| Overheidsorganisatie | Gemeente Hattem |
|---|---|
| Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hattem |
| Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hattem |
| Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
| Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
| Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
|---|---|---|---|---|---|
| 01-01-2011 | 01-10-2011 | nieuwe regeling | 21-12-2010 Dijkpoorter, 29-12-2010 | B&W 21-12-2010, nr. 13 | |
| 01-01-2010 | 01-01-2011 | nieuwe regeling | 22-12-2009 Dijkpoorter, 13-01-2010 | Onbekend. |
Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hattem.
Burgemeester en wethouders van de gemeente Hattem,
gelet op de artikelen 4 en 5, lid 1, onder b, en lid 2, van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hattem 2007, en het Rijksbesluit maatschappelijke ondersteuning, de Wet maatschappelijke ondersteuning,
besluiten het volgende vast te stellen:
In dit besluit wordt verstaan onder:
Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo);
Verordening: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hattem 2007.
Inkomen: het inkomen, zoals bedoeld in het Rijksbesluit maatschappelijke ondersteuning.
Verstrekkingenboek: het document van de gemeente Hattem waarin Burgemeester en Wethouders nadere criteria vastleggen omtrent de verstrekking en verantwoording van individuele voorzieningen.
Voor de toepassing van dit besluit is voorts het bepaalde in artikel 1 van de verordening van overeenkomstige toepassing.
In het geval een individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget is verstrekt, dient de aanvrager het gebruik van die voorziening te verantwoorden op de wijze zoals is vastgelegd in het door Burgemeester en Wethouders vastgestelde verstrekkingenboek.
In het geval een individuele voorziening van hulp bij het huishouden, zoals bedoeld in artikel 7 van de verordening, is verstrekt, is de aanvrager van die voorziening een eigen bijdrage verschuldigd, die afhankelijk is van het inkomen.
Het bedrag van de in artikel 3 bedoelde eigen bijdrage, bedraagt:
voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar € 17,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 22.222,- per jaar het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 22.222,-;b. voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder € 17,60 per vier weken, met dien
verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 15.256,- per jaar het bedrag van € 17,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 15.256,-;
voor de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 27.222,- per jaar het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 27.222,-
voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn € 25,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 21.058,- per jaar het bedrag van € 25,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 21.058,-.
In het geval een individuele voorziening van hulp bij het huishouden is verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 7, lid 1, onder c, van de verordening bedraagt dit budget:
voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 7, lid 2, onder a, van de verordening: € 15,20 per uur.
voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 7, lid 2, onder b en c, van de verordening: € 21,87 per uur.
Bij de verstrekking van een woonvoorziening wordt het inkomen buiten beschouwing gelaten.
In het geval een individuele woonvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget is verstrekt voor de soort woonvoorziening zoals bedoeld in artikel 13, lid 1, onder c, van de verordening, wordt dit budget vastgesteld op basis van de tegenwaarde die de gemeente aan de leverancier betaalt voor de goedkoopst adequate voorziening of de door burgemeester en wethouders goedgekeurde offerte.
Indien nodig wordt het persoonsgebonden budget verhoogd met het jaarbedrag voor onderhoud en reparatie gebaseerd op het onderhoudscontract van de gemeente bij het verstrekken van de woonvoorziening in natura. Burgemeester en wethouders bepalen per persoonsgebonden budget het aantal jaren dat aan onderhoud en reparatie zal worden opgenomen.
Het bedrag, zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 onder a van de verordening bedraagt € 3.074,-.
De grens voor het toepassen van het primaat van de verhuizing is € 10.000,--.
De hoogte van de woonvoorziening als bedoeld in artikel 13, lid 1, onder b, van de verordening bedraagt 100% van de in aanmerking komende kosten.
De hoogte van de woonvoorziening als bedoeld in artikel 13, lid 1, onder c, van de verordening bedraagt 100% van de in aanmerking komende kosten.
In afwijking van het voorgaande lid wordt een vergoeding verstrekt voor het aanschaffen van huisraad, meubilair en stoffering als een tegemoetkoming waarvan de hoogte wordt bepaald aan de hand van de richtprijzen die door de gemeente Hattem gehanteerd worden bij de bijzondere bijstandsverlening in het kader van de Wet werk en bijstand.
Het bedrag voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 13, lid 1, onder d, van de verordening bedraagt 100% van de in aanmerking komende kosten.
Het bedrag voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 13, lid 1, onder e, van de verordening bedraagt 100% van de in aanmerking komende kosten.
Het bedrag voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 13, lid 1, onder f, van de verordening bedraagt de werkelijke kosten van het tijdelijk betrekken van woonruimte.
Het bedrag voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 13, lid 1, onder g, van de verordening bedraagt de daadwerkelijk gederfde huurinkomsten.
Het bedrag voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 16, lid 4, van de verordening bedraagt maximaal € 5.000,--.
De hoogte van de tegemoetkoming, zoals bedoeld in artikel 19, lid 3, van de verordening bedraagt maximaal € 1.000,-.
Bij de verstrekking van een individuele vervoersvoorziening wordt het inkomen buiten beschouwing gelaten.
In afwijking van voorgaande lid gelden voor de toepassing van artikel 27 van de verordening voor inkomens, waarboven de in dat artikel bedoelde vervoersvoorzieningen algemeen gebruikelijk worden geacht, de volgende grenzen:
€ 22.222,- per jaar voor ongehuwde personen jonger dan 65
€ 15.256,- per jaar voor ongehuwde personen van 65 jaar of ouder
€ 27.222,- per jaar voor gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar
€ 21.058,- per jaar voor gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder
In het geval aan de aanvrager een individuele vervoersvoorziening is verstrekt als bedoeld in artikel 29, lid 1, van de verordening, is de aanvrager van die voorziening per rit een bedrag conform het reguliere openbaar vervoer op basis van de blauwe nationale strippenkaart verschuldigd.
In het geval een individuele vervoersvoorziening is verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 26, onder c, van de verordening, wordt dit budget met inachtneming van de navolgende bepalingen van dit artikel vastgesteld.
Een persoonsgebonden budget zoals het bedoeld in lid 1 wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde die de gemeente aan de leverancier betaalt voor de goedkoopst adequate voorziening of de door burgemeester en wethouders goedgekeurde offerte.
Indien nodig wordt het persoonsgebonden budget, zoals vastgesteld op basis van het voorgaande lid, verhoogd met het jaarbedrag voor onderhoud en reparatie gebaseerd op het onderhoudscontract van de gemeente bij het verstrekken van de vervoervoorziening in natura. Burgemeester en wethouders bepalen per persoonsgebonden budget het aantal jaren dat aan onderhoud en reparatie zal worden opgenomen.
Een persoonsgebonden budget voor gebruik van een auto, zoals bedoeld in artikel 29, lid 2, onder a, van de verordening bedraagt ten hoogste:
€ 1.151,-- per kalenderjaar voor het gebruik van een eigen auto, of
€ 721,-- per kalenderjaar voor het gebruik van een bruikleen- of leaseauto.
Een persoonsgebonden budget voor het gebruik van een individuele taxi, zo als bedoeld in artikel 29, lid 2, onder c, van de verordening bedraagt ten hoogste:
€ 1.151,- per kalenderjaar voor een reguliere taxi, of
€ 2.216,- per kalenderjaar voor een rolstoeltaxi.
Een persoonsgebonden budget voor het gebruik van een auto en of taxi als bedoeld in lid 4 of 5 kan verhoogd worden, indien de aanvrager ter voorkoming van dreigende eenzaamheid aangewezen is op contacten buiten de 5-zonegrens. In een dergelijke situatie wordt de verhoging van het persoonsgebonden budget individueel vastgesteld op basis van de vervoersbehoefte, waarbij uitgegaan wordt van de werkelijke kosten van het vervoer verminderd met de kosten van het openbare vervoer.
Indien echtgenoten beiden geïndiceerd zijn voor een individuele vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 29, lid 2, onder a, van de verordening, wordt het persoonsgebonden budget vastgesteld op niet meer dan anderhalf maal de bedragen genoemd in lid 4.
Voor de toepassing van artikel 28, lid 3, van de verordening wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget vastgesteld op basis van de volgende berekening: 26 (aantal weekenden) x 2 (retour) x aantal kilometers Bloemensteijn-ouderlijk huis x € 0,16.
De hoogte van het persoonsgebonden budget, zoals bedoeld in artikel 29, lid 2, onder b, bedraagt
Bij de verstrekking van een rolstoelvoorziening wordt het inkomen buiten beschouwing gelaten.
In het geval een individuele voorziening is verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget voor een rolstoel, zoals bedoeld in artikel 33, onder b van de verordening, wordt dit budget vastgesteld op basis van de tegenwaarde die het college aan de leverancier betaalt voor de goedkoopst adequate voorziening.
Indien nodig wordt het persoonsgebonden budget, zoals vastgesteld op basis van het voorgaande lid, verhoogd met het jaarbedrag voor onderhoud en reparatie gebaseerd op het onderhoudscontract van de gemeente bij het verstrekken van de rolstoel in natura. Burgemeester en wethouders bepalen per persoonsgebonden budget het aantal jaren dat aan onderhoud en reparatie zal worden opgenomen.
Het bedrag zoals bedoeld in artikel 33, onder c, van de verordening bedraagt € 2.582,-..
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.
Dit besluit kan worden aangehaald als het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hattem.
Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Hattem, gehouden op 22 december 2009.
de burgemeester, de secretaris,