Organisatie | Waterschap Rivierenland |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Verordening op de wegenheffing Waterschap Rivierenland 2009 |
Citeertitel | Verordening op de wegenheffing Waterschap Rivierenland 2009 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuur – waterschappen |
1) Advertentie in diverse huis-aan-huis-bladen in het hele gebied van het waterschap in week 52, 2008, oa. in De Waalkanter, 24-12-2008
2) Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 28-11-2008
3) Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: De Waalkanter, 24-12-2008
Waterschapswet, Artt. 110, 113, lid 1, 112a en 122b
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2009 | 01-01-2010 | nieuwe regeling | 28-11-2008 De Waalkanter, 24-12-2008 | 200835434 |
Hoofdstuk III Wegenheffing ongebouwde onroerende zaken
Artikel 5 Belastingobject ongebouwd
Voor de heffing worden openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken, alsmede waterverdedigingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning, aangemerkt als ongebouwde onroerende zaken.
Hoofdstuk V Wegenheffing gebouwde onroerende zaken
Artikel 9 Belastingobject gebouwd
In afwijking van het bepaalde in het vorige artikellid maken de ongebouwde eigendommen, voor zover de waarde daarvan bij de waardebepaling op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken op basis van het bepaalde krachtens artikel 18, derde lid, van die wet buiten aanmerking wordt gelaten, geen deel uit van de gebouwde onroerende zaak.
Hoofdstuk VI Heffing en invordering
Artikel 12 Tenaamstelling en invordering belastingaanslag bij meer belastingplichtigen
Indien de belastingplicht, bedoeld in het eerste lid, voortvloeit uit het genot van een onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht en de aanslag ten name van een van de belastingplichtigen is gesteld, kan de invorderingsambtenaar de belastingaanslag op de gehele onroerende zaak verhalen op degene op wiens naam de aanslag ingevolge het eerste lid is gesteld, zonder rekening te houden met de rechten van de overige belastingplichtigen.
De wegenheffing gebouwde onroerende zaken wordt niet geheven ter zaken van straatmeubilair, waaronder alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen- worden begrepen die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van een in het waterschapsgebied gelegen gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de invorderingswet 1990 moeten de aanslagen/gevorderde bedragen worden betaald in twee termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de volgende termijn twee maanden later.
Van de wegenheffing natuurterreinen, de wegenheffing ongebouwd en de wegenheffing gebouwd wordt geen kwijtschelding verleend.
Het dagelijks bestuur van het waterschap kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering.
Deze verordening op de wegenheffing is gebaseerd op de tekst van de Waterschapswet, zoals die is komen te luiden na de inwerkingtreding van de Wet modernisering waterschapsbestel (Staatsblad 2007, 208) en, wat betreft artikel 10, eerste lid, van de verordening, de inwerkingtreding van artikel XIII van de Wet van 3 juli 2008 (Staatsblad 2008, 262).
Zoals blijkt uit het bepaalde in artikel XII van de Wet modernisering waterschapbestel blijven de belastingbepalingen van hoofdstuk XVII van de Waterschapswet gelden voor de belastingtijdvakken die vóór 1 januari 2009 zijn aangevangen. Ook op belastbare feiten die zich voor dat tijdstip hebben voorgedaan, blijven laatstbedoelde belastingbepalingen van toepassing.
In deze toelichting op deze verordening worden de bepalingen uit het zojuist genoemde hoofdstuk XVII van de Waterschapswet (Bijzondere bepalingen omtrent de omslagen) ook wel aangeduid als de bepalingen uit de ‘oude’ Waterschapswet. De term ‘nieuwe Waterschapswet’ staat in deze toelichting dan voor de bepalingen van het nieuwe hoofdstuk XVIIA van de wet, getiteld: De heffing ter bekostiging van het wegenbeheer.
Daarnaast is de verordening gebaseerd op het Reglement voor het waterschap Rivierenland, dat in 2008 is vastgesteld door Provinciale Staten van de provincies Gelderland, Zuid-Holland, Noord-Brabant en Utrecht (hierna te noemen: provinciaal reglement).
In artikel 1, tweede lid, van de Waterschapswet bepaalt dat aan het waterschap – naast de zorg voor het watersysteem en de zorg voor het zuiveren van afvalwater - de zorg voor andere waterstaatsaangelegenheden zijn of worden opgedragen. In het geval van Waterschap Rivierenland is in het provinciaal reglement is de wegentaak als volgt gedefinieerd (artikel 4, derde lid):
“Met betrekking tot het gebied zoals gearceerd aangegeven op de kaart onderscheidenlijk kaart, bedoeld in artikel 2, tweede lid, strekt de taak van het waterschap zich mede tot de zorg voor de openbare wegen buiten de bebouwde kom in de zin van de Wegenwet, met uitzondering van rijkswegen en provinciale wegen.”
Het op de kaart aangegeven taakgebied voor wegen strekt zich globaal uit tot het Utrechtse en Zuid-Hollandse deel van het waterschapsgebied, met uitzondering van Gorinchem-oost.
De wegenheffing is vanaf 2009 gebaseerd op een nieuwe kostentoedelingverordening. Belastingplichtig voor de wegenheffing zijn:
Dit zijn de belastingplichtige categorieën. De wegenheffing kent ten opzichte van de wegenheffing oude stijl dus een nieuwe belastingplichtige categorie: de eigenaren van natuurterreinen. Natuurterreinen zijn in wezen ongebouwde onroerende zaken. Onder de oude Waterschapswet behoorden zij dan ook tot de categorie ongebouwd. Natuurterreinen hebben in de nieuwe Waterschapswet echter een aparte status gekregen, met name vanwege de andere behoeften die deze terreinen hebben bij uitvoering van de watersysteemtaak. Voor de wegentaak is echter aangesloten bij de belastingcategorieën van de watersysteemheffing.
Onder overig ongebouwd moeten de ongebouwde onroerende zaken, die geen natuurterreinen zijn, worden verstaan. In deze verordening zal steeds een duidelijk onderscheid worden gemaakt in natuurterreinen enerzijds en ongebouwd, niet zijnde natuur, anderzijds.
Volgens de Memorie van Toelichting bij de Wet modernisering waterschapsbestel hebben degenen die tot de belastingplichtige categorieën behoren per definitie belang bij de uitoefening van de taken van het waterschap. Hun betaling is hierop gebaseerd.
4. De heffingsmaatstaven en de tarieven van de heffing
De regels voor de toedeling van kosten voor het wegenbeheer zijn vastgesteld in het provinciaal reglement. In het provinciaal reglement wordt met de navolgende bepaling zoveel mogelijk aangesloten bij de in de wet vastgestelde regels voor de watersysteemheffing (artkel 21, tweede lid):
“De artikelen 116, 118, 119, 120 en 121 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de toedeling van het kostenaandeel voor de categorieën, bedoeld in artikel 20, onderdelen b tot en met d, wordt bepaald op basis van de waarde van de onroerende zaken in het economische verkeer waarbij de waarde van de openbare wegen in de zin van de Wegenwet buiten beschouwing wordt gelaten.”
De nieuwe Waterschapswet geeft in het van toepassing verklaarde artikel 121 niet alleen voor de heffing ter zake van ongebouwde en gebouwde onroerende zaken, maar ook voor de heffing ter zake van de ingezetenen een duidelijke heffingsmaatstaf. De heffingsmaatstaf voor de ingezetenen is de woonruimte. Voor ongebouwde onroerende zaken die geen natuurterreinen zijn en voor natuurterreinen is de heffingsmaatstaf de oppervlakte van de onroerende zaak en voor gebouwde onroerende zaken is de heffingsmaatstaf de op de voet van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) vastgestelde waarde. Het tarief van de belasting moet op grond van de Waterschapswet worden gesteld op een gelijk bedrag per woonruimte (ingezetenen), op een gelijk bedrag per hectare (ongebouwd niet zijnde natuur en natuur) of op een vast percentage van de WOZ-waarde (gebouwd). De wegenheffing kent daarmee dus ook vier afzonderlijke tarieven.
Tariefdifferentiatie is een voor de waterschappen nieuwe mogelijkheid om rekening te houden met het feit dat het belang bij het watersysteembeheer voor bepaalde onroerende zaken duidelijk afwijkend kan zijn dan dat van andere onroerende zaken. Omdat de mogelijkheid van tariefdifferentiatie duidelijk inhoudelijk is gekoppeld aan de watersysteemtaken (mogelijkheden voor tariefdifferentiatie bestaan er voor buitendijks gebieden, bemalen gebieden, waterbergingsgebieden, wegen en glasopstanden), is het niet opportuun om voor de wegentaak een tariefdifferentiatie toe te passen.
Deze verordening bestaat uit 6 hoofdstukken, genummerd I tot en met VI en 18 artikelen. Hoofdstuk I bevat inleidende bepalingen. De hoofdstukken II tot en met V gaan respectievelijk in op de heffing ter zake van ingezetenen, ongebouwde onroerende zaken (niet zijnde natuurterreinen), natuurterreinen en gebouwde onroerende zaken. Het slothoofdstuk bevat algemene bepalingen over de heffing en de invordering van de wegenheffing.