Organisatie | Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Reglement voor de vaste commissies van advies van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden |
Citeertitel | Reglement voor de vaste commissies van advies van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 9-5-2012
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Wsb 2012/4
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-10-2019 | art 1, 3, en 5 | 09-10-2019 | 1566631 | ||
01-04-2019 | 22-10-2019 | art. 1, 3 | 20-02-2019 | 1448049 | |
22-02-2017 | 01-04-2019 | wijziging art. 2 | 22-02-2017 - | 1180378 | |
06-07-2016 | 22-02-2017 | wijziging art. 2 | 06-07-2016 - | 1072959 | |
01-04-2015 | 06-07-2016 | 1 | 26-03-2014 Wsb 2014/5 | 804589 | |
26-03-2014 | 01-04-2015 | 1 | 26-03-2014 Wsb 2014/5 | 804589 | |
09-05-2012 | 26-03-2014 | 2 | 09-05-2012 Wsb 2012/4 | 525714 | |
01-03-2011 | 09-05-2012 | 2 | 01-03-2011 Wsb 2011/1 | 332163 | |
20-05-2009 | 01-03-2011 | artikel 3 lid 3 | 20-05-2009 Wsb 2009/7 | mail 14 maart 2009 | |
28-01-2009 | 20-05-2009 | nieuwe regeling | 28-01-2009 Wsb 2009/4 | 09.BO/12 |
Het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden,
gelezen het voorstel van dijkgraaf en hoogheemraden van 20 januari 2009 met nr. 09.BO/12;
gelet op artikel 6 van de Waterschapswet en het Reglement Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2008 (Provinciaal blad 2008/19);
overwegende dat het wenselijk is het huidige reglement voor de vaste commissies van advies en bijstand aan het dagelijks bestuur, te herzien;
1. het ‘Reglement voor de vaste commissies van advies en bijstand van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2003' in te trekken;
2. het ‘Reglement voor de vaste commissies van advies van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden' vast te stellen als volgt:
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
duolid: een door een fractie aangewezen commissielid, niet zijnde lid van het algemeen bestuur, die staat geplaatst op de kandidatenlijst van de betreffende partij voor de laatst gehouden verkiezingen voor het algemeen bestuur, dan wel op de reservelijst staat vermeld voor de lopende bestuursperiode van de organisatie die de personen voor de betreffende geborgde zetels aanwijst;
De in artikel 2, lid 1 genoemde commissies bestaan uit:
per fractie de volgende verdeling te hanteren, exclusief de leden van het college:
bij 8 leden: 4 leden in de ene commissie en 4 in de andere;
bij 7 leden: 4 leden in de ene commissie en 3 in de andere;
bij 6 leden: 3 leden in de ene commissie en 3 in de andere;
bij 5 leden: 3 leden in de ene commissie en 2 in de andere;
bij 4 leden: 2 leden in de ene commissie en 2 in de andere;
bij 3 leden: 2 leden in de ene commissie en 1 lid in de andere;
bij 2 leden: 1 lid in de ene commissie en 1 in de andere;
bij 1 lid: 1 lid in de ene commissie en het duolid in de andere.
De fracties mogen, naast de verdeling zoals omschreven in het eerste lid onder b, voor een van de commissies een duolid aanwijzen, met dien verstande dat bij de omschreven verdeling van een oneven aantal fractieleden het aangewezen duolid zitting neemt in de commissie met het laagste aantal fractieleden, waarbij het bepaalde in het tweede lid van overeenkomstige toepassing is.
De zittingsperiode van een commissielid eindigt voorts door ontslagneming, door het verlenen van tussentijds ontslag door het algemeen bestuur en eindigt van rechtswege op het moment dat een commissielid, een duolid daaronder begrepen, niet meer voldoet aan de eisen zoals omschreven in artikel 31 van de Waterschapswet.
Het advies van de commissie wordt door de voorzitter terstond verwoord in de vorm van een conclusie, waarin het meerderheidsstandpunt wordt samengevat en waarbij tevens afwijkende minderheidsstandpunten worden opgenomen, onder vermelding van de fracties die tot die meerderheid of minderheid behoren.
Het college roept de leden schriftelijk op tot de vergadering onder gelijktijdige aanbieding van de vergaderstukken. Tenzij hij toepassing van het bepaalde in artikel 11, tweede lid, verwacht, zorgt hij dat tegelijk met deze oproeping, dag en uur van de vergadering en de plaats waar deze gehouden wordt ter kennis worden gebracht van de pers en van degenen die schriftelijk van hun belangstelling blijk hebben gegeven.
Indien een lid van het college het in overleg met de voorzitter nodig oordeelt of wanneer er door ten minste vier leden van verschillende fracties schriftelijk met opgaaf van redenen om is gevraagd, vergadert de commissie in afwijking van het vergaderschema.
Met inachtneming van het gestelde in dit reglement, bepaalt het college in overleg met de voorzitter en na overleg met de leden dag en uur van de vergadering.
Wanneer een half uur na opening van de vergadering door de voorzitter het vereiste aantal leden nog niet aanwezig is, doet de voorzitter mededeling van de namen van de aanwezige leden of als zodanig fungerende plaatsvervangende leden. Hij kan reeds voordien kennisgeven van de ingekomen stukken.
De voorzitter bepaalt voorts in overeenstemming met de aanwezige leden of de vergade-ring wordt gesloten danwel de beraadslagingen worden voortgezet. Ingeval de vergadering wordt gesloten, bepaalt de voorzitter dag en uur waarop de volgende vergadering zal worden gehouden. Tussen deze volgende vergadering en de eerste vergadering ligt een periode van ten minste twee maal vierentwintig uur.
Indien vanwege het bepaalde in het tweede lid een tweede vergadering is belegd, is in deze vergadering de tegenwoordigheid van een derde deel van het aantal zitting hebbende leden, de leden van het college buiten beschouwing gelaten, voldoende om te adviseren over de onderwerpen die voor de eerste vergadering aan de orde waren gesteld.
De commissie kan omtrent het in besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van stukken, die haar door een of meer der leden worden voorgelegd, geheimhouding opleggen. De geheimhouding wordt door de aanwezige leden, de overige aanwezigen en door degenen, die op andere wijze van het behandelde en van de stukken kennisnemen, in acht genomen totdat de commissie haar opheft.
1. De commissie is bevoegd deskundigen, ook buiten de ambtelijke organisatie, in haar vergaderingen over een bepaalde zaak te raadplegen.
2. Indien dit kosten meebrengt, geschiedt deze raadpleging niet dan na machtiging van het college.