Organisatie | Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Algemene regels voor bepaalde categorieën bronbemalingen |
Citeertitel | Algemene regels voor bepaalde categorieën bronbemalingen |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | milieu – water |
Externe bijlagen | Notitie bij besluit bronbemalingen 2005 (41 Kb) Bijlage 2 bij besluit bronbemalingen 2005 (15 Kb) |
Bijlage II 'Beslisschema' die behoort bij de 'Notitie lozing bronbemalingswater' kunt u als PDF-bestand vinden onder bijlage.
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 16-9-1998
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Wsb 1998/15
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-10-1998 | 01-01-2006 | nieuwe regeling | 16-09-1998 Wsb 1998/15 | WBV/98.129 |
Alvorens met de lozing van het bronbemalingswater op [naamopppervlaktewater] wordt gestart dient:
een proeflozing plaats te vinden ter vaststelling van de concentraties ijzer en zuurstof en devracht van ijzer, die met het bronbemalingswater worden geloosd.
De duur van de proeflozing dient maximaal 6 uur te bedragen. Hierna dient met de lozing te worden gestopt. Pas na toestemming van het waterschap kan de lozing hervat worden.
Artikel 6 Aanwijzen contactpersoon
De lozer is verplicht één of meer pers(o)on(en) aan te wijzen met wie door of namens het waterschap in spoedgevallen overleg kan worden gevoerd. De naam/namen van de betrokkene(n) dienen schriftelijk, direct na toestemming voor de proeflozing of lozing van het bronbemalingswater, aan het waterschap te worden meegedeeld.
Indien zich een calamiteit of andere uitzonderlijke omstandigheid heeft voorgedaan, waardoor nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater zijn ontstaan of dreigen te ontstaan, dient de feitelijke lozer onmiddellijk maatregelen te treffen, die redelijkerwijs van hem verwacht kunnen worden teneinde deze nadelige invloeden te voorkomen of te beperken en deze zoveel mogelijk ongedaan te maken.
Indien het waterschap het noodzakelijk acht, dient de lozer schriftelijk rapport uit te brengen met vermelding van oorzaak, datum, tijdstip, tijdsduur en beëindiging van de gebeurtenis en de gevolgen ervan voor de kwaliteit van het ontvangende water, alsmede de voorgenomen maatregelen om herhaling te voorkomen.
Het is de lozer niet toegestaan zonder schriftelijke toestemming van het waterschap een werk aan te sluiten of te doen aansluiten op het werk ten behoeve waarvan deze vergunning is verleend.
De geldigheidsduur van de toestemming voor deze lozing bedraagt 6 maanden, gerekend vanaf de aanvang van de lozing.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 16 september 1998.
In het beheersgebied van het HDSR vinden met grote regelmaat "bronbemalingen" plaats.
Dit zijn grondwateronttrekkingen om de grondwaterstand tijdelijk te verlagen met als doel werkzaamheden in den droge uit te kunnen voeren.
Dit bronbemalingswater zal geloosd moeten worden. Omdat het hier vaak om grote hoeveelheden gaat, is het beleid t.a.v. het waterkwaliteitsbeheer er op gericht deze waterstromen af te voeren op oppervlaktewater. De milieubelasting van deze lozingen is laag, er is sprake van een "schoon water" lozing. Het lozen van "schoon water" op de riolering is niet vergunningsplichtig in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (WVO). Wel kan de werking van de rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi) nadelig worden beïnvloedt.
Lozingen op oppervlaktewater moeten worden gezien als vergunningsplichtige activiteiten in het kader van de WVO.
Incidenteel vindt lozing op de riolering en/of herinfiltratie plaats.
Gevolgen van lozing van bronbemalingswater op oppervlaktewater
Mogelijke gevolgen van lozing van bronbemalingswater op oppervlaktewater zijn:
Voor het lozen van bronneringswater is een vergunning vereist in het kader van de WVO. In de praktijk wordt de vergunningsprocedure als belemmerend ervaren voor een snelle voortgang van de werkzaamheden. Volgens de wettelijke procedure zijn de bronneerders verplicht zes maanden voor aanvang van de lozing een aanvraag in te dienen bij het waterschap. De periode van zes maanden is in de praktijk onwerkbaar, het is niet mogelijk deze lozingen over een langdurige periode te plannen. Tevens zijn de betreffende lozingen vrijwel niet milieubelastend, vanwege het feit dat er relatief schoonwater geloosd wordt en de lozing vaak een tijdelijk karakter heeft.
Het is de bedoeling dat voor deze problemen een praktische oplossing wordt gevonden. In dit beleidsvoorstel wordt hierop ingegaan. Bij het beleidsvoorstel is informatie bijgevoegd ter verduidelijking van het voorstel (zie bijlage 1).
Het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) heeft een start gemaakt met het opstellen van een algemene maatregel van bestuur (AMvB) voor kleine en kortdurende lozingen. Deze AMvB staat echter nog in de kinderschoenen en laat waarschijnlijk nog enkele jaren op zich wachten. De problematiek van de bronbemalingen wordt hoogstwaarschijnlijk in deze AMvB opgelost.
De afdeling vergunningverlening WVO van het waterschap stelt voor om, vooruitlopend op een AMvB, algemene regels op te stellen die gelden voor het totale beheersgebied van het waterschap. Deze algemene regels zijn als bijlage 2 bijgevoegd.
In de toekomst zal waarschijnlijk de vergunningsplicht komen te vervallen voor kleine en kortdurende lozingen en lozingen waarvan de milieubelasting tevens laag is. De ervaring leert echter dat een AMvB lang op zich laten wachten. In de praktijk bestaat er op dit moment behoefte aan een overgangsregeling. Dat is de reden waarom voorgesteld wordt algemene regels op te stellen die gaan gelden tot het moment waarop de landelijke algemene regels in werking zijn getreden. Welke algemene regels gesteld gaan worden in de betreffende AMvB is niet bekend. De algemene regels van het waterschap zijn aan de hand van praktijksituaties opgesteld.
Bij kortlopende lozingen wordt momenteel de volgende handelwijze gevolgd. Via intern overleg wordt bepaald of voor een lozing een WVO-vergunning wordt afgegeven. Komt men tot de conclusie dat geen vergunningsprocedure ingevolge de WVO wordt opgestart, dan heeft de lozing een tijdelijk karakter en is de milieubelasting laag.
Vervolgens wordt de situatie gedoogd en er vindt meestal geen schriftelijke terugkoppeling plaats. Op deze manier creëert het waterschap een oplossing op ad hoc basis.
Waarom Algemene regels opstellen door het waterschap?
Het hanteren van algemene regels kent een aantal voordelen:
1. Er ontstaat meer duidelijkheid richting alle betrokken partijen in vergelijking met de huidige situatie. Van te voren staat vast welke lozingen eronder vallen en wat de eisen zijn waaraan dient te worden voldaan.
2. De proceduretijd wordt ingekort waardoor de lozingen eerder plaats kunnen vinden. De algemene regels dienen duidelijk aan te geven waaraan het desbetreffende bedrijf dient te voldoen, hetgeen ook ten goede komt aan de handhaafbaarheid. Mocht een bedrijf het overigens niet eens zijn met de algemene voorschriften, dan dient alsnog een aanvraag voor een vergunning te worden ingediend. Uiteindelijk is er dan weer sprake van maatwerk.
3. Door deze relatief minder milieubezwaarlijke lozingen onder de algemene regels te laten vallen in plaats van het schrijven van een vergunning op maat, betekent een tijdsbesparing van gemiddeld 5 tot 6 werkdagen per lozing voor de afdeling vergunningverlening WVO.
4. Formeel juridisch gezien is het hanteren van algemene regels niet toegestaan. Het waterschap kiest er op deze manier voor niet over te gaan tot vergunningverlening op grond van de WVO, maar om een meldingsprocedure te volgen. Op deze manier kiest het waterschap er nadrukkelijk voor om af te wijken van de wet, er is dan dus sprake van gedogen. Hier valt als praktisch argument tegenin te brengen dat de inspanning om tot een WVO-vergunning te komen, in geen verhouding staat tot het behaalde milieurendement.
De reikwijdte van de algemene regels wordt door een aantal factoren bepaald. Hieronder wordt de reikwijdte puntsgewijs besproken.
Het gaat uitsluitend om bronbemalingen: dit zijn grondwateronttrekkingen om de grondwaterstand tijdelijk te verlagen met als doel de werkzaamheden in den droge uit te kunnen voeren. Dit onttrokken grondwater wordt vervolgens weer geloosd.
Verder is de reikwijdte van het besluit beperkt tot lozingen met een tijdelijk karakter. Bronbemalingen van maximaal zes maanden vallen onder dit besluit.
Levert de lozing met betrekking tot de kwantiteit geen problemen op in het kader van de Keur en de WVO dan betekent dit dat de lozing onder de reikwijdte van dit besluit valt. Bij mogelijke problemen zal in overleg met het waterschap naar een alternatief gezocht moeten worden. Afhankelijk van het alternatief zal moeten worden bekeken of de lozing alsnog onder de reikwijdte van de algemene regels kan vallen.
De grootte van het ontvangende oppervlaktewater tot het lozingsdebiet is medebepalend voor het toestaan van de lozing.
Gehalte aan verontreinigende stoffen (kwaliteit)
In bijlage III van bijlage 1, de Notitie lozing bronbemalingswater, zijn voor een aantal stoffen de verontreinigsgehalten genoemd, dit zijn de waarden die in het kader van het Maximale Toelaatbaar Risico (MTR) zijn opgesteld. Als bij een bronbemaling van de in bijlage I (van voornoemde bijlage 1) genoemde stoffen, gemeten in een monster genomen voorafgaand aan de lozing, de MTR-waarde (zie bijlage III) wordt overschreden valt de lozing buiten dit besluit.
De lozing is in principe toegestaan op alle oppervlaktewateren binnen het beheersgebied van het HDSR, mits het te lozen water voldoet aan de gestelde eisen (MTR, END, grootte van het ontvangende oppervlaktewater etc.).
Lozing op wateren met een hydrobiologische en/of ecologische waarde of andere functie zullen van geval tot geval bekeken moeten worden of de lozing toegestaan kan worden (sterk afhankelijk van de kwaliteit van het te lozen bronbemalingswater).
Of een lozing onder de reikwijdte van de algemene regels valt, zal moeten blijken uit de gegevens die verkregen worden uit de onderzoeken die gedaan zijn voor de melding. De resultaten van deze onderzoeken worden vermeld op het aanvraagformulier.
De lozingen die onder de algemene regels vallen, dienen schriftelijk via een daarvoor bestemd (nog op te stellen) aanvraagformulier te worden gemeld, tenminste zes weken voor aanvang van de lozing. Vervolgens wordt door middel van een brief aangegeven of de lozing onder de algemene regels valt. Valt de lozing niet onder de algemene regels dan wordt de vergunningsprocedure gevolgd. Het ingevulde aanvraagformulier bevat ook voor de Keur de nodige informatie. Bij deze procedure wil het waterschap toe naar de één-loket-gedachte. De lozer vraagt dus middels één aanvraagformulier toestemming in het kader van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Keur. De aanvrager ontvangt binnen zes weken één schriftelijke reactie van het waterschap waarin toestemming wordt verleend in het kader van zowel de WVO als de Keur. Dit vereist natuurlijk de nodige interne afstemming.
Bij het hanteren van algemene regels kunnen geen leges worden geheven. De financiële consequenties van het opstellen van algemene regels is voor de toekomst moeilijk weer te geven, vanwege het feit dat het aantal bronbemalingen niet te plannen is. De verwachting is dat het aantal bronbemalingen sterk gaat toenemen in vergelijking met voorgaande jaren, gezien de grote hoeveelheid nieuwbouwprojecten in het beheersgebied van het waterschap. Bekijken we de eerste maanden van 1998 dan praat je al snel over gemiddeld twee aanvragen voor lozingen afkomstig van bronbemalingen per week.
De leges die aan deze aanvragen gekoppeld zijn, bedragen ƒ 7672,00 per aanvraag. Dit bedrag kan het waterschap dus niet in rekening brengen wanneer overgegaan wordt op algemene regels. Maar daar staat natuurlijk tegenover dat het aantal uren dat besteed wordt aan het behandelen van een vergunningsaanvraag, vele malen hoger is dan het aantal uren dat besteed wordt aan het afhandelen van een lozing die onder de algemene regels valt.
Op dit moment is overigens een DB- en AB-voorstel in voorbereiding waarin wordt voorgesteld om de WVO-leges met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 1998 te laten vervallen.
Andere waterkwaliteitsbeheerders
Uit navraag bij collega-waterkwaliteitsbeheerders blijkt dat er meerdere zijn die voor deze problematiek een creatieve oplossing hebben gevonden. Het waterschap Vallei en Eem hanteert de parapluvergunning, het Hoogheemraadschap van Rijnland volstaat met een toestemmingsbrief en de Directie Zuid-Holland en GTD Oost-Brabant geven een gedoogbeschikking af.
Bij het opstellen van dit beleid zijn uiteraard ook andere mogelijke oplossingen onder de loep genomen. Er is onder andere gekeken naar de haalbaarheid van een parapluvergunning, een gedoogbeschikking en de mogelijkheid om de wettelijke proceduretermijn in te korten tot twee maanden. Wanneer de voor- en nadelen tegen elkaar afgewogen worden, moet de conclusie getrokken worden dat het opstellen van algemene regels praktisch gezien de oplossing moet geven. Aan de parapluvergunning kleven zwaarwegende juridische bezwaren, de gedoogbeschikking is handhavingstechnisch gezien een probleem en de wettelijke proceduretermijn inkorten naar twee maanden is met de huidige personele bezetting bij de afdeling WBV onmogelijk.
Visie Arrondissementsparket Utrecht
De officier van justitie van het Arrondissementsparket Utrecht is om een reactie gevraagd op het (ambtelijke) voorstel van de afdeling. De reactie van de officier van justitie, gedateerd 16 juli 1998, is als bijlage 3 bijgevoegd. Kort samengevat komt deze reactie op het volgende neer:
het besluit waarbij een lozing wordt toegestaan, dient een gedoogbeschikking te heten, waarin wordt vermeld dat die beschikking de mogelijkheid van strafrechtelijk onderzoek en optreden door de politie en het Openbaar Ministerie (OM) onverlet laat. Het OM wil niet op voorhand een standpunt innemen ten aanzien van het voornemen van ons waterschap om een toestemming/gedoogbeschikking te geven.
De afdeling stelt dan ook voor om de brief waarin toestemming voor een lozing wordt verleend en waarmee de algemene regels aan de lozer worden toegezonden, in de vorm van een gedoogbeschikking te gieten conform de wensen van de officier van justitie;
de officier van justitie verneemt graag op welke wijze is omgegaan met zijn reactie en zou graag kopieën ontvangen van de gedoogbeschikkingen, mocht uw bestuur besluiten tot een dergelijke handelwijze over te gaan. De afdeling vindt het vanzelfsprekend om ook aan deze wensen tegemoet te komen.