Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoogheemraadschap van Rijnland

Beleidsregel 6 Kabels en leidingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoogheemraadschap van Rijnland
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingBeleidsregel 6 Kabels en leidingen
CiteertitelBeleidsregel 6 Kabels en leidingen
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerpruimtelijke ordening - waterkeringen en waterbeheer

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Rijnland stelt eisen aan activiteiten die het watersysteem in dit beheergebied kunnen beïnvloeden. De basis hiervoor is de zogenoemde Keur: een set van gebods- en verbodsbepalingen. Deze bepalingen zijn nader uitgewerkt in beleidsregels en algemene regels. Deze notitie betreft de beleidsregel voor kabels en leidingen die oppervlaktewateren kruisen. Ontheffingen worden verleend op basis van de criteria in de beleidsregels.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 1-12-2009

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Witte weekblad

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

16-12-200910-05-2011nieuwe regeling

01-12-2009

Witte weekblad

09.00650
25-02-200916-12-2009nieuwe regeling

17-02-2009

Witte weekblad, 25-02-09

09.00650

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel 6 Kabels en leidingen

 

 

Beleidsregel 6 Kabels en leidingen

1 Inleiding

Rijnland is verantwoordelijk voor het waterbeheer in het gebied tussen Wassenaar, Gouda, Amsterdam en IJmuiden. Via vergunningverlening en handhaving stelt Rijnland eisen aan activiteiten die het watersysteem in dit beheergebied kunnen beïnvloeden. De basis hiervoor is de zogenoemde Keur: een set van gebods- en verbodsbepalingen. Deze bepalingen zijn nader uitgewerkt in beleidsregels en algemene regels.

Deze notitie betreft de beleidsregel voor kabels en leidingen die oppervlaktewateren kruisen. Na een inhoudelijke toelichting (paragrafen 2 en 3), volgt een overzicht van de formele artikelen uit deze beleidsregel (paragraaf 4). Deze artikelen worden in paragraaf 5 stuk voor stuk kort toegelicht.

Het kan behulpzaam zijn om, naast deze notitie, ook de algemene toelichting op de beleidsregels en algemene regels te raadplegen. Verder is er een begrippenlijst, die uitleg geeft aan de vaktermen die gebruikt worden. Alle documentatie is te vinden op http://www.rijnland.net/.

2 Kader

2.1 Verbod in de Keur

Op grond van de Keur (artikel 3.1.1, lid 1a en 1c) is het zonder vergunning van het bestuur verboden in, op, onder en/of boven waterstaatswerken en hun beschermingszone werkzaamheden te verrichten en vaste stoffen, voorwerpen te brengen of te hebben of te houden op andere dan daarvoor kennelijk bestemde plaatsen. Hieronder is ook begrepen het aanbrengen en hebben van kabels en leidingen.

2.2 Toepassingsgebied

Het toepassingsgebied van deze beleidsregel is de kern- en beschermingszone van primaire en overige-oppervlaktewateren. De situering van primaire en overige-oppervlaktewateren met bijbehorende kern en beschermingszones is in de legger oppervlaktewateren vastgelegd.

Let op! Deze beleidsregel heeft alleen betrekking op oppervlaktewateren en niet op waterkeringen. Het Waterkeringsbeheerplan (van de primaire waterkeringen) 2003-2007 katern 5 ‘Vergunningenbeleid kabels en leidingen’ beschrijft gedetailleerd aan welke voorwaarden kabels en leidingen moeten voldoen als ze een waterkering kruisen.

2.3 Raakvlakken met ander beleid

  • Algemene regel ‘Kabels en leidingen – kruising met oppervlaktewateren’.

  • Waterkeringsbeheersplan, katern 5 vergunningenbeleid kabels en leidingen.

3 Toelichting van de activiteit

Oppervlaktewateren worden gekruist door vele kabels en leidingen. Door baggeren of door scheepvaart (ankeren) kan schade ontstaan aan kabels en leidingen, met alle mogelijke gevolgen voor de oppervlaktewateren vandien. Rijnland heeft het aanbrengen van kabels en leidingen onder oppervlaktewateren dan ook in haar Keur verboden. Aan dit verbod kan Rijnland via een vergunning, vergezeld van voorwaarden, ontheffing verlenen.

4 Voorwaarden

Op grond van de Keur (artikel 3.1.1-1a en 3.1.1-1c) heeft het bestuur van Rijnland de volgende voorwaarden opgesteld voor het leggen van kabels en leidingen in de kernzone van oppervlaktewateren.

Artikel 1: begripsomschrijving

In deze voorwaarden wordt verstaan onder:

  • a.

     Beschermingszone: aan een waterstaatswerk grenzende zone, die als zodanig in de legger is opgenomen.

  • b.

    Ingreepmaat: de minimaal vereiste waterdiepte. In de praktijk zal gebaggerd worden tot onder de ingreepmaat om te voorkomen dat de minimale diepte (spoedig weer) wordt overschreden.

  • c.

    Kernzone: het centrale gedeelte van het waterstaatswerk, dat als zodanig in de legger is aangegeven.

  • d.

    Overige-oppervlaktewateren: oppervlaktewateren met een voornamelijk lokale transportfunctie en/of wateren die een zekere drooglegging (ontwatering) dienen te geven.

  • e.

    Primaire-oppervlaktewateren: Oppervlaktewateren met een belangrijke functie (een regionaal belang) in de wateraan- en afvoer en/of waterberging en/of voor de instandhouding van de  waterkering.

Artikel 2: NEN-normen

De aanleg en vervanging van kabels en leidingen moet plaatsvinden volgens de vigerende NEN-normen.

Artikel 3: minimale diepteligging/gronddekking

Bij de aanleg van kabels en leidingen onder oppervlaktewateren moeten de volgende minimale diepteliggingen/gronddekkingen worden toegepast.

Minimale diepteligging/gronddekking bij de aanleg van kabels en leidingen

type oppervlaktewater

minimale diepteligging kabels en leidingen t.o.v. ingreepmaat

minimale gronddekking indien werkelijke diepte > ingreepmaat

 

zonder bescherming

met bescherming

overige oppervlaktewateren

1.30 m

0,50 m

0,50 m

primaire oppervlaktewateren

2,00 m

0,50 m

0,50 m

Artikel 4: boringen en verzinkeringen

Voor boringen en verzinkeringen gelden de volgende voorwaarden:

  • Bij boringen en verzinkeringen dient een eventuele te kruisen afsluitende laag zo veel mogelijk vertikaal doorsneden te worden.

  • De leiding mag niet horizontaal tot 2,5 meter boven de onderkant van de afsluitende laag worden aangebracht.

  • Indien de sleufbreedte breder is dan 0,30 meter moet worden nagegaan of een opbarstberekening moet worden overlegd. Daarnaast zijn er gebieden (bijvoorbeeld binnen de Haarlemmermeerpolder) waar boogzinkers, boringen etc, alleen na aanvullend bodemonderzoek vergunbaar zijn; zie ook de beleidsregel ‘Werkzaamheden in bodem’.

Artikel 5: opslag verwijderde grond

De grond die bij het graven van de sleuf wordt verwijderd, mag niet in het oppervlaktewater worden opgeslagen.

Artikel 6: afwerking

Na het leggen van een zinker moet de sleuf worden aangevuld maximaal tot de¬zelfde hoog¬te als de door¬gaan¬de bodem van het water. De oevers, aan beide kanten van de zinker, moeten in de oorspronkelijke staat worden hersteld. De oeverbescherming die voor het uitvoeren van de werken is verwijderd, moet weer worden hersteld.

Artikel 7: afwerking

Er moeten maatregelen genomen worden om uitspoeling van het talud te voorkomen.

Artikel 8: ongewenste waterstromen

De werken moeten zodanig worden uitgevoerd en gehouden dat geen water vanuit een hoog peilgebied af kan stromen naar een laag peilgebied.

Artikel 9: buitenwerking stelling

Kabels, leidingen en mantelbuizen die buiten werking worden gesteld moeten worden ver¬wij¬derd.

Artikel 10: leidingbreuk

Er moet voor worden zorg gedragen dat er geen leidingbreuk kan optreden.

Artikel 11: maatregelen bij lekkage

In geval van breuk of een ernstige lekkage moeten zodanige maatregelen worden getroffen dat verdergaande lekkage wordt voorkomen.

5 Toelichting per artikel

Toelichting artikel 1: begripsomschrijving

Zie ook de uitgebreide Rijnlandse begrippenlijst (bijlage 1) waarin tekeningen en bronverwijzingen zijn opgenomen.

Toelichting artikel 3: minimale diepteligging/gronddekking

Doel van deze voorwaarde is de instandhouding (rekening houdend met mogelijke toekomstige verdiepingen) van het oppervlaktewater (inclusief het talud) en dat bij het onderhoud aan het oppervlaktewater geen belemmering wordt ondervonden van de aanwezige kabels en leidingen.

Onderscheid wordt gemaakt naar ‘beschermde’ en ‘onbeschermde’ kabels en leidingen. Indien de kabels en leidingen niet beschermd worden door speciale voorzieningen, zoals stelconplaten of gobimatten, is meer gronddekking noodzakelijk dan in gevallen waarin er wel een beschermde voorziening is.

Is de werkelijke waterdiepte groter dan de ingreepmaat, dan moet vanuit oogpunt van beheer en onderhoud een minimale gronddekking van 0,50 meter aanwezig zijn.

De maatvoering is gebaseerd op NEN 3651; aanvullende eisen voor stalen leidingen in kruisingen met belangrijke waterstaatswerken.

Betreffende maatvoeringen zijn ook van toepassing voor de in de betreffende oppervlaktewateren gelegen kunstwerken.

Toelichting artikelen 4 t/m 8:

In deze artikelen zijn voorschriften opgenomen die bij de aanleg van kabels en leidingen in acht moeten worden genomen.

Toelichting artikel 9

Kabels en leiding dienen als ze buitengebruik worden gesteld te worden verwijderd. Reden hiervoor is dat Rijnland als watersysteembeheerder zo veel mogelijk de vreemde elementen die geen functie (meer) hebben uit het watersysteem (ook waterkering) wil weren. Bij het laten zitten van kabels en leiding blijft het risico van kwel en dergelijke langs kabels en leidingen bestaan. Daarnaast geldt dat als er later werken worden uitgevoerd (b.v. baggeren) en je komt deze leidingdelen tegen, het dan vaak een heel gezoek om uit te vinden wie de beheerder van deze leidingstukken is.

Als de ingreep in verhouding tot het werk zeer kostbaar en/of constructief moeilijk uitvoerbaar is kan er onder voorwaarden (b.v. door het op een deugdelijk manier volzetten van de leiding) voor worden gekozen de kabel of leiding, al dan niet tijdelijk, te laten zitten.