Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Aa en Maas

Beleidsnota Baggeren en Herprofileren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaterschap Aa en Maas
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingBeleidsnota Baggeren en Herprofileren
CiteertitelBeleidsnota Baggeren en Herprofileren
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpmilieu – water

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Bekendgemaakt door verzending brief aan gemeenten, 24-04-2007

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-04-200706-02-2017nieuwe regeling

23-03-2007

Bekendgemaakt door verzending brief aan gemeenten, 24-04-2007

Vergadering Algemeen Bestuur 23-03-2007

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsnota Baggeren en Herprofileren

 

 

Beleidsnota baggeren en herprofileren

0 Samenvatting

Op dit moment is er nog sprake van een aanzienlijke baggerachterstand in Nederland. Zo ook bij waterschap Aa en Maas. Daarbij is een deel van de baggerspecie ernstig verontreinigd. Dit heeft negatieve gevolgen voor de water aan- en afvoer, de waterkwaliteit en het ecologisch functioneren van het watersysteem. Het waterschap is voornemens om de achterstanden inclusief vervuiling weg te werken. Hierbij hanteert het waterschap het volgende beleidskader. Het beleidskader is zowel van toepassing op baggeren als herprofileren.

Beleidsdoelstellingen:

  • Het watersysteem wordt blijvend in goede staat gehouden

  • De waterbodems zijn zodanig schoon dat zij geen beletsel vormen voor het tijdig bereiken van de goede chemische toestand en het goed ecologische potentieel

  • Minimaal 20% van het vrijkomende materiaal bij baggeren en herprofileren wordt hergebruikt

Beleidsuitgangspunten:

  • Materiaal dat vrijkomt bij baggeren en herprofileren wordt zoveel mogelijk ter plekke toegepast

  • Aanliggende eigenaren in landelijk gebied zijn verplicht om baggerspecie die vrijkomt bij groot onderhoud in ontvangst te nemen

  • In het stedelijk gebied geeft de gemeente invulling aan de ontvangstplicht door middel van het beschikbaar stellen van een baggerspeciedepot.

  • In het stedelijk gebied nemen waterschap en gemeente gezamenlijk de ontvangstplicht van de particulieren over.

  • Het waterschap zal nut en noodzaak van het realiseren van eigen depots nader onderzoeken

  • Het waterschap zal initiatieven ondersteunen om te komen tot een regionaal baggerspeciedepot voor vervuilde baggerspecie

  • Het waterschap reguleert de lozingen op oppervlaktewater zodanig dat er vanuit puntbronnen geen ernstig vervuilde waterbodems meer ontstaan

  • De vervuiler betaalt

  • De meerkosten voor het baggeren van klasse 3 en 4 baggerspecie worden in de verhouding 40 : 60 verdeeld over respectievelijk kwaliteit en kwantiteit

  • In nog niet aan het waterschap overgedragen leggerwaterlopen dragen waterschap en gemeente in gelijke mate bij aan het wegwerken van de baggerachterstand

  • Schade als gevolg van het in ontvangst nemen van baggerspecie wordt door het waterschap hersteld dan wel vergoed

  • Het waterschap zal nader onderzoek plegen naar aard en omvang en mogelijke efficiëntie verbetering in de uitvoering

  • Het waterschap pakt waterbodemsaneringen actief op vanuit de agendastellende en uitvoerende rol

  • Daar waar van nature zware metalen in het watersysteem aanwezig zijn, zal het waterschap geen sanering uitvoeren

In 2006 zal een start worden gemaakt met het wegwerken van de achterstanden inclusief vervuiling. Hiervoor is een uitvoeringsprogramma opgesteld voor de periode 2006 t/m 2008.

1 Inleiding

Aanleiding

Het op orde houden van het watersysteem is van wezenlijk belang om Nederland, gelegen in een deltagebied en deels beneden de zeespiegel, bewoonbaar te houden. Het regulier baggeren van waterlopen is noodzakelijk om de aan- en afvoer van water te garanderen. Vanaf medio jaren tachtig is er in Nederland een achterstand ontstaan in het baggeren als gevolg van de hogere kosten voor het verwijderen van verontreinigde baggerspecie en het gebrek aan stortlocaties. Deze verontreinigde baggerspecie is ontstaan als gevolg van lozingen van industrieel en  huishoudelijk afvalwater en diffuse bronnen.

Inmiddels zijn veel bronnen gesaneerd waardoor er niet of nauwelijks meer ernstig vervuilde waterbodems ontstaan. Alhoewel de waterkwaliteit is verbeterd, staat de vervuilde waterbodems een verdere verbetering van de waterkwaliteit en het ecologisch functioneren in de weg.

Op dit moment is er nog steeds sprake van een aanzienlijke baggerachterstand. Initiatieven zijn genomen om de baggerachterstanden inclusief vervuiling, die als erfenis uit het verleden kunnen worden gezien, weg te werken. Het meest markante voorbeeld hiervan is het Tienjarenscenario Waterbodems dat het programma is van de gezamenlijk overheden om te komen tot een structurele aanpak van de waterbodemproblematiek. Ook het waterschap is inmiddels gezamenlijk met een aantal gemeenten gestart met het wegwerken van de baggerachterstanden in stedelijk gebied. Ook voor het buitengebied gaat het waterschap starten met het wegwerken van de achterstanden. Het wegwerken van de baggerachterstanden levert meer op dan het kost is het algemene beeld dat blijkt uit de MKBA Waterbodems die in 2004 is opgesteld door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Directe baten in financiële zin zijn er vooral voor de scheepvaart en de landbouw. Daarnaast zijn er ook baten voor stedelijk water, natuur en de recreatie. Deze zijn echter niet financieel doorvertaald in de MKBA.

Doelstelling

Het waterschap wil de komende jaren het watersysteem op orde krijgen door de baggerachterstand inclusief vervuiling op voortvarende wijze weg te werken. Een nauwe samenwerking met zowel collega waterschappen als gemeenten is hierbij van belang. Onderhavige beleidsnota vormt hiervoor het kader. Met het vaststellen van dit kader is ook het beleid van de oorspronkelijke waterschappen De Aa en De Maaskant geïntegreerd en zijn de beleidsdoelstellingen van vernieuwde termijnen voorzien gebaseerd op NBW en KRW.

Taken en verantwoordelijkheden

Op grond van de wet op de waterhuishouding heeft het waterschap de taak om het watersysteem in te richten, te beheren en onderhouden. De taken die het waterschap op grond hiervan uitvoert zijn herprofilering en onderhoudsbaggerwerken binnen het leggerprofiel1. Op grond van de in 1997 gewijzigde Wet Bodembescherming heeft de waterkwaliteitsbeheerder daarnaast belangrijke initiërende, en faciliterende taken gekregen voor het uitvoeren van waterbodemsaneringen. Naar verwachting zal de sanering van waterbodems wordt overgeheveld naar de Waterwet waardoor deze integraal onderdeel wordt van het waterbeheer.

Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie ten aanzien van baggeren en herprofileren beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het beleidskader dat als vertrek is gekozen voor de beleidsdoelstellingen (hoofdstuk 4) en de beleidsuitgangspunten (hoofdstuk 5). In hoofdstuk 6 wordt bondig ingegaan op het uitvoeringsprogramma. Afgesloten wordt met een beschrijving hoe het waterschap de geformuleerde beleidsdoelstellingen en de voortgang van het uitvoeringsprogramma periodiek gaat monitoren en evalueren (hoofdstuk 7).

2 Huidige situatie

Het waterschap beheert in totaal circa 2800 km aan leggerwaterloop. Natuurlijke processen in beeksystemen zoals erosie, zandtransport en zandafzettingen en de sedimentatie van organisch materiaal in stilstaande en langzaam stromende wateren maken het dat herprofileren en baggeren tot een structurele activiteit van het waterschap. Voor een nadere uitleg van de begrippen baggeren en herprofileren zie intermezzo op blz. 6. In de bovenlopen is er veelal geen groot onderhoud nodig omdat door het reguliere maaibeheer het leggerprofiel intact blijft (zie tabel 1).

Tabel 1:  Overzicht omvang baggeren en herprofileren van leggerwaterlopen

Tabel 1: Overzicht omvang baggeren en herprofileren van leggerwaterlopen

 

Km leggerwaterloop

Reguliere omvang

Baggeren

700

30.000 m3/jaar

Herprofileren

1400

28 km/jaar

Geen groot onderhoud nodig

700

 

Totaal

2800

 

Baggerachterstand

Sinds medio jaren tachtig heeft het waterschap het structureel baggeren getemporiseerd uit oogpunt van kostenbeheersing. Hierdoor zijn thans aanzienlijke achterstanden ontstaan. Met een schatting van een reguliere baggeraanwas van 1 cm per jaar (en een gemiddelde waterloop breedte van 4m) wordt de jaarlijks te verwijderen baggeraanwas geraamd op circa 30.000 m3. Op basis van expert judgement en globale veldinventarisaties wordt de omvang van de huidige baggerachterstand geschat op circa 500.000 tot 800.000 m3. Het betreft globale inschattingen die de komende tijd nader bepaald zullen worden. Hierbij zullen beleidsontwikkelingen die mogelijk van invloed zijn op de omvang van de achterstand (zie hoofdstuk 3) meegenomen worden.

Intermezzo baggeren, herprofileren en waterbodemsaneringen

Op basis van de te bereiken doelstellingen en het soort werk kan er in theorie onderscheid gemaakt worden in:

Herprofileren

Herprofileren heeft betrekking op het (opnieuw) in het oorspronkelijke profiel brengen van een waterloop. Herprofileren is vooral van toepassing voor stromende wateren waarbij erosie het profiel langzaam aantast. Niet alle waterlopen zijn dermate onderhevig aan erosie dat zij periodiek moeten worden geherprofileerd. Herprofileren is naar schatting voor 50 % van de 2800 km van toepassing. De frequentie van herprofileren is circa eens per 50 jaar. Dat betekent dat er per jaar circa 28 km waterloop geherprofileerd dient te worden. Doel van herprofileren is de gewenste aan- en afvoercapaciteit van de waterloop te herstellen.

Baggeren

Baggeren heeft betrekking op het periodiek verwijderen van de baggeraanwas in waterlopen. Bagger bestaat uit afgestorven organisch materiaal en bodemdeeltjes die bij lage stroomsnelheden zijn gesedimenteerd. De snelheid van baggeraanwas is afhankelijk van vele factoren, zoals voedselrijkdom van het systeem, lichtinval, bladval en stroomsnelheid. De sedimentatie in onze waterlopen varieert tussen circa 1 en 3 cm per jaar. Baggeren is naar schatting voor 25% van onze leggerwaterlopen van toepassing. De frequentie van baggeren bedraagt circa eens per 20 jaar. Ook van baggeren is het doel om de gewenste aan- en afvoercapaciteit van de waterlopen te herstellen.

Waterbodemsanering

Waterbodemsanering betreft de milieuhygiënische sanering van (ernstig) verontreinigde waterbodems in het kader van de wet bodembescherming. In tegenstelling tot baggeren en herprofileren is het verwijderen van de vervuilde baggerspecie (het schoonmaken) hoofddoel. Derhalve komt alleen baggerspecie dat zich buiten het leggerprofiel bevindt in aanmerking voor sanering. De vervuilde specie binnen het leggerprofiel wordt verwijderd in het kader van het regulier baggeren. Bij een sanering wordt al het verontreinigde materiaal verwijderd uit het systeem. Per geval betreft het in principe een eenmalige activiteit omdat de bron van verontreiniging vooraf is weggenomen.

In de praktijk

In de praktijk zijn de verschillen tussen bovengenoemde activiteiten niet altijd even goed zichtbaar. Zo kan er sprake zijn van een zekere overlap tussen baggeren en herprofileren. Daarnaast moet er ook bij het reguliere baggeren en herprofileren ook met enige regelmaat ernstig vervuilde waterbodems verwijderd worden. In dat geval zal de aannemer bij het uitvoeren van de werkzaamheden dezelfde beschermende maatregelen moeten treffen als is het geval van een waterbodemsanering. 

Vervuilde baggerspecie

Op dit moment is circa 40% van de leggerwaterlopen (ernstig) verontreinigd (klasse 3 en 4). Deze baggerspecie mag hierdoor niet direct op de kant gezet worden en toepassing in een werk is aan regels van het bouwstoffenbesluit gebonden. Zie intermezzo op blz. 7. Het meest van de vervuilde baggerspecie bevindt zich in het leggerprofiel en wordt daardoor niet tot saneringsbaggerspecie gerekend (zie intermezzo op blz. 6). De aanwezigheid van vervuilde baggerspecie heeft over het algemeen een negatief effect op de waterkwaliteit en het ecologisch functioneren.

Intermezzo waterbodemkwaliteit

Het materiaal dat bij het baggeren en herprofileren vrijkomt kan zodanig verontreinigd zijn dat het materiaal niet direct op de kant kan worden gezet maar moet worden afgevoerd naar een (tijdelijk)depot. De mate van verontreiniging wordt door middel van een indeling in vijf klassen weergegeven (klasse 0 – 4). Hierbij heeft klasse 0 betrekking op schoon en klasse 4 op ernstig vervuild materiaal. Op basis van de Wet Milieubeheer is het toegestaan om licht verontreinigde baggerspecie (klasse 0, 1 en 2) te verspreiden op kant naast de waterloop. Het voornemen bestaat om de begrenzing van hetgeen verspreid mag worden te veranderen. Hierbij wordt de kwaliteitsklasse indeling losgelaten en wordt een indeling vastgelegd in termen van verspreidbaar en niet verspreidbaar. In de begrenzing wil men meer de risico’s voor het milieu tot uitdrukking laten komen, waarbij men vooral kijkt naar de factor uitloging. Voor toepassing in een werk is het bouwstoffenbesluit van toepassing. Hierbij kan klasse 0 materiaal vrij worden toegepast. Klasse 1, 2 en 3 baggerspecie mag, afhankelijk van de mate van uitloging, als categorie 1 of 2 bouwstof worden toegepast.

Tabel 2: Overzicht verspreidingsmogelijkheden en mogelijke toepassingen van baggerspecie.

Tabel 2: Overzicht verspreidingsmogelijkheden en mogelijke toepassingen van baggerspecie.

 

Klasse 0

Schoon

Klasse 1

Zeer licht verontreinigd

Klasse 2

Licht verontreinigd

Klasse 3

Matig verontreinigd

Klasse 4

Sterk verontreinigd

Verspreiden in oppervlaktewater

Ja, zonder restricties

Ja, voorwaarden in Wvo-vergunning

Ja, voorwaarden in Wvo vergunning

Nee

Nee

Verspreiding op land

Ja, zonder restricties

Ja, op aangrenzend perceel

Ja, binnen 20 meter op aangrenzend perceel, buiten EHS

Nee

Nee

Toepassen als bouwstof in werken

Ja, zonder

Restricties

Ja, afhankelijk van uitloging als cat. 1 of cat. 2 bouwstof

Ja, afhankelijk van uitloging als cat. 1 of cat. 2 bouwstof

Ja, afhankelijk van uitloging als cat. 1 of cat. 2 bouwstof

Nee

Scheiden/reinigen

 

 

Afhankelijk van fysisch-chemische samenstelling

Afhankelijk van fysisch-chemische samenstelling

Afhankelijk van fysisch-chemische samenstelling

Storten in depot

 

 

 

Afhankelijk van acceptatiecriteria depot

Afhankelijk van acceptatiecriteria depot

Mate van verspreidbaarheid

Ingeschat wordt dat circa 25% van de klasse 0, 1 en 2 baggerspecie die vrijkomt niet direct op de kant kan worden verwerkt als gevolg van ruimtegebrek. Met name in het stedelijk gebied ontbreekt de ruimte om de baggerspecie kwijt te kunnen. Op dit moment beschikt het waterschap niet over locale baggerspeciedepots waar het materiaal kan rijpen om vervolgens te kunnen worden toegepast.

3 Beleidskader

Het in deze nota geformuleerd beleid ten aanzien van baggeren en herprofileren komt op hoofdlijnen overeen met het beleid zoals dat is opgenomen in de vigerende waterbeheersplannen. Meest relevant in dit kader zijn het provinciaal Waterhuishoudingsplan en de vierde nota Waterhuishouding. Ten aanzien van de beleidsdoelstellingen is aansluiting gezocht bij de termijnen zoals die zijn genoemd in KRW en NBW. Afwijkend ten opzichte van de huidige werkpraktijk is de wijze waarop het waterschap in deze beleidsnota de ontvangstplicht in het stedelijk gebied invulling geeft.

Uitvoering van het beleid zal plaatsvinden overeenkomstige de wettelijke eisen zoals die onder andere zijn gesteld in de Wet Bodembescherming, de Wet Milieubeheer, het Bouwstoffenbesluit en de Flora en faunawet.

Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)

Klimaatsveranderingen, zeespiegelstijging, bodemdaling en verstedelijking vragen een nieuwe aanpak van het waterbeleid in Nederland. Taakstellende afspraken over doelen en maatregelenpakketten zijn vastgelegd in het NBW dat juli 2003 door de betrokken partijen is ondertekend. Doel van het NBW is dat het watersysteem in 2015 op orde is.

De komende jaren zal het waterschap vele miljoenen investeren in waterberging teneinde de wateroverlast als gevolg van klimaatsontwikkelingen binnen de perken te kunnen houden. Ook het op orde zijn van het aan- en afvoerstelsel van waterlopen draagt hier wezenlijk aan bij. Met de introductie van werknormen in het NBW wordt de transparantie en de afrekenbaarheid van de waterschapstaken ten aanzien van het op orde zijn van het watersysteem in overlast situaties vergroot. Verwachting is dat de huidige werknormen in de toekomst als basisnormen gehanteerd zullen gaan worden. Het hanteren van basisnormen zal mogelijk leiden tot een herziening van de huidige legger.

Gewenste grond- en oppervlaktewaterregiem (GGOR)

Het waterschap dient onder normale omstandigheden voor de juiste hydrologische randvoorwaarden voor de toegekende gebiedsfuncties te zorgen. Om inzichtelijk te maken welke randvoorwaarden het betreft is in het kader van NBW GGOR ontwikkeld. De provincie heeft voor de natuurgebieden inmiddels het GGOR vastgesteld. De uitvoering van de maatregelen die hier uit voortvloeien zijn opgenomen in het provinciaal uitvoeringsprogramma verdrogingsbestrijding. De kaders voor het opstellen van de GGOR voor het stedelijk en agrarisch gebied zijn inmiddels door de provincie opgesteld. Het waterschap dient deze samen met de streek verder uit te werken. Ook het verder uitwerken van het GGOR zal mogelijk leiden tot een herziening van de huidige legger.

Kaderrichtlijn water (KRW)

De KRW is december 2000 officieel van kracht geworden. Doel van de KRW is al het Europese oppervlaktewater en grondwater te beschermen en te verbeteren en het duurzaam gebruik van water te bevorderen. Bij de KRW staat het bereiken van een goede ecologische toestand centraal. Daarnaast moet een goede chemische toestand worden bereikt in 2015. De ecologische doelstellingen voor de verschillende waterlichamen zullen naar verwachting in de loop van 2007 duidelijk worden. In 2009 dient het stroomgebiedbeheersplan voor de Maas gereed te zijn met daarin aangegeven welke maatregelen in de planperiode worden uitgevoerd om de goede toestand te bereiken. Bekend is dat ernstig vervuilde waterbodems en te ondiepe stilstaande wateren een goede ecologische- en chemische toestand in de weg kunnen staan. Er wordt van uitgegaan dat het wegwerken van de baggerachterstand een positieve bijdrage levert aan het bereiken van zowel de ecologische- als de chemische goede toestand.

Synchroon gebiedsproces

Gelet op de onderlinge samenhang tussen de maatregelen zal het waterschap de nadere uitwerking van de basisnormen voor wateroverlast, GGOR en de KRW doelstellingen in onderlinge samenhang uitwerken. Dit zal het waterschap gezamenlijk doen met de belanghebbenden. Ten behoeve van het opstellen van het nieuwe waterbeheersplan zal dit in 2007 globaal gebeuren voor het gehele beheersgebied. Parallel hieraan zal worden gestart met een gedetailleerde uitwerking per deelgebied in de vorm van een gebiedsproces. Dit proces zal naar verwachting lopen van 2007 tot en met 2010.

4 Beleidsdoelstellingen

Het watersysteem wordt blijvend in goede staat gehouden

Met de inrichting en het beheer van het watersysteem zorgt het waterschap voor de juiste hydrologische randvoorwaarden voor de toegekende gebiedsfuncties. Om aan de toekomstige basisnormen voor wateroverlast en het GGOR te kunnen voldoen dient het watersysteem blijvend in goede staat te worden gehouden. Het begrip “goede staat” zal de komende jaren via het hiervoor geschetste gebiedsproces nader uitgewerkt worden en zijn doorvertaling vinden in de legger. De huidige situatie is in veel waterlopen zodanig dat baggeren en herprofileren niet verder kunnen worden uitgesteld in afwachting van toekomstige (beleids)ontwikkelingen. Het waterschap zal hier de achterstanden voortvarend wegwerken, daarbij zoveel mogelijk rekening houdend met de mogelijk toekomstige normen.

  • Alle waterlopen voldoen in 2015 aan de leggerafmetingen

  • Uiterlijk eind 2006 is een uitvoeringsprogramma gereed specifiek voor het wegwerken van de achterstanden

  • Regulier herprofileren wordt vanaf 2007 zodanig uitgevoerd dat de achterstanden niet verder toenemen

  • Gezamenlijk met gemeenten zal de baggerachterstand in stedelijke waterlopen weggewerkt worden

De waterbodems zijn zodanig schoon dat zij geen beletsel vormen voor het tijdig bereiken van de goede chemische toestand en het goed ecologisch potentieel

Ervan uitgegaan wordt dat er bij het huidige niveau van emissies naar oppervlaktewater geen klasse 3 of 4 waterbodems meer ontstaan. De huidige klasse 3 en 4 waterbodems worden dan ook gezien als een erfenis uit het verleden. Vervuilde waterbodems kunnen een belangrijk obstakel zijn voor de waterkwaliteit en het goed ecologisch functioneren. Daarnaast kunnen vervuilde waterbodems een milieuhygiёnisch risico vormen voor mens en dier. Daar waar andere emissies (nagenoeg) ontbreken kunnen vervuilde waterbodems een belangrijke interne bron vormen voor een waterloop. Het verwijderen van deze interne bron kan van belang zijn uit zowel milieuhygiënisch oogpunt (risico voor mens en dier) als ecologisch oogpunt. Indien nodig zal het waterschap ook klasse 3 en 4 baggerspecie die wordt aangetroffen buiten het leggerprofiel tijdens het groot onderhoud verwijderen.

  • Vanaf 2015 bevatten de leggerwaterlopen geen klasse 3 en 4 waterbodems meer

  • Klasse 3 en 4 waterbodems in niet-leggerwaterlopen zijn voor 2015 gesaneerd daar waar zij een milieuhygiënisch dan wel ecologisch een risico vormen

Minimaal 20% van het vrijkomende materiaal bij baggeren en herprofileren wordt hergebruikt

Op grond van landelijk en provinciaal beleid is het waterschap verplicht om 20% van de niet verspreidbare bagger te verwerken of nuttig toe te passen. Het waterschap verstaat onder niet verspreidbare baggerspecie, alle baggerspecie die niet rechtstreeks op de kant kan worden verwerkt als gevolg van ruimtegebrek (veelal stedelijk gebied) of als gevolg van in de baggerspecie aanwezige verontreinigingen (klasse 3 en 4 baggerspecie). Onder verwerken verstaat het waterschap 2 methoden: bij de eerste methode wordt de baggerspecie in doorgangsdepots gerijpt totdat een bouwstof ontstaat die nuttig kan worden toegepast; met de tweede methode wordt de baggerspecie aangeboden aan een reiniger ter reiniging. Ook het bij herprofilering direct toepassen van waterbodemmaterialen in het nieuwe talud beschouwt het waterschap als invulling van de 20% hergebruikdoelstelling.

5 Beleidsuitgangspunten

Materiaal dat vrijkomt bij baggeren en herprofileren wordt zoveel mogelijk ter plekke toegepast

Materiaal dat vrijkomt bij baggeren en herprofilering wordt als gebiedseigen gezien. Het ter plekke toepassen van het materiaal geniet om die reden de voorkeur. Bovendien worden hiermee onnodige transportkosten en benutting van depotcapaciteit voorkomen.

In het kader van actief bodembeheer is het mogelijk om in een aantal specifieke gevallen (bijv. Nikkel ter hoogte van de Peelrandbreuk) ook klasse 3 materiaal dat vrijkomt, ter plaatse toe te passen. Hiervoor dient het waterschap dan wel te beschikken over een duidelijke beleidslijn. De provincie heeft aangegeven het uitwerken van een dergelijke beleidslijn voor Brabant niet zinvol te vinden, gelet op het feit dat er thans op landelijk niveau beleid in ontwikkeling is dat binnen enkele jaren vastgesteld zal worden.

  • In 2007 zal het waterschap zo nodig een eigen beleidslijn opstellen die het toepassen van klasse 3 materiaal in een aantal specifieke gevallen mogelijk maakt.

Aanliggende eigenaren in landelijk gebied zijn verplicht om baggerspecie die vrijkomt bij groot onderhoud in ontvangst te nemen

Overeenkomstig artikel 11 lid 1 van de Waterstaatswet 1900 zijn aanliggende eigenaren verplicht om baggerspecie die vrijkomt bij regulier onderhoud in ontvangst te nemen. Deze plicht wordt ontvangstplicht genoemd. De ontvangstplicht is niet van toepassing indien het klasse 3 of 4 baggerspecie betreft. In dat geval zal de baggerspecie afgevoerd worden naar een daarvoor bestemd depot. Over het algemeen is er in het landelijk gebied voldoende ruimte om de vrijkomende baggerspecie in ontvangst te nemen. Kan of wenst een aanliggende eigenaar/gebruiker de baggerspecie niet te ontvangen dan zullen de meerkosten voor het waterschap bij de ontvangstplichtige in rekening worden gebracht.

Tot de meerkosten worden gerekend de transport-, stort-, verwerkings- en alle overige extra kosten. Deze meerkosten zullen per situatie verschillen.

In het stedelijk gebied geeft de gemeente invulling aan de ontvangstplicht door middel van het beschikbaar stellen van een baggerspeciedepot.

De gemeente speelt als regievoerder voor de inrichting, grootste ontvangstplichtige en beheerder van de openbare ruimte een belangrijke rol in het scheppen van de juiste randvoorwaarden voor het uitvoeren van groot onderhoud in leggerwaterlopen in het stedelijk gebied. Voor een adequaat groot onderhoud in stedelijk gebied dienen gemeente en waterschap nauw samen te werken. In 2005 is de “verklaring wateragenda Vereniging van Nederlandse Gemeenten en Unie van Waterschappen” opgesteld. In de verklaring is weergegeven hoe gemeenten en waterschappen gezamenlijk gaan werken aan het realiseren van de doelstellingen van het NBW en de KRW. In de verklaring wordt gesteld dat de gemeenten verantwoordelijk zijn voor het planologisch beschikbaar stellen van stortlocaties voor bagger. Alhoewel het waterschap de verklaring als uitgangpunt hanteert is het waterschap  van mening dat de verantwoordelijkheid van de gemeenten hierin verder gaat. De samenwerking met de gemeenten ziet het waterschap als volgt vorm krijgen in de verdeling van taken en verantwoordelijkheden: 

  • Het waterschap draagt zorg voor het baggeren van de waterlopen en het transport van de baggerspecie naar een baggerspeciedepot binnen de gemeente.

  • De gemeente stelt een baggerspeciedepot voor klasse 0, 1 en 2 baggerspecie beschikbaar en draagt zorg voor de afzet van de gerijpte specie.

  • Indien de gemeente gebruik wenst te maken van depotcapaciteit buiten de gemeente, komen de extra transportkosten die dit tot gevolg heeft voor rekening van de gemeente.

Hieraan ligt de volgende redenatie ten grondslag:

Uit stedebouwkundig oogpunt en kostenoverwegingen wordt door gemeenten lang niet  langs alle waterlopen ruimte geboden om baggerspecie te kunnen ontvangen. Daar waar baggerspecie in stedelijk gebied, fysiek gezien, wel kan worden verwerkt, kunnen er bezwaren zijn om dit te doen. Bijvoorbeeld uit oogpunt van beleving en representatie. Met het nadrukkelijk neerleggen van de ontvangstplicht bij de gemeenten wordt voorkomen dat de afweging die de gemeente hier als verantwoordelijke overheid  in maakt, qua kosten worden afgewenteld op het waterschap.

In plaats van het verrekenen van alle extra kosten geeft het waterschap er de voorkeur aan dat de gemeente de ontvangstplicht vertaalt naar het beschikbaar stellen van een baggerspecie depot waarbij de gemeente zorg draagt voor het beheer van het depot inclusief de afzet van de gerijpte specie. Het waterschap is bereid in dat geval de extra transportkosten binnen de betreffende gemeentegrens voor zijn rekening te nemen. Om het afwentelen van kosten te voorkomen komen extra transportkosten, als gevolg van het feit dat de gemeente gebruik wenst te maken van een depot buiten de gemeente, voor rekening van de gemeente.

In het geval dat de gemeente zelf het groot onderhoud wenst uit te voeren in de stedelijke oppervlaktewateren, worden de bagger- en transportkosten door het waterschap aan de gemeente vergoed overeenkomstig de hiervoor weergegeven taakverdeling. In de situatie dat de gemeente aan het waterschap vraagt om zorg te dragen voor de opslag en verwerking van de baggerspecie zullen de kosten hiervan in rekening worden gebracht bij de gemeente.

In het stedelijk gebied nemen waterschap en gemeente gezamenlijk de ontvangstplicht van de particulieren over.

Uit kostenoogpunt gaat de nadrukkelijk voorkeur uit naar het zoveel mogelijk ter plaatse bergen van de klasse 0, 1 en 2 baggerspecie. In het stedelijk gebied is er over het algemeen sprake van zeer veel aanliggende eigenaren waarbij de mogelijkheden om baggerspecie in ontvangst te kunnen nemen, veelal beperkt zijn. Uit oogpunt van doelmatigheid zullen waterschap en gemeente deze plicht voor klasse 0, 1 en 2 baggerspecie overnemen.

Hierbij draagt de gemeente zorg voor het in ontvangst nemen en verwerken van baggerspecie en het waterschap voor de transportkosten binnen de gemeente.

De in deze notitie voorgestelde taakverdeling wijkt af van de huidige afspraken en werkpraktijk. In de waterlopen die door de gemeenten reeds zijn overgedragen naar het waterschap geeft het waterschap invulling aan de ontvangstplicht van zowel gemeente als particulieren daar waar de baggerspecie in het stedelijk gebied niet op de kant kan worden gezet. In de nog niet naar het waterschap overgedragen waterlopen ligt alle verantwoordelijkheid nog volledig bij de gemeenten. Het waterschap streeft er naar om, met in acht name van een overgangstermijn, binnen afzienbare termijn te komen tot een eenduidige taakverdeling overeenkomstig onderhavige beleidsnota. Een en ander is samengevat in tabel 1.

Tabel 1:  Overzicht huidige en gewenste situatie voor wat betreft de taakverdeling tussen gemeente en waterschap met betrekking tot het groot onderhoud in stedelijke legger waterlopen.

Tabel 1: Overzicht huidige en gewenste situatie voor wat betreft de taakverdeling tussen gemeente en waterschap met betrekking tot het groot onderhoud in stedelijke legger waterlopen.

 

Stedelijke legger waterlopen in beheer bij waterschap

Stedelijke legger waterlopen in beheer bij gemeente

Huidige situatie

Waterschap voert groot onderhoud uit en geeft ook invulling aan de ontvangstplicht in stedelijk gebied. Afspraken zijn vastgelegd in een overeenkomst.

Gemeente verantwoordelijk voor groot onderhoud. Wegwerken baggerachterstanden is gestart waarbij om pragmatische redenen als kostenverdeling wordt gehanteerd 50/50 tussen gemeente en waterschap

Overgangs-situatie

Ombuigen bestaande afspraken

Overdracht waterlopen van gemeente naar waterschap

Toekomstige situatie

Waterschap verantwoordelijk voor baggeren en transport en gemeente voor de realisatie en beheer van een baggerspeciedepot en de afzet van gerijpte specie.

Het waterschap zal nut en noodzaak van het realiseren van eigen depots nader onderzoeken

Het gebrek aan doorgangsdepots en gronddepots vormt een belangrijke knelpunt in de uitvoering van bagger- en herprofileringswerken. Daarnaast kan met het transporteren van het vrijkomende materiaal, afhankelijk van de afstand, hoge transportkosten verbonden zijn. Met de toekomstige realisatie van depots door gemeenten, ter invulling van de ontvangstplicht In stedelijk gebied, zal het probleem voor het stedelijk gebied opgelost zijn voor wat betreft klasse 0,1 en 2 baggerspecie. Omdat de ontvangstplicht voor klasse 3 en 4 baggerspecie niet geldt, zal het waterschap hier een oplossing voor moeten vinden. Evenals voor de baggerspecie die in landelijk gebied niet op de kant kan worden verwerkt. Tijdens de uitvoering zal worden nagegaan welke depotcapaciteit waar gewenst is en in hoeverre het waterschap hierin zelf wil voorzien of gebruik wil maken van commerciële partijen.

Het waterschap zal initiatieven ondersteunen om te komen tot een regionaal baggerspeciedepot voor vervuilde baggerspecie

De huidige beschikbaarheid van grootschalige baggerspeciedepots is te beperkt om de landelijke ambities ten aanzien van het wegwerken van de baggerachterstanden waar te kunnen maken. Ondanks het streven om zoveel mogelijk vrijkomende baggerspecie nuttig tot te passen is de verwachting dat er nog steeds behoefte zal zijn aan stortlocaties waar vervuilde baggerspecie definitief kan worden gestort. In 2005 is een “Startovereenkomst Naar regionale Bestuursakkoorden Waterbodems” door de betrokken overheden, waaronder de Unie van Waterschappen, ondertekend. De startovereenkomst behelst gezamenlijk op voortvarende wijze zorg te dragen voor een betere benutting van bestaande depotcapaciteit en de ontwikkeling van de noodzakelijke nieuwe depotcapaciteit.

Het waterschap reguleert de lozingen op oppervlaktewater zodanig dat er vanuit puntbronnen geen ernstig vervuilde waterbodems meer ontstaan

Met behulp van de vergunningverlening in het kader van de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren beschermt het waterschap de waterkwaliteit en waterbodemkwaliteit van alle oppervlaktewateren. Het instrument van vergunningverlening is adequaat voor het reguleren van emissies uit puntbronnen. Bij het toepassen van de vergunningverlening wordt aangesloten op het landelijk emissiebeleid. De eisen die gesteld worden aan puntlozingen op oppervlaktewateren zijn gebaseerd op algemene normen aangevuld met de eisen die voortvloeien uit de functies die aan het oppervlaktewater zijn toegekend. Een immissie toets bepaalt in hoeverre een lozing al dan niet kan worden toegestaan.

Voor het reguleren van emissies uit diffuse bronnen beschikt het waterschap niet over een instrumentarium. De verwachting is echter dat bij de huidige niveau van diffuse emissies er over het algemeen geen klasse 3 en 4 waterbodems meer zullen ontstaan.

De vervuiler betaalt

In geval van een ernstig vervuilde waterbodem (legger- en niet legger oppervlaktewateren) zal het waterschap trachten de verantwoordelijke bron te achterhalen en de kosten van het verwijderen van de vervuilde waterbodem verhalen op de veroorzaker (toepassen van het principe de vervuiler betaalt). De huidige klasse 3 en 4 waterbodems vinden hun oorsprong echter veelal in lozingen die in het verleden hebben plaatsgevonden of als cumulatie van diffuse verontreinigingen. Hierdoor is de veroorzaker vaak niet te achterhalen of nog verantwoordelijk te stellen als gevolg van verjaring. Voor de leggerwaterlopen komen in dat geval de kosten voor het verwijderen van de vervuilde waterbodem voor rekening van het waterschap. Voor de niet leggerwaterlopen zal per geval bepaald worden in hoeverre het waterschap meebetaalt.

De meerkosten voor het baggeren van klasse 3 en 4 baggerspecie worden in de verhouding 40 : 60 verdeeld over respectievelijk kwaliteit en kwantiteit

Voor het verwijderen van klasse 3 en 4 onderhoudsbaggerspecie uit leggerwaterlopen wordt de kostenverdeling tussen kwaliteit en kwantiteit overeenkomstig de unie richtlijn uit 1992 toegepast. De redenatie die in de richtlijn wordt gevolgd is dat de waterkwaliteitsbeheerder als directe veroorzaker gezien kan worden als gevolg van effluentlozingen door rwzi’s. De kwaliteitsbeheerder kan ook als indirecte veroorzaker gezien worden wanneer er geen adequate lozingseisen zijn gesteld aan puntlozingen door derden. Naast directe en indirecte veroorzaker is de waterkwaliteitsbeheerder ook belanghebbende bij het verwijderen van klasse 3 en 4 baggerspecie. Om deze redenen wordt voorgesteld om met betrekking tot de meerkosten een kostenverdeling  toe te passen van 40 : 60 voor respectievelijk kwaliteit en kwantiteit. Alle kosten die normaal gesproken zouden worden gemaakt in het geval dat de baggerspecie niet verontreinigd zou zijn, komen voor rekening van kwantiteit. Dit geldt ook voor extra kosten veroorzaakt door het feit dat de baggerspecie niet ter plaatse kan worden verwerkt als gevolg van ruimtegebrek.

Momenteel is een wijziging van de Waterschapwet in voorbereiding. Hierin is onder andere een herziening van de waterschapsbelasting voorzien waarbij alle kosten voor baggeren en herprofileren zullen worden bekostigd uit de watersysteemheffing. Bij het van kracht worden van de nieuwe wet (vermoedelijk per 1 januari 2008) zal onderhavig beleidsuitgangspunt dan ook komen te vervallen.

In nog niet aan het waterschap overgedragen leggerwaterlopen dragen waterschap en gemeente in gelijke mate bij aan het wegwerken van de baggerachterstand.

De overdracht van stedelijke waterlopen van gemeente naar waterschap is nog niet voor alle gemeenten geregeld. Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat in die situatie gemeente en waterschap in gelijke mate bijdragen aan het wegwerken van de baggerachterstand, tenzij er reeds andere afspraken met de gemeente zijn gemaakt. Ten aanzien van de niet leggerwaterlopen kunnen, voor zover dat nog niet is gebeurd, nadere afspraken gemaakt worden over een eventuele bijdrage door het waterschap.

Om de baggerachterstanden in stedelijk gebied weg te kunnen werken is in 2003 door het Rijk een bijdrageregeling ingesteld waarbij het Rijk voor 33% in de baggerkosten bijdraagt (subbied). Beide voormalige waterschappen hebben destijds de intentie uitgesproken eveneens voor 33% een financiële bijdrage aan de Gemeenten te willen leveren. Inmiddels is binnen enkele gemeente gestart met het wegwerken van de achterstanden en hebben een aantal andere gemeenten verzoeken ingediend om voor een subbied-bijdrage in aanmerking te komen. Het waterschap gaat er vooralsnog van uit dat de regeling tot en met 2008 van kracht zal zijn.

Schade als gevolg van het in ontvangst nemen van baggerspecie wordt door het waterschap hersteld dan wel vergoed.

In artikel 25 van de Keuroppervlaktewateren is bepaald dat aanliggende eigenaren/gebruikers in aanmerking kunnen komen voor een schadevergoeding in het geval  zij schade ondervinden als gevolg van werkzaamheden die het waterschap uitvoert. Het moet dan wel gaan om schade die redelijkerwijs niet voor rekening van de aanliggende eigenaar behoort te blijven. In het algemeen echter is het waterschap niet verplicht om schade te vergoeden. Het in ontvangst nemen van baggerspecie behoort namelijk tot de plichten die onlosmakelijk zijn verbonden aan het in eigendom hebben van grond langs leggerwaterlopen. Het waterschap past het schadevergoedingsartikel 25 van de Keur in geval van baggeren en herprofileren toe omdat het  baggeren en herprofileren een veel grotere belasting vormen dan het jaarlijkse periodieke onderhoud.  Er is dan weliswaar nog wel sprake van normaal maatschappelijk risico maar er is wel een abnormale last.

Uitgangspunt van het waterschap is dat er bij baggerwerkzaamheden zo weinig mogelijk schade ontstaat. De werkzaamheden worden dan ook zodanig uitgevoerd dat er geen structuurschade optreedt. Enige schade, in de vorm van gewassenschade en extra handelingen voor de aanliggende eigenaar/grondgebruiker is echter onvermijdelijk. 

Standaard schadevergoeding

Van belang wordt geacht om de schadevergoeding bij baggerwerkzaamheden zoveel mogelijk te standaardiseren. Hierdoor worden gelijke gevallen gelijk behandeld. Uitgangspunt voor de vergoeding is dat de geleden schade naar gangbare maatstaven wordt vergoed. Hiervoor zal een schadevergoedingsregeling worden uitgewerkt.

Het waterschap zal nader onderzoek plegen naar aard en omvang en mogelijke efficiëntie verbetering in de uitvoering.

De jaarlijkse baggeraanwas en de baggerachterstand zijn thans vrij grof in beeld gebracht op basis van expert judgement. Het is wenselijk om hier in de loop van de tijd een meer accuraat beeld van te krijgen. Doordat aan baggeren en herprofileren het nodige onderzoek voorafgaat kan dit beeld werkende weg verbeterd worden. Monitoring en evaluatie zullen dan ook een onlosmakelijk onderdeel gaan vormen van het uitvoeringsprogramma. Het goed bijhouden van legger en beheerregister is hierbij van essentieel belang. De voortgang van het uitvoeringsprogramma zal jaarlijks worden gerapporteerd in het kader van de begrotingscyclus.

Mogelijke efficiëntieslagen in de uitvoering kunnen zowel betrekking hebben op het aanleggen van bijvoorbeeld zandvangers in waterlopen, als het verbeteren van technieken rondom gescheiden baggeren en het realiseren van eigen baggerspeciedepots. Ook zal actief worden gezocht naar het bereiken van synergie met projecten van derden (RWS, Reconstructie, Gemeenten).

Het waterschap pakt waterbodemsaneringen actief op vanuit de agendastellende en uitvoerende rol

Op grond van de in 1997 gewijzigde Wet Bodembescherming heeft het waterschap  belangrijke initiërende en faciliterende taken gekregen voor het uitvoeren van waterbodemsaneringen. Hiertoe worden gerekend het uitvoeren van milieuhygiënische onderzoeken, het adviseren van derden, het bijhouden van een register van verontreinigde waterbodems. Op deze wijze wenst het waterschap een agendastellende rol ten aanzien van waterbodemsaneringen vorm te geven. Het waterschap zal waar nodig partijen op hun verantwoordelijkheid aanspreken en waar nodig zelf waterbodemsaneringen uitvoeren.

Om in aanmerking te komen voor een bijdrage uit rijksgelden dienen waterbodemsaneringen planmatig en passend in een algehele visie hierop, uitgevoerd te worden. Het waterschap ziet onderhavige beleidsnota inclusief uitvoeringsprogramma als de invulling hiervan.

Daar waar van nature zware metalen in het watersysteem aanwezig zijn, zal het waterschap geen sanering uitvoeren

Het waterschap gaat de locaties die worden verontreinigd met Nikkel door de natuurlijke opwelling van grondwater ter plaatse van de Peelrandbreuk niet saneren. Het waterschap voert hier alleen herprofilerings- of baggerwerkzaamheden uit indien dit noodzakelijk is op grond van onderhoud van het profiel.

6 Uitvoeringsprogramma

In het uitvoeringsprogramma zijn alle werkzaamheden met betrekking tot baggeren en herprofileren opgenomen. Het uitvoeringsprogramma dekt de reguliere activiteiten voor de periode 2006 t/m 2008 inclusief de start van het wegwerken van de achterstanden. Het uitvoeringsprogramma voorziet in het baggeren van stedelijke waterlopen voor een 9-tal gemeenten (in het kader van de subbied regeling). Daarnaast is het baggeren van een 30-tal locaties buiten stedelijk gebied opgenomen. In het uitvoeringsprogramma is tevens voorzien in het inhuren van een projectleider, onderzoekskosten ter voorbereiding van de werkzaamheden en is een stelpost opgenomen voor thans nog niet voorziene klussen.

De activiteiten uit het uitvoeringsprogramma zijn per definitie maatwerk. Baggerhoeveel-heden, kwaliteit van de bagger, afmetingen van de waterlopen en het ruimtegebruik bepalen welke methode van baggeren en slibverwerking het beste toegepast kan worden. Tijdens de uitvoering zal actief worden gezocht naar mogelijke efficiëntieverbetering en naar het bereiken van synergie met projecten van derden (RWS, Reconstructie, Gemeenten).

Prioritering van de activiteiten heeft plaatsgevonden op basis van expert judgement. Als leidraad hierbij is gehanteerd dat uitsluitend waterlopen worden gebaggerd met onvoldoende doorstroming en dat waterlopen in principe2 niet worden gebaggerd als de bron van vervuiling niet wordt aangepakt. Op basis hiervan zijn de projecten verdeeld over de periode 2006 t/m 2008. Verwachting is dat de grondslag voor de huidige prioritering in de loop van de tijd verder genuanceerd zal worden op basis van beleidsontwikkeling op het gebied van basisnormen wateroverlast, GGOR en KRW doelstellingen. Het wegwerken van de grootste kwantitatieve knelpunten in de periode 2006 t/m 2009 zal waarschijnlijk resulteren in een meer integrale afweging.

7 Monitoring en evaluatie

Het uitvoeringsprogramma is thans grof opgezet op basis van de beschikbare informatie. Het onderzoek naar aard en omvang, voorafgaand aan de daadwerkelijke uitvoering, zal leiden tot een nadere detaillering en zo nodig bijstelling van het uitvoeringsprogramma. De voortgang van de uitvoering zal op transparante wijze inzichtelijk worden gemaakt. Rapportage hierover zal plaatsvinden via de bestaande PC-cyclus. De mate waarin het uitvoeringsprogramma bijdraagt aan het bereiken van de beleidsdoelstellingen zal hierin meegenomen worden.

Noten:

1 De nieuw vast te stellen Legger (dimensionering waterlopen) zal worden afgestemd op de integrale beleidsdoelstellingen voor de toekomst, ondermeer rekening houdend met nieuwe doelstellingen vanuit KRW en NBW kaders. Daar waar op korte termijn baggerwerkzaamheden noodzakelijk zijn, wordt uitgegaan van de leggerprofielen zoals die zijn opgenomen in de vigerende legger.

2 Er is hier sprake van “in principe” omdat er bronnen zijn die niet, of op korte termijn niet, volledig kunnen worden weggenomen. Als vanuit bijvoorbeeld oogpunt van veiligheid of peilregulatie een goede doorstroming noodzakelijk is, zullen deze waterlopen toch gebaggerd moeten worden.