Organisatie | Waterschap De Dommel |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Beleidsnota Nautisch beheer |
Citeertitel | Beleidsnota nautisch beheer |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | milieu – water |
Externe bijlagen | Bijlage 1 bij gewijzigde Beleidsnota Nautisch Beheer.pdf (38 Kb) Kaarten 1 tm 4 Beleidsnota Nautisch Beheer.pdf (2575 Kb) Tabel 3 Beleidsnota Nautisch Beheer.pdf (2225 Kb) |
Ook gepubliceerd in Eindhovens dagblad op 23 maart 2004
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 17-3-2004
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Brabants dagblad, 23 maart 2004
Onbekend.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-03-2004 | 07-06-2010 | nieuwe regeling | 17-03-2004 Brabants dagblad, 23 maart 2004 | Waterschapsblad 00-52 |
Kaart 1: Huidige recreatievaart (A: hoogseizoen, B: laagseizoen)
Kaart 2 : Ecologische draagkracht
Kaart 3 : Zonering recreatievaart
Kaart 4 : Kansen en knelpunten
In 1999 heeft de provincie het Waterschap De Dommel belast met het nautisch beheer van de wateren in zijn beheersgebied. Het nautisch beheer is gebaseerd op de Scheepvaartverkeerswet en heeft betrekking op het gebruik van wateren als vaarwater. Hieronder vallen vrijwel alle activiteiten die op het water plaatsvinden, zoals roeien, kanoën, varen met vlotten e.d. en ook het afmeren van (woon)boten. Ook het gemotoriseerd varen valt onder het nautisch beheer. Hoewel het nautisch beheer betrekking heeft op alle vormen van scheepvaart, wordt in deze nota meestal gesproken van recreatievaart omdat het hier in de praktijk vrijwel altijd om zal gaan.
Het nautisch beheer van het waterschap strekt zich uit over alle waterlopen in het beheersgebied van het waterschap.
In het waterbeheerplan 2001-2004 is opgenomen dat in de planperiode regulerend beleid voor de (kano)vaart wordt ontwikkeld. Om te voorkomen dat de recreatievaart ongecontroleerd toeneemt, heeft het waterschap in afwachting van de onderhavige Beleidsnotitie de huidige omvang van de recreatievaart bevroren.
De rivier de Dommel en de zijbeken lenen zich uitstekend voor recreatievaart. Het waterschap staat positief tegenover deze vorm van recreatie, mits er geen conflicten met andere gebruikers en belangen optreden. Behalve de natuur hebben onder andere ook omwonenden, gemeenten, vissers, verenigingen en bedrijven belang bij een goede regulering van de recreatievaart. Dit betekent dat recreatievaart niet overal en onbeperkt mogelijk is.
In deze notitie wordt aangegeven waar het beleid met betrekking tot de recreatievaart op is gericht. Allereerst wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie geschetst: het gebruik en de voorzieningen alsmede de effecten en de knelpunten van de recreatievaart en de vigerende regelgeving. In hoofdstuk 3 wordt het beleid beschreven: wat wil het waterschap met betrekking tot de recreatievaart, welke uitgangspunten worden gehanteerd bij de regulering en wat is de rol van het waterschap bij het ontwikkelen van de recreatievaart. In hoofdstuk 4 wordt aangegeven op welke wijze het bestuurlijk juridische instrumentarium wordt toegepast, waarna in hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de handhaving. In hoofdstuk 6 zijn de maatregelen en activiteiten van het waterschap voor de komende jaren opgenomen. De financiële en personele consequenties voor het waterschap komen aan de orde in hoofdstuk 7.
2.1 Gebruik en voorzieningen recreatievaart
Vooral op de Boven-Dommel in de omgeving van Valkenswaard zijn in de zomer veel kanoërs te vinden. Verhuurbedrijven zijn vooral in deze regio actief, maar ook elders in het gebied (Beneden Dommel, Reusel) zijn verhuurbedrijven en kano- en roeiverenigingen te vinden. Op de Singelgracht bij Den Bosch vinden rondvaarten plaats met gemotoriseerde vaartuigjes. Verspreid door het gebied vinden diverse outdoor-activiteiten plaats, waar varen op enigerlei wijze onderdeel van is (raften, vlot- en badkuipraces e.d.). Zelfs militairen oefenen soms op de beken. Ook het vissen geschiedt op sommige wateren vanuit de boot. Tenslotte verricht het waterschap het onderhoud van de beken met behulp van boten. De huidige situatie is weergeven op kaart 1 “ huidige recreatievaart”.
De huidige situatie t.a.v. voorzieningen voor varen laat een wisselend beeld zien. Op intensief gebruikte kanotrajecten zijn meestal vrij goede en uitgebreide in- en uitstapvoorzieningen aanwezig. Veel van deze voorzieningen zijn aangelegd door en in beheer bij derden zoals gemeenten, verhuur- en horecabedrijven en verenigingen. Ook het waterschap heeft een aantal van dergelijke voorzieningen aangebracht.
Voor wedstrijden en trainingen zijn soms parcoursen uitgezet en is soms ook verlichting aanwezig. Bij een aantal stuwen is een kanoglijgoot aangebracht, door of met medewerking van het waterschap. Het waterschap heeft in het verleden bij een aantal gevaarlijke punten (stuwen) markeringen in de vorm van drijflijnen aangebracht.
Verspreid in het gebied komen er op sommige plaatsen nog voorzieningen zoals informatie- en waarschuwingsborden en recreatieve voorzieningen (afvalbaken en picknicksets) voor. Meestal zijn deze voorzieningen geplaatst door derden.
Voor roeiboten/vissersboten zijn vaak (provisorische) aanlegvoorzieningen getroffen door de eigenaren van deze boten. Ook bij erven en tuinen van particulieren bevinden zich op diverse plekken aanlegvoorzieningen of in- en uitstapplekken.
De effecten van varen zijn divers en vaak moeilijk kwantificeerbaar. Omdat er in het recreatieseizoen vaak sprake is van hogere watertemperaturen, lagere afvoeren en lagere zuurstofconcentraties hebben de effecten over het algemeen een ongunstiger uitwerking dan wanneer dezelfde effecten in de winter zouden optreden. Bovendien zijn het voorjaar en de zomer de natuurlijke broed-, paai-, bloei- en opgroeiseizoenen.
Met name bij intensieve recreatie zijn de waargenomen effecten:
- verstoring van vissen, amfibieën en macrofauna (eieren, larven en volwassen dieren) in bodem, waterplanten en oeverzone;
- opwerveling van de waterbodem waardoor:
Met name gemotoriseerde scheepvaart zorgt voor opwerveling van bodemsediment.
Op de Boven-Dommel is de intensiteit van het kanovaren erg hoog. Op dit traject is de functie waternatuur toegekend en komen hoge natuurwaarden in en langs de waterloop voor. In het verleden leidde de hoge intensiteit ook tot knelpunten door de omvang van het gebruik in relatie tot de aanwezige voorzieningen. Door de gemeente Valkenswaard en de kanoverhuurbedrijven zijn voorzieningen gerealiseerd en zijn deze problemen opgelost. De druk op waterloop en de aangrenzende gebieden is echter nog steeds hoog.
Op de Reusel zijn knelpunten tussen de commerciële sector en de omwonenden. De druk op de waterloop en de aangrenzende gebieden is nog niet zo groot als bij de Boven-Dommel. In het algemeen geldt dat er in het beheersgebied van De Dommel sprake is van relatief veel waterlopen met een natuurfunctie of met aangrenzende gebieden die een hoge natuurwaarde hebben. Intensief gebruik van deze waterlopen als vaarwater kan al snel met deze functie conflicteren.
In Boxtel wordt het Rondje Boxtel georganiseerd door de locale kanovereniging. Omdat de Dommel hier gedeeltelijk langs tuinen in de bebouwde kom loopt kan er snel sprake zijn van overlast en aantasting van privacy. Tot grote problemen heeft dit hier, voorzover bekend, nog niet geleid.
Aandacht is nodig voor mogelijke conflicten tussen recreatievaart en sportvisserij. Populair en goed bezocht door vissers zijn zandvangers, molenkommen en stuwen, trajecten nabij campings, bruggen en diepe bochten van met name:
In de overige beken (middenloop, benedenloop) wordt lokaal en incidenteel gevist.
De aanwezigheid van veel aanlegsteigers levert problemen op bij het onderhoud van de beken. Dit is met name het geval bij de Beneden-Dommel.
Op 26 februari 2003 heeft de Vergadering van Hoofdingelanden op grond van de Scheepvaartverkeerswet een algemeen vaarverbod afgekondigd. Dit is geregeld in het Verkeersbesluit Vaarwegen dat op 28 februari 2003 in werking is getreden. Tegelijkertijd is de beleidsnota Nautisch Beheer vastgesteld waarin de uitgangspunten voor regulering van de recreatievaart door Waterschap de Dommel staan weergegeven. Daarnaast wordt in de beleidsnota aangegeven voor welke waterlopen ontheffing van het vaarverbod kan worden verkregen.
3. Beleid/ Wat wil het waterschap
Het gebied van De Dommel is een aantrekkelijk gebied voor recreatievaart zoals kanoën. In de toekomst zal deze aantrekkingskracht door bijvoorbeeld beekherstel alleen nog maar toenemen. Recreatie neemt vooral op het platteland als economische activiteit nog steeds in belang toe. Kanoën is bij uitstek een manier om de beken in het gebied in al hun schoonheid en rust te kunnen beleven. Een te hoge recreatiedruk kan een bedreiging zijn voor diezelfde rust en schoonheid. Een evenwichtige benadering van de recreatievaart is voor het waterschap van groot belang om de in het Waterbeheerplan 2 (WBP-2) gestelde doelen te halen en tegelijkertijd het draagvlak voor deze doelen te vergroten.
Het waterschap gaat uit van het volgende streefbeeld voor de recreatievaart:
Binnen het beheersgebied van de Dommel zijn voldoende mogelijkheden om te varen. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de toenemende maatschappelijke behoefte aan recreatie en rust. Zowel sportief bezig zijn als het beleven van de natuur en het landschap vanuit de boot is mogelijk. Voor zowel (commerciële) bedrijven als verenigingen en particulieren zijn hiervoor mogelijkheden.
Aard en omvang van de recreatievaart zijn goed ingepast in de functies en doelstellingen die gelden voor de wateren (WBP-2). De recreatievaart leidt niet tot ontoelaatbaar verlies van (actuele en potentiële) natuurwaarden, heeft geen ontoelaatbare milieuvervuiling (afval, waterverontreiniging e.d.) tot gevolg en veroorzaakt geen ontoelaatbare hinder voor derden.
Het waterschap is als nautisch beheerder verantwoordelijk voor de veiligheid en het vlotte verloop van de scheepvaart en dient schade aan de vaarwegen en de waterhuishouding als gevolg van het varen te voorkomen. Bij het reguleren van de scheepvaart weegt het waterschap de belangen van de scheepvaart af tegen andere bij het water en aangrenzende gronden betrokken belangen.
De wijze waarop het waterschap de recreatievaart als maatschappelijke en economische activiteit wil benaderen is een bestuurlijke keuze. Gelet op de “brede kijk” die van het waterschap mag worden verwacht bij het integrale waterbeheer, de invloed die de recreatievaart heeft op de in het Waterbeheerplan vastgelegde (natuur)doelstellingen van de beken en financiële bijdrage van de ingezetenen aan de bekostiging van het waterbeheer is gekozen voor een vrij actieve benadering door het waterschap.
Dit betekent dat het waterschap eigen beleid ontwikkelt, daar waar noodzakelijk de benodigde veiligheids- en basisvoorzieningen treft en in overleg met gebruikers zoekt naar oplossingen voor knelpunten. Ook bijdragen aan meer uitgebreide voorzieningen zijn mogelijk maar worden niet als primaire taak gezien en zullen van geval tot geval worden beoordeeld.
Het waterschap heeft in overleg met derden de mogelijkheden voor de recreatievaart uitgewerkt, dit om een zo breed mogelijk draagvlak te krijgen voor de afstemming van de recreatiedruk op andere belangen. Het waterschap neemt de recreatievaart in integrale (herinrichtings-)projecten als doelstelling mee. Voorlichtings- en promotieactiviteiten worden bij voorkeur samen met andere partijen opgezet om de bekendheid van het waterschap te vergroten.
Gelet op het bovenstaande zal de aanvaardbare recreatiedruk per water verschillen. Op basis van zonering worden aard en de intensiteit van de recreatievaart gereguleerd, zodat de aanvaardbare recreatiedruk niet wordt overschreden, zonodig met aanvullende bepalingen. Het waterschap geeft de regulering vorm samen met betrokken partijen.
3.4 Afweging zonering recreatievaart
De mogelijkheden voor recreatievaart in het gebied van de Dommel zijn uitgewerkt in een zonering. Op basis van deze zonering kan worden beoordeeld waar en in welke omvang ontheffing van het vaarverbod mogelijk is.
* Voorziene ontwikkelingen richting het ecologisch streefbeeld van beken
* De bestemming van aangrenzende gronden
* De belangen van andere gebruikers en omwonenden
Het resultaat van deze afweging is de zonering van de recreatievaart (zie 3.5)
In het Verkeersbesluit op basis van de Scheepvaartverkeerswet wordt de zonering vastgelegd ( zie4.2.1)
3.4.1 Schade aan de waterhuishouding en veiligheid recreanten
Bij waterlopen met geringe afmetingen veroorzaakt het varen vrijwel onvermijdelijk schade aan de waterhuishouding, de waterbodem en de oevers. Ook vistrappen zijn gevoelig voor beschadiging en verstoring. Deze kleine wateren en vistrappen worden daarom in principe gesloten voor de recreatievaart. Om dezelfde reden zijn vrijwel alle wateren gesloten voor gemotoriseerd varen. Op enkele trajecten waarvan de afmetingen voldoende groot zijn (Beneden Dommel en Essche Stroom) kunnen wel ontheffingen worden verleend voor gemotoriseerd varen. Wateren of gedeelten daarvan waar de veiligheid van recreanten niet afdoende is te waarborgen worden eveneens gesloten. Dit betreft bijvoorbeeld trajecten met gevaarlijke stromingen, lange en/of lage bruggen en duikers, sifons en trajecten die niet of slecht bereikbaar zijn. Voor wateren of gedeelten daarvan die uit oogpunt van afmetingen en/of veiligheid alleen geschikt zijn voor ervaren en ter plaatse bekende gebruikers, kunnen ontheffingen alleen worden verstrekt onder strikte voorwaarden.
3.4.2 Ecologische draagkracht waterlopen
Bij het bepalen van de ecologische draagkracht is in eerste instantie gekeken naar de fysieke geschiktheid voor recreatievaart (morfologie, watervoerendheid). De fysiek niet geschikte wateren zijn gesloten voor recreatievaart (zie 3.4.1). De fysiek geschikte wateren staan in onderstaande tabel. Per geschikt water/traject is aangegeven wat de draagkracht is gelet op de natuurwaarde. Waar slechts beperkte recreatievaart mogelijk is, is aangegeven waar de beperkingen uit voortvloeien. Daarbij is gekeken naar:
Tabel 1: Fysiek bevaarbare trajecten, aanvaardbare vaarintensiteit en argumenten voor
1 Kg: individuele kanovaarders/ kleine groepen tot 3 kano’s, tot 10 kano's per dag
2 Mg: middelgrote groepen, 3-6 kano’s, 10-40 kano's per dag
3 De Keersop en het meanderend gedeelte van de Groote Beerze (Westelbeers-Kl. Beerze) zijn in droge perioden fysiek gezien vaak niet geschikt voor recreatieve vaart.
4 De beek is in principe bevaarbaar maar de beek is relatief klein gedimensioneerd (ondiep en/of smal) waardoor intensieve vaart nadelig is voor bodem en oevers;
Het varen op de bovenlopen is in de meeste gevallen door de geringe afmetingen fysiek niet mogelijk of het leidt tot schade aan de waterhuishouding en oevers. Bovendien hebben veel bovenlopen een ecologische functie en zijn de aanwezige natuurwaarden kwetsbaar. De bovenlopen zijn dan ook gesloten voor de recreatievaart.
Het resultaat is weergegeven op kaart 2 “ecologische draagkracht waterlopen”. Voor de onderbouwing wordt verwezen naar bijlage 1.
3.4.3 Economisch en maatschappelijk belang van de recreatievaart
De ecologische draagkracht van de beken vormt de basis van de zonering. Aan de economische en maatschappelijke betekenis van de recreatievaart kan echter niet voorbij worden gegaan. De huidige omvang van de recreatievaart (kaart 1) is daarom mede bepalend voor de zonering. Dit betekent dat voor trajecten die in de huidige situatie in gebruik zijn bij verhuurbedrijven en kanoverenigingen een vaarintensiteit kan worden toegestaan die de ecologische draagkracht overschrijdt. Op de trajecten die vanuit het oogpunt van de kanosport aantrekkelijk maar ecologisch kwetsbaar zijn kan ontheffing worden verleend aan in het gebied gevestigde kanoverenigingen. Onder bepaalde voorwaarden, die gericht zijn op het beschermen van de natuurwaarden, kunnen ervaren kanoërs op deze watergangen varen. Deze voorwaarden zullen worden uitgewerkt in de ontheffing. Daarnaast is er de mogelijkheid om incidenteel “natuurtochten” te organiseren. Onder begeleiding en buiten de voor de natuur gevoelige perioden kan dan wellicht toch aan de maatschappelijke behoefte tegemoet worden gekomen om vanuit de boot van de natuur te genieten.
Voorziene ontwikkelingen richting het ecologisch streefbeeld van beken
Wanneer door het uitvoeren van maatregelen in de toekomst het ecologisch streefbeeld dichter wordt benaderd kan de kwetsbaarheid van wateren voor de gevolgen van de recreatievaart groter worden. De ecologische draagkracht zal dan minder zijn. Afhankelijk van de vaarintensiteit kan dit betekenen dat de intensiteit op deze beken op termijn alsnog moet worden teruggebracht, dan wel dat uitbreiding van de intensiteit uitgaande van de huidige draagkracht onverstandig is. De zonering wordt in dit geval afgestemd op de toekomstige ecologische situatie. Ook kan een tijdelijke vermindering van de vaarintensiteit in de eerste jaren direct na uitvoering van herstelmaatregelen nodig zijn.
De bestemming / functie van aangrenzende gronden
Het beperken van de vaarintensiteit op beektrajecten kan gewenst zijn gelet op de bestemming/functie van aangrenzende gronden. Het zal daarbij vooral gaan om natuurgebieden waarvoor verstoring vanuit de boten (geluidsoverlast, betreding.) niet acceptabel is. De Habitat- en de Vogelrichtlijn kunnen daarbij een rol spelen.
De belangen van andere gebruikers en omwonenden
Als de belangen van andere gebruikers van de beken (incl. oevers) of van omwonenden dit vergen, dan kan de intensiteit van het varen lager gesteld worden dan op grond van de ecologische draagkracht aanvaardbaar is. De zonering wordt hierop dan afgestemd. Overigens kunnen ook in de ontheffing voorwaarden worden opgenomen om deze belangen veilig te stellen.
Het over korte afstand sterk wisselen van de toegestane intensiteit is niet doelmatig. Ook moeten trajecten zodanig worden begrensd dat begin- en eindpunt logisch zijn (bereikbaarheid, voorzieningen etc.). Dit kan van invloed zijn op de zonering.
Bij alle tot nu toe aangelegde vistrappen is in het ontwerp geen rekening gehouden met kanovaart. Deze zijn niet geschikt om over te kanoën en zijn gesloten voor alle (kano)vaart. De vistrap bij de Achelse Kluis achten wij bij hoge waterstanden wel bevaarbaar voor ervaren kanovaarders.
Om veiligheidsredenen is er een vaarverbod 25 meter voor en na watermolens. Waar mogelijk en gewenst zullen in- en uitstapvoorzieningen worden aangebracht. Indien voldoende veiligheidsvoorzieningen zijn aangebracht kan onder strikte voorwaarden aan ervaren kanovaarders een ontheffing worden verleend.
3.5.1 Referentievaartuigen en andersoortige vaartuigen
Bij het vaststellen van de zonering is het meest algemeen voorkomende vaartuig in het gebied als referentievaartuig gehanteerd: een één- of tweepersoons kajak of kano. De beschrijving en (gebruiks)kenmerken van dit type vaartuig zijn als volgt: Deze boten zijn vrij smal, hebben een geringe massa, lengte en diepgang en zijn eenvoudig te manoeuvreren. Tijdens het varen met dergelijke boten ligt het accent op het op rustige wijze beleven van de omgeving en/of het serieus beoefenen van de kanosport.
Voor het varen met deze referentievaartuigen kunnen de exacte getallen uit de zonering worden gehanteerd. Voor het varen met alle andere soorten vaartuigen dient er een individuele afweging plaats te vinden. Per geval moet worden bekeken óf en hoe vaak er gevaren kan worden. Dit hangt af van de aard van het vaartuig in relatie tot de desbetreffende watergang. Op de volgende punten zal een afwijkend vaartuig worden beoordeeld:
3.5.2 Klassenindeling zonering
De volgende klassenindeling wordt gehanteerd:
* alleen voor gebiedsgebonden activiteiten door ervaren kanoërs (zie ook § 4.3)
** maximum is afhankelijk van lokale omstandigheden
De ecologische draagkracht geeft het maximum aantal vaarbewegingen wat er op een dag toelaatbaar is. Doordat er meerdere ontheffingshouders op hetzelfde traject varen, bestaat de kans dat zij – door op hetzelfde moment te gaan varen – gezamenlijk de ecologische draagkracht overschrijden.
Dit risico wordt beperkt door rekening te houden met het feit dat niet alle dagen evenveel wordt gevaren. Het waterschap gaat er bij de berekening van uit dat gemiddeld ongeveer de helft van de dagen wordt gevaren. De zonering (het aantal vaarbewegingen per seizoen) is daarom: de ecologische draagkracht maal de helft van het aantal dagen ( ½ * ecologische draagkracht * 26 weken * 7 dagen). De ecologische draagkracht wordt aldus vertaald naar een zonering. De zonering is in alle gevallen het toetsingskader aan de hand waarvan beoordeeld kan worden in hoeverre voor een aangevraagd aantal vaarbewegingen ontheffing kan worden verleend.
Naast het maximale aantal vaarbewegingen per seizoen blijft er een maximum per dag gelden (per ontheffinghouder). Dit is gelijk aan de ecologische draagkracht.
3.5.3 Zonering van de watergangen
Op kaart 3 “zonering recreatievaart” is aangegeven in welke klasse de wateren vallen.
Bijstellingen in de zonering kunnen op termijn noodzakelijk zijn, afhankelijk van de ontwikkelingen met betrekking tot de waterkwaliteit, natuurontwikkeling, beekherstel en de maatschappelijke waardering van de recreatievaart. Een periodieke evaluatie en zonodig herziening van de zonering is daarom gewenst. Hierbij wordt uitgegaan van een periode van 5 jaar, met de eerste evaluatie over 4 jaar. Indien noodzakelijk is, op initiatief van het waterschap, een tussentijdse evaluatie mogelijk.
Voor de bevaarbare waterlopen vormt de ecologische draagkracht de basis voor de verdere zonering. Zoals in 3.4 is aangegeven kan hiervan zijn afgeweken. Onderstaand zijn de waterlopen beschreven waar de voorgestelde zonering afwijkt van de ecologische draagkracht en/of welke randvoorwaarden er gesteld worden bij de indeling in klasse 1.
Indien aangegeven is dat er beperkingen zijn ten aanzien van afmetingen, veiligheid of ecologie zijn deze globaal benoemd.
De kwetsbaarheid voor ecologie is vaak gebonden aan seizoenen en afhankelijk van de dieren- of plantensoorten. Een aantal trajecten wordt gesloten gedurende het ecologisch kwetsbare seizoen, wat loopt van april tot en met september. De maand april is voor veel diersoorten een zeer kwetsbare periode. Voor een aantal vissoorten geld dat de paaitijd in deze periode al bezig is (Beekprik, Winde, Serpeling, Snoek). Voor veel vogels geldt dat de paartijd in april begint. Een aantal weidevogels broedt al in april (Kievit, grutto). Voor de ijsvogel geldt dat april de meest kwetsbare periode is (hij baltst in maart en legt begin april z'n eieren). Daarnaast is voor veel macrofaunasoorten april ook een zeer kwetsbare periode.
De zomermaanden (juni tot en met september) zijn vooral morfologisch gezien een kwetsbare periode. Veel beken voeren in deze periode nog weinig water, waardoor beschadiging van bodem en oever (en eventuele vistrappen) zal optreden.
Trajecten waar de zonering afwijkt van de ecologische draagkracht
Tongelreep (vanaf Belgische grens tot de Dommel)
Kleine Dommel (vanaf Sterkselse Aa tot de Dommel)
in verband met beperkte draagkracht alleen geschikt voor kleine aantallen ervaren en ter plaatse bekende gebruikers buiten ecologisch kwetsbare seizoen |
Reusel (traject Wilhelminakanaal-instroom Spruitenstroompje/Heizensche Dijk-onderdeel van rondje via Wilhelminkanaal)
Spruitenstroompje (traject Wilhelminakanaal – Reusel onderdeel van rondje via Wilhelminakanaal)
Reusel/Achterste stroom (traject Heizensche Dijk tot aan Essche Stroom)
In overleg met exploitant is gekozen voor klasse 2, intensiteit wordt gereduceerd zie ook voorgaande trajecten |
Reusel (traject Baarschot – Wilhelminakanaal)
In verband met beperkte draagkracht alleen geschikt voor kleine aantallen ervaren en ter plaatse bekende gebruikers buiten ecologisch kwetsbare seizoen. |
Voorste stroom (Wilhelminakanaal – Essche Stroom)
Traject ligt deels geïsoleerd diverse obstakels en uitstroom RWZI Tilburg-Oost | |
Vanwege obstakels /risico’s is het traject tot aan de A65 alleen geschikt voor ervaren en ter plaatse bekende kanoërs |
Nieuwe Leij (Traject zandvang Goirle - Wilhelminakanaal)
Afmetingen beperkt, obstakels/risico’s en er is herinrichting in voorbereiding | |
Vanwege obstakels/risico’s is traject alleen geschikt voor ervaren en ter plaatse bekende kanoërs |
Vanwege obstakels/ risico’s is traject alleen geschikt voor ervaren en ter plaatse bekende kanoërs in beperkte mate en buiten het ecologisch kwetsbare seizoen. |
Groote Beerze/Beerze/Smalwater/Kleine Aa of Dommeltje
Groote Beerze/Beerze/Smalwater/Kleine Aa of Dommeltje
Beneden Dommel- traject Wilhelminakanaal - Boxtel
Beneden Dommel- traject Wilhelminakanaal - Boxtel
klasse 3 (matig intensief, tot maximaal 50 vaartuigen per dag) | |
Vanwege relatief ruime afmetingen van dit traject wordt huidig aantal vaarbewegingen gehandhaafd. |
Vanwege obstakels/risico’s is traject alleen geschikt voor ervaren en ter plaatse bekende kanoërs buiten ecologisch kwetsbare seizoen bij voldoende waterdiepte: dit leidt tot Indeling in klasse 1 |
Dommel -Trainingstrajecten kanoverenigingen (nog niet op kaart aangegeven)
Dommel -Trainingstrajecten kanoverenigingen
De gekozen zonering betekent dat op de volgende trajecten de huidige omvang van de recreatievaart de toegestane omvang overschrijdt. In die zin is er sprake van een knelpunt. In deze paragraaf is in hoofdlijnen aangegeven hoe met deze knelpunten zal worden omgegaan.
Reusel (traject Wilhelminakanaal tot Spruitenstroompje/Heizensche Dijk) + Spruitenstroompje (traject Wilhelminakanaal – Reusel)
Huidige recreatievaart terugbrengen van intensief naar matig intensief. Ook dit is nog iets meer dan de gewenste zonering (klasse 2; extensief). Toename van commerciële activiteiten is niet meer mogelijk, nieuwvestiging of uitbreiding zullen hier niet worden toegestaan. In overleg met het gevestigde verhuurbedrijf worden de mogelijkheden onderzocht om huidige activiteiten af te bouwen en eventueel andere activiteiten (bv. fietsen) te ontwikkelen. Intensief gebruik door de huidige verhuurder van deze 2 trajecten wordt tijdelijk toegestaan om reductie op het traject Reusel vanaf Heizensche Dijk totaan Oisterwijk mogelijk te maken.
Huidig gebruik (klasse 4) is intensiever dan ecologische draagkracht en de voorgestelde zonering (klasse 2). In overleg met het verhuurbedrijf zal de intensiteit worden teruggebracht in combinatie met een (tijdelijke) verruiming van de mogelijkheden op het “rondje” Reusel-Wilhelminakanaal- Spruitenstroompje.
Beneden Dommel- traject Wilhelminakanaal - Boxtel
Er is hier sprake van een beperkte overschrijding ecologische draagkracht. Gelet op de vrij ruime afmetingen van het water wordt dit niet als een probleem gezien. De huidige situatie wordt daarom geaccepteerd. Groei wordt niet toegestaan.
Boven Dommel- traject Belgische Grens-Venbergse Watermolen
Er is hier een forse overschrijding van de zonering (klasse 3) en tevens sprake van een zeer intensief overwegend commercieel gebruik (>klasse 4). Reductie van de kanovaart op korte termijn leidt tot relatief grote economische en maatschappelijke kosten. Als gevolg van de slechte milieukwaliteit zal de ecologische doelstelling op de Boven-Dommel naar verwachting pas op lange termijn worden gehaald. De ecologische baten van een vergaande reductie van de kanovaart op korte termijn zijn daarom naar verwachting beperkt. Om die reden is er voor gekozen om op desbetreffende trajecten voorlopig aanzienlijk meer kanovaart toe te staan dan de ecologisch draagkracht aangeeft. Deze ruimte is alleen beschikbaar voor de huidige gebruikers. Nieuwe activiteiten of uitbreiding worden niet toegestaan. Indien bestaande activiteiten worden verminderd of gestopt zal de ontheffingsruimte overeenkomstig worden verminderd. Met de ontheffinghouders zal overleg gevoerd worden over de mogelijkheden voor reductie. Als de snelheid waarmee de doelen op de Boven-Dommel binnen bereik komen wijzigt kan dit ook reden zijn om de termijn waarbinnen een reductie zinvol is te heroverwegen.
Het betreft relatief korte trajecten die het hele jaar intensief worden gebruikt. Door de afhankelijkheid van (snel-)stromend water en de binding met locale verenigingen zijn er geen alternatieven. Vanwege het maatschappelijk belang kunnen de activiteiten van de verenigingen worden voortgezet. Wel zullen afspraken moeten worden gemaakt m.b.t. gebruik, beheer en onderhoud van de trajecten met het oog op de ecologische waarden. Ook zal van geval tot geval bekeken moeten worden of varen in de avonduren bij kunstlicht kan worden toegestaan.
3.6.2 Ontwikkelingsmogelijkheden
Beneden Dommel(vanaf Boxtel tot ‘s-Hertogenbosch) en Essche Stroom (vanaf instroom Kleine Aa tot Dommel)
Ontwikkelingsmogelijkheden zijn er vooral op de Beneden Dommel en de Essche Stroom. De ecologische draagkracht geeft aan dat ten opzichte van de huidige situatie uitbreiding van de recreatievaart op deze trajecten mogelijk is. De zonering is overeenkomstig ruim (klasse 4). Een deel van deze ruimte wordt gereserveerd om eventueel activiteiten vanuit andere delen van het gebied te verplaatsen. Ook op enkele andere trajecten is er nog enige ruimte tussen de huidige intensiteit en de ecologische draagkracht (o.a. Voorste Stroom en Zandleij) maar deze trajecten lenen zich minder goed voor ontwikkeling van meer intensief gebruik. Verplaatsing naar of actieve ontwikkeling van activiteiten op deze trajecten is minder gewenst.
3.7 Inrichting, voorzieningen, beheer en onderhoud
Het waterschap beperkt zijn inspanningen met betrekking tot inrichting, voorzieningen en beheer en onderhoud ten behoeve van de recreatievaart tot de wateren die zijn ingedeeld in klasse 2 of hoger. In de watergangen die ingedeeld zijn in klasse 1 worden door het waterschap in principe geen voorzieningen aangebracht. Hier is de intensiteit erg laag en/of worden specifieke eisen gesteld aan de gebruikers zodat in het algemeen aanleg van voorzieningen voor de recreatievaart door het waterschap hier niet in de rede ligt. Indien in klasse 1 watergangen voorzieningen noodzakelijk zijn om de recreatievaart op een goede en veilige manier te laten verlopen dan hebben de ontheffinghouder(s) de verantwoordelijkheid om daarvoor te zorgen. Dit kan eventueel in de ontheffing(en) worden vastgelegd.
De veiligheid van de recreanten staat voorop. Door fysieke maatregelen zullen gevaarlijke locaties worden gemarkeerd (bijv. drijflijnen bij stuwen). Er worden voorzieningen getroffen om risicovolle situaties te passeren (bijv. in/uitstapplaatsen bij stuwen). De voorzieningen worden alleen getroffen op trajecten die zijn ingedeeld in klasse 2 of hoger. Aard en omvang van de voorzieningen moeten worden afgestemd op de soort en intensiteit van de recreatievaart. Op trajecten die ingedeeld zijn in klasse 1 wordt van de gebruikers geëist dat zij voldoende ervaring hebben en met de plaatselijke situatie zodanig bekend zijn dat deze voorzieningen hier niet noodzakelijk zijn.
Het waterschap rekent het tot zijn taak om te zorgen voor een eenvoudige basisinrichting gericht op veiligheid en doelmatigheid bij extensief of matig intensief gebruik. Dit betekent dat in trajecten vanaf klasse 2 het waterschap zorgt voor eenvoudige in- en uitstapvoorzieningen bij stuwen en andere waterstaatswerken, als (door-)varen op deze punten niet mogelijk c.q. gewenst is. Meer uitgebreide voorzieningen in het geval van (zéér) intensief en/of commercieel gebruik (klasse 3 of 4) of voorzieningen voor bijvoorbeeld het verhogen van de recreatieve kwaliteit behoren niet tot de verantwoordelijkheid van het waterschap.
Uit het oogpunt van het recreatief medegebruik kan het waterschap wel een bijdrage leveren aan het realiseren van dergelijke voorzieningen. Door voldoende voorzieningen en een juiste situering kan het gedrag van de recreanten positief worden beïnvloed en kan verstoring en overlast voor anderen worden beperkt. Het gaat hierbij om aanleg of aanpassing van voorzieningen zoals in- en uitstapplaatsen bij begin- en eindpunten, picknickplaatsen, horecagelegenheden e.d. Ook bijzondere voorzieningen zoals kanoglijgoten bij stuwen of werken om het varen mogelijk te maken of de bevaarbaarheid te verbeteren vallen hieronder. De verantwoordelijkheid en het initiatief voor de aanleg van deze voorzieningen ligt in het algemeen bij de belanghebbenden. In geval van intensieve of bijzondere gebruiksvormen is het de verantwoordelijkheid van de belanghebbende om adequate voorzieningen te realiseren.
Aanlegsteigers moeten door belanghebbenden zelf worden aangelegd. Ook de aanleg van parkeerplaatsen, picknickplaatsen e.d. behoort niet tot de taak van het waterschap. Hiervoor zijn primair gemeenten en bedrijven verantwoordelijk. Met het oog op de bescherming van de oevers en het kunnen uitvoeren van onderhoud, stelt het waterschap eisen aan de inrichting van in- en uitstapplaatsen en andere voorzieningen. Met uitzondering van in- en uitstapplaatsen en bebording mogen voorzieningen niet binnen 4 meter van de insteek van de watergang komen in verband met het onderhoud. Voor alle voorzieningen binnen 4 meter van de insteek dienen derden een ontheffing te hebben op grond van de Keur. Wildgroei van aanlegplaatsen moet worden voorkomen omdat anders het (maai)onderhoud wordt bemoeilijkt. Waar nodig bekijkt het waterschap samen met de visverenigingen de mogelijkheden van centrale aanlegplaatsen.
Via borden zal waar nodig en zinvol aanvullend op het verkeersbesluit in het veld duidelijk gemaakt worden welke regels er gelden voor de recreatievaart. Op deze borden kunnen ook eventuele voorwaarden en gedragsregels worden opgenomen. Ook zal het waterschap borden plaatsen bij het naderen van een stuw, gevaarlijke situaties en bijbehorende in- en uitstapplaatsen.
Beheer en onderhoud van voorzieningen.
Veiligheidsvoorzieningen en in – en uitstapplaatsen die bij de basisinrichting horen worden door het waterschap onderhouden. Het onderhoud van voorzieningen die door of specifiek ten behoeve van derden zoals commerciële bedrijven en verenigingen zijn aangelegd is geen taak van het waterschap. Wel kan het waterschap verlangen dat deze werken in een goede staat van onderhoud worden gehouden als dat vanuit het oogpunt van nautisch beheer nodig is. Bij wateren waarop slechts onder voorwaarden of alleen extensief varen is toegestaan (klasse 1 en 2), kunnen de belangen van natuur en landschap prevaleren boven de recreatievaart.
De vaarwegen in het beheersgebied van De Dommel hebben niet de functie zwemwater en zijn in het algemeen ook niet geschikt om in te zwemmen. Intensief contact met het water moet dan ook worden vermeden, de gebruikers zullen hierop worden gewezen. In het kader van het nautisch beheer zullen geen (aanvullende) maatregelen ter verbetering van de waterkwaliteit worden genomen.
Met voorlichtings- en promotieactiviteiten (bijv. folders, internet) , bij voorkeur samen met bedrijven, kanobond, verenigingen , VVV’s e.d , worden de mogelijkheden voor de recreatievaart bekend gemaakt. Naast het beschrijven van routes, kan daarin ook aandacht worden besteed aan ecologische aspecten, aan natuur- en landschap en aan gewenst gedrag op het water. Ook kunnen andere activiteiten van het waterschap worden belicht. Langs vaarroutes kan via borden de aandacht worden gevestigd op werken van het waterschap.
Voorzieningen en kosten welke direct samenhangen met het nautisch beheer en veiligheid zijn voor rekening van het waterschap. Recreatieve voorzieningen t.b.v. commerciële bedrijven dienen door die bedrijven zelf te worden bekostigd. Aan overige zaken wil het waterschap mede bijdragen. Per geval zullen daarover afspraken moeten worden gemaakt.
Bijdragen van het waterschap aan derden worden geregeld door middel van een overeenkomst met afspraken over de kostenverdeling bij het realiseren van voorzieningen. Het opstellen van een subsidieverordening wordt niet nodig geacht Waar mogelijk maakt het waterschap gebruik van subsidieregelingen van andere overheden.
Als partijen overeenstemming bereiken over de reductie van de recreatievaart op bepaalde trajecten i.v.m. ecologische waarden en natuur en landschap, dan is het waterschap bereid een bijdrage te leveren in de kosten die daaruit voortvloeien. Omdat de huidige situatie ontstaan is voordat het waterschap het nautisch beheer kreeg opgedragen, zal de provincie worden aangesproken op de financiële consequenties van een reductie.
Tabel 3.2: overzicht taakverdeling waterschap- derden bij aanleg van voorzieningen
4.1 Bestuurlijk en juridische instrumentarium
In het waterbeheerplan zijn de waterhuishoudkundige functies en doelstellingen van de wateren en aangrenzende gronden vastgelegd. Het waterbeheerplan is het (bestuurlijk) kader voor het afwegenvan belangen door het waterschap. Het feit dat er geen functie “vaarwater” is opgenomen, betekent dat de recreatievaart moet worden ingepast in de toegekende functies.
De Scheepvaartverkeerswet (Svw) geeft de meest specifieke regeling voor het reguleren van het varen. De Svw wordt dan ook primair ingezet als instrument voor het waterschap. Het waterschap heeft op grond van deze wet de bevoegdheid om een gebod of verbod in te stellen, zowel door het plaatsen van verkeersborden als door het nemen van verkeersbesluiten. Van de geboden en verboden kan vrijstelling of ontheffing worden verleend, eventueel onder het stellen van voorwaarden.
De Keur is een verordening met geboden en verboden ter behartiging van de taken (waterkwantiteitsen waterkwaliteitsbeheer) die aan het waterschap zijn opgedragen. Via de Keur wordt de aanleg van voorzieningen geregeld. Derden die bijv. een in-uitstapplaats willen aanleggen of binnen 4 meter uit de insteek een object willen plaatsen, moeten daarvoor een ontheffing aanvragen bij het waterschap. Aan een ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden.
Het dagelijks bestuur van het waterschap is door de provincie Noord-Brabant aangewezen als bevoegd gezag scheepvaartverkeer (nautisch beheerder) voor wat betreft de scheepvaartwegen die bij het waterschap in beheer zijn. Door het aanwijzen van oppervlaktewateren als vaarweg hebben deze watergangen ook vanuit het nautisch beheer een juridische status gekregen met publiekelijk belang. Eigenaren van deze wateren kunnen het varen daarop middels het eigendomsrecht (privaatrecht) dan ook niet verbieden. De eigenaren van aangrenzende gronden (gemeenten, terreinbeheerders) kunnen de toegang tot het water via hun eigendommen echter wel verbieden.
Gemeenten kunnen de regulering van de recreatievaart door het waterschap ondersteunen door in het bestemmingsplan voor de gronden langs de wateren passende bestemmingen en voorwaarden op te nemen. Dus geen bestemming “watergebonden recreatie “ langs trajecten waarvoor het waterschap een verbod heeft uitgevaardigd. Voor trajecten met perspectieven voor de recreatievaart is het gewenst dat gemeenten hierop inspelen in hun bestemmingsplan.
Als hoofdregel geldt dat het treffen van verkeersmaatregelen als een normale maatschappelijke ontwikkeling moet worden gezien. Nadelige gevolgen van verkeersmaatregelen hoeven dan ook in beginsel niet te worden gecompenseerd. Tenzij een individueel belang onevenredig zwaar wordt getroffen door een verkeersmaatregel. Bijvoorbeeld wanneer een traject wordt gesloten voor alle vaarverkeer, waardoor een verhuurbedrijf een groot deel van de inkomsten ziet verdwijnen. In zo’n geval dient de benadeelde te worden gecompenseerd door het waterschap. Hiertoe beschikt het waterschap over een “Verordening nadeelcompensatie”. Deze verordening bevat een procedure voor vaststelling van de schade en de wijze waarop deze schade moet worden gecompenseerd. Deze vergoeding kan bestaan uit een uitkering van een geldbedrag, maar ook uit het treffen van compenserende maatregelen (bijv. verplaatsing van een bedrijf of het geven van ontheffing op een andere locatie).
In het te nemen Verkeersbesluit wordt voor alle waterlopen in het beheersgebied bepaald dat varen en aanleggen met ieder vaartuig is verboden. Op de bij te voegen kaart “watergangen geschikt voor recreatievaart” ( Kaart 3) wordt aangegeven voor welke waterlopen het dagelijks bestuur bereid is, onder het stellen van voorwaarden, ontheffing van dit verbod te verlenen. Deze kaart geeft ook aan dat voor enkele waterlopen een ontheffing mogelijk is voor gemotoriseerd varen.
In verband met de continuïteit en het beperken van de administratieve last worden ontheffingen aan bedrijven en verenigingen voor een periode van 5 jaren verstrekt Afwijkende perioden zijn mogelijk in proefsituaties, in geval op termijn een reductie van de vaarintensiteit wordt nagestreefd en in gevallen dat herinrichting van een beek wordt voorzien met consequenties voor de aanvaarbare recreatiedruk. Bij ontheffingen die vallen binnen klasse 1 kan eveneens worden afgeweken van de ontheffingsperiode. Naast meerjarige ontheffingen kunnen 1-malige ontheffingen worden verleend voor evenementen of dagtochten.
In de ontheffingen wordt een voorschrift opgenomen waarin de ontheffinghouder een zorgplicht wordt opgelegd. Deze zorgplicht is bedoeld om enerzijds de veiligheid van de recreanten te verhogen, anderzijds om overlast naar de omgeving zoveel mogelijk te voorkomen.
Gelet op de plaatselijk te grote recreatiedruk worden nieuwe (meerjarige) ontheffingen aan bedrijven en verenigingen op trajecten waar volgens de zonering nog groei mogelijk is, alleen verstrekt als dit tegelijkertijd tot een vermindering van de recreatiedruk in de probleemgebieden leidt.
Ontheffingsaanvragen voor gemotoriseerd varen op trajecten waar “gemotoriseerd varen aanvaardbaar is” worden beoordeeld op:
Voor trajecten waar “gemotoriseerd varen niet aanvaardbaar is zullen ontheffingen alleen worden afgegeven ten behoeve van onderhoud, (visstands) onderzoek en in zeer bijzondere gevallen.
Ontheffing voor het varen met vlotten, raften e.d. zijn alleen mogelijk voor beken die openstaan voor gemotoriseerde vaart, en (matig) intensief varen. Ontheffingsaanvragen worden van geval tot geval beoordeeld: soort vaartuig, bestuurbaarheid, grootte en aantal in relatie tot de afmetingen van de beek spelen daarbij een belangrijke rol.
De vistrappen zoals tot nu toe zijn aangelegd zijn niet geschikt om te worden bevaren en kunnen mogen niet worden bevaren.
Om veiligheidsredenen is er een vaarverbod 25 meter voor en na watermolens. Waar mogelijk en gewenst zullen in- en uitstapvoorzieningen worden aangebracht. Indien voldoende veiligheidsvoorzieningen zijn aangebracht kan onder strikte voorwaarden aan ervaren kanovaarders een ontheffing worden verleend.
Varen is alleen toegestaan tussen zonsopgang en zonsondergang. Voor nachtelijke vaartochten zal slechts bij zeer hoge uitzondering ontheffing worden verleend. In de ontheffing kan worden opgenomen dat het varen in bepaalde perioden van het jaar verboden is in verband met het broedseizoen of andere functies. De natuurbeschermingswet, de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn spelen hierbij een rol. Ook kunnen restricties m.b.t. de tijdstippen nodig zijn om verstoring of overlast te beperken. Voor intensief beviste trajecten kunnen in de ontheffing voorwaarden worden opgenomen om de belangen van de sportvissers veilig te stellen.
Voor de verplichting om ontheffing aan te vragen van het vaarverbod wordt vrijstelling verleend aan:
4.2.4 Bijzondere omstandigheden
Op grond van artikel 6 van de Scheepvaartverkeerswet en art. 10 van het Besluit administratieve epalingen kan het waterschap in bijzondere omstandigheden een verbod of een gebod afkondigen. Dit verbod of gebod kan door middel van een bord worden bekend gemaakt, maar ook in de vorm van een bekendmaking in de krant. In de volgende gevallen is sprake van bijzondere omstandigheden:
Bij de afgifte van nieuwe ontheffingen zullen de aanvragen worden getoetst aan het vastgestelde beleid en de zonering.
4.3.1 Bestaande ontheffinghouders
De ontheffingen van de bestaande ontheffinghouders zullen in principe worden vervangen door nieuwe ontheffingen van vergelijkbare omvang. Bij deze vervanging zullen de bestaande ontheffingen worden getoetst op juistheid en daadwerkelijk gebruik. Ook zal worden getoetst of de zonering en het verkeersbesluit aanleiding zijn om de ontheffingen aan te passen.
4.3.2 Ontheffingen onder strikte voorwaarden (klasse 1)
Aan ontheffingen voor bevaren van waterlopen met klasse 1 worden strikte voorwaarden gesteld. Klasse 1 watergangen zijn niet geschikt voor intensief recreatief gebruik. Het betreft ofwel een gevaarlijk traject, ofwel een traject met bijzondere natuurwaarden wat bijzondere bescherming behoeft, of beide. In deze watergangen zijn geen speciale voorzieningen getroffen voor kanovaart (zoals bebording of in- en uitstapplaatsen). Het gebruik van deze watergangen is op eigen risico en het waterschap aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade. Op klasse 1 watergangen zijn alleen incidentele gebiedsgebonden activiteiten toegestaan. Er mag alleen worden gevaren door ervaren kanovaarders waarvan verwacht wordt dat zij het traject goed kennen. Vóór iedere tocht dient het traject verkend te worden op eventuele gevaren, dit in verband met wisselende omstandigheden (zoals belemmering van doorvaart, wisselende waterstanden etc.) In verband met kwetsbare natuur zijn bepaalde watergangen gesloten tijdens het ecologisch kwetsbare seizoen (van april tot september). De ontheffinghouder dient voorafgaand aan iedere tocht hiervan melding te maken aan het waterschap. Indien dit vooraf niet mogelijk is, dan dient dat in ieder geval achteraf alsnog te gebeuren.
4.3.3 Verdeling ruimte tussen commerciële exploitanten en niet commerciële exploitanten
In bestaande situaties wordt op basis van het bestaande gebruik de beschikbare ruimte verdeeld. In nieuwe of gewijzigde situaties wordt op de klassen 2 t/m 4 10% van de beschikbare capaciteit gereserveerd voor permanente ontheffingen voor verenigingen en niet-commerciële instellingen, de éénmalige ontheffingen en het varen op grond van de vrijstelling.
4.3.4 Reservering ruimte voor verplaatsing van elders
Om de beoogde herverdeling van het nautisch gebruik binnen het waterschapsgebied te realiseren, zal 50% van de nog beschikbare capaciteit op de wateren die als klasse 4 zijn gezoneerd, worden gereserveerd. Deze reservering geldt voor een periode van 5 jaar (1-3-2003 tot en met 28-02-2008) en is uitsluitend bestemd voor verplaatsingen van nautisch gebruik van op basis van de zonering overbelaste watergangen uit het waterschapsgebied.
4.3.5 Verlenen van éénmalige ontheffingen
Voor éénmalige ontheffingen zal van geval tot geval worden beoordeeld of het verlenen van de éénmalige ontheffing mogelijk is zonder daarbij de belangen van het waterschap, andere ontheffinghouders en/of derden (onevenredig) te schaden. Eénmalige ontheffingen moeten uiteraard passen binnen de ruimte zoals aangegeven in de zonering.
4.3.6 Volgorde van toewijzing permanente ontheffingen:
Bestaande ontheffinghouders krijgen na toetsing van de bestaande ontheffing/aanvraag een (eventueel aangepaste) nieuwe ontheffing.
2 Verplaatsing van bestaande ontheffingen
Aanvragen voor verplaatsing van bestaande ontheffingen worden in behandeling genomen nadat de overige bestaande ontheffingen zijn afgehandeld.
Werkwijze nieuwe ontheffingen:
Vanaf de dag van de inwerkingtreding van het verkeersbesluit bestaat de mogelijkheid voor het aanvragen van nieuwe ontheffingen. Eerder binnengekomen aanvragen worden behandeld als zijnde binnengekomen op de genoemde datum. De betrokkenen worden hiervan op de hoogte gesteld.
De aanvragen worden op volgorde van binnenkomst afgehandeld. Indien er meer aanvragen zijn dan beschikbare ruimte worden de overige aanvragers op een wachtlijst geplaatst. Als meerdere aanvragen op dezelfde werkdag zijn ingediend en er is onvoldoende capaciteit beschikbaar dan zal in overleg met de aanvragers een voorstel voor verdeling van de beschikbare capaciteit worden gedaan.
Ingeval dit niet tot overeenstemming leidt, beslist het lot.
4.3.7 Intrekken en ambtshalve wijzigen van ontheffingen
Indien het waterschap constateert dat er gedurende een periode van tenminste 12 maanden geen gebruik wordt gemaakt van een verleende ontheffing, dan kan het waterschap ertoe overgaan de betreffende ontheffing in te trekken. Voorts kan het waterschap, indien een ontheffinghouder gedurende twee opeenvolgende jaren slechts beperkt gebruik maakt van zijn ontheffing (d.w.z. minder vaarbewegingen maakt, dan op grond van de verleende ontheffing is toegestaan), overgaan tot wijziging van de ontheffing, zodanig dat het ‘vergunde’ aantal vaarbewegingen in overeenstemming wordt gebracht met het werkelijk gebruik.
Het waterschap ziet toe op de naleving van de gestelde regels. Dit toezicht wordt op twee manieren uitgevoerd. Ten eerste wordt regelmatig, steekproefsgewijs, in het veld gecontroleerd. Naast deze fysieke controles vinden ook administratieve controles plaats. De uitkomsten van de fysieke en de administratieve controles worden bovendien met elkaar vergeleken.\
Van alle ontheffinghouders wordt gevraagd een administratie bij te houden, waarin wordt aangegeven wanneer is gevaren, met hoeveel boten en op welk traject. Steekproefsgewijs zullen onaangekondigde controles plaatsvinden, waarbij de administratie wordt gecontroleerd. Daarbij zal ook worden gekeken in hoeverre de hoeveelheid boten nog correspondeert met de vergunde aantallen en zal het merken van de boten worden gecontroleerd. Tenslotte wordt de ontheffinghouders gevraagd jaarlijks een overzicht te verstrekken van de gegevens van het afgelopen jaar.
Om de controle in het veld goed mogelijk te maken zullen in de ontheffingen eisen worden opgenomen met betrekking tot herkenbaarheid van de vaartuigen en/of de opvarenden. Regelmatig zal in het veld worden gecontroleerd op zowel de aantallen die zijn vergund als op de naleving van de gedragsregels. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen gesloten watergangen en wateren die zijn opengesteld voor recreatievaart. Bij de gesloten en open watergangen zal gebruik worden gemaakt van de oog- en oorfunctie van de buitenmedewerkers van het waterschap. Daarnaast zal – waar mogelijk – bekeken worden of boswachters van Natuurmonumenten, Brabants Landschap en Staatsbosbeheer kunnen worden ingezet voor controles. Bij de opengestelde watergangen zal, naast de hiervoor genoemde controles, ook regelmatig worden geteld. Met name op druk bevaren trajecten of trajecten waar zich klachten of problemen voordoen, zullen periodiek tellingen plaatsvinden. Bij de bovengenoemde controles zal ook worden gekeken in hoeverre de gedragsregels worden nageleefd. Voor de naleving hiervan zullen de ontheffinghouders worden aangesproken. Oftewel: het is de verantwoordelijkheid van de ontheffinghouder dat deze regels worden nageleefd. In geval van calamiteiten zal een beroep worden gedaan op de politie.
Kwetsbare gebieden: broedseizoen.
6. Maatregelen/ activiteitenprogramma
De maatregelen en activiteiten van het waterschap zijn erop gericht het streefbeeld voor de recreatievaart te realiseren. De mate waarin en de termijn waarbinnen dit mogelijk is, wordt mede bepaald door derden. Het waterschap geeft prioriteit aan het treffen van maatregelen die de veiligheid ten goede komen. Bij het verminderen van de recreatiedruk op kwetsbare wateren wordt gestart met gebieden die een hoge prioriteit hebben in het WBP-2.
In bijlage 2 is een gedetailleerd overzicht gegeven van een groot aantal maatregelen en voorzieningen met bijbehorende kosten en verwachte realisatietermijn.
Waterschap stelt een communicatieplan op (2002), waarin wordt aangegeven:
Verminderen recreatiedruk op kwetsbare wateren.
Het waterschap start overleg over de mogelijkheden om de recreatievaart op de Reusel en Spruitenstroompje en Boven-Dommel in overeenstemming te brengen met de zonering (vanaf 2003).
Voor het uitvoeren van het nautisch beheer zijn komende jaren naar schatting de volgende middelen nodig:
Voorzieningen aanleg en onderhoud:
Voor de periode 2003-2008 is naar verwachting € 640.000,- nodig, waarbij rekening wordt gehouden met een subsidie van € 145.000,-. De verwachte personele inzet bedraagt 1,2 mensjaren.
Voor het actief verminderen van de belasting op druk bevaren trajecten (b.v. door verplaatsen van bedrijven) zijn geen kosten geraamd. Dergelijke kosten zijn moeilijk in te schatten, temeer omdat er geen algemene regeling voor vermindering of verplaatsing is voorzien. Bovendien is het mogelijk dat dergelijke kosten al dan niet in projectverband (bijvoorbeeld reconstructie of beekherstel) in aanmerking komen voor subsidie of externe financiering. Het waterschap ziet voorts een belangrijke rol weggelegd voor de provincie wanneer financiële middelen nodig zijn om de recreatievaart te reduceren.
Natuur en Milieufederatie Overijssel, 1987. Kanota; De effecten van kanovaren op het waardevolle Dinkeldal.
Deichl, F., 2000. Freizeitaktivitäten und die avifauna in Bayern. In: Kanusport 4/2000.
Reijnen M.J.S.M., 1989. Invloed van watersport op de natuur. Een programeerstudie voor zoetwateren
moerasgebieden in Nederland. Rijksinstituut voor natuurbeheer, Leersum. RIN-rapport 88/65.
Voorn, P., 1996. Uitwerking beleid vismigratie. Waterschap de Dommel, Boxtel.