Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Hollandse Delta

Verordening wegenheffing waterschap Hollandse Delta 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaterschap Hollandse Delta
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingVerordening wegenheffing waterschap Hollandse Delta 2010
CiteertitelVerordening op de wegenheffing 2010
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpfinanciën – belastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 26-11-2009

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Waterschapsrubriek nummer 49, weeknummer 49, 2009-12-2

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Waterschapswet, art. 110, 113 en 122b

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201001-01-2011nieuwe regeling

26-11-2009

Waterschapsrubriek nummer 49, weeknummer 49, 2009-12-2

B0902644 en B0902941

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening wegenheffing waterschap Hollandse Delta 2010

 

 

Verordening wegenheffing waterschap Hollandse Delta 2010

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    ingezetene: degene die blijkens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bij het begin van het belastingjaar woonplaats heeft in het taakgebied van het waterschap en die aldaar gebruik heeft van woonruimte;

  • b.

    heffingsambtenaar: de ambtenaar bedoeld in artikel 123, derde lid, onderdeel b, of de ambtenaar bedoeld in artikel 124, vijfde lid, onder a, van de Waterschapswet;

  • c.

    invorderingsambtenaar: de ambtenaar bedoeld in artikel 123, derde lid, onderdeel c, of de ambtenaar bedoeld in artikel 124, vijfde lid, onderdeel b, van de Waterschapswet;

  • d.

    woonruimte: een ruimte die blijkens zijn inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk ik gebruik te worden gegeven;

  • e.

    kostentoedelingsverordening: de verordening van het waterschap, bedoeld in artikel 122b, eerste lid, eerste volzin, van de Waterschapswet;

  • f.

    buitendijks gelegen onroerende zaken: onroerende zaken die geheel of gedeeltelijk buiten de primaire waterkering zijn gelegen;

  • g.

    natuurterreinen: ongebouwde onroerende zaken waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel en duurzaam zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur. Onder natuurterreinen worden mede verstaan bossen en open wateren met een oppervlakte van tenminste een hectare;

  • h.

    ongebouwde onroerende zaken: ongebouwde onroerende zaken die geen natuurterreinen zijn;

  • i.

    taakgebied van het waterschap: het gebied dat is aangegeven in het provinciaal reglement waarin het waterschap bevoegd is het wegenbeheer uit te oefenen.

  • j.

    de heffing: de wegenheffing als genoemd in artikel 122a Waterschapswet.

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplichtigen

1. Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de zorg voor het wegenbeheer wordt onder de naam wegenheffing een directe belasting geheven.

2. De heffing wordt geheven van hen die:

  • a.

    ingezetenen zijn als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, met dien verstande dat gebruik van woonruimte door de leden van een gezamenlijke huishouding wordt aangemerkt als gebruik door een door de heffingsambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden;

  • b.

    krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken in het taakgebied van het waterschap;

  • c.

    krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen in het taakgebied van het waterschap;

  • d.

    krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken in het taakgebied van het waterschap.

3. Heffingsplichtig in de zin van het tweede lid, onderdelen b, c en d, is degene die bij het begin van het kalenderjaar als rechthebbende in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen rechthebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

4. Voor de toepassing van het tweede lid, onderdelen b, c en d, is heffingsplichtig de:

  • a.

    beperkt gerechtigde en niet de eigenaar, ingeval de onroerende zaak is onderworpen aan net recht van beklemming, van erfpacht, van opstal of van vruchtgebruik;

  • b.

    eigenaar voor wat betreft het recht van opstal, indien dat recht uitsluitend is gevestigd ten behoeve van de aanleg of het onderhoud, dan wel ten behoeve van de aanleg en het onderhoud, van ondergrondse dan wel bovengrondse leidingen.

5. Indien de onroerende zaak is onderworpen aan beperkte rechten als bedoeld in het vorige artikellid, heeft voor de heffingplicht:

  • a.

    de vruchtgebruiker voorrang boven zowel de opsteller als de erfpachter, onderscheidenlijk de beklemde meier;

  • b.

    de opsteller voorrang boven de erfpachter, onderscheidenlijk de beklemde meier.

Artikel 3 Heffingsmaatstaf

Als heffingsmaatstaf geldt:

  • a.

    voor ingezetenen: de woonruimte;

  • b.

    voor ongebouwde onroerende zaken en voor natuurterreinen: de oppervlakte van de onroerende zaken, uitgedrukt in een aantal hectaren of een gedeelte daarvan;

  • c.

    voor gebouwde onroerende zaken: de waarde die voor de onroerende zaak wordt bepaald op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken.

Hoofdstuk II Wegenheffing ingezetenen

Artikel 4 Tarief ingezetenen

Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de wegenheffing voor de categorie ingezetenen: €19,55 per woonruimte.

Hoofdstuk III Wegenheffing ongebouwde onroerende zaken

Artikel 5 Belastingobject

1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, onderdeel b en artikel 9, derde lid van deze verordening, wordt als een ongebouwde onroerende zaak aangemerkt een kadastraal perceel of een gedeelte daarvan, met dien verstande dat buiten aanmerking wordt gelaten:

  • a.

    hetgeen ingevolge artikel 9, eerste en tweede lid, wordt aangemerkt als een gebouwde onroerende zaak;

  • b.

    hetgeen ingevolge artikel 7 wordt aangemerkt als een natuurterrein.

2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken, alsmede waterverdedigingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning, aangemerkt als ongebouwde eigendommen, niet zijnde natuurterreinen.

Artikel 6 Tarief ongebouwde onroerende zaken

Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor ongebouwde onroerende zaken: € 21,91 per hectare.

Hoofdstuk IV Wegenheffing natuurterreinen

Artikel 7 Belastingobject

Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, onderdeel c van deze verordening, wordt als een natuurterrein aangemerkt een kadastraal perceel of gedeelte daarvan, met dien verstande dat buiten aanmerking wordt gelaten:

  • a.

    hetgeen ingevolge artikel 9, eerste en tweede lid wordt aangemerkt als een gebouwde onroerende zaak;

  • b.

    hetgeen ingevolge artikel 5 wordt aangemerkt als een ongebouwde onroerende zaak.

Artikel 8 Tarief natuurterreinen

Met inachtneming dienaangaande van het bepaalde in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor natuurterreinen: € 0,88 per hectare.

Hoofdstuk V Wegenheffing gebouwde onroerende zaken

Artikel 9 Belastingobject

1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, onderdeel d van deze verordening, wordt als een gebouwde onroerende zaak aangemerkt:

  • a.

    een gebouwd eigendom;

  • b.

    een gedeelte van een gebouwd eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

  • c.

    een samenstel van twee of meer van de in onderdeel a bedoelde gebouwde eigendommen of van in onderdeel b bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

  • d.

    het binnen het taakgebied van een gemeente gelegen deel van een in onderdeel a bedoelde eigendom, van een in onderdeel b bedoeld gedeelte of van een in onderdeel c bedoeld samenstel;

  • e.

    het binnen het taakgebied van het waterschap gelegen deel van een in onderdeel a bedoelde eigendom, van een in onderdeel b bedoeld gedeelte of van een in onderdeel c bedoeld samenstel of van een in onderdeel d bedoeld deel.

2. Voor zover ongebouwde eigendommen als bedoeld in artikel 5 een samenstel vormen met een gebouwd eigendom als bedoeld in het eerste lid van deze bepaling, maken zij deel uit van de gebouwde onroerende zaak.

3. In afwijking van het bepaalde in het vorige artikellid maken de ongebouwde eigendommen, voor zover de waarde daarvan bij de waardebepaling op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken op basis van het bepaalde krachtens artikel 18, vierde lid, van die wet buiten aanmerking wordt gelaten, geen deel uit van de gebouwde onroerende zaak.

Artikel 10 Tarief gebouwde onroerende zaken

Met inachtneming dienaangaande van het bepaalde in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor gebouwde onroerende zaken 0,0088% van de heffingsmaatstaf, als bedoeld in artikel 3, onderdeel c, van deze verordening.

Hoofdstuk VI Heffing en invordering

Artikel 11 Wijze van heffing

De heffing wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 12 Tenaamstelling en invordering belastingaanslag bij meer belastingplichtigen

1. Indien ter zake van hetzelfde voorwerp van de belasting of hetzelfde belastbare feit twee of meer personen belastingplichtig zijn, stelt de heffingsambtenaar de aanslag ten name van een van hen.

2. Indien de belastingplicht, bedoeld in het eerste lid, voortvloeit uit het genot van een onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht en de aanslag ten name van een van de belastingplichtigen is gesteld, kan de invorderingsambtenaar de belastingaanslag op de gehele onroerende zaak verhalen op degene op wiens naam de aanslag ingevolge het eerste lid is gesteld, zonder rekening te houden met de rechten van de overige belastingplichtigen.

Artikel 13 Niet opleggen van aanslagen

1. Aanslagen die een bedrag van € 7 niet te boven gaan, worden niet opgelegd.

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt het totaal van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als een aanslag.

Artikel 14 Vrijstellingen

De wegenheffing gebouwde onroerende zaken wordt niet geheven ter zaken van straatmeubilair, waaronder alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen- worden begrepen die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van een in het waterschapsgebied gelegen gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen.

Artikel 15 Betaaltermijnen

1. De aanslag moet worden betaald binnen drie maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

2. Een navorderingsaanslag is invorderbaar een maand na dagtekening van het aanslagbiljet.

Artikel 16 Kwijtschelding

Van de wegenheffing natuurterreinen, de wegenheffing ongebouwd en de wegenheffing gebouwd wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 17 Nadere regels

Het dagelijks bestuur van het waterschap kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de wegenheffing.

Artikel 18 Intrekking, inwerkingtreding, tijdstip van ingang van de heffing en citeertitel

1. De Verordening op de wegenheffing 2009, vastgesteld bij besluit van 27 november 2008 en laatstelijk gewijzigd bij besluit van 18 december 2008, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van haar bekendmaking.

3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.

4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening op de wegenheffing 2010".