Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden

Nadere uitwerking handhavingsbeleid 2002

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingNadere uitwerking handhavingsbeleid 2002
CiteertitelNadere uitwerking handhavingsbeleid 2002
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpmilieu – water
Externe bijlageStappenschema.pdf (13 Kb)

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Het stappenschema kunt u als PDF-bestand vinden onder bijlage.Deze notitie wordt ingetrokken voor zover het de Wvo-aspecten betreft, voor deze aspecten geldt de Handhavingsstrategie 2004-2008.

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 19-11-2004

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: -

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-11-200408-04-2015wijziging

19-11-2004

-

WBV/04.195

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere uitwerking handhavingsbeleid 2002

Het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden;

op het voorstel d.d. 8 juli 2002 met nr. WBV/02.085;

BESLUIT:

in te stemmen met de nadere uitwerking van het handhavingsbeleid 2002.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 8 juli 2002

drs. A.D. de Stigter-Huising, (wnd.) dijkgraaf,

mr. D. Wijtmans, secretaris-directeur.

Inhoud

Nadere uitwerking Handhavingsbeleid 2002

1.1 Inleiding

In 1999 is de uitgebreide nota Algemeen Handhavingsbeleid Milieu- en Waterstaatswetgeving Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 1999 vastgesteld door het AB. Deze nota is nog steeds het uitgangspunt van ons handhavingsoptreden. In de afgelopen jaren heeft een aantal ontwikkelingen plaatsgevonden die tot precisering van dit beleid nopen. Deze ontwikkelingen zijn o.a. de Vergunning op hoofdzaken en de rampen in Enschede en Volendam. Tevens zijn de aanbevelingen uit het CIW-rapport Handhaving Wvo [Een kwestie van kunnen, willen en doen] (december 2000) meegenomen.

Doel van de onderhavige notitie is om deze bijstellingen te verwoorden en vast te leggen. Tevens vragen enkele zaken om verduidelijking. Daarnaast heeft de notitie tot doel om uniformering in het optreden van de handhavers te bewerkstelligen. De achterliggende theorie over handhaving is in de nota uit 1999 te lezen.

Toepassingsbereik van deze notitie is het gebied van de Keur en de Wvo (Wet verontreiniging oppervlaktewateren) en de AMvB's (lozingsbesluiten), te weten: Glastuinbouw, Bouwstoffen, Stedelijk afvalwater, Bodemsanering en proefbronneringen, Vaste objecten, Huishoudelijk afvalwater en Open teelt en veehouderijen.

1.2 Doel

Bestuurlijke handhaving is gericht op het voorkomen dan wel ongedaan maken van een toestand die in strijd is met de wettelijke voorschriften. De bestuurlijke handhaving is niet gericht op straffen maar op herstel van de gewenste toestand. Bestuurlijke handhaving valt uiteen in toezicht en repressieve handhaving.

Het waterschap wil met de handhaving de volgende doelstellingen realiseren:

  • Beter milieu (MTR) door geen ongereguleerde lozingen in het buitengebied te laten bestaan

  • Een nalevingsgedrag van 90% in 2005

  • Gelijke behandeling van zelfde soort bedrijven / branche

2. Toezicht

Het belangrijkste handhavingsinstrument is het toezicht. Onder toezicht wordt verstaan het controleren of en in hoeverre de wettelijke bepalingen worden nageleefd.

Uitgangspunt hierbij is altijd gedragsverandering bij de overtreder te bewerkstelligen door overtuiging. Pas als dit niet lukt, worden andere middelen ingezet.

2.1 Bij (agrarische) bedrijven

Toezicht bij agrarische en industriële bedrijven vindt plaats aan de hand van een handhavingsjaarplan. Hierin staat de controlefrequentie vermeld en het doel dat met het toezicht / handhaving bereikt moet worden.

De controlefrequentie wordt bepaald door:

  • Het soort bedrijf; aard en omvang van:

  • risicovolle lozingen

  • milieubelasting van de lozingen

  • Naleefgedrag

  • Aanwezigheid milieuzorgsysteem / VOH

  • Actualiteit van de vergunning

2.2 Bij meldingen van werkzaamheden

Het toezicht bij bodemsaneringen / bronneringen / toepassing van bouwstoffen / reinigen etc. van vaste objecten vindt plaats op het moment zo dicht mogelijk na de melding van de aanvang van de werkzaamheden.

Over het algemeen wordt het toezichtsbezoek niet aangekondigd.

Bevindingen tijdens het controlebezoek worden altijd vastgelegd in een rapportage. Foto's worden gemaakt ter vastlegging van de situatie en met name van overtredingen.

2.3. Keurvergunningen

Een Keurvergunning wordt gecontroleerd op het moment dat de werkzaamheden (demping, aanleg, verwijdering) plaatsvinden en als dat niet mogelijk is, zo snel mogelijk daarna. De rayon-medewerkers spelen een belangrijke signalerende rol.

2.4 Surveillance

Onder toezicht valt ook surveillance. Dit is een manier van toezichthouden waarbij zonder directe aanleiding het beheersgebied wordt doorkruist op zoek naar illegale situaties / lozingen. Surveillance vindt onder andere plaats vanuit de auto, vliegtuig of vaartuig.

2.5 Bevoegdheden

Voor het toezicht op de naleving van de Wvo en aanverwante wet- en regelgeving heeft het bestuur van het waterschap toezichthouders aangewezen. De bevoegdheden gebruiken de toezichthouders als dat nodig is. [of zoals in de wet: art 5:13 Abw voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is]

  • Betreden van plaatsen met apparatuur

  • Zich laten vergezellen door door hen aan te wijzen personen

  • Vorderen van inlichtingen

  • Vragen van inzicht en nemen van afschriften van bescheiden

  • Onderzoeken en nemen van monsters van zaken/goederen

  • Onderzoeken van voertuigen en lading

Betrokkenen zijn verplicht om medewerking te verlenen en alle inlichtingen te verschaffen voor zover redelijkerwijs noodzakelijk aan de toezichthouders.

Toezicht bij een bedrijf met een vergunning wordt altijd uitgeoefend door een andere ambtenaar dan degene die de vergunning heeft verleend.

2.6 Voorlichting

Naast toezicht is voorlichting een belangrijk handhavingsinstrument. Voordat tegen nieuwe milieuregels repressief wordt opgetreden, zal het waterschap de betrokken bedrijven altijd voorlichting. Dit gebeurt door een mailing, het versturen van een nieuwsbrief en door het plaatsen van ontwikkelingen op de website. Ook tijdens het eerste bezoek besteedt de inspecteur veel aandacht aan het uitleggen van het nut en noodzaak van de (nieuwe) regels.

3. Repressieve handhaving

3.1 Algemeen

Wanneer toezichthouders tijdens het toezichtsbezoek overtredingen constateren, maken zij de afweging hoe daar tegen opgetreden moet worden. De situatie wordt per geval bekeken waarbij rekening wordt gehouden met het vertrouwensbeginsel, het gelijkheidsbeginsel en de evenredigheid.

De eerste afweging is of de situatie gelegaliseerd kan worden en wat daarvoor nodig is (melding, gedogen + welke maatregelen voor de tussentijd getroffen moeten worden).

Als legalisering geen optie is, dan moet de overtreding beëindigd worden. Dit kan door het inzetten van diverse handhavingsacties. De keuze bestaat uit optreden d.m.v.

  • een aanschrijving met afspraken of,

  • bestuurlijke waarschuwing of,

  • bestuurlijke dwangmaatregel (bestuursdwang / dwangsom)

  • intrekken van de vergunning (dit middel ziet niet direct op het beëindingen van de overtreding, maar is een zuiver juridische mogelijkheid. Het intrekken betekent niet het stoppen van de overtreding Daarom wordt die door het waterschap niet toegepast)

  • en/of proces-verbaal.

  • De bestuurlijke boete

    met dit sanctiemiddel wordt op dit moment proefgedraaid. Als de uitkomst positief is, krijgt ook het waterschap de mogelijkheid op basis van het Transactiebesluit Milieudelicten bestuurlijke boetes op te gaan leggen

Met name in Volendam, maar ook is Enschede is gebleken dat veel handhavingsacties bleven steken in het voortraject. Hiervoor waren verschillende oorzaken en redenen, zoals nieuwe feiten, vergunningaanvragen, gedeeltelijk voldoen aan de aanschrijving, vertrouwen dat bedrijf het wel zal doen etc. Feit is echter dat dit ertoe leidde dat noodzakelijke aanpassingen in het bedrijf achterwege bleven. Ontwikkelingen tijdens de legalisering en het voortraject mogen er niet toe leiden dat belangrijke, noodzakelijke maatregelen niet gerealiseerd worden. Deze maatregelen (bescherming van de rwzi / oppervlaktewater) die er sowieso moeten komen, worden al tijdens het traject getroffen en zullen anders worden afgedwongen.

Als in het handhavingstraject blijkt dat voor een deel is voldaan aan de aanschrijving, zet het waterschap de volgende stap in het traject voor dat deel waaraan nog niet is voldaan. Bij constatering van nieuwe feiten stelt het waterschap een nieuw traject in. Belangrijk is het stellen van duidelijke termijnen en dat dan ook snel na het verstrijken van die termijn de hercontrole plaatsvindt.

3.2 Het bestuursrechtelijke optreden

Bekeken wordt of in het concrete geval de inzet van welke onder 3.1 genoemde acties het meest efficiënt en effectief is. Bij deze afweging spelen verschillende overwegingen mee:

  • soort / aard overtreding,

  • zwaarte van de overtreding,

  • is overtreder bij machte de overtreding te beëindigen

  • de onomkeerbaarheid van de (gevolgen van de) overtreding.

Lozingseisen

Tegen de overtreding van lozingseisen wordt alleen bestuursrechtelijk opgetreden op basis van door ons zelf genomen monsters. Cijfers van het bedrijf zullen ad informandum gebruikt worden of aanleiding zijn voor een bezoek.

Bovendien kan bij het overschrijden van de lozingeisen nog een tussenstap (dus voor bestuurlijke waarschuwing) gemaakt worden door de overtreder een onderzoeksverplichting op te leggen naar de herkomst van de overschrijding en te nemen maatregelen.

Termijnen

Op het moment dat een bestuurlijke dwangmaatregel genomen moet worden, is de keuze beperkt tussen het uitoefenen van bestuursdwang of het opleggen van een last onder dwangsom.

Zo zal bestuursdwang toepassing vinden in spoedeisende gevallen (dreigende verspeiding verotnreiniging of gevaar voor veiligheid) waarin de veroorzaker niet bekend is of niet bereid is maatregelen te treffen.

De (last onder) dwangsom wordt met name opgelegd als er geen spoedeisende noodzaak is en onder meer in de volgende gevallen:

  • Overtreder moet een voorziening treffen (de dwangsom opleggen per tijdseenheid)

  • Overtreder moet een onderzoek / analyseresultaten indienen (de dwangsom opleggen per tijdseenheid)

  • Overtreding van lozingseisen (de dwangsom opleggen per constatering)

  • Ongedaan maken van het nadelige effect van een overtreding (de dwangsom opleggen per constatering / tijdseenheid)

  • Indienen aanvraag (de overtreding die dan in het geding is, is de lozing zonder vergunning; die lozing moet worden beëindigd, of als het gelegaliseerd kan worden, moet de overtreder een aanvraag indienen. Om dit af te dwingen kan een dwangsom per tijdseenheid worden opgelegd)

De dwangsom refereert ook aan de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven.

De hoogte van de dwangsom moet in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang; het moet geen afkoopsom zijn. Daarom wordt bijvoorbeeld gerekend met anderhalf keer de kosten die het de overtreder zou maken om de situatie in overeenstemming te brengen met de regels.

Als de dwangsom verbeurd verklaard wordt, gaat het waterschap over tot inning van het bedrag als de overtreding niet is beëindigd (zie ook blz. 14 van de Nota algemeen handhavingsbeleid milieu- en waterstaatswetgeving). Is de overtreding wel beëindigd voordat de invordering in handen van een deurwaarder is gesteld en het betreft een 'first offender', dan bestaat de mogelijkheid om - uit coulance - verder af te zien van inning van de dwangsom. Is de vordering wèl al in handen gesteld van de deurwaarder (de overtreder krijgt hiervan tijdig vooraf bericht en heeft dus de mogelijkheid gehad om alsnog de overtreding te beëindigen), of de betreffende (rechts)persoon is in eerdere gevallen al geconfronteerd met een bestuurlijke dwangmaatregel van het waterschap, dan bestaat geen reden voor coulance en wordt tot inning overgegaan

3.3 Het strafrechtelijk optreden

Het grootste deel van de toezichthouders is tevens BOA (buitengewoon opsporingsambtenaar). De BOA is in dienst van het waterschap, maar heeft een eigen bevoegdheid om proces-verbaal op te maken en in te sturen naar het parket. Dit betekent dat als de BOA een situatie tegenkomt die hij/ziij proces-verbaal waardig vindt, hij/zij proces-verbaal opmaakt. Het (bestuur van het) waterschap kan dit niet tegenhouden. De BOA wordt dan direct door de Officier van Justitie aangestuurd. Deze kan in bepaalde gevallen ook de BOA opdracht geven p.v. op te maken. De Officier van Justitie besluit uiteindelijk of op een ingestuurd p.v. vervolging wordt ingesteld. Ook kan in overleg met de parketsecretaris een transactie worden aangeboden (lik op stuk-beleid).

Gevallen waarin in ieder geval p.v. opgemaakt moet worden, volgens Strategie milieu Openbaar Ministerie, (aanwijzing handhaving milieurecht, bijlage voorlopige lijst met kernbepalingen, juli 1999), zijn overtredingen van de zgn. kernbepalingen. Als een overtreding van een kernbepaling wordt geconstateerd, wordt direct p.v. opgemaakt, tenzij

  • deze overtreding niet doelbewust is begaan; en

  • een kennelijk incident betreft; en

  • gering van omvang is.

Kernbepalingen

De kernbepalingen waar het waterschap p.v. opmaakt - opgesteld in overleg met DWR, V&E en OM- zijn :

  • art. 1 lid 1 Wvo en art. 1 lid 3 jo art.4 Uitvoeringsbesluit

  • Lozen zonder vergunning

  • Meespuiten van slootkanten / talud

  • Lozing van meststoffen op slootkanten / talud

  • art. 2 Wvo

  • niet melden lozing/activiteit in het kader van een AMvB

  • art 30a Wvo

  • Niet melden calamiteit c.q. niet afhandelen volgens aanwijzingen van het waterschap

  • Niet hebben van een bemonsteringsvoorziening

  • Afvalwater vanuit een inrichting lozen met ernstige overschrijding van de lozingseis (cijfers van waterschap) [voor de definitie van ernstige overschrijding wordt de lijst van de Unie van Waterschappen gehanteerd; zie bijlage A]

Bij de volgende overtredingen kan proces verbaal worden opgemaakt

  • Niet afhandelen volgens aanwijzingen van het waterschap

Bij overtreding van de Keur:

  • Toch activiteit terwijl vergunning geweigerd is

  • Handeling in strijd met de vergunning waarbij de kering of de boezem in het geding is

Bijzonderheden

4.1 Eigen dienst

Tegen overtredingen die geconstateerd worden bij werkzaamheden onder verantwoordelijkheid van het waterschap zelf, treedt de milieu-inspecteur op zoals hierboven is gesteld. Dus ook met het 'versturen' van bestuurlijke waarschuwing. Het betreffende sectorhoofd wordt door het hoofd van de afdeling vergunningverlening en handhaving in kennis gesteld. Dit is nodig om de handhaving transparant te maken. Verder bestuursrechtelijk optreden door ons is niet mogelijk (opleggen dwangsom bijvoorbeeld). De Inspectie Milieuhygiëne heeft hier een (tweede lijns) toezichthoudende taak en kan wel optreden. Voor de milieu-inspecteur rest op dat moment het opmaken van proces-verbaal. Hierbij wordt de uitvoerder (of diens afdelingshoofd) gehoord en de boete komt ten laste van het project / werk waarbij de overtreding is geconstateerd.

De redenen hiervoor zijn tweeledig:

  • a.

    De geloofwaardigheid van de handhaving is in het geding als wel bij derden naleving wordt afgedwongen, maar niet bij de eigen organisatie. (voorbeeldfunctie)

  • b.

    Het waterschap moet ook de hand in eigen boezem steken. Veelal wordt met dezelfde aannemers gewerkt die ook elders voor derden werken uitvoeren.

  • c.

    Door deze manier van werken is de transparantie van het optreden gewaarborgd

Geprobeerd zal worden de formele kant (vergunningen etc.) al in het voorstadium (dus voordat met de uitvoering van de activiteiten wordt begonnen) in gezamenlijk overleg goed te regelen. Hierbij is van belang dat de afdeling WBV op de hoogte is (wordt gehouden) van planningen en wijzigingen hierin.

Ontwikkeling

Op moment van schrijven van deze notitie speelt er landelijk discussie over het toezicht op 'eigen' lozingen. De Unie van Waterschappen ziet hier een rol in voor de Centrale Inspectie Verkeer en Waterstaat. Wanneer dit gebeurt, zal aan het bestuur worden voorgelegd of het waterschap hierin mee te gaat.

4.2 Andere overheden

Ook overtredingen die geconstateerd worden bij overheidsbedrijven (bijv. gemeentewerven) of activiteiten in opdracht van andere overheden (bodemsanering, reinigen bruggen) zullen worden behandeld zoals in deze notitie is omschreven. Met dien verstande dat de dijkgraaf of de portefeuillehouder voor het versturen van de bestuurlijke waarschuwing dan wel de dwangmaatregel de brugemeester of de wethouder of gedeputeerde op de hoogte zal brengen om die bestuurlijke waarschuwing dan wel de bestuurlijke dwangmaatregel aan te kondigen.

4.3 Vergunning op hoofdzaken (VOH)

Een bedrijf waaraan een vergunning op hoofdzaken is verleend, voldoet aan een aantal voorwaarden:

  • Er is een (ISO 14001) gecertificeerd milieuzorgsysteem (mzs)

  • Het bedrijf beschikt over een bedrijfsmilieuplan

  • Elk jaar wordt een milieujaarverslag opgesteld

  • Het bedrijf heeft een goed naleefgedrag van de (milieu)regels

Wanneer een bedrijf een VOH heeft, dan is de verwachting dat het zich zal houden aan de regels en bij incidenten handelt conform het mzs. Ook heeft het bedrijf de meetgegevens en andere gegevens overzichtelijk in een systeem gewaarborgd.

Waarschijnlijk zal de controlefrequentie verlaagd worden. Toch zal toezicht noodzakelijk blijven. Het toezicht zal zich meer richten op de vraag of de informatie die het bedrijf levert juist en volledig is en op de wijze waarop het bedrijf omgaat met afwijkingen in de bedrijfsprocessen en bij incidenten / calamiteiten.

Bij overtredingen van de vergunningvoorschriften wordt opgetreden conform deze notitie.

4.4 Gedogen

Het waterschap stelt zich op het standpunt niet passief te gedogen. In een aantal situaties is gedogen echter de enige oplossing. Een dergelijke situatie wordt dan actief gedoogd, dat wil zeggen met een beschikking.

Voorwaarden voor een gedoogbeschikking:

  • Er moet een verzoek zijn om een lozing te gedogen

  • Er is een ontvankelijke aanvraag ingediend (als vooruitlopend op vergunning wordt gedoogd)

  • Er is sprake van een overgangs- of overmachtssituatie

  • Er vindt afstemming met het OM plaats

  • De gedoging vindt plaats voor een zo kort mogelijke termijn (< 6 maanden)

Bij overtreding van voorschriften verbonden (beperkingen waaronder toch geloosd mag worden) aan de gedoogbeschikking dient te worden teruggevallen op de Wvo lozing zonder vergunning/geaccepteerde melding). De beschikking wordt geacht niet te zijn verleend als de technische voorschriften niet worden nageleefd. Tegen overtreding hiervan kan worden opgetreden door middel van het opleggen van een dwangsom of uitoefening van bestuursdwang onder intrekking van de gedoogbeschikking.

Bronbemalingen

Een bijzondere vorm van gedogen betreft de bronbemalingen. Hiervoor heeft het waterschap een eigen beleid opgesteld. In afwijking van de wet wordt geen vergunning verleend, maar kan worden volstaan met een melding. De werkzaamheden kunnen beginnen na goedkeuring van de melding en onder de voorwaarden die daarbij gesteld worden.

Samenwerking met handhavingspartners

5.1 Samenwerkingsovereenkomst

Op 30 juni 1999 is de "Samenwerkingsovereenkomst handhaving in de provincie Utrecht" door het waterschap en de andere handhavingsinstanties ondertekend. Het waterschap verplicht zich hiermee (net als de andere handhavingspartners) tot:

  • Het meewerken aan het opstellen van gezamenlijke handhavingsplannen (via CIP regio Utrecht-programma)

  • Het deelnemen aan (leveren capaciteit evt. middelen) projecten

  • Het deelnemen aan de opzet en conformeren aan handhavingsstrategieën

  • Het informeren van de betrokken partners over handhavingsacties die het waterschap inzet.

5.2 ontwikkeling professionalisering handhaving

In maart 2001 is de Nota Toekomst Wet milieubeheer "met recht verantwoordelijk' uitgebracht door de minister van VROM (Pronk). Aanleiding waren de rampen in Enschede en Volendam.

De nota wil de handhaving professionaliseren door de instelling van handhavingsdiensten. Dit plan ging de gemeenten, waterschappen en provincies te ver en daarom vaart VROM een wat gematigder koers om te komen tot die professionalisering.

  • Voor september 2002 moeten de kwaliteitscriteria zijn opgesteld. De provincie trekt dit traject. De criteria zijn vooral bedoeld voor "zelfcontrole"door de eigen organisatie.

  • In september 2002 moet een nulmeting worden gehouden door de Inspectie bij de provincie, de gemeenten en de waterschappen voor de grijze (Wm) en blauwe (Wvo) milieu-handhaving.

Daarnaast is een wetsvoorstel "Handhavingsstructuur" voorbereid om de vrijblijvendheid in de handhaving vergaand te beperken. Doel is om de mogelijkheid te scheppen tot een meer centrale sturing van de handhaving op provinciaal en rijksniveau. De provincie kan samenwerking afdwingen en de minister van VROM kan handhavend optreden vorderen van een gemeente, provincie of waterschap.

[Het stappenschema kunt u als PDF-bestand vinden onder bijlage.]

Bijlage A

Lijst van geloosde verontreinigende stoffen

Hieronder is een lijst van stoffen opgenomen. Overschrijding met een bepaald percentage van de emissievoorschriften, zoals in een vergunning of een AmvB, leidt tot de classificatie kernbepaling.De genoemde percentages gelden zowel voor individuele steekmonsters als voor etmaalmonsters.

Lijst van geloosde verontreinigende stoffen

Parameter

Hoogte norm

Percentage

A. Algemeen

Debiet

n.v.t.

25 %

Zwevende stof

n.v.t.

50 %

B. zuurstofverbruikende stoffen

CZV

n.v.t.

50 %

BZV

n.v.t.

50 %

C. Nutriënten

Kjeldahl-N

n.v.t.

50 %

NO3-N

n.v.t.

50 %

P-verbindingen

n.v.t.

50 %

D. anorganische stoffen

Sulfaten

n.v.t.

50 %

Chloriden

n.v.t.

50 %

Fluoriden

n.v.t.

50 %

Cyande

n.v.t.

50 %

Sulfide

n.v.t.

50 %

zuren (H+)2

n.v.t.

50 %

E. zware metalen

Som van een aantal

n.v.t.

50 %

Individuele metalen m.u.z. Hg en Cd

n.v.t.

50 %

Hg en Cd

n.v.t.

50 %

F. alifatische koolwaterstoffen

Minerale olie

< 20 mg/l

50 %

G. aromatische koolwaterstoffen

Som van de MAK's

n.v.t.

50 %

Afzonderlijke MAK's als benzeen, tolueen e.d.

< 1 mg/l

50 %

PAK's (bornleff)

< 0,1 mg/l

100 %

fenolen

n.v.t.

50 %

H. gechloreerde koolwaterstoffen

EoCl en VoCl

< 1 mg/l

100 %

Vluchtige individuele stoffen (tetra, per, e.d.)

< 1 mg/l

50 %

Niet vluchtige individuele stoffen (HCH, HCB, pesticiden, drins)

< 1 mg/l

50 %

PCB's

< 1 mg/l

100 %

Dioxines en fureanen

Aantoonbaarheidsgrens aangetoond

Voor stoffen die niet nader in de lijst worden genoemd geldt een overschrijdingspercentage van 50%. Als er in emissievoorschriften wordt gesproken over vrachten en i.e.'s dan geldt een overschrijdingspercentage van 25%. Ingeval van recidive wordt p.v. opgemaakt bij constatering van overschrijding van de norm, al dan niet hoger dan de in de tabel genoemde normen, met inachtneming van meetfouten. Bij het vaststellen van deze percentages is rekening gehouden met de analysemethoden, detectiegrenzen en nauwkeurigheid.