Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Aa en Maas

Regeling budgethouderschap en financieel mandaat waterschap Aa en Maas 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieWaterschap Aa en Maas
Officiële naam regelingRegeling budgethouderschap en financieel mandaat waterschap Aa en Maas 2007
CiteertitelRegeling budgethouderschap en financieel mandaat waterschap Aa en Maas 2007
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuur – waterschappen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Intern bekendgemaakt. Vervangt de Regeling budgethouderschap en financieel mandaat waterschap Aa en Maas 2004.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 29-11-2006

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-11-200616-05-2007nieuwe regeling

29-11-2006

Geen.

Dagelijks Bestuur 29-11-2006

Tekst van de regeling

HET DAGELIJKS BESTUUR VAN HET WATERSCHAP AA EN MAAS;

Overwegende,

dat het wenselijk is over te gaan tot herijking van de Regeling budgethouderschap en financieel mandaat waterschap Aa en Maas 2004;

dat het met het oog op een goede en verantwoorde werking ervan het gewenst is enige spelregels omtrent de wijze waarop met dit budgethouderschap en financieel mandaat gewerkt wordt te wijzigen;

gelet op artikel 3 van de mandaatregeling waterschap Aa en Maas,

BESLUIT

vast te stellen de volgende regels voor budgethouderschap en financieel mandaat:

Regeling budgethouderschap en financieel mandaat waterschap Aa en Maas 2007

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Dagelijks Bestuur: het Dagelijks Bestuur van het waterschap Aa en Maas;

  • b.

    mandaat: de bevoegdheid om in naam van het Dagelijks Bestuur een besluit te nemen tot het aangaan van een overeenkomst tot levering van goederen en/of diensten en/of aanneming c.q. gunning van werken;

  • c.

    overeenkomst: verplichting of vordering jegens derden met betrekking tot levering van goederen en/of diensten en/of aanneming c.q. gunning van werken.

  • d.

    financiële verplichting: plicht van het waterschap tot betaling van een geldbedrag aan derden op basis van een overeenkomst.

  • e.

    afdelingsbudget: de aanwijzing aan een budgethouder van een deel van de naar producten ingedeelde begroting en het daarbij behorende afdelingsplan, zijn/haar organisatiedeel betreffende;

  • f.

    Intracomptabel: verantwoorden in de financiële administratie;

  • g.

    outputbudget: een budgettype waarbij de prestaties centraal staan. Deze prestaties zijn zowel naar omvang als naar kwaliteit eenduidig vast te stellen.

  • h.

    activiteitenbudget: een budgettype waarbij de activiteiten centraal staan. De output is niet eenduidig vast te stellen of te normeren.

  • i.

    opdrachtbudget: een budgettype waarbij de opdracht centraal staat. De output wordt afgeleid van een eenduidige opdrachtomschrijving. Aan de hand van de opdrachtomschrijving kunnen prestaties worden geïdentificeerd, waarvan de omvang en kwaliteit niet van tevoren kunnen worden bepaald.

  • j.

    inputbudget: een budgettype waarbij slechts een globaal beschreven doel centraal staat. Er is als het ware sprake van een 'open-end' als het gaat om het kwantificeren van de output. Het budget bestaat uit geld en uren.

  • k.

    budgethouder: de functionaris die door (onder)mandaat de bevoegdheid en verantwoordelijkheid heeft gekregen om binnen het vastgestelde afdelingsbudget voor zijn/haar organisatiedeel overeenkomsten aan te gaan, activiteiten te ontplooien en prestaties te realiseren t.a.v. de onder zijn/haar taak- of productverantwoordelijkheid vallende product(en);

  • l.

    collegabudgethouder: een directe collega van de budgethouder met dezelfde naasthogere leidinggevende en minimaal de functie van afdelingshoofd bekledend.

  • m.

    producten: de vastgestelde en als zodanig in de begroting opgenomen beleidsvelden, beleids-, beheer- en werkplanproducten. Hiertoe worden mede gerekend de investeringen gedurende de begrotingsjaren waarbinnen de realisatie van de investering valt;

  • n.

    productverantwoordelijke; de verantwoordelijke die conform Bijlage A aangeduid is als eindverantwoordelijke voor de realisatie van een beheersproduct cq beleidsproduct.

  • o.

    taakverantwoordelijke; de functionaris die conform Bijlage A niet aangeduid is als eindverantwoordelijke voor de realisatie van een beheersproduct maar wel een taak heeft in de totstandkoming van een beheersproduct.

  • p.

    kostensoortgroep: samenhangend geheel van kosten zoals aangeduid en gegroepeerd op niveau 1 binnen de rubriek 4 van het rekeningschema;

  • q.

    kostensoort: samenhangend geheel van kosten binnen een bepaalde kostensoortgroep, zoals aangeduid en gegroepeerd op niveau 2 binnen rubriek 4 van het rekeningschema in de begroting van lasten en baten;

  • r.

    kostendrager: de betreffende waterschapstaak zijnde waterkering, waterkwantiteit of waterkwaliteit.

  • s.

    deelkostensoort: samenhangend geheel van kosten binnen een bepaalde kostensoort, zoals aangeduid en gegroepeerd in het boekingsniveau van de rubriek 4 van het rekeningschema.

  • t.

    opbrengstensoortgroep: samenhangend geheel van opbrengsten zoals aangeduid en gegroepeerd op niveau 1 binnen de rubriek 8 van het rekeningschema;

  • u.

    opbrengstensoort: samenhangend geheel van opbrengsten binnen een bepaalde opbrengstensoortgroep, zoals aangeduid en gegroepeerd op niveau 2 binnen rubriek 8 van het rekeningschema in de begroting van lasten en baten;

  • v.

    deelopbrengstensoort: samenhangend geheel van opbrengsten binnen een bepaalde opbrengstensoort, zoals aangeduid en gegroepeerd in het boekingsniveau van de rubriek 8 van het rekeningschema.

  • w.

    projectleider: de functionaris die volgens de “notitie projectmatig werken”i middels een Projectopdrachtformulier (POF) door de opdrachtgever en het hoofd van de projectverantwoordelijke afdeling verantwoordelijk is gesteld voor het welslagen van het project De projectleider is niet per definitie de budgethouder, tenzij via (onder)mandaat geregeld.

  • x.

    project: de organisatiestructuur die analoog aan de “notitie projectmatig werken”i als zodanig opgezet is om met een éénmalig karakter een eenduidig te definiëren product op te leveren, met inzet van een apart toegekend budget.

  • y.

    bedrag: een geldwaarde gesteld in Euro’s inclusief eventueel te betalen omzetbelasting (B.T.W.).

1

Kosten en opbrengsten
Kostensoortgroepen:41 rente en afschrijvingen42 personeelslasten43/44 goederen en diensten van derden45 bijdragen aan derdenOpbrengstensoortgroepen:81 financiële baten82 personeelsbaten83 goederen en diensten aan derden84 Bijdragen van derden85 waterschapsbelastingen kering86 waterschapsbelastingen kwantiteit87 waterschapsbelastingen kwaliteit
   
Kostensoorten: 41 rente en afschrijvingen: 41.1 externe rentelasten 41.2 interne rentelasten 41.3 afschrijvingen van activa 41.4 afschrijvingen van boekverliezenOpbrengstensoort: 81 financiële baten: 81.1 externe rentebaten 81.2 interne rentebaten 81.3 dividenden en bonusuitkeringen
42 personeelslasten: 42.1 salaris huidig personeel & bestuur 42.2 sociale premies 42.3 rechtstreekse uitkeringen huidig personeel en bestuur 42.4 overige personeelslasten 42.5 personeel van derden 42.6 uitkeringen voormalig personeel en bestuurders82 personeelsbaten: 82.1 baten i.v.m. salarissen en sociale lasten 82.2.uitlening van personeel.
43/44 Goederen en diensten van derden: 43.1 duurzame gebruiksgoederen 43.2 overige gebruiks- en verbruiksgoederen 43.3 energie 43.4 huren en rechten 43.5 leasebetalingen SLB en CBL 43.6 pachten en erfpachten 43.7 verzekeringen 43.8 belastingen 43.9 onderhoud door derden 44.0 overige diensten door derden/bijdragen aan derden83 goederen en diensten aan derden: 83.1 verkoop van grond 83.2 verkoop van duurzame goederen 83.3 verkoop van overige goederen 83.4 opbrengst uit grond en water 83.5 huuropbrengst uit overige eigendommen 83.6 diensten voor derden
45 bijdragen aan derden 45.1 bijdragen aan bedrijven 45.2 bijdragen aan overheden 45.3 bijdragen aan overigen84 bijdrage van derden: 84.1 bijdrage van overheden 84.2 bijdrage van overigen
 85 waterschapsbelastingen kering: 85.1 omslag gebouwd keringen 85.2 ingezetenen omslag keringen 85.3 ongebouwd keringen
 86 waterschapsbelastingen kwantiteit: 86.1 omslag gebouwd kwantiteit 86.2 ingezetenen omslag kwantiteit 86.3 omslag ongebouwd kwantiteit
 87 waterschapsbelastingen kwaliteit: 87.1 verontreinigingsheffing bedrijven 87.5 verontreinigingsheffing huishoudens

2

Artikel 2. Budgethouderschap dagelijks bestuur

De algemene of eindverantwoordelijkheid voor de uitoefening van de bevoegdheden door de budgethouder ligt bij het dagelijks bestuur.

3

Artikel  3. Budgethouderschap ambtelijk apparaat
  • 1.Het dagelijks bestuur draagt op aan de budgethouders van het waterschap, ieder voor zover het hun competentie betreft, de realisatie van de in de begroting van hun organisatiedeel opgenomen producten met toekenning van de bijbehorende budgetten en de bevoegdheid tot het aangaan van overeenkomsten, met inachtneming van de kaders zoals gesteld in deze regeling.

  • 2.Uitvoering van de activiteiten en het gebruik van het toegekende mandaat vindt plaats met inachtneming van het algemeen belang, het vastgestelde integriteitsbeleid en handelend zoals in het maatschappelijk verkeer betamelijk wordt geacht.

  • 3.Gebruikmaking van het toegekende mandaat waarbij sprake is van politieke gevoeligheid vindt enkel plaats met gelijktijdige melding aan het DB.

  • 4

Artikel 4. Budgetbeheer: bevoegdheden budgethouder algemeen
  • 1.Ter uitvoering van het budgethouderschap komen aan de in deze regeling genoemde budgethouders de volgende bevoegdheden toe:

    • a.

      de aanwending en inzet van mensuren tot de in de vastgestelde plannen, beheerbegroting en beleidsbegroting aangegeven aantallen per product;

    • b.

      de aanwending van de budgetsoorten tot de in de vastgestelde plannen, beheerbegroting en beleidsbegroting aangegeven bedragen per product;

    • c.

      het nemen van besluiten tot het aangaan van overeenkomsten voor zover noodzakelijk voor de uitoefening van het in deze regeling omschreven budgethouderschap; waarbij t.a.v. de bevoegdheden de volgende grensbedragen  zijn vastgesteld:

      1.De griffier-directeur, de adjunct directeur en de sector- en stafafdelingshoofden zijn bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten binnen hun budget tot een bedrag van € 50.000 per overeenkomst.

      2.De overige afdelings-, districts- en regiohoofden zijn bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten binnen hun afdelingsbudget tot een bedrag van € 25.000 per overeenkomst.

      3.De griffier-directeur, de adjunct directeur en de sector- en stafafdelingshoofden zijn bevoegd tot het aangaan van meerjarige overeenkomsten - met een maximale looptijd van vijf jaar - binnen hun budget tot een jaarbedrag van € 50.000 per overeenkomst.

      4.De overige afdelings-, districts- en regiohoofden zijn bevoegd tot het aangaan van meerjarige overeenkomsten - met een maximale looptijd van vijf jaar - binnen hun afdelingsbudget tot een jaarbedrag van € 25.000 per overeenkomst.

      5.De in lid 1 tot en met 4 genoemde financiële plafonds hebben betrekking op individuele (meerjarige) overeenkomsten. Splitsing van overeenkomsten teneinde onder de grensbedragen te blijven is niet toegestaan.

      6.In het geval van investeringen zijn 11 en 12 van toepassing onverlet het bepaalde in de leden 4 en 4,

    • d.

      de realisatie van budgetsoorten met betrekking tot opbrengsten tot de in de vastgestelde plannen, beheerbegroting en beleidsbegroting aangegeven bedragen per product, met dien verstande dat de budgethouder de verantwoordelijkheid heeft aan te tonen dat de maximale subsidies en inkomsten gegenereerd worden;

    • e.

      verkoop van roerende waterschapseigendommen die niet meer bruikbaar zijn voor het uitoefenen van het takenpakket. Onverlet het bepaalde in lid 4 vloeien de inkomsten uit verkoop terug in de algemene middelen van het waterschap en wordt de verkoop vooraf gemeld aan het cluster eigendommenbeheer van de afdeling Bestuurszaken.

    • f.

      De leden 4 t/m 4 zijn voor projecten onverlet van toepassing met dien verstande dat overal waarin de leden sprake is van product, deze door de budgethouder eveneens gelezen dient te worden als project.

  • 2.De bevoegdheid tot het kopen, ruilen, vervreemden of bezwaren van onroerende zaken, is voorbehouden aan het hoofd stafafdeling Bestuurszaken cq het Dagelijks Bestuur.

  • Zie A Stroomschema / beslisboom bevoegdheden budgethouder algemeen op bladzijde 15.

  • 5

Artikel 5. Budgetbeheer: bevoegdheden projectleider

Een projectleider heeft slechts bevoegdheden in het kader van budgethouderschap indien deze door (onder)mandaat zijn verkregen conform de Mandaatregeling 2004ii.

6

Artikel 6. Bevoegdheden budgethouders met betrekking tot compensatie en overheveling van budgetten
  • 1.In de afdelingsbudgetten staan bij de kostensoortgroep Personeelslasten (42 reeks) de bedragen vermeld, afgestemd op de formatieve capaciteit van de afdelingen. De budgethouder is bevoegd om het mogelijke verschil tussen het bedrag van de formatieve capaciteit en de werkelijke formatie aan te wenden voor de inzet van tijdelijk personeel, binnen het beschikbare afdelingsbudget.

  • 2.De budgethouder kan een overschrijding op de financiële middelen van het ene budget compenseren met een onderschrijding op de financiële middelen van een ander budget onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      De budgethouder is bevoegd om binnen een beheerproduct budget te compenseren of over te hevelen tussen kostensoorten binnen kostensoortgroep “43/44 Goederen en diensten van derden” c.q. “45 Bijdragen van derden”. Compensatie of overheveling is toegestaan tot maximaal 25% van het aan budgethouder totaal primair gevoteerd budget op dit beheerproduct.

    • b.

      De budgethouder is bevoegd om, met toestemming van het sectorhoofd, tussen de beheerproducten van een beleidsproduct budget over te hevelen tussen kostensoorten binnen kostensoortgroep “43/44 Goederen en diensten van derden” c.q. “45 Bijdragen van derden”. Overheveling is toegestaan tot maximaal 25% van het aan budgethouder totaal primair gevoteerd budget op het beheerproduct waarop het budget wordt onttrokken.

    • c.

      Budgethouders zijn bevoegd binnen het beheerproduct, en met toestemming van betrokken sectorhoofd(en), onderling budget over te hevelen tussen kostensoorten binnen kostensoortgroep “43/44 Goederen en diensten van derden” c.q. “45 Bijdragen van derden”. Overheveling is toegestaan tot maximaal 25% van het aan beschikbaar stellende budgethouder totaal primair gevoteerd budget per beheerproduct.

    • d.

      Het sectorhoofd is bevoegd om tussen de beheerproducten van een beleidsveld budget over te hevelen tussen kostensoorten binnen kostensoortgroep “43/44 Goederen en diensten van derden” c.q. “45 Bijdragen van derden”. Overheveling is toegestaan tot maximaal 25% van het totaal primair gevoteerd budget op het beleidsveld.

  • 3.Na beschikbaarstelling van het “donor”budget moet het beheer- cq beleidsproduct c.q. beleidsveld waaruit de compensatie plaatsvindt reeds zijn gerealiseerd, dan wel met het resterende budget gerealiseerd kunnen worden.

  • 4.De bevoegdheden van budgethouder en sectorhoofd tot budgetcompensatie en -overheveling zoals genoemd in lid 66 tot en met 66 mogen niet gecumuleerd worden

  • 5.Compensatie of overheveling van budgetten kan alleen plaatsvinden binnen het totaal van dezelfde kostendrager.

  • 6.Overheveling van budgetten die betrekking hebben op de kostensoort 440410 (kosten GWL analysepunten) kan met toestemming van het sectorhoofd zonder de in lid 6 vermelde beperkingen, mits binnen het totaal van het budget op deze deelkostensoort en binnen het totaal van de kostendrager.

  • 7.Daar waar het in het kader van projectmatig werken, noodzakelijk is projectbudgetten af te zonderen van reguliere budgetten is overheveling van budgetten mogelijk onder de onder lid 6 en 6 genoemde voorwaarden mits onder uitdrukkelijke toestemming van de budgethouder van de donerende budgetten.

  • 8.Van het gebruik van bovenstaande compensatie- en overhevelingsmogelijkheden wordt direct melding gedaan ten behoeve van verwerking in de financiële administratie en wordt dit beargumenteerd verantwoord in de marap.

  • 9.Compensatie en/of overheveling van budgetten van kostensoorten met opbrengstensoorten is nimmer toegestaan evenals overheveling en of compensatie tussen opbrengstensoorten onderling.

  • 10.Compensatie en/of overheveling van budgetten is enkel toegestaan binnen het betreffende dienstjaar.

  • 11.Compensatie en/of overheveling van budgetten anders dan onder bovenstaande voorwaarden is niet toegestaan en leidt tot onrechtmatig handelen.

    Zie B Stroomschema / beslisboom compensatie / overheveling budgetten op bladzijde 16.

    7

    Beheerproduct A
    rente en afschrijvingen25102025
    personeelslasten45304545
    goederen en diensten van derden130150130130
    - duurzame gebruiksgoederen101055
    - overige gebruiks en verbr goed50606020
    - energie20252515
    - onderhoud door derden25253010
    - overige dienstverl derden25301080
    bijdragen aan derden0000
    Totaal200190195200

    8

    Beleidsproduct AB
    rente en afschrijvingen25502050
    personeelslasten4525452045
    goederen en diensten van derden130225200125
    - duurzame gebruiksgoederen1025405
    - overige gebruiks en verbr goed50757515
    - energie20253010
    - onderhoud door derden25253010
    - overige dienstverl derden25502585
    bijdragen aan derden02500
    Totaal200300265195

    9

Artikel 7. Eigen verantwoordelijkheid van budgethouder

Om de budgethouder ten volle te kunnen aanspreken op zijn eigen verantwoordelijkheid voor het toegekende budget, zal de mandaatverlener of de naasthogere leidinggevende van de budgethouder zich onthouden van het aangaan van overeenkomsten zonder tussenkomst van, of tijdige informatieverstrekking aan de betrokken budgethouder.

10

Artikel 8. Uitoefening mandaat bij afwezigheid

Bij afwezigheid van de budgethouder worden zijn bij mandaat verleende bevoegdheden uitgeoefend door de naasthogere budgethouder óf collegabudgethouder.

11

Artikel 9. Budgetbeheer: verplichtingen budgethouder

Ter uitoefening van het budgethouderschap heeft de budgethouder de volgende verplichtingen:

  • a.

    de budgethouder is zowel kwalitatief als kwantitatief verantwoordelijk voor de realisatie van het product binnen het daarvoor vastgestelde budget;

  • b.

    de budgethouder maakt afspraken met andere organisatorische eenheden binnen het waterschap. Met deze afspraken wordt bepaald, welke diensten, uitgedrukt in kwantiteiten (aantallen uren), tegen welke kwaliteit wanneer wordt geleverd. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt, overlegt de budgethouder met de naasthogere budgethouder;

  • c.

    de budgethouder is gehouden de budgetten uitsluitend in te zetten voor het daaraan ten grondslag liggende product;

  • d.

    de budgethouder is verantwoordelijk voor de uitgaven respectievelijk de inkomsten die voortvloeien uit de door hem aangegane overeenkomsten;

  • e.

    de budgethouder is verplicht overeenkomstig het bepaalde in 17 te rapporteren;

  • f.

    de budgethouder verstrekt het hoofd van de afdeling Financiën alle gegevens en stukken die nodig zijn voor een juiste verzorging van de financiële administratie, de begrotingsbewaking en de (jaar)verslaggeving;

  • g.

    de budgethouder laat de op een product betrekking hebbende financiële verplichtingen en vorderingen intracomptabel vastleggen, zodat te allen tijde de actuele stand van de budgetten duidelijk is.

  • h.

    de budgethouder legt in het kader van de P&C-cyclus de voortgang vast door registratie en verantwoording van de gerealiseerde prestaties en kengetallen.

  • i.

    De leden 9 t/m 9 zijn voor projecten onverlet van toepassing met dien verstande dat overal waarin de leden sprake is van product, deze door de budgethouder eveneens gelezen dient te worden als project.

12

Artikel 10. Opdrachtvormen voor het aangaan van overeenkomsten
  • 1.Alle financiële verplichtingen worden vastgelegd in het orderbonnensysteem.

  • 2.Overeenkomsten ten aanzien van goederen en diensten binnen het beschikbare budget kunnen worden aangegaan via documentatie van de leverancier, een bestelbon of een opdrachtbrief.

  • 3.Van documentatie van de leverancier wordt gebruik gemaakt bij bestellingen betreffende uitgaven tot een bedrag van € 1.500  inzake kantoorbenodigdheden, huishoudelijke artikelen en computerbenodigdheden.

  • 4.Een bestelbon wordt uitgeschreven bij bestellingen betreffende uitgaven inzake routinematige leveringen van goederen en diensten vallende onder de specificaties van de desbetreffende begrotingsposten en voor dagelijkse aankopen van verbruiks- en gebruiksgoederen.

  • 5.Een opdrachtbrief wordt opgesteld bij bestellingen betreffende aankopen welke niet routinematig zijn en voor het aangaan van contractuele financiële verplichtingen.

  • 6.Opdrachten worden verstrekt met inachtneming van het vastgestelde aanbestedingsbeleidiii en  de hierin opgenomen richtlijnen.

  • 13

Artikel 11. Bevoegdheden budgethouder met betrekking tot investeringen
  • 1.Het sectorhoofd is budgethouder voor investeringen binnen de eigen sector. Het sectorhoofd is eindverantwoordelijk voor de uitvoering van een investering en voor het opnemen van de benodigde gelden in de meerjarenraming. Voor de stafafdelingen zijn de stafafdelingshoofden budgethouder voor investeringen. Voor de overige investeringen zijn de griffier-directeur of de adjunct directeur budgethouder.

  • 2.V óór het tot uitvoering brengen van iedere investering wijst de budgethouder conform de Notitie Projectmatig Werkeni een projectleider en eventueel gemandateerd budgethouder aan. De aanwijzing van de projectleider wordt vastgelegd in het Project Opdrachtformulier (POF). Gemandateerd budgethouderschap wordt geregeld middels ondermandaativ.

  • 3.Na beschikbaarstelling van het krediet is de budgethouder bevoegd tot het houden van aanbestedingen en het doen van gunningen voor in het projectvoorstel onderkende onderdelen tot een bedrag van € 500.000 per project(onderdeel). Indien het onderdelen betreft die hoger zijn dan voornoemd bedrag blijft de bevoegdheid tot gunning voorbehouden aan het Dagelijks Bestuur.

  • 4.De budgethouder is bevoegd tot het verlenen van opdrachten tot meerwerk in het kader van investeringen, met een maximum van 10% van de aanbesteding tot maximaal € 50.000. Voorwaarde is dat de post onvoorzien binnen de projectbegroting hiervoor ruimte biedt. Indien het meerwerk betreft dat hoger is dan voornoemd maximum wordt het meerwerk ter goedkeuring voorgelegd aan de portefeuillehouder.

  • 5.De bevoegdheid om te kunnen beschikken over het verschil tussen het begrote bedrag en het resultaat van de aanbesteding is voorbehouden aan het Dagelijks Bestuur.

  • 6.De bevoegdheid tot het kopen, ruilen, vervreemden of bezwaren van onroerende zaken, is voorbehouden aan het hoofd stafafdeling Bestuurszaken cq het Dagelijks Bestuur:

    Zie C Stroomschema / beslisboom bevoegdheden budgethouder bij investeringen op bladzijde 17.

    14

Artikel 12. Voorwaarden bij het houden van aanbestedingen
  • 1.Alvorens opdracht kan worden verleend dient ten behoeve van de aanbesteding c.q. het opvragen van offertes het gestelde in de Nota Aanbestedingsbeleidiii te worden gevolgd.

  • 2.De in de Nota Aanbestedingsbeleid genoemde financiële grensbedragen hebben betrekking op individuele aanbestedingen. Splitsing van aanbestedingen in meerdere kleinere om zodoende onder bepaalde grensbedragen te blijven is niet toegestaan.

  • 3.Bij het gestelde in dit artikel dient de EU-richtlijnv in acht genomen te worden.

  • 15

Artikel 13. Regeling van de tekenbevoegdheid
  • 1.Facturen ter afhandeling overeenkomsten dienen te allen tijde voorzien te worden van de paraaf van twee verschillende functionarissen. De budgethouder is verantwoordelijk voor de nakoming van deze handelwijze.

  • 2.Facturen worden voorzien van een eindparaaf van de betreffende budgethouder, mits de eerste paraaf voor de juistheid (hoeveelheid en kwaliteit) van levering en het vermelde factuurbedrag door een andere functionaris is gezet en het factuurbedrag niet meer dan 10% afwijkt van de financiële verplichting. In de overige gevallen wordt de eindparaaf gezet door de naasthogere budgethouder.

  • 3.Bij afwezigheid van de budgethouder kan de naasthogere budgethouder óf een collegabudgethouder de factuur van de eindparaaf voorzien onverlet het bepaalde in lid 13.

  • 4.In afwijking van de leden 13 en 13 vervalt de paraaf van de individuele budgethouder indien:

    • a.

      de factuur betrekking heeft op drie of meer budgethouders én

    • b.

      naast de besteller de naasthogere leidinggevende parafeert als budgethouder.

  • De coördinerende budgethouder codeert de factuur en zet de eindparaaf. Vervolgens stuurt de administratief medewerker een kopie van de geparafeerde factuur naar de individuele budgethouders.

  • 5.Indien er sprake is van een mantel- of afroepcontract:

    • a.

      wordt de 10%-norm uit lid 13 alleen toegepast op de factuur waarmee de financiële verplichting wordt overschreden en op de hiernavolgende facturen;

    • b.

      indien de factuur betrekking heeft op meerdere budgethouders wordt de leveringscontrole uitgevoerd door de administratieve medewerker van de coördinerende budgethouder. De coördinerende budgethouder codeert de factuur en zet de eindparaaf. Vervolgens stuurt de administratief medewerker een kopie van de geparafeerde factuur naar de individuele budgethouders.

  • 6.Indien er sprake is van voorschotbetalingen of betalingen in termijnen gelden de contractvoorwaarden als zijnde bepalend voor akkoord levering.

  • 16

Artikel 14. Bevoegdheid van de afdeling Financiën

Ten aanzien van deze regeling heeft de afdeling Financiën een controlerende en toetsende taak die zijn oorsprong vindt in de Comptabiliteitsvoorschriften.

17

Artikel 15. Bevoegdheid van het sectorhoofd Middelen

Het sectorhoofd Middelen is bevoegd tot verdeling van de kosten die niet rechtstreeks aan producten kunnen worden toegerekend. Deze kostenverbijzondering maakt deel uit van de administratieve organisatie van het waterschap.

18

Artikel 16. Informatie-uitwisseling
  • 1.Het afdelingshoofd Financiën en de ConcernController stellen de budgethouder in staat tijdig te beschikken over de informatie die van belang is voor een goede vervulling van het budgethouderschap en de daarover af te leggen verantwoording.

  • 2.De budgethouder verstrekt aan Financiën en ConcernControl, in het kader van hun toetsende en controlerende bevoegdheden, op verzoek de informatie die van belang is voor een goede uitoefening van het budgethouderschap en de daarover af te leggen verantwoording.

  • 19

Artikel 17. Het afleggen van verantwoording

De budgethouder leggen verantwoording af over het verloop van de budgetten binnen de kaders, zoals gesteld in de planning & control systematiek van het waterschap Aa en Maas. De budgethouder rapporteert periodiek aan de betreffende naasthogere budgethouder. Op basis van deze rapportages legt de griffier-directeur verantwoording af aan het Dagelijks Bestuur. De rapportageperiodes zijn per begrotingsjaar vastgelegd in de jaarlijks op te stellen Planning- en Controlkalender.

20

Artikel 18. Beëindiging van het budgethouderschap

Het budgethouderschap alsmede het daarbij toegekende financieel mandaat, kan door de griffier-directeur, na overleg met de naasthogere budgethouder, worden beëindigd indien op enig moment blijkt dat er onvoldoende waarborgen bestaan, dat het budgethouderschap voldoende bekwaam en zorgvuldig wordt uitgevoerd.

21

Artikel 19. Bekendmaking en inwerkingtreding
  • 1.Dit besluit wordt intern bekend gemaakt.

  • 2.Dit besluit treedt in werking direct na besluitvorming door het DB. Op dat moment wordt de Regeling budgethouderschap en financieel mandaat waterschap Aa en Maas 2004 ingetrokken.

  • 22

Artikel 20. Slotbepalingen

Deze regeling kan aangehaald worden als: Regeling budgethouderschap en financieel mandaat waterschap Aa en Maas 2007.

23

Aldus vastgesteld door het Dagelijks Bestuur op 29 november 2006

de griffier, 

drs. C.J.E. van Vlokhoven 

de dijkgraaf,

drs. L.H.J. Verheijen

i Voor de Notitie Projectmatig Werken zie: http://intranet/aspx/download.aspx?file=/contents/pages/00002719/notitieprojectmatigwerkenversiemaart2006.pdf

ii Voor de Mandaatregeling 2004 zie: http://intranet/aspx/download.aspx?file=/contents/pages/00002128/mandaatverordening.pdf en specifiek Hoofdstuk IV Ondermandaat, Artikel 8.

iii Voor de Nota Aanbestedingsbeleid zie: http://intranet/aspx/download.aspx?file=/contents/pages/00002127/aanbestedingsnotaab11-8-2004mei2006.doc

Deze wordt aangepast omdat hierin verwijzingen staan opgenomen naar de regeling budgethouderschap en financieel mandaat (kringverwijzing).

iv Voor de diverse formulieren die betrekking hebben op het verleen en intrekken van (onder)mandaat zie: http://intranet/aspx/download.aspx?file=/contents/pages/00002128/ondermandaatverlenen.dochttp://intranet/aspx/download.aspx?file=/contents/pages/00002128/ondermandaatintrekken.doc en http://intranet/aspx/download.aspx?file=/contents/pages/00002128/ondermandaatintrekkenenverlenen.doc

v Voor meer informatie over de Europese aanbestedingsrichtlijn zie: http://intranet/aspx/get.aspx?xdl=/views/Intranet/xdl/page&ItmIdt=00002567&SitIdt=00000003&VarIdt=00000001&mode= of neem contact op met het team Inkoop van FAB.

vi Voor de Nota Control zie: G:\Standaards & Procedures\Nota control 1.3 17mrt04.doc in te zien bij Concerncontrol

Deze wordt op korte termijn waar nodig geactualiseerd.

Toelichting, bij de Regeling budgethouderschap en financieel mandaat waterschap Aa en Maas 2007

Algemene toelichting

Eén van de uitgangspunten binnen de besturingsfilosofie van waterschap Aa en Maas is het gebruik van B.B.P. als bedrijfsvoeringmodel. Een kenmerkend punt van de besturingsfilosofie en het bedrijfsvoeringmodel B.B.P. is het besturen op hoofdlijnen met daarbij het neerleggen van verantwoordelijkheden op het hiërarchisch laagste niveau van leidinggevenden. Gelet op de organisatiestructuur is dit het niveau van het afdelingsmanagement (afdelingshoofden, districtshoofden en regiohoofden). Deze verantwoordelijkheid heeft een integraal karakter, dat wil zeggen dat dit niet uitsluitend betrekking heeft op de prestaties van de organisatie op zich, maar ook op het daarmee gepaard gaande middelenbeslag. Daarbij wordt het begrip "middelen" breed gehanteerd. Naast de financiële middelen heeft dit ook betrekking op de inzet van personeel en het gebruik van faciliteiten (bij voorbeeld automatisering), die als noodzakelijke randvoorwaarden gelden om de beoogde (geplande) prestaties te kunnen leveren.

Een van de instrumenten om de voordelen van de besturingsfilosofie te kunnen benutten betreft de Regeling budgethouderschap en financieel mandaat waterschap Aa en Maas 2007

(hierna: Regeling). Deze Regeling sluit aan bij het gestelde in de Mandaatregeling 2004, vastgesteld door het DB op 7 januari 2004. In de Mandaatregeling 2004 zijn al de kaders op hoofdlijnen aangegeven voor het financieel mandaat. De onderhavige regeling is de opvolger van Regeling budgethouderschap en financieel mandaat waterschap Aa en Maas 2004 en betreft een verdere uitwerking van deze hoofdlijnen en heeft tot doel de "spelregels" in de randvoorwaardelijke sfeer vast te stellen, waarbinnen budgethouders gebruik kunnen maken van het toegekende mandaat e.e.a. geactualiseerd voor de situatie vanaf 29 november december 2006.

De Regeling voorziet in een samenhang met de administratieve organisatie van het waterschap en een component aanbestedingsbeleid.

Een mandaatregeling (incl. register) en een regeling budgethouderschap en financieel mandaat zijn momentopnamen. Het zullen evenwel dynamische regelingen moeten zijn en dienen derhalve regelmatig geëvalueerd en  ‑waar nodig‑ geactualiseerd te

Bijlagen

Zie bijlagen.pdf voor de bijlagen A t/m D.


Noot
1[Toelichting: Dit betreft de definitie van begrippen, die in de Regeling gehanteerd worden. - Overeenkomst; uitsluitend verplichtingen en/of vorderingen jegens derden die betrekking hebben op de levering van goederen, diensten en/of de totstandkoming van werken vallen onder deze regeling. - Het onderscheid in de diverse budgetsoorten is gemaakt om aan te geven dat de filosofie van integraal management gecombineerd met productverantwoordelijkheid leidt tot verantwoordelijkheden en bevoegdheden t.a.v. zowel output, input en het bijbehorende transformatieproces van input naar output. Wat betreft de keuze tussen de budgetsoorten kan de volgende handreiking worden geboden:    - bij éénduidig vast te stellen output waarbij er steeds sprake is van telkens homogene activiteiten ligt een outputbudget voor de hand gecombineerd met activiteiten en een inputbudget;    - bij éénduidig vast te stellen output waarbij er geen sprake is van homogene activiteiten is er vaak sprake van projecten en dit leidt tot een opdrachtbudget (output van het project) gecombineerd met een inputbudget en eventueel een activiteitenbudget;    - indien de output niet éénduidig vast te stellen is, maar wel sprake is van telkens homogene activiteiten wordt gebruik gemaakt van een activiteitenbudget gecombineerd met een inputbudget;    - indien tot slot zowel de output niet homogeen is en ook de activiteiten niet homogeen zijn dan moet de toevlucht gezocht worden tot louter een inputbudget. - budgethouder: binnen het budgethouderschap wordt de koppeling naar de taak- en productverantwoordelijkheid expliciet zichtbaar gemaakt in het VT-schema in D op vanaf blz. 18; - taak- en productverantwoordelijkheid; budgethouderschap is niet alleen voorbehouden aan productverantwoordelijken conform D VT-schema op bladzijde 18, maar ook de taakhebbers maken gebruik van budgetten om hun taak op een adequate wijze te kunnen vervullen. - kosten en opbrengsten: binnen de regeling is het onderscheid tussen de verschillende niveaus in kosten en opbrengstensoorten met name van belang in het kader van de mogelijkheid om budgetten te compenseren en/of over te hevelen. De volgende rubrieken zijn van belang :]
Noot
2[Toelichting: - project en projectleiders; projectleiders nemen in de Regeling een afwijkende positie in. Ze zijn verantwoordelijk voor de succesvolle realisatie van een project. Kenmerkend voor een project is dat het een tijdelijk karakter kent en geen 1 op 1 relatie met de organisatiestructuur en BBP-producten kent. Kortom projectleiders kunnen niet simpelweg als reguliere budgethouders beschouwd worden. Voor De Regeling zijn alleen projectleiders relevant voorzover ze budgethouder zijn. Dit onderscheid is gemaakt omdat er binnen het waterschap diverse definities van projectleiderschap in omloop zijn en deze in het kader van De Regeling nogal verwarrend werken. Vandaar dat de keuze gemaakt is De Regeling te beperken tot budgethouders. Projectleiders of welke andere medewerker dan ook, kan alleen via (onder)mandaat budgethouderschap verwerven met de daarbij behorende verantwoordelijkheden en bevoegdhedeniv. - bedrag: hoewel leveranciers in het algemeen bedragen exclusief B.T.W. vermelden, is in deze de Regeling nadrukkelijk sprake van bedragen inclusief B.T.W. Aangezien het waterschap niet B.T.W.-plichtig is kan zij betaalde B.T.W. niet terugvorderen van de fiscus. ]
Noot
3[Toelichting: Dit betreft artikelen met een algemeen karakter. 2 spreekt voor zich. regelt de formele opdracht van het Dagelijks Bestuur tot financieel mandaat aan de budgethouders. 3 geeft aan dat, ondanks mandaat, de eindverantwoordelijkheid blijft liggen bij het Dagelijks Bestuur. Mandaat heeft als juridisch kenmerk dat handelingen worden verricht "in naam van". Dit in tegenstelling tot delegatie, waarbij ook de verantwoordelijkheid wordt overgedragen. Omdat er altijd geopereerd wordt "in naam van" wordt extra aandacht gevraagd voor "goed ambtenaarschap" en terugkoppeling aan het DB indien er sprake is van politiek gevoelige zaken.]
Noot
4[Toelichting: Dit betreft artikelen met een algemeen karakter. 2 spreekt voor zich. regelt de formele opdracht van het Dagelijks Bestuur tot financieel mandaat aan de budgethouders. 3 geeft aan dat, ondanks mandaat, de eindverantwoordelijkheid blijft liggen bij het Dagelijks Bestuur. Mandaat heeft als juridisch kenmerk dat handelingen worden verricht "in naam van". Dit in tegenstelling tot delegatie, waarbij ook de verantwoordelijkheid wordt overgedragen. Omdat er altijd geopereerd wordt "in naam van" wordt extra aandacht gevraagd voor "goed ambtenaarschap" en terugkoppeling aan het DB indien er sprake is van politiek gevoelige zaken.]
Noot
5[Toelichting: Zie ook A Stroomschema / beslisboom bevoegdheden budgethouder algemeen op bladzijde 15. In dit artikel worden de financiële plafonds geregeld. Met het voorbehouden van de bevoegdheid tot het aangaan van overeenkomsten boven € 50.000 aan het Dagelijks Bestuur blijft bestuurlijke betrokkenheid op hoofdlijnen gewaarborgd; door het verstrekken van dit financieel mandaat binnen de gewone dienst aan de ambtelijke organisatie wordt een slagvaardig optreden binnen de dagelijkse uitvoeringspraktijk gewaarborgd. Wat betreft het genereren van inkomsten is de budgethouder verantwoordelijk voor het binnenhalen van maximale subsidies en inkomsten. Indien er sprake is van verkoop van roerende waterschapseigendommen is melding aan het cluster eigendommenbeheer van Bestuurszaken vereist. De inkomsten vloeien terug in de algemene middelen van het waterschap waarmee waardoor ze dus niet leiden tot extra budget voor de budgethouder of door de budgethouder op andere wijze ingezet kunnen worden. Daar waar sprake is van exploitatie van de grondbank (aan en verkoop van gronden met het oog op de taakuitoefening van het waterschap voor bijvoorbeeld de aanleg van EVZ’s) er een specifiek mandaat is gegeven aan Hoofd Bestuurszaken.]
Noot
6[Toelichting: Hier wordt expliciet aandacht besteed aan de specifieke rol van projectleiders. Voor de regeling zijn projectleiders dan ook slechts interessant indien er sprake is van budgethouderschap en dan nog slechts als budgethouder en niet als projectleider. Indien een projectleider niet door middel van (onder)mandaat budgethouderschap heeft verworven heeft deze geen enkel mandaat in de zin van deze regeling. Eventueel ondermandaat kan geregeld worden via het formulier ondermandaativ. ]
Noot
7[Toelichting: Zie ook B Stroomschema / beslisboom compensatie / overheveling budgetten op bladzijde 16. Leden 6 t/m 6. In dit artikel wordt aan de budgethouders om praktische redenen de nodige armslag verleend. Het compenseren van budgetten tussen de genoemde kostensoorten heeft betrekking op logisch met elkaar samenhangende componenten uit de begroting. Het betreft een compensatiemogelijkheid tussen posten, hetgeen betekent dat er geen bevoegdheid wordt gegeven die tot een stijging van de totale begroting kan leiden. Door de koppeling met de beheersproducten is de BBP-filosofie van output-sturing verder verankerd. De overhevelingsmogelijkheid tussen afdelingen betreft de mogelijkheid om enkel binnen hetzelfde beheersproduct budget over te hevelen voorzover de output niet aangetast wordt. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij gewijzigde prioriteitsstelling in de regio’s en districten.Lid 6. De beperking om compensatie en of overheveling alleen toe te staan tot het totaal binnen de kostendrager (kering, kwantiteit en kwaliteit) is gelegen in het feit dat belastinggelden die door de belastingbetaler zijn opgebracht niet ingezet mogen worden voor een andere taak.Lid 6. Om optimaal gebruik te kunnen maken van het afgesloten contract met GWL is hier de mogelijkheid geboden om budgetten over te hevelen, om te voorkomen dat de contractueel afgesproken analysepunten niet volledig benut worden. De coördinatie van het budgetbeheer en de geboden overhevelingsmogelijkheden binnen het totaal GWL-budget is verankerd binnen de intersectorale werkgroep GWL.Lid 6 Voor budgethouders van projecten geldt dat overheveling van budgetten alleen kan plaatsvinden binnen het totaal projectbudget en na goedkeuring van de donerende budgethouders.Lid 6. Vanwege de concernbrede (en binnen de comptabiliteitsvoorschriften verankerde) taak van Financiën ten aanzien van de toetsende en controlerende rol in het kader van budgethouderschap dient het gebruik van de compensatie- en overhevelingsmogelijkheden direct gemeld te worden aan Financiën en vindt vervolgens beargumenteerde verantwoording plaats in de Marap. Lid 6. Het is niet toegestaan om overschrijdingen van opbrengstenbudgetten (meevallers) in te zetten voor compensatie van overschrijdingen op kostenbudgetten (tegenvallers). Onderschrijdingen op kostenbudgetten mogen analoog hieraan ook niet ingezet worden ter compensatie van tegenvallende opbrengsten. Zo is het ook niet mogelijk om tegenvallers op het ene opbrengstenbudget te compenseren met meevallers op een ander opbrengstenbudget. M.a.w. “meevallende opbrengsten” vallen te allen tijde vrij ten gunste van de algemene reserve per waterschapstaak.Lid 6. Het in lid 6 genoemde onrechtmatig handelen houdt in dat de budgethouder bewust buiten zijn mandaat handelt. Naast het feit dat er maatregelen op het persoonlijk vlak genomen kunnen worden (bijvoorbeeld ontnemen budgethouderschap) kan dit ertoe leiden dat de accountant geen goedkeurende verklaring afgeeft bij de jaarrekening.Voorbeelden:Toepassing art 6 lid 2.a.: Compensatie binnen beheerproduct.Beheerproduct A]
Noot
8[Toelichting: Uitgangspunt: output is niet in gevaar. Maximaal te compenseren binnen het product: 5% * 200 = 50 Bij voorbeeld 1 wordt binnen het totaalbudget van 200 gebleven, bedraagt de compensatie 20 maar deze wordt noodzakelijkerwijs gehaald uit de kostensoortgroepen rente en afschrijvingen en personeelslasten. Conclusie: niet toegestaan.Bij voorbeeld 2 wordt 20 gecompenseerd binnen de kostensoortgroep goederen en diensten van derden. Conclusie: toegestaan.Bij voorbeeld 3 wordt 55 gecompenseerd binnen de kostensoortgroep goederen en diensten van derden. Conclusie: compensatie gaat boven het maximum van 50 uit en is niet toegestaan.Toepassing art 6 lid 2.b.: Overheveling tussen beheerproducten binnen beleidsproduct.Beleidsproduct AB; Bij beheerproduct A tekort van 70 binnen de kostensoortgroep goederen en diensten van derden, daarnaast heeft beheerproduct B een overschrijding van 35 op de post overige dienstverlening door derden  ]
Noot
9[Toelichting: Uitgangspunt: output is niet in gevaar. Maximaal te compenseren binnen product B: 5% * 300 = 75. Overschrijding van 35 op de post goederen en diensten van derden is geen probleem. Benodigde overheveling van product B naar A: 65. Maximaal over te heleven van B naar A: 25% * 300 =75. Budgetruimte is voldoende (105). Conclusie: overheveling is toegestaan. Toepassing art 6 lid 2.c.: analoog aan bovenstaand voorbeeld art 7 lid b.2 als dit gelezen wordt als beheerproductbudgetten van 2 budgethouders op hetzelfde beheerproduct. Toepassing art 6 lid 2.d.: analoog aan bovenstaand voorbeeld art 7 lid b.2 als dit gelezen wordt als beheerproductbudgetten van 2 budgethouders op hetzelfde beheerproduct. Het sectorhoofd is vervolgens bevoegd om een bedrag over te hevelen van maximaal 25 * 500 (totaal budget van beleidsveld) = 125. Totale overhevelingsmogelijkheid wordt echter wel beperkt door de budgetruimte die 105 bedraagt.]
Noot
10[Toelichting: Indien een budgethouder binnen zijn mandaat zonder medeweten overruled zou worden door een hoger ambtelijk niveau of DB zou dat een uitholling zijn van het uitgangspunt de verantwoordelijkheid zo laag mogelijk in de organisatie te leggen. ]
Noot
11[Toelichting: In deze regeling dient een collegabudgethouder minimaal de functie van afdelingshoofd te bekleden. Dit betekent dat als het budgethouderschap ondergemandateerd is tot op medewerkerniveau (bijvoorbeeld bij projecten) bij afwezigheid automatisch teruggevallen wordt op de naasthogere budgethouder.]
Noot
12[Toelichting: Dit artikel behelst de verplichtingen van de budgethouder t.a.v. het (laten) voeren van een deugdelijke administratie van zowel input áls output. Dit is niet alleen van belang voor het voor de financiële administratie maar ook voor een goede liquiditeitenplanning en adequaat debiteuren en crediteurenbeheer. Dit geldt ook voor het vastleggen van vorderingen jegens derden aangezien Financiën anders niet weet waarop de later ontvangen gelden betrekking hebben.]
Noot
13[Toelichting: Afhankelijk van de omvang en de mate van routine van de overeenkomsten zijn er diverse opdrachtvormen te onderscheiden. Alle financiële verplichtingen worden vastgelegd in het orderbonnensysteem. Bij het aangaan van overeenkomsten worden de richtlijnen in de Nota Aanbestedingsbeleidiii gevolgd. ]
Noot
14[Toelichting: Zie ook C Stroomschema / beslisboom bevoegdheden budgethouder bij investeringen op bladzijde 17. Naast financiële verplichtingen met betrekking tot de exploitatie kunnen ook financiële verplichtingen met betrekking tot de investeringen onderscheiden worden. Voor deze investeringen wordt de volgende lijn gevolgd. Na behandeling van een project in de meerjarenraming kan vervolgens een project tot uitvoering gebracht worden. Hiervoor is het noodzakelijk dat een krediet beschikbaar gesteld wordt. Dit gebeurt per investering afzonderlijk door het algemeen bestuur, via het Dagelijks Bestuur. Na de beschikbaarstelling van het krediet kan het project in uitvoering gebracht worden. In de Regeling wordt aan de ambtelijke dienst mandaat verleend voor opdrachtverstrekking met betrekking tot het betreffende investering tot een bedrag ter grootte van € 500.000. De in het artikel genoemde projectonderdelen geeft de mogelijkheid om een totaal project te bezien als een verzameling deelprojecten met elk een afgerond projectresultaat (object), waarbij het totale investeringskrediet wordt opgesplitst in een aantal deelkredieten. Voorwaarde hierbij is dat een en ander binnen het aanbestedingsbeleid van het waterschap blijft (zie voor de grensbedragen de in 12 genoemde Nota Aanbestedingsbeleidiii) en dat de bedragen in de betreffende projectbegroting zijn opgenomen. Het verlenen van opdrachten die dit bedrag overstijgen blijft voorbehouden aan het Dagelijks Bestuur. In het verlengde hiervan past ook een regeling met betrekking tot het verlenen van opdrachten voor meerwerk (uit de post onvoorzien binnen de projectbegroting). In de Regeling wordt een maximum aangehouden van 10% van de aanbesteding, met een maximum van € 50.000. De besluitvorming inzake meerwerk buiten dit maximum blijft voorbehouden aan de portefeuillehouder. Ook door deze regeling met betrekking tot de investeringen kan een middenweg gevonden worden tussen besturen op hoofdlijnen en het verder ontwikkelen van een slagvaardig optreden in de dagelijkse uitvoeringspraktijk. Het gestelde in dit artikel betreft eveneens een uitwerking van de hoofdlijnen, zoals vastgelegd in de Mandaatregeling 2004ii. Daar waar sprake is van exploitatie van de grondbank (aan en verkoop van gronden met het oog op de taakuitoefening van het waterschap voor bijvoorbeeld de aanleg van EVZ’s) er een specifiek mandaat is gegeven aan Hoofd Bestuurszaken.De in het lid genoemde 11 genoemde voorbehoud tot beschikking over een gunstig aanbestedingsresultaat aan het Dagelijks Bestuur laat onverlet dat een budgethouder bevoegd is tot het verstrekken van opdracht tot meerwerk mits hiervoor de post onvoorzien nog voldoende ruimte biedt. Het aanbestedingsresultaat is het verschil tussen de aanbestedingsprijs en de definitieve besteksraming.]
Noot
15[Toelichting: Het waterschap hanteert afhankelijk van de grootte van de opdracht verschillende offerteprocedures. Uitgangspunt is dat het aanbestedingstraject zo transparant mogelijk doorlopen wordt en de concurrentiemogelijkheden zoveel mogelijk benut worden. Zie hiervoor de Nota Aanbestedingsbeleidiii. Hierbij dient t.a.v. de aanbestedingswijze altijd rekening gehouden te worden met de bepalingen in de Europese aanbestedingsregelsii. Dit geldt in het bijzonder voor het bepalen of een aanbesteding boven een grensbedrag uitgaat. ]
Noot
16[Toelichting: Dit betreft de regeling van de tekenbevoegdheid. Uitgangspunt is dat de factuur van 2 parafen wordt voorzien; één voor de juistheid van de levering en één voor akkoord dat het factuurbedrag ten laste van het budget mag worden gebracht. Voor facturen die ten laste gebracht dienen te worden van meerdere budgethouders is omwille van de slagvaardigheid in een eenvoudiger procedure voorzien. Ook is bij afwezigheid voorzien in tekenbevoegdheid van een collegabudgethouder. Bij geschillen tussen de leverancier en de bestellende budgethouder blijft vanuit de organisatie de budgethouder verantwoordelijk ]
Noot
17[Toelichting: Hierbij wordt expliciet verwezen naar de externe regelgeving op basis waarvan de afdeling Financiën bepaalde bevoegdheden en verantwoordelijkheden ontleent.]
Noot
18[Toelichting: Dit artikel heeft betrekking op de kostenverbijzondering. Het betreft de verdeling van de kosten van het waterschap, die niet rechtstreeks aan de producten kunnen worden toegerekend (overhead). Deze specifieke werkzaamheden behoren tot het takenpakket van het sectorhoofd Middelen, die ook de Financieel Ambtenaar van het waterschap is. De kostenverbijzondering maakt deel uit van de administratieve organisatie van het waterschap.]
Noot
19[Toelichting: In deze artikelen wordt de informatieplicht en het afleggen van verantwoording geregeld over het verloop van alle budgetten (zowel input, output als de processen). Dit wordt gedaan binnen de planning & controlsystematiek van het waterschap. De planning en controlsystematiek is uitgewerkt in de Nota Controlvi. De P&C-systematiek maakt onderscheid tussen managementrapportages (Maraps) en bestuursrapportages (Buraps). De rapportages van het afdelingsmanagement vormen de Maraps. De rapportages van de sectorhoofden aan de griffier-directeur en de doorgeleiding daarvan door hem aan het Dagelijks Bestuur en vervolgens namens het DB aan het Algemeen Bestuur vormen de Buraps. In de rapportages wordt niet alleen volstaan met het vermelden van het feitelijk verloop van de budgetten, maar zal ook aangegeven worden welke acties er voorgesteld worden te ondernemen om een eventueel negatief verloop weer binnen de gemaakte afspraken te krijgen. Voor budgethouders van projecten geldt dat zij verantwoording afleggen aan de opdrachtgever én aan de productverantwoordelijken ten behoeve waarvan het project wordt uitgevoerd. Dit laatste is van belang voor het op een juiste wijze kunnen rapporteren door de productverantwoordelijken.]
Noot
20[Toelichting: In deze artikelen wordt de informatieplicht en het afleggen van verantwoording geregeld over het verloop van alle budgetten (zowel input, output als de processen). Dit wordt gedaan binnen de planning & controlsystematiek van het waterschap. De planning en controlsystematiek is uitgewerkt in de Nota Controlvi. De P&C-systematiek maakt onderscheid tussen managementrapportages (Maraps) en bestuursrapportages (Buraps). De rapportages van het afdelingsmanagement vormen de Maraps. De rapportages van de sectorhoofden aan de griffier-directeur en de doorgeleiding daarvan door hem aan het Dagelijks Bestuur en vervolgens namens het DB aan het Algemeen Bestuur vormen de Buraps. In de rapportages wordt niet alleen volstaan met het vermelden van het feitelijk verloop van de budgetten, maar zal ook aangegeven worden welke acties er voorgesteld worden te ondernemen om een eventueel negatief verloop weer binnen de gemaakte afspraken te krijgen. Voor budgethouders van projecten geldt dat zij verantwoording afleggen aan de opdrachtgever én aan de productverantwoordelijken ten behoeve waarvan het project wordt uitgevoerd. Dit laatste is van belang voor het op een juiste wijze kunnen rapporteren door de productverantwoordelijken.]
Noot
21[Toelichting: Dit artikel regelt de bevoegdheid van de griffier-directeur om het budgethouderschap in te trekken als hiervoor voldoende aanleiding bestaat.]
Noot
22[Toelichting: Deze artikelen zijn van formele aard.]
Noot
23[Toelichting: Deze artikelen zijn van formele aard.]