Organisatie | Waterschap Zuiderzeeland |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Beleid inzake maaischouw, herprofileren en de |
Citeertitel | Beleid inzake maaischouw, herprofileren en de |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | WATERSCHAP.regelingen |
Externe bijlage | Nota onderhoudsverplichtingen en schouw wijziging sept 2013 |
Wijziging
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-01-2014 | 30-04-2020 | aanpassing | 09-01-2014 FlevoPost week 42 | 177078 / 177341 | |
09-01-2014 | 14-01-2014 | aanpassing | 09-01-2014 FlevoPost week 42 | 177078 / 177341 | |
03-10-2013 | 03-10-2013 | aanpassing | 03-10-2013 FlevoPost week 42 | 177078 | |
02-06-2009 | 30-04-2020 | onbekend | 02-06-2009 FlevoPost week 37 | ZZL.266 |
Onder intrekking van de besluitvorming van de Algemene Vergadering, welke heeft plaatsgevonden op 23 november 2004 en de uitvoeringsnota ‘Onderhoudsverplichtingen en schouw’, 8 mei 2007
Zie ook bijgaande Toelichting beleid maaischouw sloten
De Keur Waterschap Zuiderzeeland zegt (artikel 3.8 Gewoon onderhoud):
de onderhoudsplichtigen van oppervlaktewaterlichamen zijn verplicht tot het daaruit verwijderen van begroeiingen, van voorwerpen, materialen en stoffen die af- en/of aanvoer en/of berging van oppervlaktewaterlichamen hinderen, tot het in stand houden van die oppervlaktewaterlichamen en tot het onderhouden van begroeiingen, dienstig aan de waterhuishoudkundige functies die aan die oppervlaktewaterlichamen zijn toegekend.
In het wateraanvoergebied in de Noordoostpolder (regio Noord) wordt op drie data geschouwd: 15 juni, 15 augustus en 15 november, danwel op de eerst volgende werkdag na deze data.
In het beheersgebied van het waterschap is een beperkte zomerschouw op 1 juli of de eerste werkdag hierop volgend. Dan worden alleen geschouwd:
Deze watergangen zijn op kaarten voor de zomerschouw aangegeven.
De najaarsschouw op 15 november of de eerste werkdag hierop volgend geldt voor alle watergangen in het beheergebied met uitzondering van:
Wegsloten en erfsloten, waarop drainage uitkomt en derhalve actief worden geschouwd, zijn bij Waterschap Zuiderzeeland op kaart vastgelegd.
Geen actieve maaischouw uitoefenen houdt in, dat het waterschap niet toeziet of wel of niet maaionderhoud is uitgevoerd.
door alle sloten, met name de wegsloten en erfsloten, in de legger opgenomen te houden, behoudt het waterschap de mogelijkheid om - indien het beheer van het watersysteem hiertoe noodzaakt - alsnog maaionderhoud op te leggen.
Indien aan een watergang in het geheel geen of niet voldoende onderhoud is gepleegd op de desbetreffende schouwdatum, dan wordt een vooraankondiging voor het toepassen van bestuursdwang en een waarschuwing voor het opleggen van een bestuurlijke strafbeschikking of het opmaken van een proces-verbaal verzonden aan de onderhoudsplichtige. Vervolgens heeft betrokkene 14 dagen de gelegenheid om het maaionderhoud alsnog (correct) uit te voeren. Hierna vindt de herschouw plaats en als dan blijkt dat de situatie nog niet in orde is, volgt het opleggen van bestuursdwang en het opleggen van een bestuurlijke strafbeschikking (strafrechtelijke boete). De bestuurlijke strafbeschikking is een strafrechtelijke boete die wordt opgelegd door het waterschap en wordt geïnd door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). De bestuurlijke strafbeschikking betreft een boete van € 100,- voor een natuurlijk persoon en € 300,- voor een rechtspersoon. In plaats van het opleggen van een bestuurlijke strafbeschikking wordt een proces-verbaal opgemaakt als het onder andere gaat om overheden die de schouw niet juist hebben uitgevoerd. Het proces-verbaal wordt afgehandeld door het Openbaar Ministerie. Bestuursdwang betekent dat na schriftelijke aanzegging door het college van Dijkgraaf en Heemraden 72 uur na verzenddatum van die aanzegging, het maaionderhoud door het waterschap wordt uitgevoerd als dit niet of niet voldoende door de onderhoudsplichtige is gedaan. Dit werk komt voor rekening van de desbetreffende onderhouds¬plichtige. Is dan het maaionderhoud na de herschouw in orde, dan is de schouw afgerond.
Toelichting beleid maaischouw sloten
De uitvoering van de maaischouw van watergangen van derden verloopt binnen het beheersgebied van Waterschap Zuiderzeeland naar tevredenheid. De uitvoering is projectmatig georganiseerd en goed ingebed in de organisatie.
Desalniettemin zijn bij het doorlichten van het huidige maaischouwbeleid enkele verbeteracties voor de ambtelijke uitvoering geformuleerd:
Verandering van wetgeving (Waterwet) verlangt het actualiseren van de Keur van het waterschap en daaraan gerelateerd het huidige maaischouwbeleid.
In dat kader is de fundamentele vraag gesteld: waarom schouwt het waterschap watergangen van derden? Kan de maaischouw mogelijk worden beëindigd? Argumenten voor en tegen voortzetting van de maaischouw zijn onderstaand op rij gezet.
WAAROM kan de schouw worden beëindigd?
De volgende argumenten pleiten voor beëindiging van de maaischouw:
WAAROM moet de schouw worden voortgezet?
De volgende argumenten pleiten voor voortzetting van het huidige maaischouwbeleid:
wettelijk is Waterschap Zuiderzeeland verantwoordelijk voor het op orde zijn van het totale watersysteem. Als onderdeel daarvan moet het waterschap er zelf voor zorgen dat het onderhoud van de hoofdwatergangen op orde is (door het waterschap te verzorgen conform een bestuurlijk vastgesteld onderhoudsplan) en dat toezicht wordt gehouden op de detailafwatering, te verzorgen door de aangelanden. Niet voldoen aan deze verantwoordelijkheid kan aanleiding vormen om het waterschap daarop juridisch aan te spreken.
* Sloten die binnen het domein van één belanghebbende/één eigenaar liggen (zogenaamde interne sloten), waarbij een derde niet afhankelijk is van de afwatering van die sloot, worden om meerdere redenen uitgezonderd van schouwen: niet schouwen sluit aan bij de rol van een terugtredende overheid, het bespaart kosten en niet maaien geeft ruimte aan natuurlijke vegetatieontwikkeling, hetgeen een positieve invloed heeft op de natuurwaarden.
** Stel de kavelsloten worden niet meer in de maaischouw betrokken. Sloten, waardoor het water wordt gevoerd van drie of meer ingelanden, dient het waterschap dan in onderhoud te nemen. Daarvoor dient het waterschap op de akker van de agrariër te komen, hetgeen naast overlast (met name in het groeiseizoen) ook tijdvergende planning en organisatie verlangt.
Als beleidsregel vast te stellen het in bijgaande nota ‘Beleid maaischouw sloten’ d.d. 2 juni 2009 geformuleerde maaischouwbeleid, inhoudende:
Onder intrekking van de nota ‘Herprofilering en handhaving Keur’, 16 januari 2006
Zie ook bijgaande Toelichting beleid herprofileren sloten
Een stelsel van watergangen, hoofdwatergangen, vaarten, tochten en sloten vormt de infrastructuur voor de uitvoering van de watersysteemtaak binnen het beheersgebied. Bij de totstandkoming van de Flevopolders, met name de Noordoostpolder, is de inrichting van het waterhuishoudkundig stelsel, het watersysteem, afgestemd op de primaire gebruiksfunctie: het ingepolderde land diende zoveel mogelijk voor landbouwkundig gebruik te worden ingericht. De bij de inrichting van het stelsel aangenomen droogleggingsnormen (hoogteverschil tussen het plaatselijk oppervlaktewaterpeil en het maaiveld) en slootprofielen zijn toen op dat gebruik afgestemd.
Het algemene doel van profileringsschouw is om uitvoering te geven aan de Keur door beleid vast te stellen inzake herprofileren waardoor de werking van het watersysteem op orde komt of blijft.
De Keur zegt (artikel 3.9 Buitengewoon onderhoud):
de onderhoudsplichtigen van oppervlaktewaterlichamen zijn verplicht tot instandhouding daarvan overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent ligging, vorm, afmeting en constructie.
De profileringsschouw heeft versterkte aandacht gekregen door hetgeen het NBW verlangt. Uiterlijk in 2015 dient het gebied qua maatregelen jegens wateroverlast op orde te zijn. Dit verlangt zowel van het waterschap (zorgplicht) als van de aangelanden een inspanningsverplichting.
Concreet gaat het om de volgende onderwerpen:
1. Profilering conform de legger van kavel-, weg- en erfsloten
Kavelsloten zijn bij aanleg van de polder zodanig gedimensioneerd dat een goede ontwatering en afwatering wordt gerealiseerd. In de legger is het profiel, waaraan kavelsloten moeten voldoen, vastgelegd. Door grondbewerking, bodemdaling en/of niet optimaal onderhoud van kavelsloten voldoet in de loop van de tijd een deel van de watergangen niet meer aan de in de legger vastgelegde profielen. Consequentie kan zijn dat de afwatering van het gebied is verminderd en de bergingscapaciteit is afgenomen.
Veel delen van weg- en erfsloten zijn gedempt of voldoen niet meer aan de benodigde afmetingen (profiel). Wegsloten hebben in de praktijk vaak hun afmetingen verkregen door de hoeveelheid grond die nodig was om de naastgelegen weg aan te leggen. Erfsloten zijn in bepaalde delen van het gebied gedempt of verondiept, met name het deel tussen het erf en de weg.
2. Toezicht Keur m.b.t. profilering
De Keur zegt (artikel 5.1 Schouw, lid 1):
door of namens het college wordt schouw gevoerd over waterstaatswerken volgens een door dat college vastgesteld schema.
Keurtoezicht met betrekking tot herprofileren van sloten is hierop gebaseerd. Verder worden middels ontheffingen op de Keur zowel door derden als door Waterschap Zuiderzeeland allerlei werken uitgevoerd. Voorbeelden zijn de aanleg van dammen, het dempen van sloten, vergroten van sloten, etc. Het waterschap geeft technische randvoorwaarden voor ontheffingen en controleert of de uitvoering plaatsvindt. Uitgevoerde keurontheffingen worden doorgevoerd in de legger.
Beleid profilering kavelsloten, wegsloten en erfsloten
Onder (her)profileren wordt verstaan het (opnieuw) op leggerprofiel brengen van watergangen.
Doel van herprofileren is invulling geven aan artikel 3.9 Buitengewoon onderhoud van de Keur. Concreet betekent dit het op profiel brengen van sloten in het beheergebied om een goede afwatering te realiseren en het vasthouden/bergen van piekneerslag duurzaam te borgen.
Het profiel van watergangen is vastgelegd in de legger watergangen. In de Keur (art. 1.1, 3.4, 3.8 en 3.9) is vastgelegd wat onder ‘oppervlaktewaterlichamen’ wordt verstaan, wie onderhoudsplichtigen zijn en wat onder ‘gewoon onderhoud’ en ‘buitengewoon onderhoud’ wordt verstaan.
Uitgangspunten voor profilering zijn door het bestuur van Waterschap Zuiderzeeland vastgestelde normen (leggerprofiel), zie voor de leggerprofielen het hierna volgende.
Op basis van kennis en ervaring zijn de volgende leggerprofielen vastgesteld. De profielen hebben als oorsprong de bestekstekeningen zoals die bij de aanleg van de polders zijn gehanteerd.
Het vereiste leggerprofiel van de kavelsloten varieert afhankelijk van de grondsoort. In gebieden met zand tot lichte zavel is de bodembreedte 1 meter met een talud 1:1,5 en in gebieden met klei is de bodembreedte 1 meter met een talud 1:1,25. *
(* tekeningen van leggerprofiel kavelsloot in zand- en zevengebieden en in kleigebieden kunnen opgevraagd worden bij het waterschap)
Het is van belang dat de drains vrij liggen, zodat de afwatering goed kan plaats vinden. De diepte van de kavelsloten dient 20 cm beneden de theoretische draindiepte te liggen. De kavelsloot heeft een verhang van 2 cm per 100 m om de afwatering richting tocht te verzekeren.
Aan het einde van een 800 meter lange kavelsloot zal de diepte van de sloot dus 8 x 2 cm = 16 cm dieper liggen dan aan het begin van de sloot: begin van de sloot 20 cm – draindiepte; eind van de sloot: 36 cm – draindiepte.
- Fruit- en boomteelt 1,30 meter -mv
- Akkerbouw en tuinbouw 1,10 meter -mv
- Weidebouw, bos en recreatie 1,00 meter -mv
Bovenstaande theoretische draindieptes vormen de basis voor het leggerprofiel van de kavelsloten.
De maaiveldhoogte wordt op verschillende punten bepaald, bijvoorbeeld op 15 meter uit de sloot, op 75 à 100 meter voor de eindduiker, midden van de sloot en 50 meter uit het begin van de sloot bij de boerderij en/of de weg. Op deze wijze worden hoogtes als gevolg van overploegen, minder bodemdaling aan de tochtzijde e.d. niet meegenomen.
Voor de weg- en erfsloten is de legger van toepassing.
Voor het gebied Oostelijk en Zuidelijk Flevoland zijn 12 verschillende profielen van wegsloten in de legger vastgelegd; bij de inrichting van deze polders is situatieafhankelijk voor deze diversiteit gekozen. Voor het gebied Noordoostpolder is slechts één wegslootprofiel in de legger vastgelegd.
In merendeel heeft het profiel van een wegsloot een bodembreedte van 0,80 m, een diepte van 0,80 m, talud wegzijde 1:2 en talud kavelzijde 1:1,5 (zand, lichte zavel), 1:1,25 (klei). Daarom worden de volgende leggerprofielen voorgesteld:
Leggerprofiel wegsloot zand- en lichte zavelgrond*
Leggerprofiel wegsloot lichte klei*
(* tekeningen van leggerprofiel wegsloot zand- en lichte zavelgrond en wegsloot lichte klei kunnen opgevraagd worden bij het waterschap)
Er bestaat slechts één leggerprofiel van een erfsloot, wel is deze afhankelijk van de grondsoort: de bodembreedte is 0,80 m, de diepte is 0,80 m, talud 1:1,5 (zand, lichte zavel), 1:1,25 (klei).
(* tekeningen van leggerprofiel erfsloot zand- en lichte zavelgrond en erfsloot lichte klei kunnen opgevraagd worden bij het waterschap)
Niet herprofileren weg- en erfsloten
Jegens weg- en erfsloten wordt geen actief beleid profileringsschouw gevoerd. Omdat weg- en erfsloten (ook al zijn deze op profiel) in het algemeen geen wezenlijke waterhuishoudkundige functie hebben, wordt de huidige profielsituatie van weg- en erfsloten gedoogd respectievelijk geacht met ontheffing aanwezig te zijn. Deze sloten hoeven, vermits ze geen aangewezen waterhuishoudkundige functie hebben, niet te worden geherprofileerd.
Bij verschil van mening over niet vergunde situaties (b.v. indien de wegbeheerder verder verondiepen van de wegsloot in strijd acht met de vereiste ontwatering van het aangrenzende wegcunet) zijn de leggerprofielen van weg- en erfsloten het formele uitgangspunt.
Indien een niet vergunde situatie vanuit waterschapsoogpunt niet strijdig is met het gangbare beleid (geen nadelig effect op de waterhuishouding), dan kan alsnog vergunning worden verleend. Indien de niet vergunde situatie strijdig is met het gangbare beleid, dan kan alsnog - veelal na aanpassing van de situatie (b.v. betreffende het lozingspunt van een IBA) - vergunning verleend worden.
In deze afweging dient jegens wegsloten het belang van de wegbeheerder (met name gericht op de ontwatering van het wegcunet) te worden meegewogen. Alvorens in het kader van de Keur een besluit te nemen, dient daarom vooraf overleg te worden gepleegd met de wegbeheerder.
Het herprofileren van kavelsloten wordt vanaf een bepaalde ondergrens geactiveerd, waarbij als werkstrategie ‘herprofileren’ de volgende werkwijze wordt gehanteerd.
De werkstrategie ‘herprofileren’ wordt als een meerjarenplan, incluis een communicatieplan, vervat in een plan van aanpak.
1. Circa één jaar voordat (klein of groot) onderhoud van tochten door het waterschap in een bepaald gebied zal plaatsvinden, wordt per brief de betreffende aangelanden aangegeven dat het waterschap binnen 6 weken profielmetingen van de aldaar aanwezige kavelsloten zal verrichten. In de brief worden de leggerprofielen aangegeven waaraan de kavelsloot moet voldoen. Klein onderhoud heeft een cyclus van 7 jaren, groot onderhoud van 28 jaren, baggeren gebeurt elke 14 jaren.
2. Profielmetingen vinden alleen plaats bij gerede twijfel over het in overeenstemming zijn met de leggerprofielen. De profielmetingen worden door en op kosten van het waterschap uitgevoerd.
3. Bij profielmetingen zijn de belangrijkste criteria de volgende. De taludhelling dient in principe conform het leggerprofiel te zijn. De bodembreedte dient bij een leggerprofiel van 1,0 m tenminste 0,65 m te zijn. De bodem van de kavelsloten dient niet hoger dan het drainageniveau te liggen (conform de legger 20 cm beneden de theoretische draindiepte). De kavelsloot heeft richting tocht een verhang van 2 cm per 100 m.
4. Gelijktijdig zal aan de hand van een kaart van het onderhavige gebied, waarop weergegeven alle verleende vergunningen, op de naleving van de vergunningen worden toegezien.
5. Op grond van de profielmetingen bepaalt het waterschap of wel of niet tot herprofileren dient te worden overgegaan.
6. Onderschrijdt een kavelsloot qua volume/berging meer dan éénderde het aldaar geldende profiel (bij een taludhelling conform het leggerprofiel een bodembreedte minder dan 0,65 m en/of slootbodem boven draindiepte), dan wordt de aangeland per brief erop geattendeerd dat hij ervoor moet zorgdragen dat binnen een termijn van zeven (7) jaren na schriftelijk attenderen hierop de watergang aan het leggerprofiel voldoet.
7. Naast het informeren van de aangelanden per brief zal de procedure van het herprofileren van kavelsloten formeel via de media bekend worden gemaakt. Op deze wijze hebben betrokkenen de mogelijkheid om rekening te houden met hun bedrijfsvoering.
8. De aangeland is zelf verantwoordelijk voor de uitvoering van de profilering. De aangeland dient de herprofilering op zijn kosten uit te voeren. Dit houdt ook in het verlagen of anderszins aanpassen van dammen, duikers en andere elementen. Ook is het de verantwoordelijkheid van de aangeland om te overleggen met zijn buurman (scheidingssloot).
9. Om de opstart van de profileringswerkzaamheden voor de aangeland(en) te vergemakkelijken, zet het waterschap na afstemming met de aangeland(en) als service de kadastrale grens uit en geeft één hoogte aan ten opzichte van NAP. Indien nodig zal het waterschap haar eigen eindduikers vervangen, zoals ook nu gebruikelijk is en waar nodig wegduikers verlagen.
10. Is zes (6) jaar na schriftelijk attenderen (zie punt 6) het herprofileren nog niet gereed, dan wordt de betreffende aangeland(en) een herinneringsbrief gezonden met de datum waarop het herprofileren van de kavelsloot gereed dient te zijn.
11. Na de uitvoering van het werk (zodra gereed door de aangeland te melden) of na het verstrijken van de zeven jaren voert het waterschap een profileringsschouw uit. Toezichthouders controleren of de sloten voldoen aan de gestelde criteria: één meting op 75 à 100 m voor de eindduiker, één meting in het midden van de sloot en één meting ca. 50 meter voor de boerderij of weg.
12. De resultaten hiervan worden overgelegd aan de aangeland.
13. Blijkt uit de profileringsschouw dat niet aan het leggerprofiel wordt voldaan, dan wordt de aangeland hierop schriftelijk geattendeerd. In de brief worden opnieuw de leggerprofielen vermeld waaraan de kavelsloot moet voldoen. Ook wordt aangegeven dat binnen één jaar na verzenddatum van deze brief herprofilering moet hebben plaatsgevonden en wanneer de hercontrole zal plaatsvinden.
14. Als geconstateerd wordt dat herprofilering opnieuw niet heeft plaats gevonden (aansluitend op punt 13: geen duidelijke start ter plekke van het te verrichten werk of slechts een deel is geherprofileerd), zal bestuursdwang worden opgelegd, d.w.z. indien betrokkene niet binnen de aangegeven termijn tot herprofileren van de kavelsloot is overgegaan, gaat het waterschap het profiel herstellen op kosten van de betrokkene.
15. Communiceren met de doelgroep over nut en noodzaak van herprofileren is belangrijk. Een goed aangrijpingspunt hierbij is het onder de aandacht van de aangeland brengen van een afwijkend profiel van zijn kavelsloot.
16. Bij een start in 2009 kunnen, indien het waterschap inzake het herprofileren meelift met de planmatige aanpak van klein en groot onderhoud van tochten, de kavelsloten in 2023 op orde zijn.
17. Is de onderschrijding ten opzichte van het leggerprofiel naar verwachting binnen een termijn van zeven jaren na profielmeting nog geen 1/3, dan zal de aangeland bij groot onderhoud door het waterschap worden geadviseerd op een en ander te anticiperen.
Toelichting beleid herprofileren sloten
Een stelsel van watergangen, hoofdwatergangen, vaarten, tochten en sloten vormt de infrastructuur voor de uitvoering van de taak inzake de oppervlaktewaterlichamen (voorheen genoemd de watersysteemtaak) binnen het beheersgebied. Onder een oppervlaktewaterlichaam wordt verstaan een samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende waterbodem, oevers en voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens de Waterwet, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna. Bij de totstandkoming van de Flevopolders, met name de Noordoostpolder, is de inrichting van het waterhuishoudkundig stelsel afgestemd op de primaire gebruiksfunctie: het ingepolderde land diende zoveel mogelijk voor landbouwkundig gebruik te worden ingericht. De bij de inrichting van het stelsel aangenomen droogleggingsnormen (hoogteverschil tussen het plaatselijk oppervlaktewaterpeil en het maaiveld) en slootprofielen zijn toen op dat gebruik afgestemd.
In de legger zijn de noodzakelijke profielen van de verschillende watergangen (kavel-, erf- en wegsloten) vastgelegd als ook wie onderhoudsplichtig is.
In de Keur is beschreven dat het waterschap de onderhoudssituatie van watergangen controleert en als gevolg daarvan kan via het instrument Keur (plus legger) herprofilering van sloten worden opgelegd aan de eigenaren/grondgebruikers. Door herprofilering en het toezicht daarop (de schouw) komt of blijft de werking van het watersysteem op orde. De profileringsschouw heeft versterkte aandacht gekregen door hetgeen het NBW verlangt: uiterlijk in 2015 dient het gebied qua maatregelen jegens wateroverlast op orde te zijn. Dit verlangt zowel van het waterschap als van de aangelanden een inspanning.
Concreet zullen de profielen van kavel-, weg- en erfsloten binnen grenzen overeen moeten komen met de leggerprofielen.
Door grondbewerking, bodemdaling en/of niet optimaal onderhoud van sloten zal echter in de loop van de tijd een deel van deze watergangen niet meer aan de in de legger vastgelegde profielen voldoen. Dit is van invloed op de wateraanvoer en afwatering via sloten en beperkt ook de waterberging.
In de Noordoostpolder is het watersysteem te typeren als een fijnmazig haarvatensysteem: veel en doorgaans smalle watergangen. In Oostelijk en Zuidelijk Flevoland is een robuuster systeem aangelegd met bredere watergangen.
Om te voldoen aan de functies van afvoeren en bergen is het van belang dat bodembreedte, taluds en bodemdiepte van sloten voldoen aan het leggerprofiel. Dit is met name van belang bij zogenaamde piekbuien in droge perioden, wanneer de grond niet snel genoeg het overvloedige regenwater kan opnemen en snelle afstroming naar aangrenzende sloten plaatsvindt.
Om een beeld te vormen van de actuele situatie is in 2008 in de Noordoostpolder steekproefsgewijs het leggerprofiel van 20 kavelsloten vergeleken met de feitelijke situatie. Het bergingsvolume van de betreffende kavelsloten bleek gemiddeld 20 tot 25% te klein ten opzichte van het leggerprofiel. Geen enkele boveninsteek noch bodembreedte bleek te voldoen.
Op basis van deze steekproef mag worden verondersteld dat het feitelijke profiel van het merendeel van de sloten in het beheergebied anno 2009 niet voldoet aan het leggerprofiel.
Tientallen jaren zijn profielafwijkingen door het waterschap gedoogd door geen uitvoering te geven aan het gestelde in de Keur inzake herprofileren. Het schouwen van slootprofielen, zoals het reguliere schouwen van maaionderhoud van watergangen door aangelanden, heeft tot heden niet plaatsgevonden. Dient dit gedogen nu te worden beëindigd?
De volgende argumenten voor en tegen het herprofileren van sloten zijn gewogen.
WAAROM schouw herprofileren sloten activeren?
De volgende argumenten pleiten voor het activeren van de herprofileringschouw.
wettelijk is Waterschap Zuiderzeeland verantwoordelijk voor het op orde zijn van het totale watersysteem. Als onderdeel daarvan moet het waterschap er zelf voor zorgen dat het onderhoud van de hoofdwatergangen op orde is (door het waterschap te verzorgen conform een bestuurlijk vastgesteld onderhoudsplan) en dat toezicht wordt gehouden op de detailafwatering, te verzorgen door de aangelanden. Niet voldoen aan deze verantwoordelijkheid kan aanleiding vormen om het waterschap daarop juridisch aan te spreken.
WAAROM schouw herprofileren sloten niet activeren?
De volgende argumenten pleiten voor het niet activeren van de herprofileringschouw.
o herprofileren moet in het agrarische bouwplan passen; is aan weerszijden van een kavelsloot een andere aangeland agrarisch actief, dan dient zelfs met twee bouwplannen rekening te worden gehouden.
o fysieke belemmeringen zoals kavelpaden en singels die te dicht op de insteek liggen/staan.
o herprofileren, met name het herinrichten van taluds, kan afhankelijk van de grondstructuur samengaan met ‘instorten’ van het nieuwe talud; het juiste tijdstip van uitvoering kan ‘instorten’ overigens beperken.
o met enige regelmaat, bijvoorbeeld eenmaal per 5 jaar, ‘een beetje’ herprofileren helpt niet; daarmee wordt weinig meer dan de taludbegroeiing verwijderd, waarbij herinzaai van het talud relatief veel werk vergt.
o problemen zijn voorspelbaar bij herprofileren van niet op profiel zijnde beschoeide sloottaluds.
Alles afwegende wordt het herprofileren van kavelsloten vanaf een bepaalde ondergrens nodig geacht. Het herprofileren van weg- en erfsloten wordt niet nodig geacht.
Jegens weg- en erfsloten wordt de huidige profielsituatie gedoogd respectievelijk geacht met ontheffing aanwezig te zijn. Als een niet vergunde situatie niet strijdig is met het gangbare beleid (geen nadelig effect op de waterhuishouding), dan kan alsnog vergunning worden verleend. Als de niet vergunde situatie strijdig is met het gangbare beleid, dan kan alsnog - veelal na aanpassing van de situatie (b.v. betreffende het lozingspunt van een IBA) - vergunning verleend worden.
Doorslaggevende argumenten voor het herprofileren van kavelsloten vanaf een bepaalde ondergrens zijn dat de waterafvoer van het perceel en het vasthouden/bergen van piekneerslag in het belang zijn van aangeland en waterschap.
Het communiceren met de doelgroep over nut en noodzaak van herprofileren wordt als een belangrijk middel gezien. Een goed aangrijpingspunt hierbij is het onder de aandacht van de aangeland brengen van een afwijkend profiel van zijn kavelsloot.
Als werkstrategie ‘herprofileren’ wordt de volgende werkwijze als haalbaar gezien.
Aansluitend op (klein of groot) onderhoud door het waterschap van tochten in een bepaald gebied zullen gelijktijdig door het waterschap profielmetingen van de aldaar aanwezige kavelsloten plaatsvinden. Klein onderhoud heeft een cyclus van 7 jaren, groot onderhoud (vervanging) van 28 jaren, baggeren eens in de 14 jaar.
Als ondergrens wordt een afwijking van 1/3 gekozen: onderschrijdt een kavelsloot qua volume/berging meer dan éénderde het aldaar geldende profiel, dan zal de aangeland op zijn kosten ervoor moeten zorgdragen dat binnen een termijn van 7 jaren na schriftelijk attenderen hierop door het waterschap de kavelsloot aan het leggerprofiel voldoet. De afwijking van 1/3 is afgeleid van de stelregel dat door het waterschap tot baggeren van tochten wordt overgegaan, zodra door baggeraanwas het feitelijke waterbodemprofiel tot 1/3 afwijkt van het leggerprofiel. Bij een start in 2009 kunnen, indien het waterschap inzake het herprofileren meelift met de planmatige aanpak van klein en groot onderhoud van tochten, de kavelsloten in 2023 op orde zijn.
Het bovenstaande is vervat in de bijgaande operationele beleidsregel Beleid herprofileren sloten.
Beleid dempen sloten (landelijk gebied)
Onder intrekking van het bestuurlijk vastgestelde document ‘Slootdempingen 9 juli 2002’
Zie ook bijgaande toelichting beleid dempen sloten (landelijk gebied)
Sloten fungeren als haarvaten van het watersysteem. Zij omvatten een derde deel van de totale bergingscapaciteit binnen het beheersgebied van Waterschap Zuiderzeeland. Daarin maken de erfsloten minder dan 1% uit van de totale bergingscapaciteit. Klimaatexperts voorspellen een klimaatverandering: in de toekomst zal meer neerslag gaan vallen en buien zullen intensiever worden. Anticiperend op de verwachte klimaatverandering wil Waterschap Zuiderzeeland de bestaande bergingscapaciteit van het watersysteem behouden en, waar mogelijk, uitbreiden. Ook streeft het waterschap het behouden van een goed waterhuishoudkundig functionerend (aan- en afvoer) oppervlaktewatersysteem na. Daarom is Waterschap Zuiderzeeland tegen initiatieven die het waterbergend vermogen verkleinen, het oppervlaktewatersysteem extra belasten of het goed waterhuishoudkundig functioneren van het oppervlaktewatersysteem beperken. Voorbeelden van dergelijke initiatieven zijn het geheel of gedeeltelijk dempen van sloten en het versneld op oppervlaktewater brengen van regenwater door verharding van het bodemoppervlak.
Uitvoering van het beleid inzake dempen sloten moet als resultaat hebben dat de werking en het bergend vermogen van het watersysteem wordt gewaarborgd.
Het operationele beleid is uitsluitend van toepassing op het landelijk gebied.
Oppervlaktewaterlichaam, bergingsgebied, waterkering en ondersteunend kunstwerk, dat als zodanig in de legger is aangegeven.
Samenhangend geheel van vrij aan het aardoppervlak voorkomend water met de daarin aanwezige stoffen, alsmede de bijbehorende waterbodem, oevers en voor zover uitdrukkelijk aangewezen krachtens de Waterwet, drogere oevergebieden, alsmede flora en fauna.
Samenhangend geheel van één of meer oppervlaktewaterlichamen met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken en grondwaterlichamen.
Als bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet of in artikel 78 tweede lid van de Waterschapswet.
Sloten zoals vastgelegd in de legger. Voor nadere definiëring wordt verwezen naar de legger.
Ruimte die bij streefpeil ter beschikking staat en vrij gevuld kan worden met water vanuit het omliggende watersysteem.
Het geheel of gedeeltelijk met materiaal (bijvoorbeeld grond) vullen van sloten.
Streven is om dempingen in goed overleg met belanghebbenden en initiatiefnemers / aanvragers van ontwikkelingen vorm te geven. Zo dient in de afweging door het waterschap jegens het dempen van wegsloten (wel of geen waterhuishoudkundige functie) het belang van de wegbeheerder (verkeersveiligheid, met name gericht op de ontwatering van het wegcunet) te worden meegewogen. Alvorens in het kader van de Keur een besluit te nemen, wordt daarom vooraf overleg gepleegd met de wegbeheerder.
(*tekening definities kavel-, erf- en wegsloten rondom erf is op te vragen bij het waterschap)
Een initiatiefnemer moet, om in aanmerking te komen voor vergunning, een aanvraag indienen bij Waterschap Zuiderzeeland. In de aanvraag voor een vergunning wordt onder meer aangegeven wie vergunning aanvraagt en wie verantwoordelijk is voor naleving van de aan een verleende vergunning verbonden voorschriften. Onderdeel van de aanvraag is het kenbaar maken van de locatie van de te dempen sloot, de te dempen lengte, het materiaal waarmee men voornemens is te gaan dempen, de waterhuishoudkundige functie van de sloot, de manier waarop de aanvrager invulling geeft aan het dempingenbeleid (compensatie), etc. De aanvraag wordt door Waterschap Zuiderzeeland getoetst aan het vigerend slootdempingenbeleid. De beslistermijn voor het wel of niet verlenen van een vergunning bedraagt, gerekend vanaf het moment waarop een voldoende onderbouwde vergunningaanvraag is ontvangen, 8 weken.
Toelichting beleid dempen sloten (landelijk gebied)
Doel van het dempingenbeleid is het waarborgen van de bestaande goede wateraanvoer en waterafvoer in het landelijk gebied en het tenminste behouden van het bestaande waterbergend vermogen van het gebied.
Aldus is compensatie van het verlies aan waterbergend vermogen bij dempen van sloten nodig.
Als compensatie noodzakelijk is, dan wordt nagestreefd dat compensatie binnen hetzelfde peilvak plaatts heeft. Pas als dat niet mogelijk blijkt te zijn, kan compensatie door de initiatiefnemer worden afgekocht (financiële vergoeding). Er ligt een eerder genomen AV-besluit waarin is vastgelegd dat compensatie kan worden afgekocht. De initiatiefnemer betaalt het waterschap in dat geval een bedrag per te dempen m² sloot (gerekend van insteek tot insteek). Dit geld stelt het waterschap in staat om elders binnen het beheersgebied berging te realiseren.
De prijs voor het graven van vervangende berging is per m² als volgt bepaald:
All-in-kosten, prijspeil 2009, inclusief BTW
Dit afkoopbesluit is in de praktijk nooit tot uitvoering gekomen, omdat in de praktijk blijkt dat ofwel compensatie niet nodig is ofwel dat toch voor compensatie wordt gekozen. In de praktijk is dat namelijk voordeliger. Als zodanig werkte het besluit goed.
Voor de in de notitie ‘Slootdempingen 9 juli 2002’genoemde gebieden die zijn aangemerkt als verdroogd, is vastgesteld dat de genoemde mogelijkheden van anti-verdroging al zijn benut. Alle peilen zijn waar mogelijk opgezet. Het aspect verdroging is als zodanig geen wegingsfactor meer.
Er is een ‘aanvraagformulier keur dempingen’ beschikbaar. Hierin is het vigerende operationele beleid vervat.
In de afgelopen decennia zijn voornamelijk bij erven diverse sloten gedempt. Het terugdraaien van deze situatie (zie ook het beleid herprofileren sloten**) is zeer lastig. Het redelijkste en meest werkbare lijkt te zijn om de huidige situaties vast te leggen (excessen daargelaten). Dit kan door vastlegging in de legger of door het dempen alsnog te vergunnen.
Demping van delen van erfsloten wordt structureel toegestaan, weliswaar na het verlenen van een vergunning. De demping betreft de erfsloot/wegsloot op de grens van erf en weg en de erfsloot op de erfgrens tussen twee erven. Erfsloten tussen akker en erf mogen niet worden gedempt. Bij toegestane dempingen van delen van erf- en wegsloten wordt geen compensatie verlangd; deze sloten dragen marginaal bij aan het totale waterbergend vermogen.
Dit operationele beleid gaat niet over berging (in bodem) die verdwijnt door toename van verhard oppervlak. Dit wordt nu geregeld in het kader van de watertoets. Voor optimalisatie van de werkwijze in dit kader wordt beleid voorbereid. Daarbij komt ook de relatie met de Keur aan de orde.
Het aspect ‘compensatie in financiële zin’ (wel of niet gewenst) wordt evenzo hierin meegenomen.
** Herprofileren sloten. De huidige profielsituatie van weg- en erfsloten wordt gedoogd respectievelijk geacht met vergunning aanwezig te zijn.
Bij verschil van mening over niet vergunde situaties (b.v. indien de wegbeheerder dempen of verder verondiepen van de wegsloot in strijd acht met de vereiste ontwatering van het aangrenzende wegcunet) zijn de leggerprofielen van weg- en erfsloten het formele uitgangspunt.
Indien een niet vergunde situatie vanuit waterschapsoogpunt niet strijdig is met het gangbare beleid (geen nadelig effect op de waterhuishouding), dan kan alsnog vergunning worden verleend. Als de niet vergunde situatie strijdig is met het gangbare beleid, dan kan alsnog - veelal na aanpassing van de situatie (b.v. betreffende het lozingspunt van een IBA) - vergunning verleend worden.