Overheidsorganisatie | Waterschap Aa en Maas |
---|---|
Officiële naam regeling | Verordening Nadeelcompensatie waterschap De Maaskant |
Citeertitel | Verordening Nadeelcompensatie waterschap De Maaskant |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | recht – bezwaar en klachten |
Vastgesteld door de Vergadering van hoofdingelanden.
Datum inwerkingtreding bij benadering.
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 24-6-1999
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Onbekend.
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-1999 | 01-01-2011 | nieuwe regeling | 24-06-1999 Onbekend. | Vergadering van de Vergadering van Hoofdingelanden 24-06-1999 |
In deze regeling wordt verstaan onder:
het waterschap: het waterschap De Maaskant ;
het bestuursorgaan: de dijkstoel van het waterschap;
de verzoeker: degene die een verzoek indient als bedoeld in artikel 2;
het verzoek: een verzoek -als bedoeld in artikel 2- van een belanghebbende aan het bestuursorgaan om een besluit te nemen tot het vergoeden van schade;
de commissie: de commissie van advies als bedoeld in artikel 7 en verder van deze regeling;
schade: vermogens-, inkomens- en belastingschade, zowel die reeds geleden is door de verzoeker als waarvan de verzoeker vreest deze nog te zullen lijden;
referentiejaren: de vijf kalenderjaren die direct voorafgaan aan het kalenderjaar waarin de schade is opgetreden.
1. Een ieder die schade meent te lijden of te zullen lijden als gevolg van:
het nemen, intrekken, wijzigen of handelen ter uitvoering van een besluit van het waterschap om over te gaan tot waterconservering, tot aanpassing van het oppervlaktewaterpeilbeheer of tot regeling van de waterbeheersing; of
het nemen, intrekken, wijzigen of handelen ter uitvoering van een besluit tot aanleg, wijziging of verwijdering van een waterstaatswerk, tot uitvoering van een beekherstelproject, aanleg van een ecologische verbindingszone of een milieuvriendelijke oever;
kan bij het waterschap een verzoek indienen tot het toekennen van schadevergoeding.
2. Deze regeling is eveneens van toepassing op een verzoek tot toekenning van nadeelcompensatie indien dat verzoek berust op een uitdrukkelijke wetsbepaling of op een gepubliceerde beleidsregel, een en ander voorzover die wettelijke regeling of die beleidsregel niet zelf in een procedureregeling voorziet.
3. In bijzondere gevallen kan het bestuursorgaan deze regeling van toepassing verklaren op zaken, die niet onder het toepassingsbereik van het eerste of tweede lid van dit artikel vallen.
4. Het bestuursorgaan kent de verzoeker een schadevergoeding toe voor zover de schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet, of niet voldoende anderszins is verzekerd.
Indien door het bestuursorgaan redelijkerwijze kan worden voorzien dat iemand schade lijdt of zal lijden als gevolg van de in artikel 2 genoemde besluiten of handelingen, informeert het bestuursorgaan betrokkene omtrent deze regeling.
1. Een verzoek als bedoeld in artikel 2 wordt schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan. Het verzoek kan worden ingediend gedurende een termijn van uiterlijk 6 weken, te rekenen vanaf het moment dat:
het besluit als bedoeld in artikel 2 onherroepelijk is geworden, of
de werkzaamheden als bedoeld in artikel 2 zijn uitgevoerd.
2. Indien de schade zich niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn manifesteert, kan het verzoek worden ingediend gedurende een termijn van uiterlijk 6 weken nadat de verzoeker het ontstaan van de schade redelijkerwijs heeft kunnen constateren.
3. Het verzoek wordt ondertekend en omvat tenminste:
de naam en het adres van de verzoeker;
de dagtekening van het verzoekschrift;
een opgave van de feiten die tot het ontstaan van de schade aanleiding hebben gegeven of aanleiding zullen geven en zo mogelijk een afschrift van het besluit dat verantwoordelijk zou zijn voor de schade;
het bank- of girorekeningnummer van de verzoeker;
een opgave van de aard en de omvang van de schade met een specificatie van de hoogte van het schadebedrag, een en ander voor zover redelijkerwijs mogelijk;
in het geval van inkomensschade: boekhoudkundige, fiscale of andere financiële bescheiden, voorzien van een accountantsverklaring, die het jaar betreffen waarin de geleden schade zich heeft voorgedaan, alsmede van de referentiejaren, waaruit de schade, zoals gesteld door de verzoeker, kan worden afgeleid en voorzover de verzoeker hierover redelijkerwijs de beschikking heeft of kan krijgen;
de overige gegevens en bescheiden die voor het nemen van de beslissing op het verzoek nodig zijn en waarover de verzoeker redelijkerwijs de beschikking heeft of kan krijgen.
1. Het bestuursorgaan kan het verzoek om advies voorleggen aan de commissie.
2. Als het bestuursorgaan besluit om het verzoek niet om advies voor te leggen aan de commissie, dan zijn de bepalingen van de artikelen 8, 10 en 11 van deze regeling zoveel als mogelijk is van toepassing op de voorbereiding van het besluit op het verzoek. De voorbereiding van het besluit leidt tot een voorlopig oordeel van het bestuursorgaan.
1. Het bestuursorgaan bevestigt de ontvangst van het verzoek binnen vier weken.
2. In de ontvangstbevestiging wordt de verzoeker in kennis gesteld van de procedure die door het bestuursorgaan zal worden gevolgd om het verzoek af te doen en of het bestuursorgaan toepassing zal geven aan het bepaalde in artikel 5 lid 1.
3. Indien het bestuursorgaan besluit toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 5 lid 1, dan bevat de ontvangstbevestiging tevens de namen van de leden van de commissie, hun deskundigheid en de plaats waar zij hun werkzaamheden plegen te verrichten.
4. Als de verzoeker naar het oordeel van het bestuursorgaan niet of onvoldoende heeft voldaan aan de eisen van artikel 4, dan stelt het bestuursorgaan de verzoeker in de ontvangstbevestiging in de gelegenheid om het verzuim te herstellen binnen een termijn, die door het bestuursorgaan wordt bepaald.
1. De commissie bestaat uit 3 onafhankelijke deskundigen, te benoemen door het bestuursorgaan. In eenvoudige gevallen kan het bestuursorgaan volstaan met de benoeming van één onafhankelijke deskundige.
2. De commissie wordt zodanig samengesteld dat deskundigheid aanwezig is op die terreinen die van belang zijn voor het advies van de commissie over het verzoek. Bij complexe verzoeken, waarbij behoefte is aan meer leden vanwege de vereiste deskundigheid, kan de commissie met extra leden worden uitgebreid, te benoemen door het bestuursorgaan.
3. Het bestuursorgaan benoemt één van de leden tot voorzitter.
4. De commissie stelt haar advies samen bij meerderheid van stemmen. Bij het staken van de stemmen geeft de stem van de voorzitter de doorslag.
5. Niet tot lid van de commissie kunnen worden benoemd:
de voorzitter en leden van het algemeen bestuur van het waterschap;
zij die in dienst zijn van het waterschap.
6. Het bestuursorgaan ontslaat een lid wanneer:
hij of zij daarom verzoekt;
hij of zij een ambt of betrekking heeft aanvaard, dat/die onverenigbaar is met het lidmaatschap van de commissie.
7. Aan de commissie wordt vanuit het waterschap een secretaris toegevoegd. De secretaris heeft geen stemrecht.
1. Het bestuursorgaan stelt de commissie, al dan niet op haar verzoek, de gegevens en overige middelen ter beschikking die nodig zijn voor een goede vervulling van haar taak. Het bestuursorgaan vergoedt de kosten die de commissie noodzakelijkerwijs moet maken.
2. De commissie kan inlichtingen en adviezen inwinnen bij derden, daaronder begrepen ambtenaren in dienst van het waterschap.
3. Indien met het verstrekken van inlichtingen of het verlenen van adviezen door derden kosten gemoeid zijn, oefent de commissie deze bevoegdheid eerst uit na instemming van het bestuursorgaan.
4. De commissie kan door of namens de voorzitter vertegenwoordigd worden.
5. De commissie kan een onderzoek ter plaatse instellen.
6. De verzoeker verschaft desgevraagd de commissie de gegevens en bescheiden die de commissie voor haar advisering nodig acht en waarover de verzoeker redelijkerwijs de beschikking heeft of kan krijgen.
De kosten van de leden van de commissie worden vergoed op basis van een uurtarief, vast te stellen door het bestuursorgaan.
1. De commissie stelt de verzoeker en het bestuursorgaan in de gelegenheid om een mondelinge toelichting te geven.
2. De commissie zendt daartoe tenminste twee weken vóórdat de hoorzitting wordt gehouden een schriftelijke uitnodiging aan partijen.
3. De verzoeker kan zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een gemachtigde.
4. Meegebrachte deskundigen worden in de gelegenheid gesteld een toelichting te geven.
5. Van de hoorzitting wordt een verslag opgemaakt. Het verslag wordt aan partijen toegezonden.
1. De commissie brengt het bestuursorgaan advies uit over de door het bestuursorgaan te nemen beslissing.
De commissie overweegt in haar advies in ieder geval de volgende zaken:
de vraag of de schade een gevolg is of zal zijn van een besluit of handeling van het waterschap, zoals bedoeld in artikel 2 van deze regeling;
de omvang van de schade;
de vraag of de schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de verzoeker behoort te blijven;
de vraag of de schadevergoeding niet, of niet in voldoende mate, op een andere wijze voldoende is verzekerd;
de vraag of er aanleiding is voor maatregelen of voorzieningen, te treffen door het waterschap, waardoor de schade, anders dan door een vergoeding in geld, kan of zal worden beperkt of ongedaan gemaakt;
de vraag of het betreffende besluit of handeling van het waterschap voor de verzoeker naast schade tevens voordeel oplevert;
de mate waarin de verzoeker heeft geprobeerd om - voor zover dat binnen zijn of haar vermogen ligt of heeft gelegen - de schade of de te verwachten schade te beperken.
2. De commissie adviseert het bestuursorgaan over de hoogte van de schadevergoeding en/of doet - indien daarvoor aanleiding is - in haar advies voorstellen voor maatregelen of voorzieningen waardoor de schade, anders dan door een vergoeding in geld of in aanvulling daarop, kan of zal worden beperkt of ongedaan gemaakt.
3. De commissie brengt advies uit aan het bestuursorgaan binnen 4 maanden nadat het bestuursorgaan de commissie om advies heeft gevraagd.
4. De commissie kan de adviestermijn die in het derde lid wordt genoemd, éénmaal met ten hoogste 2 maanden verlengen. De commissie stelt de verzoeker en het bestuursorgaan van deze verlenging op de hoogte, onder opgaaf van redenen.
1. Het bestuursorgaan stuurt een afschrift van het voorlopige oordeel of het advies van de commissie aan de verzoeker.
2. De verzoeker kan binnen vier weken na ontvangst van het voorlopige oordeel of het advies van de commissie bij het bestuursorgaan schriftelijk zijn zienswijze op het voorlopige oordeel of het advies kenbaar maken.
1. Op een verzoek om schadevergoeding beslist het bestuursorgaan binnen tien weken nadat het voorlopige oordeel is vastgesteld of het advies door de commissie is uitgebracht.
2. Het bestuursorgaan kan de beslistermijn - zoals bedoeld in het eerste lid - onder opgaaf van redenen aan de verzoeker, ten hoogste éénmaal met 6 weken verdagen.
3. Onverminderd het bepaalde in Afdeling 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht, geschiedt de bekendmaking van het besluit door toezending aan de verzoeker.
1. Artikel 4:54 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing in alle gevallen waarin de verzoeker naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor een vergoeding in geld als bedoeld in artikel 15.
2. Een beslissing tot voorschotverlening wordt pas genomen nadat de commissie is gehoord.
3. Indien het bestuursorgaan een beslissing tot voorschotverlening neemt, wordt daarmee geen aanspraak erkend als bedoeld in artikel 2 lid 2.
4. Artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing. Het bestuursorgaan kan ter waarborging van het terugvorderen van onverschuldigd betaalde voorschotten, van de verzoeker een zekerheidsstelling - bijvoorbeeld in de vorm van een bankgarantie - verlangen.
1. Het waterschap betaalt de schadevergoeding in geld en/of op een andere wijze.
2. Van de schadevergoeding maakt deel uit een vergoeding van gederfde rente en/of betaalde rente, gerekend vanaf de dag waarop het verzoek om schadevergoeding is ontvangen door het bestuursorgaan.
3. Indien het betrokken besluit of de betrokken handeling voor de verzoeker naast schade tevens voordeel oplevert, wordt dit voordeel bij de vaststelling van de te vergoeden schade verrekend.
4. Indien de schadevergoeding wordt betaald in geld, dan wordt het bedrag uiterlijk vier weken na het onherroepelijk worden van de beslissing op het verzoek om schadevergoeding, uitbetaald door het waterschap.
5. Indien de schade in een andere vorm dan geld wordt vergoed, dan wordt daarmee een aanvang gemaakt binnen een redelijke termijn na het onherroepelijk worden van de beslissing op het verzoek om schadevergoeding.
Indien een strikte toepassing van deze regeling zou leiden tot een beslissing die onmiskenbaar als onredelijk moet worden aangemerkt, kan het bestuursorgaan in bijzondere gevallen afwijken van hetgeen in deze regeling is bepaald.
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.
2. Deze regeling kan worden aangehaald als "Verordening nadeelcompensatie waterschap De Maaskant 1997".
Onrechtmatig overheidsoptreden
Aan ieder overheidsoptreden (besluiten en feitelijk handelen) dient een zorgvuldige afweging van alle rechtstreeks betrokken belangen vooraf te gaan. De nadelige gevolgen van het overheidsoptreden mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat optreden te dienen belangen. Een en ander is vastgelegd in artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht. De eventuele aantasting van belangen van derden moet zo gering mogelijk zijn. Indien aan deze vereisten niet is voldaan, is het overheidsoptreden onrechtmatig.
Rechtmatig overheidsoptreden
Een op zichzelf rechtmatig overheidsoptreden kan evenwel een niet te voorkomen benadeling van derden tot gevolg hebben. Het optreden is dan wel rechtmatig (het algemene belang wordt ermee gediend) maar niet zonder meer aanvaardbaar (omdat sommigen wellicht meer nadeel ondervinden dan anderen). Artikel 3:4, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht geeft aan dat een vergoeding behoort te worden aangeboden wanneer een burger onevenredig zwaar wordt getroffen in vergelijking met andere burgers die in een vergelijkbare positie verkeren (beginsel van "égalité devant les charges publiques"). Wanneer die vergoeding achterwege blijft is het besluit jegens die individuele burger alsnog onrechtmatig. Voorbeelden van besluiten die onder deze regeling kunnen vallen zijn besluiten in het kader van de intentieverklaring "waterconservering op peil".
Doel van een nadeelcompensatieregeling
Het doel van een wettelijke regeling voor de vergoeding van schade veroorzaakt door rechtmatig overheidsoptreden is het volgende. Door een dergelijke regeling hoeft deze kwestie geen onderdeel te zijn van de totale belangenafweging die aan het overheidsoptreden vooraf dient te gaan. De schadevergoeding of nadeelcompensatie wordt zo tot een zelfstandige vraag gemaakt. Deze vraag komt pas aan de orde op het moment dat het overheidsoptreden zelf onaantastbaar is geworden en de rechtmatigheid daarvan derhalve vaststaat.
Voor veel vormen van optreden door waterschappen is niet voorzien in een wettelijke schadevergoedingsregeling. Anders dan in het geval waarin een schadevergoedingsregeling van toepassing is, betrekt de rechter het schadevergoedingsaspect van het overheidsoptreden bij de toetsing van het optreden zelf. Na te hebben getoetst of het optreden op zich rechtmatig is, komt het schadevergoedingsaspect aan de orde. Komt de rechter tot de conclusie dat het op zich rechtmatige optreden schade veroorzaakt die redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de benadeelde behoort te blijven, terwijl in de vergoeding van deze schade niet is voorzien, zal het optreden zijn "rechtmatigheid" verliezen. Op deze wijze ontstaat voor zowel de overheid als de benadeelde een ongewenste situatie. De benadeelde is niet uit op een veroordeling van het betrokken optreden zelf, maar wil een vergoeding van de door hem geleden schade. Voor de overheid is het gevolg dat een besluit vooralsnog niet kan worden uitgevoerd, uitsluitend vanwege het feit dat geen beslissing is genomen omtrent de schadeaspecten.
Met de onderhavige regeling wordt beoogd een, zowel voor de benadeelde als voor het waterschap, eenvoudiger en efficiëntere gang van zaken te bewerkstelligen. Degene die meent schade te leiden door overheidsoptreden als omschreven in deze regeling, behoeft niet langer het betreffende optreden zelf aan te vechten om zijn schade vergoed te krijgen. De onderhavige regeling voorziet in een met waarborgen omklede procedure voor de behandeling van een verzoek om nadeelcompensatie.