Organisatie | Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Verordening voor de behandeling van bezwaren Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden |
Citeertitel | Verordening behandeling bezwaren Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | recht – bezwaar en klachten |
Geen
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 23-11-1994
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: -
Delegatie van de bevoegdheid tot het benoemen van de (plaatsvervangende) leden van de commissie behandeling bezwaren artikel 4
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-12-1994 | 02-12-2009 | nieuwe regeling | 23-11-1994 - | 94.B45a |
Het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
gezien het voorstel van het college van dijkgraaf en hoogheemraden d.d. 8 november 1994, nummer 94.B45;
gelet op de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1994, 1) en de Waterschapswet (Stb. 1991, 379, herplaatst 444), zoals deze sindsdien zijn gewijzigd,
vast te stellen de navolgende Verordening voor de behandeling van bezwaren Hoogheemraad-schap De Stichtse Rijnlanden.
De commissie bestaat uit een voorzitter en twee leden, die worden benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur, op voorstel van het college van dijkgraaf en hoogheemraden. Op dezelfde wijze moeten twee plaatsvervangende leden worden benoemd, op wie de voor de leden van toepassing zijnde bepalingen van deze verordening van overeenkomstige toepassing is.
De voorzitter bepaalt plaats en tijdstip van de zitting, waarin de belanghebbenden en het bestuursorgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te doen horen.
De voorzitter en de leden nemen niet deel aan de voorbereiding van en beraadslaging en besluitvorming over het advies inzake de beslissing op het bezwaar indien bij hen sprake is van vooringenomenheid of persoonlijk belang bij de beslissing. Indien er sprake is van vooringenomenheid of persoonlijk belang bij de beslissing van de voorzitter of de leden dienen hun plaatsvervangers in de commissie zitting te nemen.
Indien na afloop van de zitting, doch voor het uitbrengen van advies, nadere inlichtingen wenselijk zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verzoek hiertoe onderzoek houden. Verkregen inlichtingen of adviezen worden in afschrift aan de leden, het bestuursorgaan en belanghebbenden toegezonden.
Indien naar het oordeel van de voorzitter de termijn van tien weken, als bedoeld in artikel 7:10 van de wet, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van advies door de commissie en het nemen van een beslissing op het bezwaar door het bestuursorgaan, verzoekt hij het bestuursorgaan tijdig de beslissing op het bezwaar te verdagen.
Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening behandeling bezwaren Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden".
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.
De tweede tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft bepalingen over een uniform bestuursprocesrecht. Deze tranche is onderdeel van het wetsvoorstel "Voltooiing eerste fase herziening rechterlijke organisatie"(wetsvoorstel 22 495). Het wetsvoorstel voorziet onder meer in invoeging van een hoofdstuk 8 in de Awb met als opschrift "Beroep bij de rechtbank". Ingevolge dit wetsvoorstel wordt beroep opengesteld bij de nieuw gevormde administratieve kamers bij de rechtbanken tegen besluiten van overheidsorganen, met uitzondering van een aantal in het wetsvoorstel nader genoemde besluiten. De Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen (Wet Arob) wordt ingetrokken. Daarmee komt ook de mogelijkheid van indiening van bezwaren als voorzien in artikel 7 Wet Arob te vervallen.
Indien tegen een besluit beroep op de administratieve rechter openstaat dient ingevolge artikel 7:1 Awb, alvorens tegen dat besluit beroep in te stellen, eerst bezwaar te worden gemaakt bij het orgaan dat het besluit heeft genomen, tenzij het besluit:
Behandeling van bezwaren/hoorplicht
Bij de behandeling van bezwaren is het bestuursorgaan verplicht belanghebbenden in de gelegenheid te stellen te worden gehoord (artikel 7:2 Awb). Het horen kan bijdragen tot een beter onderbouwde besluitvorming en procedures voor administratieve rechters voorkomen. De wijze waarop wordt gehoord kan door het bestuursorgaan zelf worden bepaald. Wel geeft artikel 7:5 Awb aan dat het wenselijk is dat het bestuursorgaan zelf, of de voorzitter of een lid daarvan, de hoorzitting zou leiden. Indien zulks niet het geval is, dient het horen te geschieden door:
Artikel 7:13 Awb biedt de mogelijkheid tot het instellen van een adviescommissie, met als belangrijkste kenmerk dat er sprake is van een onafhankelijke voorzitter. Deze laatste wijze van horen biedt de beste waarborg voor een onafhankelijke behandeling van bezwaarschriften en blijkt in de praktijk een aanzienlijke zeeffunctie te vervullen op het instellen van beroep bij de administratieve rechter. De onderhavige verordening geeft dan ook bepalingen voor het horen door een onafhankelijke adviescommissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren.
De verordening regelt het horen niet uitputtend omdat de Awb zelf reeds een aantal bepalingen voor het horen geeft (artikel 7:2-7:9 en 7:13). Die bepalingen zijn deels bepalingen van dwingende aard waarvan, anders dan bij wet in formele zin, niet kan worden afgeweken. Voorts dient rekening te worden gehouden met de gelaagde structuur van de Awb, in die zin dat regeling van algemeen naar bijzonder plaats heeft. Zo zijn, voorzover uit de wet niet anders voortvloeit (zie artikel 7:14), op de behandeling van bezwaren van toepassing, naast de algemene en bijzondere bepalingen over bezwaar en beroep (hoofdstukken 6 en 7), de definitiebepalingen (hoofdstuk 1), de bepalingen over het verkeer tussen burgers en bestuursorganen (hoofdstuk 2), de algemene bepalingen over besluiten (hoofdstuk 3), alsmede de bijzondere bepalingen over bepaalde besluiten, met name beschikkingen (hoofdstuk 4).
Onderstaand zal op diverse artikelen van de verordening een toelichting worden gegeven. Een aantal artikelen spreekt voor zich en behoeven geen nadere toelichting. Hieraan zal dan ook geen verdere aandacht worden besteed.
["behoeven" moet zijn "behoeft"]
De Awb geeft in artikel 1:1 tot en met 1:5 een aantal begripsomschrijvingen die binnen het gehele bestuursrecht van toepassing is. De daar omschreven begrippen hoeven in de onderha-vige verordening dan ook niet te worden beschreven. Het begrip "bestuursorgaan" dat in artikel 1:1, eerste lid, onderdeel a, Awb wordt omschreven, wordt in artikel 1, aanhef en onder b, van de verordening nader geconcretiseerd in die zin dat de bestuursorganen van het waterschap met name worden genoemd. Van "een andere persoon of een ander college met enig openbaar gezag bekleed" is sprake indien bevoegdheden van de genoemde bestuursorganen bij een delegatieregeling zijn gedelegeerd, bijvoorbeeld aan een ambtenaar van het waterschap.
De formeel wettelijke grondslag voor het instellen van een onafhankelijke adviescommissie voor de voorbereiding van beslissingen op bezwaren is vervat in artikel 7:13 Awb. De wijze waarop wordt gehoord kan door het bestuursorgaan zelf worden bepaald. In de algemene toelichting is de keuze voor instelling van een adviescommissie nader verwoord.
Artikel 7:13 bevat enkele dwingende bepalingen over de samenstelling van een adviescommissie (minimum bezetting en onafhankelijke voorzitter). Hieraan wordt in deze verordening voldaan. De Awb schrijft slechts voor dat de voorzitter geen deel mag uitmaken of niet werkzaam mag zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan. De commissie moet kunnen beoordelen of de bestreden beslissing past in het door het bestuursorgaan gevoerde beleid en of deze naar vorm en inhoud voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt.
Artikel 6:14 Awb verplicht tot schriftelijke bevestiging van ontvangst van een bezwaarschrift (per post of door overhandiging van een ontvangstbevestiging). In verband met de vaststelling van de ontvankelijkheid verdient het aanbeveling om, naast aantekening van de datum van ontvangst op het bezwaarschrift, de envelop waarin het bezwaarschrift is verzonden te bewaren. De termijn voor indiening van een bezwaarschrift bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt (artikel 6:7 en 6:8 Awb). Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van voorbedoelde termijn is ontvangen, of bij verzending binnen Nederland, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd (artikel 6:9 Awb). Artikel 6:10 tot en met 6:12 Awb bevat een nadere regeling van de (niet-)ontvankelijkverklaring bij termijnoverschrijding.
De voorzitter draagt zorg voor een voldoende voorbereiding van de advisering over de beslissing op het bezwaar. Ten behoeve daarvan is het noodzakelijk dat hij alle inlichtingen kan inwinnen, die benodigd zijn voor een beoordeling van de ontvankelijkheid en de zaak zelf. Het inwinnen van advies bij externe deskundigen brengt uitgaven met zich die ten laste van het waterschap komen. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de begroting, zodat het aan dit bestuursorgaan is om te beoordelen of de betrokken uitgaven kunnen worden gedaan.
De termijn tussen de oproeping en de zitting dient zodanig te zijn dat belanghebbenden en het bestuursorgaan voldoende tijd hebben om zich op de zitting voor te bereiden. Gekozen is voor een termijn van drie weken, mede in verband met de termijn van tien weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (artikel 7:10 Awb). Voorzien is in de mogelijkheid om uitstel van de zitting te verzoeken. Als regel wordt gehanteerd dat een zodanig verzoek eenmalig en voor een beperkte tijd wordt gehonoreerd om overschrijding van de beslistermijn te voorkomen.
Ingevolge artikel 7:5, tweede lid, Awb besluit het bestuursorgaan of het horen in het openbaar plaatsvindt, tenzij bij wettelijke regeling anders is bepaald. De onderhavige verordening bepaalt dat het horen in principe in het openbaar plaatsvindt. (Partiële) uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld ingeval bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard, danwel andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen. De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging, die achter gesloten deuren plaats heeft (artikel 17).
Artikel 7:7 Awb bepaalt dat van het horen een verslag wordt gemaakt, maar stelt geen inhoudelijke eisen aan de verslaglegging. Deze eisen worden in de onderhavige bepaling gesteld. Ingevolge artikel 7:13, zesde lid, Awb maakt het verslag deel uit van het advies van de commissie aan het bestuursorgaan.
Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en bestuursorgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. Artikel 7:9 Awb bepaalt dat, indien het in voorbedoeld geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op het bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, belanghebbenden opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord.
De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10, eerste lid, Awb tien weken, behoudens de mogelijkheid tot opschorting (tweede lid) en/of verdaging (derde en vierde lid). De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter dat, ingeval hij voorziet dat de termijn van tien weken als voorbedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt om de beslissing op het bezwaar te verdagen. Het besluit tot verdaging is een beschikking. De beslissing tot verdaging moet op grond van artikel 3:40 Awb - eventueel door toezending aan belanghebbenden - worden bekendgemaakt.
In titel III, hoodstuk IX, paragraaf 5, Waterschapswet is de bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende regels inhouden geregeld. Ingevolge artikel 74 Waterschapswet treden besluiten in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking, tenzij in deze besluiten daarvoor een ander tijdstip is aangewezen, in welke mogelijkheid de onderhavige bepaling voorziet.
Tenslotte is in artikel 9:2 eerste lid, van de wet bepaalt dat de hoofdstukken 6 en 7 van de wet (bevattende respectievelijk algemene bepalingen over bezwaar en beroep en bijzondere bepalingen over bezwaar en administratief beroep, niet van toepassing zijn ten aanzien van:
["bepaalt" moet zijn "bepaald"]
Uit de Memorie van Toelichting op de wet blijkt dat de onder a. bedoelde bezwaar- en beroepschriften, zowel procedureel als inhoudelijk, moeten worden behandeld volgens het oude recht. De onder b. bedoelde bezwaar- en beroepschriften moeten procedureel volgens het nieuwe recht en inhoudelijk volgens het oude recht worden behandeld.