Organisatie | Waterschap Aa en Maas |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Verordening Nadeelcompensatie waterschap De Maaskant |
Citeertitel | Verordening Nadeelcompensatie waterschap De Maaskant |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | recht – bezwaar en klachten |
Vastgesteld door de Vergadering van hoofdingelanden.
Datum inwerkingtreding bij benadering.
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 24-6-1999
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Onbekend.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2011 | 01-01-2011 | intrekking | 01-10-2010 Brabants Dagblad, 13-10-2010 | Vergadering Algemeen Bestuur 1 oktober 2010 | |
01-07-1999 | 01-01-2011 | nieuwe regeling | 24-06-1999 Onbekend. | Vergadering van de Vergadering van Hoofdingelanden 24-06-1999 |
Verordening Nadeelcompensatie waterschap De Aa
Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen
Artikel 1 - Begripsomschrijvingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
het waterschap: het waterschap De Maaskant ;
het bestuursorgaan: de dijkstoel van het waterschap;
de verzoeker: degene die een verzoek indient als bedoeld in artikel 2;
het verzoek: een verzoek -als bedoeld in artikel 2- van een belanghebbende aan het bestuursorgaan om een besluit te nemen tot het vergoeden van schade;
de commissie: de commissie van advies als bedoeld in artikel 7 en verder van deze regeling;
schade: vermogens-, inkomens- en belastingschade, zowel die reeds geleden is door de verzoeker als waarvan de verzoeker vreest deze nog te zullen lijden;
referentiejaren: de vijf kalenderjaren die direct voorafgaan aan het kalenderjaar waarin de schade is opgetreden.
Deze regeling is eveneens van toepassing op een verzoek tot toekenning van nadeelcompensatie indien dat verzoek berust op een uitdrukkelijke wetsbepaling of op een gepubliceerde beleidsregel, een en ander voorzover die wettelijke regeling of die beleidsregel niet zelf in een procedureregeling voorziet.
Artikel 4 - Indiening van een verzoek
Het verzoek wordt ondertekend en omvat tenminste:
in het geval van inkomensschade: boekhoudkundige, fiscale of andere financiële bescheiden, voorzien van een accountantsverklaring, die het jaar betreffen waarin de geleden schade zich heeft voorgedaan, alsmede van de referentiejaren, waaruit de schade, zoals gesteld door de verzoeker, kan worden afgeleid en voorzover de verzoeker hierover redelijkerwijs de beschikking heeft of kan krijgen;
Artikel 5 - Voorleggen van het verzoek aan de commissie
Als het bestuursorgaan besluit om het verzoek niet om advies voor te leggen aan de commissie, dan zijn de bepalingen van de artikelen 8, 10 en 11 van deze regeling zoveel als mogelijk is van toepassing op de voorbereiding van het besluit op het verzoek. De voorbereiding van het besluit leidt tot een voorlopig oordeel van het bestuursorgaan.
Hoofdstuk 3 - Commissie van advies
Artikel 7 - Samenstelling commissie
De commissie wordt zodanig samengesteld dat deskundigheid aanwezig is op die terreinen die van belang zijn voor het advies van de commissie over het verzoek. Bij complexe verzoeken, waarbij behoefte is aan meer leden vanwege de vereiste deskundigheid, kan de commissie met extra leden worden uitgebreid, te benoemen door het bestuursorgaan.
De kosten van de leden van de commissie worden vergoed op basis van een uurtarief, vast te stellen door het bestuursorgaan.
Artikel 11 - Het onderzoek van de commissie
De commissie adviseert het bestuursorgaan over de hoogte van de schadevergoeding en/of doet - indien daarvoor aanleiding is - in haar advies voorstellen voor maatregelen of voorzieningen waardoor de schade, anders dan door een vergoeding in geld of in aanvulling daarop, kan of zal worden beperkt of ongedaan gemaakt.
Hoofdstuk 4 - Beslissing op het verzoek
Artikel 14 - Voorschotverlening
Onrechtmatig overheidsoptreden
Aan ieder overheidsoptreden (besluiten en feitelijk handelen) dient een zorgvuldige afweging van alle rechtstreeks betrokken belangen vooraf te gaan. De nadelige gevolgen van het overheidsoptreden mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat optreden te dienen belangen. Een en ander is vastgelegd in artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht. De eventuele aantasting van belangen van derden moet zo gering mogelijk zijn. Indien aan deze vereisten niet is voldaan, is het overheidsoptreden onrechtmatig.
Een op zichzelf rechtmatig overheidsoptreden kan evenwel een niet te voorkomen benadeling van derden tot gevolg hebben. Het optreden is dan wel rechtmatig (het algemene belang wordt ermee gediend) maar niet zonder meer aanvaardbaar (omdat sommigen wellicht meer nadeel ondervinden dan anderen). Artikel 3:4, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht geeft aan dat een vergoeding behoort te worden aangeboden wanneer een burger onevenredig zwaar wordt getroffen in vergelijking met andere burgers die in een vergelijkbare positie verkeren (beginsel van "égalité devant les charges publiques"). Wanneer die vergoeding achterwege blijft is het besluit jegens die individuele burger alsnog onrechtmatig. Voorbeelden van besluiten die onder deze regeling kunnen vallen zijn besluiten in het kader van de intentieverklaring "waterconservering op peil".
Doel van een nadeelcompensatieregeling
Het doel van een wettelijke regeling voor de vergoeding van schade veroorzaakt door rechtmatig overheidsoptreden is het volgende. Door een dergelijke regeling hoeft deze kwestie geen onderdeel te zijn van de totale belangenafweging die aan het overheidsoptreden vooraf dient te gaan. De schadevergoeding of nadeelcompensatie wordt zo tot een zelfstandige vraag gemaakt. Deze vraag komt pas aan de orde op het moment dat het overheidsoptreden zelf onaantastbaar is geworden en de rechtmatigheid daarvan derhalve vaststaat.
Voor veel vormen van optreden door waterschappen is niet voorzien in een wettelijke schadevergoedingsregeling. Anders dan in het geval waarin een schadevergoedingsregeling van toepassing is, betrekt de rechter het schadevergoedingsaspect van het overheidsoptreden bij de toetsing van het optreden zelf. Na te hebben getoetst of het optreden op zich rechtmatig is, komt het schadevergoedingsaspect aan de orde. Komt de rechter tot de conclusie dat het op zich rechtmatige optreden schade veroorzaakt die redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de benadeelde behoort te blijven, terwijl in de vergoeding van deze schade niet is voorzien, zal het optreden zijn "rechtmatigheid" verliezen. Op deze wijze ontstaat voor zowel de overheid als de benadeelde een ongewenste situatie. De benadeelde is niet uit op een veroordeling van het betrokken optreden zelf, maar wil een vergoeding van de door hem geleden schade. Voor de overheid is het gevolg dat een besluit vooralsnog niet kan worden uitgevoerd, uitsluitend vanwege het feit dat geen beslissing is genomen omtrent de schadeaspecten.
Met de onderhavige regeling wordt beoogd een, zowel voor de benadeelde als voor het waterschap, eenvoudiger en efficiëntere gang van zaken te bewerkstelligen. Degene die meent schade te leiden door overheidsoptreden als omschreven in deze regeling, behoeft niet langer het betreffende optreden zelf aan te vechten om zijn schade vergoed te krijgen. De onderhavige regeling voorziet in een met waarborgen omklede procedure voor de behandeling van een verzoek om nadeelcompensatie.
[Toelichting: De Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft in Hoofdstuk I een aantal begripsomschrijvingen die binnen het gehele bestuursrecht van toepassing zijn. De begrippen die daar omschreven zijn, behoeven in de onderhavige regeling dan ook niet opnieuw te worden beschreven. Het begrip waterstaatswerk (genoemd in artikel 2) wordt evenmin gedefinieerd; voor dit begrip kan worden verwezen naar de definitie die in de Wet beheer rijkswaterstaatswerken wordt gegeven.
Het begrip bestuursorgaan wordt in dit artikel nader geconcretiseerd: de regeling gaat ervan uit dat de beslissing op het verzoek om schadevergoeding wordt genomen door het dagelijks bestuur van een waterschap, ook als het gaat om schade die is veroorzaakt door besluiten die zijn genomen door een ander bestuursorgaan.
Het schadebegrip valt uiteen in de volgende onderdelen:
- kosten die redelijkerwijs gemaakt moesten worden om schadevergoeding te krijgen, o.a. het inschakelen van deskundigen.
Inkomensschade kan ontstaan door:
- opbrengstderving (bijvoorbeeld minder groei van gewassen en/of hogere verliezen);
- hogere productiekosten: extra arbeidskosten, extra energiekosten, kosten benodigde technische voorzieningen (bijvoorbeeld drainage), niet optimale benutting van de machinecapaciteit, gebruik van aangepaste (duurdere) machines, extra afschrijvingskosten, e.d.;
- effecten op de mineralenbalans: verminderde stikstofmineralisatie, toename mineralenverliezen of -overschotten (in relatie tot de gevolgen voor de heffing).
Ten aanzien van inkomensschade wordt opgemerkt dat bij de schadebepaling de schade als gevolg van elk van de hiervoor genoemde oorzaken niet zonder meer bij elkaar opgeteld mag worden. In veel gevallen zal er sprake zijn van een interactie tussen de verschillende schadecomponenten. Zo zullen hogere productiekosten (aanpassingen in de bedrijfsvoering) veelal leiden tot een vermindering van de (schade door) opbrengstderving, waardoor er per saldo geen of minder schade is als gevolg van hogere productiekosten.
Van vermogensschade is sprake als de maatschappelijke handelswaarde van de grond of een zaak als gevolg van een schadeveroorzakend(e) besluit of handeling is gedaald.
Belastingschade kan ontstaan als de uitkering van een schadevergoeding ertoe leidt dat meer belasting moet worden betaald dan in de situatie dat geen schadevergoeding zou zijn ontvangen. Door het ineens betalen van de schadevergoeding kan namelijk meer belasting verschuldigd zijn dan bij periodieke betaling het gevolg zou zijn geweest.
Kosten die gemaakt worden om schadevergoeding te krijgen. Zie de toelichting bij artikel 10.]
[Toelichting: Een natuurlijk- of rechtspersoon die rechtstreeks door een besluit of handeling als bedoeld in artikel 2 in zijn belang wordt getroffen en meent ten gevolge hiervan schade te (zullen) lijden, kan het bestuursorgaan verzoeken de geleden of te lijden schade te vergoeden. Ook indien betrokkene geen bezwaar- of beroepschrift heeft ingediend tegen het betreffende (schadeveroorzakend) besluit of handeling, kan hij een verzoek om schadevergoeding op grond van deze regeling indienen. Het recht op schadevergoeding ontstaat niet eerder dan na het onherroepelijk worden van het besluit danwel het rechtens onaantastbaar worden van de handeling die aanleiding heeft gegeven tot het indienen van een verzoek om schadevergoeding.
Deze regeling treedt niet in de plaats van bestuurscompensatiebepalingen die zijn opgenomen in bestaande wettelijke regelingen, zoals artikel 40 van de Wet op de waterhuishouding, artikel 9.9.1 van de Verordening waterhuishouding Noord-Brabant 1997 of een keur van een waterschap. Deze wettelijke regelingen derogeren aan de onderhavige regeling. Het vierde lid van dit artikel wijst daar ook op: schadevergoeding (op grond van deze regeling) wordt uitgekeerd voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd. Het begrip verzekerd moet dus niet verward worden een verzekering tegen bijvoorbeeld brand- of stormschade, die een ieder kan afsluiten bij een verzekeringsmaatschappij. Of een verzoeker nu wel of niet een of meer van dergelijke verzekeringen heeft afgesloten, is niet van belang voor de toepassing van deze regeling. Het is niet de bedoeling dat een bestuursorgaan een verzoek om schade afwijst, omdat de verzoeker mogelijk ook een claim kan indienen bij zijn of haar verzekeringsmaatschappij.
In deze regeling wordt dus een voorziening gegeven voor die gevallen waarin een (andere) publiekrechtelijke schaderegeling ontbreekt. Het is dus wel mogelijk dat een bestuursorgaan het verzoek in het kader van deze regeling afwijst, omdat daarvoor een andere regeling bestaat. De procedurevoorschriften die in deze regeling zijn opgenomen, kunnen echter op grond van het tweede lid tevens worden toegepast in gevallen waarin een wettelijke schaderegeling van toepassing is, voor zover de betreffende (hogere) wettelijke regeling zelf niet in procedurevoorschriften voorziet. Hoewel het toepassingsbereik in het eerste en tweede lid al vrij ruim is, zijn er zaken denkbaar die niet genoemd zijn, maar die uitstekend passen binnen de werkingssfeer van deze regeling. Voor dergelijke zaken, voorziet het derde lid in de mogelijkheid om de regeling van toepassing te verklaren.
In het geval van schade als gevolg van rechtmatig overheidshandelen wordt in de praktijk veelal de billijkheidscorrectie toegepast. De rechter vermindert dan de omvang van de schadevergoeding omdat het handelen in het algemeen belang, en dus mede in dat van de verzoeker, is geschied. Uit de jurisprudentie naar aanleiding van artikel 49 van de Wet op de ruimtelijke ordening blijkt echter dat de benadeelde in bepaalde gevallen geen recht heeft op een billijke maar op een volledige schadevergoeding. Dit is met name het geval als de schade niet (geheel) voortvloeit uit een oorzaak die tot het normaal maatschappelijk risico van de benadeelde behoort te komen en er anderzijds geen omstandigheden zijn aan te wijzen waardoor de schade geheel of gedeeltelijk te zijnen laste dient te worden gelaten.
Ingeval van rechtmatig overheidsoptreden bestaat slechts een beperkte aansprakelijkheid van het waterschap. Het waterschap is slechts gehouden tot vergoeding van de schade veroorzaakt door zijn rechtmatig overheidsoptreden, voorzover die schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de benadeelde behoort te blijven.
Het waterschap kan aansprakelijk zijn indien tenminste aan de volgende voorwaarden is voldaan.
1. Het betreffende overheidsoptreden moet rechtmatig zijn.
Bij onoordeelkundig of onzorgvuldig optreden is over het algemeen sprake van onrechtmatig handelen. Deze regeling is niet van toepassing op dergelijke handelingen. Er zal sprake moeten zijn van een aanvaardbaar optreden.
3. De schade moet zijn veroorzaakt door het rechtmatige optreden.
Er moet tenminste sprake zijn van een oorzakelijk verband tussen het rechtmatige optreden van het waterschap en het gestelde nadeel.
Is aan deze drie voorwaarden voldaan dan dient vervolgens te worden onderzocht of de schade redelijkerwijs niet ten laste van de benadeelde behoort te blijven. In de jurisprudentie is een en ander als volgt geconcretiseerd.
- Het schadeveroorzakend optreden mag niet in de lijn der verwachting liggen.
Schade voortvloeiend uit dergelijk optreden komt in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking. Of een bepaald optreden in de lijn der verwachting ligt kan afhankelijk zijn van bijvoorbeeld de planologische ontwikkelingen in een gebied, maatschappelijke ontwikkelingen, het (waterhuishoudkundig) beleid van de overheid.
Er zijn situaties denkbaar dat het schadeveroorzakend optreden in de lijn der verwachting ligt, maar de belanghebbende er desondanks geen rekening mee hoefde te houden. Deze situatie zal zich voordoen wanneer het optreden van abnormale omvang is of qua gevolgen bijzonder ingrijpend is. Een voorbeeld hiervan is de schade voortvloeiende uit de ontvangstplicht van specie voor de aangeland, die voortvloeit uit artikel 11 van de Waterstaatswet 1900. Als er zeer grote hoeveelheden specie vrijkomen kan het redelijk zijn dat het waterschap de aangeland een schadevergoeding toekent.
- Eigen schuld, risicoaanvaarding, en dergelijke.
Er is sprake van eigen schuld, in de betekenis dat de benadeelde onredelijk/onzorgvuldig handelt met het oog op zijn eigen belangen, wanneer de schade behalve aan het overheidsoptreden mede te wijten is aan een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, dan wel die omstandigheid tot zijn risicosfeer behoort. Van eigen schuld is in ieder geval sprake wanneer de benadeelde geacht kan worden vooraf kennis te hebben gehad van het toekomstig schadeveroorzakend optreden. Indien de schade mede het gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend, wordt de vergoedingsplicht verminderd naar gelang deze omstandigheid aan de schade heeft bijgedragen.
Er is sprake van risicoaanvaarding als de benadeelde heeft ingestemd met de uitsluiting van de aansprakelijkheid of als deze willens en wetens het risico heeft aanvaard van op korte termijn intredende nadelige gebeurtenissen. Bij risicoaanvaarding vervalt de mogelijkheid van een aanspraak op schadevergoeding.
De omvang van de schade is ook van belang voor de aansprakelijkheid. Bagatelschade komt niet voor vergoeding in aanmerking. Slechts schade die qua aard en omvang van enige betekenis is, kan worden vergoed.]
[Toelichting: De jurisprudentie heeft diverse eisen ontwikkeld waaraan een zorgvuldige voorbereiding van een besluit moet voldoen. Een deel van deze eisen is al opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht. Deze bepaling vormt een neerslag van een van deze eisen. Indien het bestuursorgaan voorziet dat als gevolg van het nemen van een besluit schade zal ontstaan, wijst het bestuursorgaan de betrokkene voorafgaande aan of bij het nemen van het besluit op hetgeen is bepaald in deze regeling.]
[Toelichting: Gelet op het karakter van de besluiten of handelingen die schade kunnen veroorzaken, is het niet goed mogelijk voor alle gevallen een vaste termijn te bepalen waarbinnen het verzoek moet zijn ingediend. Soms zal de schade eerst optreden na langere tijd. In het geval van bijvoorbeeld vernatting of zetting kan de schade zich pas na verloop van jaren voordoen. In dat geval kan het verzoek nog worden gedaan tot 6 weken nadat de schade redelijkerwijs kon worden geconstateerd. Uiteraard verdient het de voorkeur dat schades zo snel mogelijk kenbaar gemaakt worden, zo mogelijk nog voordat de schade daadwerkelijk wordt geleden. Op die manier wordt het waterschap in staat gesteld om de schade nog zo veel mogelijk te beperken. Wanneer de benadeelde (te) lang wacht met de melding van de (potentiële) schade, kan er sprake zijn van eigen schuld of risicoaanvaarding; zie ook de toelichting onder artikel 2.
Elk verzoek dat bij een bestuursorgaan wordt ingediend, moet voldoen aan de eisen die de Algemene wet bestuursrecht daaraan stelt. Enkele van deze eisen zijn in dit artikel opgenomen. In het tweede lid van dit artikel worden ook nog enkele meer specifieke eisen gesteld aan een verzoek om schadevergoeding. Aansluiting is gezocht bij de administratiefrechtelijke schadevergoedingsjurisprudentie. Ingevolge deze jurisprudentie dient de getroffen verzoeker onder meer duidelijk aan te geven wat de aard en omvang is van de door hem geleden schade of van de schade die hij vreest te zullen gaan lijden. De redactie van het tweede lid is dusdanig dat een verzoeker in ieder geval moet voldoen aan de eisen die gesteld worden in sub a tot en met sub d. De eisen die worden gesteld in sub e. en verder, zijn alleen toepasselijk als dat redelijkerwijs van de verzoeker kan worden gevraagd.
Als een verzoek om schadevergoeding niet voldoet aan de gestelde eisen als neergelegd in artikel 4 van de onderhavige regeling, dan kan het bestuursorgaan op grond van artikel 4:5 Awb besluiten om het verzoek buiten behandeling te laten. Alvorens het bestuursorgaan hiertoe overgaat, moet het de verzoeker echter in de gelegenheid stellen zo'n verzuim te herstellen binnen een bepaalde termijn. Gedurende deze termijn wordt op grond van artikel 4:15 Awb de beslistermijn, dus de termijn waarbinnen op het verzoek een besluit moet worden genomen, opgeschort.]
[Toelichting: De zorgvuldigheid waarmee een bestuursorgaan moet omgaan met verzoeken om schadevergoeding, kan betekenen dat een verzoek in handen wordt gesteld van externe deskundigen. Het eerste lid van artikel 5 biedt daartoe de mogelijkheid. In minder complexe gevallen kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat het waterschap de zaak ook kan afhandelen zonder de commissie in te schakelen. Aldus zijn er drie procedures mogelijk, te weten:
1. de afhandeling zonder commissie, uitmondend in een voorlopig oordeel ' van het bestuursorgaan;
2. de afhandeling met één onafhankelijke deskundige, uitmondend in een advies van deze deskundige; en
3. de afhandeling met commissie, uitmondend in een advies van de commissie.
Per schadezaak wordt bij het waterschap de afweging gemaakt of inschakeling van een adviescommissie nodig is. Wanneer al na summier onderzoek blijkt dat het verzoek niet kan worden gehonoreerd dan wel kan worden toegewezen, kan verwijzing naar de commissie achterwege blijven. Hetzelfde geldt wanneer blijkt dat een minnelijke schikking valt te treffen met de verzoeker.
Wanneer het bestuursorgaan ervoor kiest de zaak af te handelen zonder de commissie in te schakelen dient rekening te worden gehouden met de artikelen 4:13 en 4:14 van de Algemene wet bestuursrecht. Ingevolge artikel 4:13 van de Algemene wet bestuursrecht dient een dergelijke beslissing te worden genomen binnen acht weken na ontvangst van het verzoek. Het bestuursorgaan kan ook, met het oog op artikel 4:14 Awb, in de ontvangstbevestiging een andere termijn aangeven.]
[Toelichting: De ontvangst van een verzoek om schadevergoeding wordt schriftelijk door het bestuursorgaan bevestigd. Daarvoor is een termijn gesteld van vier weken. De ontvangstbevestiging geschiedt in beginsel in de vorm van een afzonderlijke schriftelijke kennisgeving. In de ontvangstbevestiging dient het bestuursorgaan eveneens een antwoord te geven op de vraag of het verzoek om schadevergoeding in handen wordt gesteld van de adviescommissie. Ook wordt de verzoeker de gelegenheid geboden om een eventueel verzuim in het verzoek om vergoeding, te herstellen.]
[Toelichting: Per schadezaak wordt een deskundige of een commissie van drie deskundigen benoemd. Het is mogelijk dat niet voor elk schadeverzoek dezelfde deskundigheid is vereist. Het bestuursorgaan kan dan besluiten om per schadegeval andere deskundigen te benoemen. Aldus ontstaat een 'groep' van deskundigen die in wisselende samenstelling optreedt. Het kan voorkomen dat een commissie van 3 deskundigen onvoldoende kennis en deskundigheid in huis heeft bij complexe zaken. In dat geval kan het bestuursorgaan besluiten extra leden (met extra deskundigheid) toe te voegen aan de commissie.
Ook is het mogelijk dat de commissie gebruik maakt van haar bevoegdheid om inlichtingen en adviezen in te winnen bij andere deskundigen - artikel 8 lid 2.
Op de advisering door de commissie is tevens het bepaalde in Afdeling 3.3. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.]
[Toelichting: Indien aan het horen van deskundigen kosten zijn verbonden, komen deze in principe voor rekening van de partij die de deskundige(n) heeft ingeschakeld.
Op grond van recente ontwikkelingen (onder meer de doorwerking van artikel 6:96 BW) mag worden aangenomen dat de kosten, welke verzoeker maakt in verband met het vaststellen van de schade, zoals het inschakelen van deskundigen bij de berekening van de (hoogte van de) schadevergoeding, in principe deel uitmaken van de door het bestuursorgaan uit te keren vergoeding, voor zover deze kosten niet bovenmatig zijn en redelijkerwijze gemaakt zijn. In ieder geval worden hier bedoeld kosten van deskundigenrapporten waarom uitdrukkelijk is verzocht, in de vorm van een verzoek om aanvullende gegevens door de commissie.
Als richtlijn bij de beoordeling van het al dan niet bovenmatig zijn van kosten kunnen de tarieflijsten van organisaties van deskundigen worden gehanteerd.]
[Toelichting: Deze verordening is door middel van artikel 2 van toepassing verklaard op een veelheid van besluiten. Hierdoor zijn vele schade-oorzaken en schadegevolgen mogelijk waarop deze regeling van toepassing is. Het is daarom ondoenlijk om regels te geven voor wat betreft de wijze van schadebegroting. Er zijn bovendien, al naar gelang de omstandigheden van het geval, meerdere methoden denkbaar met behulp waarvan in de praktijk de schade kan worden begroot. Als algemene regel kan dan ook worden geformuleerd dat de schade dient te worden begroot op de wijze die het meest met de aard ervan in overeenstemming is.
De hiervoor gegeven algemene regel kan ten aanzien van één onderwerp vooraf nader worden ingevuld, te weten ten aanzien van de begroting van vernattingsschade. Werkgroep IV van de Commissie Integraal Waterbeheer/CUWVO heeft in 1996 een advies geformuleerd met betrekking tot de vergoeding van vernattingsschade: "Handreikingen voor het vergoeden van vernattingsschade". De adviezen in dit rapport die betrekking hebben op de methoden van schadeberekening gelden als uitgangspunt voor de commissie bij de vaststelling van vernattingsschades.
Aan de commissie kan de opdracht worden gegeven rekening te houden met het ter zake door het Rijk, de provincie of het waterschap gevoerde beleid, mits een zorgvuldig onderzoek daardoor niet wordt belemmerd.
Bepaalde zaken leveren niet alleen schade maar ook voordeel op. Onderdeel f. van het eerste lid ziet toe op de zogenaamde voordeelstoerekening. Bij het beantwoorden van de vraag of het desbetreffend besluit voor verzoeker tevens voordeel oplevert, zal de gehele (bedrijfs)situatie van verzoeker in ogenschouw genomen worden.
Wanneer een zaak erg gecompliceerd is heeft de commissie de mogelijkheid om de adviestermijn eenmalig te verlengen.]
[Toelichting: Alvorens op het verzoek om schadevergoeding te beslissen, vormt het bestuursorgaan zich een zelfstandig oordeel omtrent alle van belang zijnde aspecten van de zaak. Indien de verzoeker gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zijn zienswijze omtrent het advies kenbaar te maken, dan betrekt het bestuursorgaan deze zienswijze bij de belangenafweging.
Artikel 3:9 Awb bepaalt dat indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, het bestuursorgaan zich ervan moet vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
De beslissing van het bestuursorgaan is een voor beroep vatbare beslissing. De bepalingen van de hoofdstukken 7 en 8 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.]
[Toelichting: Het is mogelijk dat de verzoeker bij het bestuursorgaan (tevens) een verzoek indient om (alvast) een voorschot uit te keren, terwijl het verzoek om schadevergoeding nog niet is afgehandeld. Artikel 4:54 van de Algemene wet bestuursrecht maakt voorschotverlening mogelijk ten aanzien van subsidies. In dit artikel wordt deze bepaling uit de Awb ook van toepassing verklaart op voorschotverlening op schadevergoeding. Het bestuursorgaan kan een dergelijk verzoek alleen inwilligen als er een redelijke mate van zekerheid bestaat dat het verzoek om schadevergoeding ook zal worden ingewilligd.
Om te voorkomen dat de uitkering van een voorschot zal worden aangemerkt als het erkennen van aansprakelijkheid door het bestuursorgaan, is in het derde lid expliciet opgenomen dat verlening van een voorschot geen erkenning houdt van de aanspraken.]
[Toelichting: Besluitvormingsprocedures betreffende het verlenen van schadevergoeding duren over het algemeen vrij lang. Het is in beginsel niet redelijk om de tijdens de beslistermijn door de benadeelde betaalde of gederfde rente voor zijn rekening te laten. De benadeelde maakt in beginsel dan ook aanspraak op vergoeding van gederfde of betaalde interesse vanaf het moment waarop het verzoek om schadevergoeding wordt ontvangen tot het moment van het toekenningsbesluit. De interessen maken deel uit van de totale schadevergoeding zodat slechts over het uit te betalen schadebedrag gederfde of betaalde rente wordt vergoed.]
[Toelichting: Via de hardheidsclausule is aan het bestuursorgaan de mogelijkheid gelaten om in incidentele gevallen, bijvoorbeeld in het geval dat een bedrijf vanwege de strikte toepassing van het in deze regeling gestelde in continuïteitsproblemen geraakt dan wel dreigt te geraken, van het bepaalde in deze regeling af te wijken en een voor dat incidentele geval passende compensatie te verstrekken.]