Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieHoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Officiële naam regelingVerordening beleids- en verantwoordingsfunctie Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
CiteertitelVerordening beleids- en verantwoordingsfunctie Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Afschrijvingstermijnen Materiële vaste activa

(ex nota ‘Afschrijvingsbeleid’, vastgesteld door de verenigde vergadering op 8 oktober 2008)

Gronden en terreinen:

Op grond wordt niet afgeschreven.  Onder de categorie terreinen vallen verbeteringswerken aan terreinen zoals bestratingen, uitgaven voor groenvoorziening, hekwerken etc. Hiervoor geldt een afschrijvingstermijn van 15 jaar.

Vervoermiddelen:

Hieronder valt het wagenpark van HHSK. Vervoermiddelen worden in 7 jaar afgeschreven.

Machines, apparaten en werktuigen:

Voor machines en vaartuigen wordt een afschrijvingstermijn van 8 jaar gehanteerd, voor overig materieel 5 jaar.

Bedrijfsgebouwen:

De investeringen die onder deze categorie vallen zijn voornamelijk van bouwkundige aard en worden in 40 jaar afgeschreven.

Woonruimten:

Deze categorie is voorgeschreven in het waterschapsbesluit.

Hieronder worden dienstwoningen opgenomen die in 40 jaar worden afgeschreven. Investeringen zoals veiligheidsvoorzieningen en meubilair worden in 10 jaar afgeschreven.

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken:

Onder deze categorie valt een breed scala aan investeringen, hieronder een opsomming:

Primaire waterkeringen     25-40 jaar    (zie opm 1)

Overige waterkeringen       10-30 jaar      (zie opm 1)

Elektrotechnische voorzieningen     15 jaar

Kunstwerken waterkeringen             25-30 jaar    (zie opm 1)

Watergangen                                       40 jaar

Gemalen                                               40 jaar

Gemalen: mechanisch-elektrisch   15 jaar

Kunstwerken waterbeheersing        40 jaar

Saneringswerkzaamheden waterbodems  40 jaar

Transportsystemen                             30 jaar

Afvalwaterzuiveringsinstallaties: bouwkundig  30 jaar   /  mechanisch-elektrisch 15 jaar /  bouwk. mech-elektrisch  25 jaar

Rioolgemalen: bouwkundig  30 jaar  /  mechanisch-elektrisch  15 jaar /  bouwkundig mechanisch-elektrisch  25 jaar

Slibverwerkingsinstallaties   15 jaar

Reconstructiewerkzaamheden wegen    15 jaar

Wegbruggen                                                 30 jaar

(opm 1) ) Voor primaire en overige waterkeringen en kunstwerken op waterkeringen is geen eenduidige afschrijvingstermijn opgenomen. Afhankelijk van het soort waterkering of kunstwerk zal de afschrijvingstermijn moeten worden bepaald, dit is afhankelijk van de feitelijke omstandigheden van de investering.

Overige materiële vaste activa:

In deze categorie staan alle overige investeringen die als materiële vaste activa worden aangemerkt. Hieronder valt in ieder geval de investeringen in hard- en software.

Hardware bestaat uit personal computers, netwerkapparatuur en meldsystemen en worden afgeschreven in 5 jaar.

Software betreft de verschillende applicaties die HHSK gebruikt en worden in 6 jaar afgeschreven.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 8-10-2008

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: IJssel- en Lekstreek, 2008 - 47

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Waterschapswet, artikel 108

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200916-12-2010nieuwe regeling

08-10-2008

IJssel- en Lekstreek, 2008 - 47

-

Tekst van de regeling

Aanhef

De verenigde vergadering van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard besluit,

gelet op artikel 108 van de Waterschapswet en hoofdstuk 4 van het Waterschapsbesluit, vast te stellen:

de Verordening op de uitgangspunten voor het beleid, voor het beheer en voor de inrichting van de beleids- en verantwoordingsfunctie van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 (definities)
  • In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. het college:   het college van Dijkgraaf en Hoogheemraden van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;

  • b. administratie:

    het systematisch verzamelen, vastleggen en verwerken van gegevens alsmede het verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van het hoogheemraadschap en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • c. financiële administratie:

    het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van het hoogheemraadschap, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    §        de financiële positie;

    §        het financieel beheer;

    §        de uitvoering van de begroting;

    §        de uitvoering van investeringsprojecten;

    §        het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover;

  • d. rechtmatigheid:

    de mate waarin in overeenstemming met geldende wet- en regelgeving, waaronder waterschapsverordeningen alsmede besluiten van de verenigde vergadering, wordt gehandeld;

  • e. doelmatigheid:

    de mate waarin bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen worden gerealiseerd;

  • e. doeltreffendheid:

    de mate waarin de beoogde doelen en effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald;

  • f. netto-kosten: lasten die aan een bepaald programma, product c.q. kostendrager worden toegerekend en waarvan zijn afgetrokken de baten (met uitzondering van de belasting– en andere algemene opbrengsten) die aan hetzelfde programma, product c.q. kostendrager worden toegerekend;

  • g. beleidsproducten: de beleidsproducten die zijn opgenomen in de door de Unie van Waterschappen vastgestelde BBP-productenstructuur;

  • h. beheerproducten: de beheerproducten die zijn opgenomen in de door de Unie van Waterschappen vastgestelde BBP-productenstructuur;

  • i. Waterschapswet: de Waterschapswet zoals deze luidt na het in werking treden van de Wet modernisering waterschapsbestel van 21 mei 2007 (Staatsblad 2007, 208);

  • j. Waterschapsbesluit: ‘Besluit van 29 november 2007, houdende regels met betrekking tot de waterschappen‘ (Staatsblad 2007, 497).

Hoofdstuk 2 Beleidsvoorbereiding en verantwoording

Kaderstelling
Artikel 2 (beleids- en verantwoordingscyclus)
  • 1. De verenigde vergadering stelt de onderdelen van de beleids- en verantwoordingscyclus voor het begrotingsjaar en de periode van de meerjarenraming vast en geeft aan op welk moment de onderdelen daarvan moeten worden aangeboden en wanneer deze zullen worden behandeld.

  • 2. Het waterbeheersplan maakt onderdeel uit van de beleids- en verantwoordingscyclus en wordt eenmaal in de zes jaar vastgesteld.

  • 3. Het college zorgt er voor dat de onderdelen van de beleids- en verantwoordingscyclus voldoen aan de relevante bepalingen van hoofdstuk 4 van het Waterschapsbesluit, aan relevante overige wetgeving en aan datgene wat in deze verordening wordt bepaald.

Artikel 3 (programma’s)

De verenigde vergadering stelt een programma-indeling vast.

Beleidsbepaling
Artikel 4 (kaders meerjarenbeleid)

Het college biedt de verenigde vergadering jaarlijks de bevindingen aan over de beleidsuitvoering in het voorgaande begrotingsjaar en de kaders voor het beleid in de komende begrotingsjaren.

Artikel 5 (meerjarenraming)
  • 1. Het college biedt de verenigde vergadering jaarlijks een meerjarenraming met toelichting aan met daarin het naar programma’s onderscheiden beleid en de financiële gevolgen daarvan voor het komende begrotingsjaar en ten minste de drie daaropvolgende jaren.

  • 2. In het onderdeel ‘financiering’ van de toelichting van de meerjarenraming worden opgenomen:

    a.      een vermogensbehoeftenplanning;

    b.      een beschouwing over de rente–ontwikkeling;

    c.      een rentegevoeligheidanalyse.

Artikel 6 (ontwerp-begroting en geplande investeringen)
  • 1. Het college biedt de verenigde vergadering jaarlijks ter vaststelling een ontwerp-begroting aan waarin voorstellen worden gedaan voor het beleid in het volgende begrotingsjaar.

  • 2. Het college zorgt er voor dat er bij de begrotingsbehandeling een overzicht is geagendeerd van de investeringen waarvan de start van de uitvoering c.q. het moment van aanschaffing in het begrotingsjaar is gepland. In dit overzicht zijn opgenomen de raming van de investeringsuitgaven en van de aan de investeringen gerelateerde inkomsten.

Artikel 7 (vaststelling begroting en investeringskredieten)
  • 1. De verenigde vergadering autoriseert met het vaststellen van de begroting de netto-kosten die per programma zijn opgenomen alsmede de dekkingsmiddelen die zijn opgenomen in de begroting naar kostendragers.

  • 2. Op basis van het in artikel 6, tweede lid bedoelde overzicht van investeringen stelt de verenigde vergadering vast van welke investeringen zij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De uitgaven en inkomsten van de overige investeringen worden bij de begrotingsbehandeling geautoriseerd.

  • 3. Voor investeringen die in de loop van het begrotingsjaar in uitvoering worden genomen en waarvoor geen autorisatie is verleend bij de begrotingsbehandeling legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de verenigde vergadering voor.

  • 4. Het college zorgt er ten aanzien van de raming van de netto-kosten naar programma´s voor dat deze netto-kosten, door middel van kostentoerekening, eenduidig kunnen worden toegewezen aan de beleidsproducten en de beheerproducten.

Uitvoering, sturing en beheersing
Artikel 8 (uitvoering begroting)
  • 1. Het college zorgt voor het per programma verzamelen en vastleggen van gegevens over de maatregelen die getroffen zijn en prestaties die geleverd worden, de doelstellingen en effecten die bereikt worden en de netto-kosten die gemaakt worden, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, door de verenigde vergadering, kunnen worden getoetst.

  • 2. Het college zorgt er voor dat de netto-kosten van de programma’s en de investeringsuitgaven, zoals geautoriseerd door de verenigde vergadering, niet worden overschreden; met in achtneming van hetgeen in art. 9 lid 2 en 3 is opgenomen.

  • 3. Het college zorgt er voor dat de dekkingsmiddelen die zijn opgenomen in de begroting en de inkomsten die in investeringskredieten zijn opgenomen, zoals geautoriseerd door de verenigde vergadering, niet worden onderschreden.

Artikel 9 (ruimte bij begrotingsuitvoering)
  • 1. Het college is bevoegd overschrijding van geautoriseerde netto-kosten te dekken uit het bedrag voor onvoorzien uit de begroting.

  • 2. Het college is bevoegd, zonder voorafgaande toestemming van de verenigde vergadering, de netto-kosten van een programma met 5 procent te overschrijden met een maximum van € 250.000 van de netto-kosten indien de middeleninzet past binnen het vastgestelde beleid en indien de hiervoor benodigde financiële ruimte elders binnen de begroting kan worden gevonden. Voor het programma ‘Dekkingsmiddelen’ is het college bevoegd, zonder voorafgaande toestemming van de verenigde vergadering, de inkomsten met 1 procent te onderschrijden indien de hiervoor benodigde financiële ruimte elders binnen de begroting kan worden gevonden.Dergelijke overschrijdingen cq onderschrijdingen worden achteraf aan de verenigde vergadering gerapporteerd.

  • 3. Het college is bevoegd, zonder voorafgaande toestemming van de verenigde vergadering, de voor een investering geraamde uitgaven met 10% te overschrijden en de geraamde inkomsten met 10% te onderschrijden indien deze mutaties passen binnen het vastgestelde beleid. Een dergelijke over- cq onderschrijding wordt achteraf aan de verenigde vergadering gerapporteerd.

Rapportage en interne verantwoording
Artikel 10 (actieve informatieplicht, tussentijdse rapportage en begrotingswijzigingen)
  • 1. Het college informeert de verenigde vergadering zo spoedig mogelijk indien de realisatie van het beleid in betekenende mate afwijkt van hetgeen in de begroting is opgenomen.

  • 2. Het college informeert de verenigde vergadering door middel van tussentijdse rapportages over de realisatie van het beleid dat in de begroting is opgenomen en over de uitvoering van investeringen.

  • 3. De inrichting van de tussentijdse rapportages sluit aan bij de programma-indeling van de begroting.

  • 4. De rapportages gaan in op afwijkingen van betekenende mate, zowel wat betreft de middeleninzet, de maatregelen die getroffen en prestaties die geleverd worden, als de doelstellingen en effecten die bereikt worden.

  • 5. In de rapportages wordt voorts in ieder geval aandacht besteed aan afwijkingen van betekenende mate van:

    -        de besteding van investeringsuitgaven en realisatie van investeringsinkomsten;

    -        de dekkingsmiddelen die zijn opgenomen in de begroting naar kostendragers;

    -        de rente-ontwikkeling op de kapitaalmarkt.

  • 6. Indien noodzakelijk doet het college in de rapportages voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten alsmede bijstellingen van het beleid. Zo nodig legt het college een voorstel tot begrotingswijziging aan de verenigde vergadering voor.

Artikel 11 (jaarverslaggeving)
  • 1. Het college legt na afloop van ieder begrotingsjaar aan de verenigde vergadering verantwoording af over de uitvoering van de programma’s door middel van het ter vaststelling aanbieden van het jaarverslag en de door de accountant gecontroleerde jaarrekening.

  • 2. De verenigde vergadering bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

  • 3. Het college zorgt er ten aanzien van de realisatie van de netto-kosten naar programma´s voor dat deze netto-kosten, door middel van kostentoerekening, eenduidig kunnen worden toegewezen aan de beleidsproducten en de beheerproducten.

Hoofdstuk 3 Uitgangspunten financieel beleid

Artikel 12 (financieel beleid algemeen)
  • 1. Het college doet voorstellen aan de verenigde vergadering die zijn gericht op een volledig en actueel beleid van het hoogheemraadschap ten aanzien van de volgende onderwerpen:

    • a.

      waardering en afschrijving van activa;

    • b.

      weerstandsvermogen, risicomanagement, reserves en voorzieningen;

    • c.

      kostentoerekening en onderbouwing tarieven;

  • 2. Het college zorgt er voor dat de in het eerste lid bedoelde voorstellen in overeenstemming zijn met de relevante bepalingen van hoofdstuk 4 van het Waterschapsbesluit, met andere regelgeving die van toepassing is en met de in het vervolg van deze verordening opgenomen eisen.

Artikel 13 (waardering en afschrijving van activa)
  • 1. Het beleid ten aanzien van waardering en afschrijving van activa omvat in ieder geval:

    • a.

      dat investeringen met verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs lager dan € 25.000 niet worden geactiveerd;

    • b.

      de wijze waarop het hoogheemraadschap omgaat met de verplichtingen uit het Waterschapsbesluit dat de bijdragen van eigen personeel, de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend en de mogelijkheid dat een redelijk deel van de kosten van ondersteunende diensten van het hoogheemraadschap in de vervaardigingsprijs van vaste activa worden opgenomen;

    • c.

      de afbakening tussen investering en onderhoud;

    • d.

      de afschrijvingsmethode.

  • 2. Uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling worden lineair in 5 jaar afgeschreven voor zover de betreffende uitgaven op grond van artikel 4.63 van het Waterschapsbesluit mogen worden geactiveerd.

  • 3. De uitgaven groter dan € 25.000 voor het afsluiten van geldleningen worden lineair afgeschreven in de jaren van de looptijd van de betreffende geldlening. Uitgaven voor het afsluiten van overige geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4. Bijdragen in activa in eigendom van derden worden afgeschreven gedurende het aantal jaren dat de betreffende activa naar verwachting door de derde zullen worden geëxploiteerd en voor zover de betreffende uitgaven op grond van artikel 4.64 van het Waterschapsbesluit mogen worden geactiveerd.

  • 5. De overige materiële vaste activa worden lineair afgeschreven. De daarbij behorende afschrijvingstermijnen zijn door de verenigde vergadering vastgesteld in de ‘Nota afschrijvingsbeleid’.

Artikel 14 (weerstandsvermogen, risicomanagement, reserves en voorzieningen)
  • 1. Het beleid omtrent het weerstandsvermogen, risicomanagement, reserves en voorzieningen omvat in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van de risico´s die het hoogheemraadschap loopt;

    • b.

      de weerstandscapaciteit van het hoogheemraadschap, zijnde de middelen en mogelijkheden van het hoogheemraadschap om niet begrote kosten en risico’s te dekken;

    • c.

      het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, reserves, de weerstandscapaciteit of anderszins;

    • d.

      de vorming en besteding van reserves;

    • e.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • f.

      de berekening en verwerking van rente over de reserves en de voorzieningen.

  • 2. Als element van het in het eerste lid onder d bedoelde onderdeel reserves wordt voor de reserves die onderdeel uitmaken van de algemene reserves en voor de bestemmingsreserves die niet zijn bedoeld voor tariefsegalisatie per reserve ingegaan op de aard, reden en gewenste omvang.

  • 3. Als element van het in het eerste lid onder e bedoelde onderdeel voorzieningen wordt per voorziening ingegaan op de aard, reden en gewenste (bij onderhoudsvoorzieningen) of noodzakelijke (bij overige voorzieningen) omvang .

Artikel 15 (kostentoerekening en onderbouwing tarieven)
  • 1. Het beleid omtrent kostentoerekening en onderbouwing van tarieven omvat in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van het kostentoerekeningssysteem;

    • b.

      de wijze waarop het hoogheemraadschap invulling geeft aan de eis uit het Waterschapsbesluit dat de kostentoerekening plaatsvindt op basis van objectieve, bedrijfseconomische criteria;

    • c.

      de kwantitatieve grondslagen die onderdeel vormen van de kostentoerekeningssystematiek;

    • d.

      de methodiek voor de berekening van de rentelasten van vaste activa;

    • e.

      de onderbouwing van de tarieven die gelden voor de door het bestuur in rekening te brengen rechten als bedoeld in artikel 115 van de Waterschapswet, zijnde rechten ter zake van:

      -      het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde bezittingen van het hoogheemraadschap of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij het hoogheemraadschap in beheer of in onderhoud zijn;

      -      het genot van door of vanwege het bestuur van het hoogheemraadschap verstrekte diensten;

      -      het behandelen van verzoeken tot het verlenen van vergunningen of ontheffingen;

    • f.

      de onderbouwing van de prijs van producten en diensten die het hoogheemraadschap aan derden kan leveren, waaronder ook begrepen verhuur, verkoop en erfpacht van onroerende zaken, alsmede de kosten van bestuursdwang, en waarbij onderscheid wordt gemaakt in directe kosten, indirecte kosten en toegerekende kosten;

    • g.

      de mate van kostendekkendheid van de onder e en f bedoelde tarieven.

  • 2. Het college zorgt er voor dat er een actueel overzicht is van de tarieven, prijzen en kosten van de in dit artikel bedoelde rechten, diensten en zaken.

Artikel 16 (financiering)
  • 1. Het college zorgt er voor dat bij de uitoefening van de financieringsfunctie:

    • a.

      goede ondersteuning plaatsvindt van uitsluitend de taken die in het reglement aan het hoogheemraadschap zijn opgedragen;

    • b.

      een continue toegang tot de financiële markten is;

    • c.

      voldoende financiële middelen worden aangetrokken en overtollige gelden worden uitgezet om de programma’s binnen de door de verenigde vergadering vastgestelde kaders van de meerjarenraming en de begroting te kunnen uitvoeren;

    • d.

      de volgende risico’s verbonden aan de financieringsfunctie worden beheerst: renterisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s, koersrisico’s en valutarisico’s;

    • e.

      de kosten van de leningen zo veel mogelijk worden beperkt en er een voldoende rendement op de uitzettingen wordt bereikt;

    • f.

      een bijdrage wordt geleverd aan het bereiken van een financiële balansstructuur die dienstbaar is aan de doelstellingen van het hoogheemraadschap;

    • g.

      de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities worden beperkt.

  • 2. Het risicobeheer van het hoogheemraadschap wordt gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

    • a.

      ten opzichte van de taken die in het reglement aan het hoogheemraadschap zijn opgedragen heeft de financieringsfunctie een ondersteunende rol. Financiering volgt en is dienstbaar aan deze taken;

    • b.

      de uitvoering van de financieringsfunctie voegt geen financiële risico’s toe aan degene die zijn verbonden aan de uitvoering van de taken die in het reglement aan het hoogheemraadschap zijn opgedragen, maar is er op gericht toekomstige risico’s te verminderen of te verschuiven;

    • c.

      bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofde van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden;

    • d.

      het wettelijk kader van de Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet Fido) wordt als uitgangspunt voor het beheersen van renterisico’s gehanteerd;

    • e.

      wat betreft de toekomstige omvang en samenstelling van de portefeuille vlottende opgenomen en verstrekte leningen wordt de kasgeldlimiet van de Wet Fido in acht genomen.

    • f.

      wat betreft de toekomstige omvang en samenstelling van de portefeuille vaste opgenomen en verstrekte leningen wordt de renterisiconorm van de Wet Fido in acht genomen;

    • g.

      de verenigde vergadering wordt geïnformeerd indien de kasgeldlimiet of de renterisiconorm dreigen te worden overschreden.

  • 3. Het college neemt bij de uitvoering van de financieringsfunctie de richtlijnen en limieten in acht, onder volledige naleving van wat daarover in de Wet Fido wordt bepaald.In het door het college op te stellen Treasurystatuut (art 24, lid 1, sub i), wordt aangegeven voor welke bedragen en onder welke voorwaarden het college middelen mag aantrekken en uitzetten. Over bedragen die afwijken van deze limieten en voorwaarden wordt de verenigde vergadering vooraf geïnformeerd en kan de verenigde vergadering haar zienswijze kenbaar maken.

Hoofdstuk 4 Paragrafen in begroting en jaarverslag

Artikel 17 (algemeen)
  • 1. Het college zorgt er voor dat de paragrafen in begroting en in het jaarverslag voldoen aan de relevante bepalingen van het Waterschapsbesluit en aan de in deze verordening opgenomen aanvullende eisen.

  • 2. In de hieronder genoemde paragrafen van de begroting wordt ingegaan op de wijze waarop in het begrotingsjaar invulling zal worden gegeven aan het desbetreffende onderdeel van het in artikel 12 bedoelde beleid.

  • 3. Indien het in het tweede lid bedoelde beleid afwijkt van de in artikel 12 bedoelde beleidkaders, wordt daarop in de betreffende paragraaf ingegaan, waarbij de reden van afwijking wordt vermeld.

  • 4. De paragrafen van het jaarverslag bevatten de verantwoording van hetgeen in de overeenkomstige paragrafen van de begroting is opgenomen. Indien tijdens de realisatie is afgeweken van de kaders die zijn vastgelegd in het desbetreffende onderdeel van het in artikel 12 bedoelde beleid wordt daarop specifiek ingegaan, waarbij de reden van afwijking wordt vermeld.

Artikel 18 (paragraaf weerstandsvermogen)
  • 1. Het college geeft in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van het jaarverslag de risico’s van materieel belang weer. Het college brengt hierbij in elk geval de risico’s in beeld en actualiseert de risico’s die worden genoemd in het beleid bedoeld in artikel 14.

  • 2. Het college geeft in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van het jaarverslag aan wat de weerstandscapaciteit is en in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang met de weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.

Artikel 19 (paragraaf bedrijfsvoering)
  • 1. In de bedrijfsvoeringsparagraaf in de begroting gaat het college in op de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven.

  • 2. In de bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag wordt gerapporteerd over nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast wordt speciale aandacht gegeven aan:

    • a.

      de organisatie-ontwikkeling;

    • b.

      het aantal personeelsleden in dienst, onderverdeeld naar leeftijd en beloningsschaal;

    • c.

      de instroom, uitstroom en het percentage ziekteverzuim van het personeel;

    • d.

      de kosten van ingehuurde externen.

  • 3. Het college rapporteert in de bedrijfsvoeringsparagraaf van de begroting en het jaarverslag over de plannen en voortgang van de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid.

Artikel 20 (paragraaf verbonden partijen)

In de begroting en het jaarverslag wordt in de paragraaf verbonden partijen in elk geval ingegaan op nieuwe verbonden partijen, het beëindigen van relaties met bestaande verbonden partijen, wijzigingen bij of ten aanzien van bestaande verbonden partijen en eventuele problemen bij bestaande verbonden partijen.

Artikel 21 (paragraaf financiering)
  • In de begroting en het jaarverslag doet het college in de paragraaf financiering in ieder geval verslag van:

    • a.

      de algemene interne en externe ontwikkelingen die van invloed zijn op de financieringsfunctie;

    • b.

      de afwijkingen ten opzichte van het in de meerjarenraming verwoorde beleid;

    • c.

      de ontwikkeling van de rente (rentevisie);

    • d.

      de liquiditeitsprognose en de financieringsbehoefte;

    • e.

      de kasgeldlimiet;

    • f.

      de renterisiconorm;

    • g.

      de rentekosten en rente-opbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie;

    • h.

      de plannen inzake het risicobeheer, inclusief de eventuele inzet van derivaten.

Hoofdstuk 5 Administratie en organisatie

Artikel 22 (administratie)
  • Het college zorgt er voor dat de administratie zodanig van opzet en werking is, dat zij in ieder geval dienstbaar is aan:

  • a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen;

  • b. het geven van een actueel en volledig inzicht in de bezittingen van het hoogheemraadschap, waaronder ook worden begrepen de niet-geactiveerde objecten met cultuurhistorische waarde (waaronder panden, bedrijfsgebouwen, bedrijfsmiddelen en kunstvoorwerpen) alsmede overige investeringen die niet zijn geactiveerd;

  • c. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa, voorraden, vorderingen, schulden, rechten, verplichtingen, ontvangsten, betalingen, kosten en opbrengsten;

  • d. het verschaffen van informatie over baten, lasten, prestaties, maatregelen en effecten aan budgethouders voor zowel de planning, de uitvoering als de verantwoording van de realisatie;

  • e. het doelmatig beheer van geldstromen en financiële posities;

  • f. de interne en externe informatievoorziening over de uitvoering van de financieringsfunctie;

  • g. het verkrijgen van inzicht in en bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde beleid in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • h. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde beleid in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • i. de controle van de registratie van gegevens en de controle op rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde beleid.

Artikel 23 (financiële administratie)
  • Het college zorgt er voor dat:

  • a. de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoen aan het Waterschapsbesluit en andere relevante wet- en regelgeving;

  • b. de financiële administratie tijdig alle door de verenigde vergadering en het college genomen besluiten waaraan financiële gevolgen verbonden zijn alsmede alle overige gegevens en stukken verstrekt krijgt die ten behoeve van een juiste verzorging van de financiële administratie, de verslaggeving en het beheer van de vermogenswaarden nodig is;

  • c. de vereiste informatie tijdig verstrekt wordt aan het rijk, de provincie(s), de Europese Unie en het Centraal Bureau voor de Statistiek, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan het hoogheemraadschap.

Artikel 24 (organisatie en administratieve organisatie)
  • 1. Het college zorgt voor en legt (in een besluit) vast:

    • a.

      een eenduidige indeling van de organisatie van het hoogheemraadschap en een eenduidig toewijzing van de taken van het hoogheemraadschap aan organisatorische eenheden;

    • b.

      een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

    • c.

      de wijze waarop wordt gewaarborgd dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt;

    • d.

      de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

    • e.

      de te maken afspraken met de verantwoordelijken voor organisatorische eenheden over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

    • f.

      de regels voor de verlening van decharge over het gevoerde beheer van de organisatorische eenheden;

    • g.

      de interne regels (protocol) voor de inkoop en aanbesteding van werken, diensten en leveringen die waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de Europese en nationale regels ter zake;

    • h.

      regels die aangeven welke elementen in ieder geval moeten worden opgenomen in voorstellen voor investeringsbesluiten die aan het algemeen of dagelijks bestuur worden voorgelegd;

    • i.

      regels ter uitvoering van het gestelde in artikel 16, die samen met regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening in een Treasurystatuut worden opgenomen;

    • j.

      de wijze waarop wordt voorkomen dat misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen en eigendommen van het hoogheemraadschap wordt gemaakt.

    • k.

      de wijze waarop de gegevensbestanden worden veilig gesteld.

  • 2. Het college actualiseert de in het eerste lid bedoelde organisatie en regeling zodra hiertoe aanleiding is.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 25 (inwerkingtreding)
  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van het begrotingsjaar 2009, met dien verstande dat de begroting, de jaarverslaggeving, de uitvoeringsinformatie en de informatie voor derden en de daarbij behorende toelichtingen, zoals bedoeld in de Waterschapswet, het Waterschapsbesluit en deze verordening, die betrekking hebben op het begrotingsjaar 2009 en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 2. De meerjarenramingen die worden opgesteld in de begrotingsjaren met ingang van 2009 voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 3. De ‘Verordening financieel beheer Schieland en de Krimpenerwaard 2007’, die is vastgesteld door de verenigde vergadering op 27 november 2007, vervalt, met dien verstande dat zij van kracht blijft ten aanzien van de begrotingsjaren tot en met 2008.

Artikel 26 (citeertitel)

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening beleids- en verantwoordingsfunctie Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard’.

Rotterdam, 8 oktober 2008