Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Aa en Maas

Beleid Verder gaan dan BBT

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaterschap Aa en Maas
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingBeleid Verder gaan dan BBT
CiteertitelBeleidsnotitie Verder gaan dan BBT
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpmilieu – water

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 10-1-2007

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Brabants Dagblad, 01-02-2007 (Gebeidsdekkend)

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81
  2. Wet verontreiniging oppervlaktewateren,
  3. Wet milieubeheer,

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-02-200705-05-200817-08-2010nieuwe regeling

10-01-2007

Brabants Dagblad, 01-02-2007 (Gebiedsdekkend)

Vergadering Dagelijks Bestuur 10-01-2007

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleid Verder gaan dan BBT

 

 

Bij de beoordeling van een vergunningaanvraag voor een indirecte of directe lozing wordt allereerst getoetst of wordt voldaan wordt aan BBT d.w.z. of er voldoende inspanning bij de bron plaatsvindt. Voor zover dit niet het geval is, zullen zondermeer aanvullende maatregelen moeten worden genomen. Wordt er wel voldaan aan BBT, dan zal de restvracht getoetst worden aan de bescherming van de belangen van het waterschap (rioleringstechnisch met betrekking tot gemalen en overstorten, doelmatige werking zuiveringstechnische werken en de waterkwaliteitsdoelstellingen). Mocht deze toetsing leiden tot de beoordeling, dat de lozing van de restvracht onaanvaardbaar is voor de lokale milieuomstandigheden, dan is de volgende vraag of we verdergaande maatregelen dan BBT van de aanvrager gaan verlangen dan wel de aanvraag weigeren.

 

Art. 1 lid 5 Wvo geeft de waterkwaliteitsbeheerder de mogelijkheid om “aan een vergunning voorschriften te verbinden tot bescherming van de belangen, waarvoor het vereiste van de vergunning is gesteld. De voorschriften kunnen mede strekken tot bescherming van het belang van een doelmatige werking van het betrokken zuiveringstechnische werk”. Op grond van dit artikel zouden maatregelen van de vergunninghouder kunnen worden verlangd die verdergaan dan de basisinspanning die elke lozer bij de bron moet invullen te weten de beste beschikbare technieken (BBT).

 

Voor nieuwe lozingen (resp. forse uitbreiding van bestaande lozingen) is weigering in een dergelijke situatie de enige conclusie. Dat geldt zowel voor directe als indirecte lozingen.

 

Voor bestaande lozingen (waarin geen sprake is van forse uitbreidingen) geldt, dat in het verleden op grond van het destijds (1991) van toepassing zijnde waterschapsbeleid een Wvo-vergunning is verleend. Mocht het gewenst zijn om op grond van het nieuwe beleid verdergaande maatregelen te vragen dan thans als BBT wordt aangemerkt, dan rijst de vraag of het waterschap bereid is om zover te gaan, aangezien dit de lozer dwingt om technisch en/of economisch meer te leveren dan in de bedrijfstak waartoe de inrichting behoort gebruikelijk en redelijk wordt geacht.

In dergelijke situaties dient wel onderscheid te worden gemaakt tussen directe en indirecte lozingen.

a) Bij indirecte lozingen geldt het volgende:

Aangezien zuiveringstechnische werken van het waterschap een maatschappelijk belang dienen, wordt het wenselijk geacht om dit belang te laten prevaleren boven het belang van een afzonderlijk lozer in de bovengeschetste situatie. Bovendien kent de beleidsnotitie geen onzekere factoren die bij een dergelijke keuze in de toekomst tot problemen voor het waterschap kunnen leiden. Derhalve kunnen in dergelijke situaties ter bescherming van de doelmatige werking van de zuiveringstechnische werken desgewenst verdergaande maatregelen dan BBT verlangd worden.

Gezien de bestuurlijke gevoeligheid, wordt voorgesteld om de bevoegdheid van vergunningverlening op basis van deze doelmatigheidstoets niet te mandateren naar het ambtelijk apparaat.

 

b) Bij directe lozingen geldt het volgende:

De huidige normen in het ontvangende oppervlaktewater die gebruikt worden voor de immissietoets zullen in de nabije toekomst onder invloed van de Kader Richtlijn Water (KRW) worden gewijzigd. Hierdoor bestaat de kans dat de op basis van de huidige normen voorgeschreven inspanningen voor de lozer achteraf te streng blijken te zijn. Dit kan leiden tot (gedeeltelijke) kapitaalvernietiging met mogelijke schadeclaims van de vergunninghouders aan het adres van het waterschap als gevolg.

Derhalve wordt voorgesteld om vooralsnog géén verdergaande maatregelen dan BBT te verlangen van de vergunninghouder bij de bescherming van de waterkwaliteitsdoelstellingen. Uitgangspunt voor de vergunningvoorschriften is het bereiken van de waterkwaliteitsdoelstellingen zoals deze momenteel vastliggen; zo gauw er duidelijkheid is over de gevolgen van de KRW voor de vergunningverlening zal deze keuze heroverwogen worden.