Organisatie | Hoogheemraadschap van Rijnland |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Besluit overige beleidsregels heffing waterschapsbelastingen Rijnland |
Citeertitel | Besluit overige beleidsregels heffing waterschapsbelasting |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financiën – belastingen |
Beleidsregels voor het opleggen van aanslagen in de waterschapsbelastingen.
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 1-11-2008
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Witte weekblad
Aanwijzingsbesluit ambtenaren belast met de heffing en invordering
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2009 | 31-12-2010 | nieuwe regeling | 01-11-2008 Witte weekblad | 08. |
Het hoofd van de afdeling Belastingen van het hoogheemraadschap van Rijnland
gelet op afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht;
gelet op artikel 123, derde lid, onderdeel b van de Waterschapswet;
gelet op het Aanwijzingsbesluit van het hoofd van de afdeling Belastingen;
vast te stellen de volgende beleidsregels voor het opleggen van aanslagen in de waterschapsbelastingen.
Besluit overige beleidsregels heffing waterschapsbelasting
2.1. Termijn indienen bezwaarschrift na pro-forma bezwaar
Voor het indienen van de motivering van het bezwaarschrift bij een pro-forma bezwaar wordt een redelijke termijn gesteld. Deze termijn kan worden verlengd indien de belastingplichtige de noodzaak van een langere termijn aannemelijk maakt.
2.2. Elektronisch ingediende verzoek- en bezwaarschriften
Elektronisch ingediende verzoek- en bezwaarschriften worden in alle gevallen in behandeling genomen. Uitsluitend in het geval het verzoek- of bezwaarschrift wordt afgewezen, wordt belanghebbende verzocht het vormverzuim (ontbreken schriftelijke handtekening in het geval een elektronische handtekening nog niet is ingevoerd) te herstellen door het alsnog indienen van een schriftelijk en ondertekend verzoek- of bezwaarschrift.
Paragraaf 3. Watersysteemheffing gebouwd/ongebouwd
3.1 Schatting kadastrale grootte
Indien bij een overdracht van een deelperceel in de akte van levering door de notaris geen grootte wordt vermeld, wordt deze ambtshalve geschat.
Bij de overdracht van een appartementsrecht wordt de kadastrale grootte ambtshalve vastgesteld door de totale grootte van het complex te delen door het aantal appartementen.
Paragraaf 4. Zuiveringsheffing en verontreinigingsheffing woningen en ingezetenenheffing
4.1 Toepassing Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA)
De GBA is de basis voor de belastingadministratie. Afwijken van de informatie uit de GBA kan uitsluitend als een belastingplichtige voldoende bewijs levert.
4.2 Geen of weinig afvoer of lozing vanuit de woning
Uitsluitend indien kan worden aangetoond - d.m.v. informatie van het waterleidingbedrijf - dat er in het geheel niet is afgevoerd of geloosd, kan de aanslag zuiveringsheffing of verontreinigingsheffing worden verminderd.
Voor de vaststelling van de heffingsplicht wordt bij wijziging van de woonsituatie gebruik gemaakt van een vragenformulier. Indien het formulier niet binnen de gestelde termijn ingevuld wordt geretourneerd. wordt er een aanslag opgelegd aan de nieuwe gebruiker van de woning. De belanghebbende wordt in het vragenformulier hierop gewezen.
4.4 Opleggen aanslagen voor oudere jaren n.a.v. leegstandscontrole
Indien bij een leegstandscontrole blijkt dat een belastingplichtige kan worden aangewezen, wordt:
4.5 Vertrek naar een inrichting
Indien een belastingplichtige als gevolg van een GBA-mutatie vertrekt naar een psychiatrische inrichting, verpleeghuis e.d. en er is een aanslag opgelegd voor 3 v.e., wordt de heffingsplicht beëindigd met ingang van het volgende jaar. Zo nodig wordt tevens de aanslag voor de resterende periode verminderd tot 1 v.e.
In het geval er een aanslag is opgelegd van 1 v.e., wordt de heffingsplicht beëindigd met ingang van de maand volgend op de vertrekdatum.
4.6 Einde heffingsplicht door overlijden
Indien heffingsplichtige overlijdt in de maand januari vóór het opleggen van de aanslag, wordt de heffingsplicht beëindigd per 1 januari van het lopende jaar. Aan één van de eventuele achterblijvende bewoners wordt vervolgens een aanslag opgelegd voor het gehele jaar.
Indien heffingplichtige overlijdt na het opleggen van de aanslag en er een aanslag is opgelegd van 3 v.e., wordt de heffingsplicht beëindigd met ingang van het volgende jaar. Zo nodig wordt tevens de aanslag voor de resterende periode verminderd tot 1 v.e.
Een persoon die alleenwonend is en daarvoor aangeslagen wordt voor 1 v.e. en een tweede woning in eigendom heeft en ook daar het alleengebruik over heeft, wordt voor die tweede woning aangeslagen voor 3 v.e.
Is betrokkene alleengebruiker van de tweede woning dan kan hij een aanvraag doen voor vermindering van de aanslag tot 1 v.e.
4.8. Diplomatieke- en internationale vrijstellingen
1. Vrijstelling van waterschapsbelasting ten behoeve van een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging, wordt uitsluitend verleend voor zover die belasting betrekking heeft op belastbare feiten die zich voordoen in het kader van de officiële werkzaamheden van die diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging.
2. Onder de officiële werkzaamheden van de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging, bedoeld in het eerste lid, wordt mede verstaan het huisvesten van haar leden.
3. Een vrijstelling van waterschapsbelasting wordt niet verleend in de gevallen waarin vast is komen te staan dat ter zake van die vrijstelling de wederkerigheid niet is gewaarborgd.
4. Van de waterschapsbelastingen zijn vrijgesteld:
5. Een vrijstelling van waterschapsbelasting ten aanzien van de in het vierde lid bedoelde leden, wordt mede toegepast ten aanzien van de bij hen inwonende gezinsleden en particuliere bedienden.
6. Personen die Nederlander zijn, en personen die in Nederland duurzaam verblijf houden, zijn van de vrijstelling van waterschapsbelasting uitgezonderd.
7. Een vrijstelling van waterschapsbelasting wordt niet verleend voor zover de belasting betrekking heeft op belastbare feiten die zich voordoen in het kader van de uitoefening van een bedrijf of beroep.
Paragraaf 5 Zuiveringsheffing en verontreinigingsheffing bedrijven
5.1 Berekening en afrondingswijze aantal vervuilingseenheden
Bij het berekenen van het aantal vervuilingseenheden wordt het aantal v.e. bij een vervuilingswaarde van 5 v.e. en hoger op 2 decimalen berekend zonder afronding en vervolgens rekenkundig afgerond op gehele vervuilingseenheden (tot 0,50 wordt naar beneden en vanaf 0,50 wordt naar boven afgerond).
Bij het berekenen van het aantal vervuilingseenheden wordt het aantal v.e. bij een vervuilingswaarde van minder dan 5 v.e. op 2 decimalen berekend zonder afronding en wordt bepaald of de aanslag op 1 v.e. of 3 v.e. moet worden vastgesteld.
De aanslag wordt minimaal op 1 v.e. gesteld; met uitzondering van nieuwe bedrijven met een waterverbruik van minder dan 0,5 v.e. in het eerste jaar. In dat geval wordt de ingangsdatum van de heffingsplicht uitgesteld tot 31 december van het eerste jaar.
De aanslag wordt vastgesteld op 3 v.e. indien de berekening van het aantal vervuilingseenheden uitkomt op meer dan 1,00 v.e. en minder dan 5,00 v.e.
Voorbeeld berekening volgens klasse 8 (in het geval het bedrijf het gehele jaar heffingsplichtig is):
Indien een watermeter ontbreekt wordt het waterverbruik ten behoeve van de persoonlijke verzorging van de personen die gebruik maken van de bedrijfsruimte gesteld op 50 liter per persoon per dag.
Een schuur met een glazen dak als onderdeel van een glastuinbouwbedrijf wordt voor de berekening van het aantal hectaren met een kas gelijkgesteld.
Als kas wordt onder andere aangemerkt een:
5.4 Kamerverhuur/bedrijfsruimte
Indien een woonruimte wordt gebruikt door een huishouden tezamen met een of twee kamerbewoners of kostgangers wordt geen bedrijfsaanslag maar een woningaanslag opgelegd.
In het geval er 3 of meer kamerbewoners samen met de eigenaar/exploitant en/of zijn huishouden gebruik maken van dezelfde voorzieningen wordt het object aangemerkt als een bedrijfsruimte.
Indien een watermeter ontbreekt wordt bij kamerverhuur het waterverbruik geraamd op 143 liter per persoon per dag.
5.5 Heffing afvoer of lozingen bij bodemsanering en bronneringswater
Indien meting - ondanks de verplichting - achterwege blijft, wordt de aanslag vastgesteld met behulp van de parameters die vastgesteld kunnen worden aan de hand van analyses van de zgn. peilbuizen. Is dit niet mogelijk dan wordt de aanslag vastgesteld op basis van het debiet vermenigvuldigd met de coëfficiënt van klasse 8.
Bij het hanteren van de gegevens uit de Waterbank voor de berekening van de definitieve aanslag zuiveringsheffing of verontreinigingsheffing, gelden de volgende rekenregels:
5.7 Aftrek waterverbruik woning in bedrijfscomplex
De aftrek voor het waterverbruik van een woonruimte (zonder eigen watermeter) in een bedrijfscomplex is 44 m3 per persoon.
Paragraaf 6 Inwerkingtreding en citeertitel
6.1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking en heeft betrekking op belastingaanslagen die worden opgelegd ter zake van belastbare feiten die zich met ingang van het jaar 2009 voordoen.
6.2 Dit besluit kan worden aangehaald als “Besluit overige beleidsregels heffing waterschapsbelastingen Rijnland ”
Toelichting bij de Overige beleidsregels
Bij het opstellen van beleidsregels wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de modelregels opgesteld door de Unie van Waterschappen. Voor deze overige beleidsregels ontbreken landelijke regels.
De regels zijn op basis van ervaring, correspondentie en afspraken met belastingplichtigen met het oog op de redelijkheid en billijkheid en de gewenste uniformiteit en duidelijkheid in de uitvoering van de belastingheffing in de dagelijkse praktijk ontstaan.
Toelichting bij enkele artikelen
2.3 Diplomatieke en internationale vrijstellingen
In artikel 133 Waterschapswet is bepaald:
“In de gevallen waarin het volkenrecht dan wel, naar het oordeel van Onze Ministers van verkeer en Waterstaat en van Financiën, het internationale gebruik daartoe noodzaakt, wordt vrijstelling van waterschapsbelastingen verleend. Onze genoemde Ministers kunnen gezamenlijk ter zake nadere regels stellen.”
In verband met het ontbreken van dergelijke regels zijn door Rijnland zelf op deze wijze regels vastgesteld. Bij de tekst van artikel 3.2 is zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij de tekst van de Regeling diplomatieke en internationale vrijstellingen gemeentelijke belastingen (Stcrt. 249 d.d. 20-12-1996).
De vrijstellingen voor de diplomatieke en consulaire missies gelden voor de volgende personen *):
- Diplomatieke zendingen en hoofden van diplomatieke zendingen: o.b.v. art. 23, lid 1 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer (1961);
- Diplomatieke ambtenaren (en hun inwonende gezinsleden): o.b.v. art. 34 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer (1961);
- Administratief en technisch personeel van diplomatieke zendingen (en hun inwonende gezinsleden): o.b.v. art. 37, lid 2 jo 34 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer (1961);
- Consulaire zendingen en hoofden van consulaire zendingen: o.b.v. art. 32, lid 1 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen (1963);
- Consulaire ambtenaren en consulaire beambten (en hun inwonende gezinsleden): o.b.v. art. 49, lid 1 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen (1963).
*) bron: Toelichting op Protocol Guide voor Ambassades en Consulaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.