Organisatie | Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Overlegverordening commissie voor georganiseerd overleg |
Citeertitel | Overlegverordening |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuur – waterschappen |
Hoewel de verordening inhoudelijk hetzelfde is als de overlegverordening die op 29 juni 2005 werd vastgesteld, is wijziging nodig op grond van wijziging van artikelen in de Ambtenarenwet en in de Sectorale Arbeidsvoorwaarden Waterschappen (SAW).
Artikel 125,lid1, sub q van de Ambtenarenwet is vervallen. In plaats daarvan wordt artikel 125, lid 1, sub m toegepast.
Artikel 2.1.1 van de SAW is gewijzigd in artikel 13.1. Tevens is paragraaf 3.2 van de SAW gewijzigd in paragraaf 2.2
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 25-3-2009
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Gepubliceerd op de website van het hoogheemradschap van Schieland en de Krimpenerwaard (Loket regelgeving) in week 14 van 2009
Waterschapswet, artt. 56 en 77
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-03-2009 | art.125,lid 1, sub m Ambtenarenwet en art. 13.1 SAW | 25-03-2009 Gepubliceerd op de website van het hoogheemradschap van Schieland en de Krimpenerwaard (Loket regelgeving) in week 14 van 2009 | - |
De verenigde vergadering van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;
op voordracht van de dijkgraaf en hoogheemraden van 25 maart 2009;
gelet op het bepaalde in artikel 125, eerste lid, sub m, van de Ambtenarenwet en artikel 13.1 van de Sectorale Arbeidsvoorwaardenregelingen Waterschapspersoneel;
gelet op de artikelen 56 en 77 van de Waterschapswet;
BESLUIT: Vast te stellen de navolgende gewijzigde Overlegverordening van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;
Overlegverordening van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
- ‘de commissie': de in artikel 13.1 lid 1 van de Sectorale arbeidsvoorwaarden-regelingen waterschapspersoneel (SAW) bedoelde commissie voor georganiseerd overleg;
- ‘de ambtenaren': de ambtenaren in de zin van de SAW en de werknemers in de zin van paragraaf 2.2 van de SAW;
- ‘de organisaties': de plaatselijk werkende groeperingen van de landelijke verenigingen van overheidspersoneel, aangesloten bij de centrales die deel uitmaken van het Landelijk Arbeidsvoorwaardenoverleg Waterschappen (LAWA).
De aan het slot van het vorige lid bedoelde centrales zijn: de Algemene Centrale van Overheidspersoneel (ACOP), de Christelijke Centrale van Overheids- en Onderwijzend Personeel (CCOOP) en de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid, Onderwijs, Bedrijven en Instellingen (CMHF).
Voor de vertegenwoordiging van de organisaties worden per centrale, bedoeld in artikel 1, lid 2, twee leden en hun plaatsvervangers aangewezen. Deze aanwijzing geschiedt door en uit de organisaties, welke ten minste 2 ambtenaren tot haar leden tellen. Indien verschillende organisaties deel uitmaken van een zelfde centrale, geldt het in de vorige zin bepaalde voor deze organisaties gezamenlijk.
Uiterlijk 1 februari van elk jaar doet elke organisatie, bedoeld in artikel 2, lid 3, aan het dagelijks bestuur opgaaf van:
a. het aantal der op 1 januari van dat jaar bij haar aangesloten ambtenaren;
b. de namen en adressen der ambtenaren, die ingevolge artikel 2, lid 3, als leden en plaatsvervangers zijn aangewezen.
Degene, die als lid of als plaatsvervanger door een organisatie is aangewezen, houdt op dit te zijn zodra hij geen lid van de organisatie of geen ambtenaar meer is, alsmede indien de organisatie schriftelijk aan het dagelijks bestuur doet weten dat zijn aanwijzing als vertegenwoordiger of plaatsvervanger is ingetrokken. In deze gevallen wordt zo spoedig mogelijk een opvolger aangewezen.
De commissie beraadslaagt over alle aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van de ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden ingevoerd, voor zover in het overleg niet wordt voorzien door het Landelijk Arbeidsvoorwaardenoverleg Waterschappen.
Voorstellen strekkende tot invoering, intrekking en wijziging van regelingen waaraan individuele personeelsleden rechten kunnen ontlenen en die een uitwerking zijn van voorstellen die in het landelijk overleg met de centrales van overheidspersoneel zijn overeengekomen, worden slechts ten uitvoer gebracht indien daarover overeenstemming is bereikt tussen de werkgeversdelegatie en de meerderheid van de werknemersvertegenwoordigers van de commissie.
Voorts worden voorstellen strekkende tot invoering, intrekking en wijziging van in geld waardeerbare regelingen waaraan individuele personeelsleden rechten kunnen ontlenen, slechts ten uitvoer gebracht indien daarover overeenstemming is bereikt tussen de werkgeversdelegatie en de meerderheid van de werknemersvertegenwoordigers van de commissie.
Besluiten omtrent de overige in artikel 5 bedoelde onderwerpen worden door het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur niet genomen, noch voorstellen daaromtrent door het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur gedaan, dan nadat de werknemersdelegatie van de commissie haar gevoelen over de concept-besluiten, respectievelijk voorstellen heeft kenbaar gemaakt.
Ten aanzien van voorstellen voortvloeiende uit algemene wetgevingsprojecten, stelselwijzigingen of operaties die op werknemers in het algemeen betrekking hebben, is het bepaalde onder het eerste en tweede lid alleen van toepassing op de uit deze projecten voortvloeiende invoering of wijziging van regelingen.
Heeft een voorstel betrekking op onderwerpen, behorende tot de bevoegdheid van het dagelijks bestuur dan neemt dit bestuur daaromtrent een beslissing. Behoren zij tot de bevoegdheid van het algemeen bestuur dan brengt het dagelijks bestuur het voorstel, voorzien van zijn advies, in elk geval ter kennis van het algemeen bestuur, indien uit het voorstel de eenstemmige wens der vertegenwoordiging van de organisaties daartoe blijkt.
Indien wegens onvoltalligheid in de zin van het vorige lid een vergadering niet kan plaatshebben, worden de aan de orde zijnde onderwerpen door de voorzitter geplaatst op de agenda van een binnen 14 dagen te houden nieuwe vergadering, in welke vergadering die onderwerpen in elk geval kunnen worden behandeld.
Elk lid heeft het recht onderwerpen ter behandeling aanhangig te maken door deze schriftelijk op te geven aan de voorzitter. Deze stelt die onderwerpen zoveel mogelijk in de eerstvolgende vergadering aan de orde.
De vertegenwoordigers der organisaties kunnen zich doen bijstaan door een vertegenwoordiger van het hoofdbestuur van hun organisatie; zij zijn voorts bevoegd de onderwerpen der agenda binnen de grenzen ener doelmatige en vertrouwelijke behandeling van zaken aan voorbespreking in eigen kring te onderwerpen.
De voorzitter kan omtrent het in de vergadering behandelde en omtrent de inhoud van aan de commissie overgelegde stukken geheimhouding opleggen. Deze geheimhouding geldt niet ten opzichte van het dagelijks bestuur en van het algemeen bestuur, alsmede niet tegenover de hoofdbesturen van de vertegenwoordigde organisaties.
De voorzitter kan op verzoek van ten minste twee leden of zo dikwijls hij dit nodig acht de vergadering schorsen voor een door hem te bepalen tijd.
De stem van de vertegenwoordiging der organisaties wordt bepaald door stemming per vertegenwoordigde organisatie, waarbij voor iedere organisatie zoveel stemmen worden uitgebracht als ambtenaren bij haar zijn aangesloten op de eerste van het lopende jaar, met dien verstande, dat voor een organisatie niet meer stemmen in aanmerking komen dan het totaal aantal stemmen min één, dat door de andere organisaties gezamenlijk wordt uitgebracht. Bij staking van stemmen wordt de vertegenwoordiging geacht te hebben tegengestemd.
Het in de vergadering behandelde wordt zakelijk weergegeven in de notulen, welke, tenzij in het bij artikel 16 bedoelde reglement anders is bepaald, zo spoedig mogelijk in afschrift aan de leden worden gezonden.
Indien door de commissie een reglement van orde voor de vergaderingen wordt vastgelegd, behoeft dit de goedkeuring van het dagelijks bestuur.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. deelnemers aan het overleg: de vertegenwoordiging van het waterschapsbestuur en de vertegenwoordigers van de organisaties genoemd in artikel 1, lid 1;
b. Advies- en Arbitragecommissie: de Advies- en Arbitragecommissie ingesteld door het College voor Arbeidszaken van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de gezamenlijke colleges van gedeputeerde staten en het bestuur van de Unie van Waterschappen.
De artikelen 19 t/m 23 zijn slechts van toepassing op geschillen inzake aangelegenheden als bedoeld in artikel 5, lid 1, voor zover die aangelegenheden uitsluitend de rechtstoestand
van ambtenaren met inbegrip van de algemene regels volgens welke het personeelsbeleid zal worden gevoerd, betreffen.
Indien een of meer van de deelnemers aan het overleg tijdens het overleg tot het oordeel komt dat dit overleg niet zal leiden tot een uitkomst die de instemming van alle deelnemers van het overleg zal hebben, brengen zij dat oordeel binnen drie dagen, nadat zij daarvan in het overleg blijk hebben gegeven schriftelijk ter kennis van de overige deelnemers aan het overleg.
Tenzij door de commissie wordt besloten het overleg voort te zetten, dan wel te beëindigen, wordt in de vergadering nagegaan of overeenstemming bestaat over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is en of een oplossing van dat geschil zal worden gezocht door middel van voortzetting van het overleg nadat het advies is ingewonnen van de Advies- en Arbitragecommissie, dan wel door onderwerping van het geschil aan een arbitrale uitspraak van die commissie.
Binnen zes dagen na de vergadering bedoeld in artikel 20 wordt het verzoek om advies ter kennis gebracht van de voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie. Het verzoek wordt ondertekend door de deelnemers aan het overleg die zich voor inwinning van het advies hebben uitgesproken en bevat ten minste het onderwerp en de inhoud van het geschil. Indien in de vergadering bedoeld in artikel 20 geen overeenstemming is bereikt tussen alle deelnemers aan het overleg over de vraag wat het onderwerp en de inhoud van het geschil is, brengen de overige deelnemers aan het overleg hun visie op het onderwerp en de inhoud van het geschil eveneens binnen zes dagen na eerdergenoemde vergadering ter kennis van de voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie.
Binnen zes dagen na de vergadering bedoeld in artikel 20 wordt het verzoek om arbitrage ter kennis gebracht van de voorzitter van de Advies- en Arbitragecommissie. Het verzoek daartoe wordt ondertekend door alle deelnemers aan het overleg en dient tenminste te bevatten:
a. het onderwerp en de inhoud van het geschil;
b. de standpunten van alle deelnemers aan het overleg omtrent onderwerp en inhoud van het geschil.