het mandaat dan wel is hij verplicht tot vooroverleg en terugkoppeling met het dagelijks bestuur of de watergraaf. Een en ander berust op een eigen beoordeling door de secretaris-directeur. Hierbij moet worden aangetekend dat het vertrouwensbeginsel degene beschermt die op de aanwezigheid van een geldig mandaat vertrouwt en daarop ook heeft mogen vertrouwen.

Artikel 4

Inherent aan het mandateren is dat er periodiek gerapporteerd wordt aan het mandaterende bestuursorgaan omtrent de wijze waarop gebruik gemaakt wordt van de gemandateerde bevoegdheid. Hiertoe wordt aansluiting gezocht bij de bestuursrapportages die het planning- en controlsysteem kent.

Artikel 6

Volmacht kan worden beschouwd als het privaatrechtelijke equivalent van mandaat. Op het verlenen van volmacht zijn de artikelen 2 tot en met 5 van overeenkomstige toepassing. Ook afdeling 10.1.1. van de Awb (mandaat) is hierop van overeenkomstige toepassing. De vertegenwoordiging van het waterschap in en buiten rechte is geregeld in artikel 95 van de Waterschapswet. Met de vaststelling van deze regeling wordt het dagelijks bestuur geacht te hebben ingestemd met de machtiging voor vertegenwoordiging voor zover het betreft het voeren van procedures voor de administratieve rechter.