Organisatie | Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Legger van de primaire waterkeringen langs de Neder-Rijn en Lek met de daartoe behorende kunstwerken |
Citeertitel | Legger van de primaire waterkeringen langs de Neder-Rijn en Lek met de daartoe behorende kunstwerken |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
De leggerkaarten waarnaar in deze legger wordt verwezen, zijn niet digitaal beschikbaar maar kunt u op afspraak inzien in het waterschapskantoor.
Het is ook mogelijk om een deelkaart te bestellen bij het waterschap, telefoonnummer 030-635861. Om te zien welke deelkaart u wilt bestellen zie de PDF-betanden onder bijlage. Legger waterkeringen overzichtskaart.pdf geeft een overzicht van de dijkringen, de twee andere bestanden geven een overzicht per dijkring van alle deelkaarten van de legger.
U kunt ook op de website een interactieve kaart raadplegen: http://www.hdsr.nl/vergunningen/regelgeving-toezicht/regelgeving/leggers-interactief/
De nieuwe kaart is te raadplegen op: https://hdsr.webgispublisher.nl/Viewer.aspx?map=Zones-Legger-PWK-2003-wijziging-2018
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2019 | 07-05-2021 | art. 1 en deel II | 19-12-2018 | 1454022, 1501481, 1502764 | |
13-11-2003 | 01-05-2019 | nieuwe regeling | 22-10-2003 Ls 5-11-2003; BN/HN 5-11-2003; Mk 5-11-2003; WijC 5-11-2003; Zsn 5-11-2003; DK 6-11-2003 | WBO/03.113 |
Het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden;
gelet op het voorstel van dijkgraaf en hoogheemraden van 18 augustus 2003 met nr. WBO/03.113;
gelet op artikel 13 van de Wet op de waterkering;
gezien de inspraaknota, zoals vastgesteld door dijkgraaf en hoogheemraden op 18 augustus 2003;
de legger voor primaire waterkeringen en daarin aanwezige kunstwerken vast te stellen. Deze luidt als volgt:
Legger van de primaire waterkeringen langs de Neder- Rijn en Lek met de daartoe behorende kunstwerken
Ingevolge artikel 13 van de Wet op de waterkering dient het waterschap een legger voor de primaire waterkeringen vast te stellen. Artikel 78 Waterschapswet legt deze bevoegdheid bij het AB.
Wat er precies in de legger moet worden opgenomen staat in het Reglement HDSR van 12 december 1994, maar ook in de Verordening op de primaire waterkering van de provincies Noord-Holland, Utrecht en Zuid-Holland van 8 december 1997.
Het onderhoud van waterkeringen is onder te verdelen in gewoon en buitengewoon onderhoud. Het gewoon onderhoud van waterkeringen is geregeld in artikel 7 van de keur en het buitengewoon onderhoud in artikel 8. Wie dit onderhoud moet uitvoeren (dus wie onderhoudsplichtig is) staat geregeld in het Reglement. Zo geldt voor primaire waterkeringen ingevolge artikel 59, lid 1 van het Reglement dat zowel het gewoon als het buitengewoon onderhoud in principe ligt bij het waterschap, tenzij het berust bij een ander openbaar lichaam of de Nederlandse Spoorwegen. Het tweede lid van genoemd artikel geeft het waterschap echter de mogelijkheid om het gewoon onderhoud via vastlegging in de legger bij de eigenaar, bezitter of genothebbende te leggen. Van deze mogelijkheid wordt in deze legger gebruik gemaakt.
De instandhouding van het profiel (het buitengewoon onderhoud) blijft bij het waterschap.
Deze legger behelst de dijk van de Neder-Rijn en de Lek in ons beheersgebied.
In deze legger wordt verstaan onder:
gewoon onderhoud: met betrekking tot de zone waterstaatswerk zorgen voor
1. het bestrijden van wild, met uitzondering van muskusratten, dat het waterkerend vermogen van de primaire waterkering schaadt,
2. het vrijhouden van afval, voorwerpen en materialen,
3. het herstellen van geringe beschadigingen, zoals veroorzaakt door verkeer, vee en dergelijke,
4. het instandhouden van de aanwezige begroeiingen en oeverbegroeiingen, dienende tot verdediging van de primaire waterkering, en
5. het onderhoud van de grasmat door het voortdurend vrijhouden van voor de erosiebestendigheid van de grasmat schadelijke vegetatie, door het door maaien of begrazing korthouden van de grasmat en door het binnen één week verwijderen van het afgemaaide gras. Een en ander zoals genoemd in artikel 7 van de keur;
Het gewoon onderhoud van primaire waterkeringen (en de daartoe behorende kunstwerken) geschiedt door de eigenaar, bezitter of genothebbende van het dijkperceel, conform hetgeen daaromtrent is bepaald in de Keur.
Het buitengewoon onderhoud van de primaire waterkeringen geschiedt door het waterschap. Wie de onderhoudsplichtige is met betrekking tot de kunstwerken is opgenomen in deel III van deze legger.
De primaire waterkeringen worden onderhouden op de afmetingen zoals deze op de kaarten zijn aangegeven.
Deze legger kan worden aangehaald als "Legger van de primaire waterkeringen langs de Neder-Rijn en Lek met de daartoe behorende kunstwerken van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden".
Deze legger treedt in werking op de achtste dag na die van de bekendmaking.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 22 oktober 2003.
drs. E.Th. Meuleman, secretaris (plv.).
Legger van de primaire waterkeringen langs de Neder-Rijn en Lek met de daartoe behorende kunstwerken
Een onderdeel van deze legger zijn de leggerkaarten, de volgende leggerkaarten zijn bijgevoegd:
NB. de zones vermeld op de situatiekaarten (schaal 1:2000) behorend bij de legger zoals vastgesteld op 22 oktober 2003, zo te interpreteren dat: kernzone en beschermingszone samen de waterstaatswerkzone vormen en dat onder de buitenbeschermingszone de beschermingszone moet worden verstaan.
Over de kering loopt een denkbeeldige lijn, de zogenaamde referentielijn. Deze lijn is gelegen in de middenas van de waterkering. Op deze lijn zijn de dijkpalen gesitueerd. Er zijn drie series dijkpalen in de legger opgenomen:
Voor dijkring 44 gelden de volgende dijkpalen 0 tot en met 307
Voor dijkring 15 gelden er twee series dijkpalen: de serie m 0 tot en met m 39 en de serie 0 tot en met 192.
De gehele primaire waterkering is opgedeeld in verschillende secties. De keuze van de secties is gebaseerd op de volgende eisen:
Elke sectie heeft in principe één maatgevend dwarsprofiel. De in de dwarsdoorsnede gegeven profielen zijn de minimaal benodigde afmetingen voor deze sectie. De eisen gesteld aan de constructie worden gegeven in het standaardprofiel. Afwijkingen ten opzichte van dit standaardprofiel worden weergegeven in het desbetreffende dwarsprofiel.
Ten behoeve van een goede weerstand tegen erosie en uitspoeling van de bekleding wordt in principe een erosiebestendige kleibekleding toegepast. De kleibekleding voldoet aan de eisen zoals omschreven in het TAW-TR "Klei voor dijken", mei 1996. De erosiebestendigheid is in te delen in een drietal categorieën:
Op het buitentalud en de kruin van de dijk wordt klei, categorie 1, met een minimum laagdikte van 1,00 meter toegepast. Het binnentalud en de eerste 4 meter van een aanwezige binnenberm wordt bekleed met een minimaal 0,70 meter dik matig erosiebestendig kleipakket (categorie 2). De resterende berm kan worden bekleed met een weinig erosiebestendig kleipakket (categorie 3, dik 0,70 m).
Voor het binnentalud geldt een overslagcriterium van 0,1 l/s/m1.
Het bovenste binnen- en buitentalud heeft een taludhelling van 1:3. Het buitentalud wordt bekleed met een grasbekleding.
Het standaardprofiel kent een binnendijks gelegen berm. Deze berm kan twee functies hebben.
1. De berm kan een functie hebben in het kader van stabiliteit van het grondlichaam. Het betekent dat er een grondlichaam van zekere afmetingen (in hoogte en lengte) aanwezig moet zijn om de stabiliteit van het dijklichaam te kunnen garanderen.
2. In een aantal secties is sprake van pipinggevoeligheid. Hierbij is kans op zandmeevoerende wellen aanwezig bij hoge waterstanden op de rivier. Om te voorkomen dat dit de dijk ondermijnt is er over een zekere lengte een berm nodig (gemiddeld 15 keer de kerende hoogte) om te voorkomen dat piping optreedt.
Ontwerphoogte De legger is opgemaakt voor een afvoer van 15.000 m3/s en niet voor 16.000 m3/s conform de hydraulische randvoorwaarden 2001. De verhoogde afvoer naar 16.000 m3/s geeft een verhoging van de dijken tussen de 10 en 30 cm. In het kader van het project Ruimte voor de rivier wordt deze verhoging verdisconteerd. Dit betekent dat de dijken in 2015 de zelfde hoogte dienen te hebben als de hoogte conform de hydraulische randvoorwaarden 1996, met een afvoer van 15.000 m3/s.
Bij deze legger is een tabel (bijlage 1) gevoegd waarop per dijksectie staat aangeven: huidige dijkhoogte, dijkhoogte bij 15.000 m3/s en de dijkhoogte bij 16.000 m3/s. De huidige dijken zijn alle ontworpen met een afvoernorm van 16.000 m3/s of hoger. Hierdoor zijn de hoogte alsmede de stabiliteit van de dijken gewaarborgd ook bij een afvoer van 16.000 m3/s.
Deel III Omschrijving kunstwerken
In dit deel is een omschrijving opgenomen van de in de primaire waterkering gelegen kunstwerken en bijzondere constructies, dit conform het gestelde in artikel 6 b van de provinciale verordening op de primaire waterkeringen. Ook wordt hier aangegeven wie het onderhoud en het buitengewoon onderhoud van het desbetreffende kunstwerk heeft. Daar waar nodig, is opgenomen hoe de bediening functioneert en hoe te handelen tijdens hoogwater.
Inlaatsluis Kromme Rijn De inlaatsluis is gelegen in de noordelijke dijk van de Nederrijn / Lek juist ten oosten van het plaatsje Wijk bij Duurstede en vormt de verbinding van deze rivier met de Kromme Rijn. De sluis is in 1866 aangelegd als inundatiesluis. Op dit moment fungeert de sluis als inlaatsluis voor het inlaten van Nederrijn- / Lekwater voor het verversen van de stadssingels in Utrecht. Tevens wordt het water gebruikt voor het op peil houden van de Kromme Rijn.
De sluis bestaat uit een gemetselde constructie met 3 stroomkokers. De kokers worden elk afgesloten met een stalen schuif aan de buitenzijde en een stalen schuif aan de binnenzijde.
Aan de buitenzijde van de sluis bevindt zich een kwelkom, die afhankelijk van de waterstand op de Nederrijn / Lek wordt opgezet tot maximaal 5,00 m +NAP. In de verbinding tussen de kwelkom en de Kromme Rijn is een schotbalkenkering geplaatst. (schotbalkenkering Singelweg).
De sluis heeft een waterregulerende functie en wordt daarom meer dan éénmaal per jaar bediend.
De bediening wordt gedaan vanuit de centrale post of ter plekke van het kunstwerk.
Mochten de schuiven aan de buitenzijde niet functioneren dan is er een mogelijkheid om de schuiven met de hand dicht te draaien. Tevens is er aan de binnenzijde een tweede keringsset aanwezig.
Mochten de hierboven vermelde keringen niet functioneren dan bestaat er de mogelijkheid om een noodkering van schotbalken aan te brengen. De schotbalken liggen opgeslagen in de aldaar aanwezige loods.
Bij een waterstand in Lobith van 14,80 m +NAP met was, lokaal 6,10 m +NAP in de Nederrijn wordt in principe de kwelkom opgezet tot 4,00 m +NAP.
Bij een waterstand in Lobith van 16,30 m +NAP met was, lokaal 7,30 m +NAP in de Nederrijn wordt in principe de kwelkom opgezet tot 4,50 m +NAP.
Bij een waterstand in Lobith van 16,90 m + NAP met was, lokaal 7,80 m +NAP in de Nederrijn wordt in principe de kwelkom opgezet tot 5,00 m +NAP.
Beermuur Wijk bij Duurstede, sectie 44-9 De Beermuur te Wijk bij Duurstede is een onderdeel van de primaire waterkering langs de Lek tussen Amerongen en het Lekkanaal. Het tracé van de Beermuur is circa 290 m lang en loopt van dijkpaal 86,5 tot dijkpaal 89. De Beermuur is in 1989 volledig vernieuwd. Over de gehele lengte is een met metselwerk beklede betonconstructie aangebracht, gefundeerd op een dubbel damwandscherm van circa 12,5 m lang tot een diepte van ca. 4,50 m -NAP. in de rivierdijk. Aan weerszijden van de Beermuur is een kwelscherm aangebracht van circa 10,0 m breed tot een diepte van circa 1,00 m -NAP in de aansluitende rivierdijk.
De Beermuur is ontworpen met een afvoernorm van de Lek 18.000 m3/s, met een bijhorende MHW-hoogte van 8,73 m +NAP. Inclusief waakhoogte en overhoogte voor golfoploop is een ontwerphoogte van 9,70 m +NAP gehanteerd.
In het verlengde van de Oeverstraat is een coupure aangebracht (de waterpoort) met een mechanisch aangedreven deur. De afsluitmiddelen van deze coupure bestaan uit een hydraulisch beweegbare deur en twee schotbalksponningen. Bij falen van de hydraulische deur kan de coupure worden afgesloten door schotbalken te plaatsen in de sponningen en de tussenruimte te vullen met klei. Deze schotbalken liggen opgeslagen in de loods te Wijk bij Duurstede.
Bij een waterstand in Lobith van 16,00 m +NAP en was, lokaal 7,20 m +NAP wordt de coupure gesloten.
Inlaatduiker voorhavendijk Amsterdam-Rijnkanaal, sectie 44-13 In de westelijke voorhavendijk is een duiker aangebracht die wordt gebruikt voor het inlaten van water in de polder. Dit water wordt gebruikt voor beregening van percelen voor fruitteelt en landbouw, verversing van water in de poldersloten en het voorkomen van schade bij nachtvorst (beregening). De duiker is voorzien van een dubbele spindelschuif.
Tot een waterstand in Lobith van 14,10 m +NAP en was, lokaal 15,50 m +NAP worden de afsluiters automatisch geregeld. Bij een waterstand in Lobith van 14,10 m +NAP en was, lokaal 15,50 m +NAP worden de afsluiters gesloten.
Prinses Irenesluis, sectie 44-14 (beheerder Rijkswaterstaat) De Prinses Irenesluis is gelegen in het Amsterdam-Rijnkanaal ter hoogte van Wijk bij Duurstede nabij de kruising van het kanaal met de Lek. Dit kanaal vormt de hoofdtransportas tussen Amsterdam en de Rijn. De Prinses Irenesluis vormt een onderdeel van de primaire waterkering die ter plaatse van het kunstwerk de oostelijke voorhavendijk met de westelijke voorhavendijk langs de Lek verbindt. De referentielijn van de primaire waterkering loopt over de buitendeuren van de deze sluis.
De Irenesluis wordt continu bediend (24 uur / 7 dagen per week). Het streefpeil op het Amsterdam-Rijnkanaal bedraagt 0,40 m -NAP. De waterstand op de Lek is altijd hoger dan op het Amsterdam-Rijnkanaal. Bij een (dreiging van) extreem hoogwater kan er een scheepvaartverbod op de Lek worden afgekondigd. Hiermee wordt ook het schutten van de sluis gestaakt. Indien noodzakelijk kunnen de deuren handmatig worden gesloten. In noodgevallen kan de deur in de waterstroming worden gesloten door het heffen van de contragewichten of het verzwaren van de hefdeur.
Inlaatduiker voorhavendijk Amsterdam Rijnkanaal, sectie 44-15 In de oostelijke voorhavendijk is een duiker aangebracht die is bedoeld om in het voorjaar en in de zomer water in te laten t.b.v. de nachtvorstbestrijding en voor de beregening van percelen voor fruitteelt en landbouw. Deze duiker is voorzien van een dubbele spindelschuif.
Deze duiker wordt standaard in het najaar gesloten. De sluiting vindt plaats wanneer er geen water meer nodig is voor de landbouw.
Fort Honswijk, sectie 44-30 Ter hoogte van het Fort Honswijk is in de dijk een damwandconstructie / loswal gesitueerd. De stalen damwand is in 1985 aangelegd en is onderdeel van de primaire kering.
De constructie is deels binnendijks gelegen (ca. 15 m) en deels buitendijks (ca. 75 m).
Het eerste deel heeft een lengte van 7,5 meter tot een diepte van 2,50 m -NAP. Het tweede deel is ca. tien meter langer tot een diepte van 12,50 m -NAP. Beide delen zijn voorzien van een deksloof en verankerd door middel van groutankers. Afwatering aan de achterzijde wordt gevormd door een grindkist.
De bodem van de fortgracht van fort Honswijk bestaat uit een dun kleipakket. Tijdens hoogwater dient het peil van de fortgracht verhoogd te worden om opbarsting te voorkomen.
Bij een waterstand Lobith van 14,80 m +NAP, lokaal peil >3,50m +NAP het opzetten van de gracht tot een peil van 2,00 m +NAP. Dit peil wordt opgezet door middel van het daar gelegen gemaal dat het water uit het inundatiekanaal in de fortgracht pompt.
Onder de weg langs de fortgracht zijn twee duikers aanwezig: één bij het gemaal en één bij het inundatiekanaal. De duiker bij het gemaal wordt afgesloten middels een terugslagklep. De duiker bij het inundatiekanaal wordt afgesloten middels een spindelschuif.
Prinses Beatrixsluis, sectie 44-39 (beheerder Rijkswaterstaat) Het Beatrixsluizencomplex is gelegen in het Lekkanaal. Dit kanaal vormt een hoofdvaarweg tussen Amsterdam - Utrecht en Rotterdam. De Beatrixsluis vormt een onderdeel van de waterkering rond dijkring 44 dat ter plaatse van de oostelijk Voorhavendijk naar de westelijke kanaaldijk van het Lekkanaal oversteekt. De referentielijn van de primaire waterkering loopt over de buitendeuren van de deze sluis.
De Beatrixsluis wordt continu bediend (24 uur / 7 dagen per week). Het streefpeil op het Lekkanaal bedraagt 0,40 m -NAP. Het gemiddeld laagwaterpeil aan de Lekzijde bedraagt 0,62 m +NAP; het gemiddeld hoogwaterpeil bedraagt 1.57 m +NAP; er geldt een gemiddelde waterstand van 1,09 m +NAP.
Bij een (dreiging van) extreem hoogwater kan er een scheepvaartverbod op de Lek worden afgekondigd. Hiermee wordt ook het schutten van de sluis gestaakt. Indien noodzakelijk kunnen de deuren handmatig worden gesloten. In noodgevallen kan de deur in de waterstroming worden gesloten door het heffen van de contragewichten of het verzwaren van de hefdeur.
Fort Vreeswijk, sectie 15-2 De bodem van de fortgracht van fort Vreeswijk bestaat uit een dun kleipakket. Tijdens hoog water dient het peil van de fortgracht verhoogd te worden om opbarsting te voorkomen.
Bij een waterstand Lobith van 14,80 m +NAP, lokaal peil >3,50m +NAP het opzetten van de gracht tot een peil van 1,00 m +NAP. Dit peil wordt opgezet door middel van het daar gelegen gemaal dat water in de fortgracht pompt.
Bij een waterstand Lobith van 15,50 m +NAP, lokaal > 4,00 m +NAP het verhogen van het peil op de gracht tot 1,50 m +NAP. Dit peil wordt opgezet door middel van het daar gelegen gemaal dat water in de fortgracht pompt.
Bij een waterstand Lobith van 16,00 m +NAP, lokaal > 4,50 m +NAP het verhogen van het peil op de gracht tot 1,75 m +NAP. Dit peil wordt opgezet door middel van het daar gelegen gemaal dat water in de fortgracht pompt.
Rijkshulpschutsluis, sectie 15-4 De Rijkshulpschutsluis is in 1990 afgedamd door middel van een keerwand welke voorlangs de sluis aan de rivierzijde is aangebracht. De puntdeuren van de eerste kolk zijn permanent gesloten. De keerwand bestaat uit een stalen damwand, verankerd met groutankers, voorzien van beton en bekleed met basalton-blokken.
De bovenkant van de keerwand bevindt zich op 3,50 m +NAP. De onderberm is voorzien van steenbestorting. De keerwand heeft geen waterkerende functie voor de Rijkshulpschutsluis.
De vloer van de eerste kolk is voorzien van een filterconstructie over 20 m.
Bij een waterstand Lobith van 16,30 m +NAP, lokaal peil >4,80m +NAP het opzetten van de het peil tot 2,50 m +NAP door middel van pompen.
Keerwand t.p.v. schotbalkloods Gemeentesluis, sectie 15-5 Zowel aan de rivierzijde als de landzijde is een keerwand aangebracht. De constructie is aangebracht in 1990.
De keerwand aan de binnenzijde bestaat uit een stalen damwand verankerd met groutankers, voorzien van beton en bekleed met basalton-blokken. Voor de damwand is drainage aangebracht. De bovenkant van de keerwand bevindt zich op 5,20 m +NAP. De keerwand sluit aan op de Gemeentesluis.
De keerwand aan de buitenzijde bestaat uit een stalen damwand verankerd met groutankers, voorzien van beton bekleed met basalton-blokken.
Het gedeelte dat aansluit op de Gemeentesluis bestaat uit twee stalen damwanden waartussen onderwaterbeton, dik 3,50 m, is aangebracht met daarop een betonnen L-wand bekleed met basalton-blokken. Voor de keerwand is een steenbestorting aangebracht. De keerwand sluit aan op de bestaande keerwand van de Gemeentesluis en op de keerwand van de Rijkshulpkeersluis.
Gemeentesluis, sectie 15-6 De gemeentesluis bestaat uit een buitenhoofd in het dijklichaam met binnendijks twee kolken. Het buitenhoofd bestaat uit beton bekleed met metselwerk met fundering van onderwaterbeton, dik 3,50 m, tussen stalen damwanden. Het buitenhoofd is voorzien van een dubbele schotbalksponning aan rivierzijde en een enkele schotbalksponning aan de landzijde. De schotbalken zijn opgeslagen in het schotbalkhuisje bij deze sluis.
De aanleghoogte van het buitenhoofd is 7,80m +NAP.
Het buitenhoofd gaat over in een keerwand in het dijklichaam.
De sluis doet dienst als spui-/regelvoorziening voor het op peil houden van de grachten in Utrecht. De constructie bestaat uit twee elektrisch automatisch bediende stalen schuiven (ca. 2360 x 3550 mm) in betonnen schachten. De onderkant van de schacht ligt op 1,15m -NAP. Deze schuiven zijn tevens te sluiten door middel van handbediening.
In de schachten zijn verder twee handbediende plaatschuiven (dik 300 mm) aangebracht, waarmee het water in de eerste kolk opgezet kan worden bij hoge waterstanden. Hiervoor dienen de puntdeuren van het beneden hoofd te worden dicht gezet.
Bij een waterstand Lobith van 16,00 m +NAP, lokaal peil >4,50m +NAP het opzetten van de bovenste schutkolk tot een peil van 2,50 m +NAP.
Koninginnensluis, sectie 15-9 (beheerder Rijkswaterstaat) De Koninginnensluis bestaat uit een buitenhoofd in het dijklichaam met binnendijks twee kolken. Het buitenhoofd bestaat uit metselwerk met een fundering van een roosterwerk op houten palen. De vloer van het buitenhoofd is verankerd met "leeuwankers" h.o.h. 2,00 m (30 st). Het buitenhoofd is aan de rivierzijde voorzien van dubbele schotbalksponningen. De schotbalken zijn opgeslagen op een opslagterrein van Rijkswaterstaat naast het Lekkanaal in de nabijheid van de Beatrixsluis. De vloer van de eerste kolk is verankerd tegen opdrijven.
Buitendijks gaat het buitenhoofd met keerwanden over in het dijklichaam. De aanleghoogte van het buitenhoofd is 7,66 m +NAP. De keerwanden bestaan uit metselwerk bekleed met basaltonblokken.
De Koninginnensluis wordt continu bediend (24 uur / 7 dagen per week). Het streefpeil op het Merwedekanaal bedraagt 0,40 m +NAP. Het gemiddeld laagwaterpeil aan de Lekzijde bedraagt 0,62 m +NAP; het gemiddeld hoogwaterpeil bedraagt 1.57 m +NAP; er geldt een gemiddelde waterstand van 1,09 m +NAP. Bij een (dreiging van) extreem hoogwater kan er een scheepvaartverbod op de Lek worden afgekondigd. Bij een waterstand Lobith van 16,30 m +NAP, lokaal peil > 4,80m +NAP het plaatsen van de dubbele rij schotbalken en het vullen van de tussenruimte met klei.
Keerwand op DPO-terrein, sectie 15-21 Het betreft een keerwand aan de landzijde op het DPO-terrein. De keerwand bestaat uit vrijstaande stalen damwand met een betonnen deksloof. De bovenkant van de damwand verloopt tussen 2,10 m +NAP en 2,85 m +NAP. Voor en achter de damwand is drainage aangebracht. De damwand is een onderdeel van de rivierdijk en heeft een binnendijkse grondkerende functie.
Ontlastingssysteem Jaarsveld, sectie 15-40 In 1998 is een systeem van ontspanningsbronnen in de kern van Jaarsveld geïnstalleerd.
In de ondergrond van de kern Jaarsveld (traject tussen dp 86 en dp 89) bevindt zich op enkele meters diepte een zandbaan, die in verbinding staat met de Lek. Tijdens hoge waterstanden van de Lek kan dit wateroverlast veroorzaken in de vorm van kwel en/of piping. Plaatselijk kan dit leiden tot uitspoelen en/of verzakkingen.
Het systeem bestaat uit een 27-tal ontlastbronnen met een onderlinge afstand variërend van 15 tot 20 meter. De ontspanningsbronnen zijn verankerd in de bodem tegen opdrijven. De lengte van de filters bedraagt ca. 8 m, de diameter van de bronnen bedraagt 250 mm. De filters zijn omhuld met filterzand. Het lozingsdebiet (bij een grenspotentiaal van 5,75 m +NAP) per bron varieert tussen 290 en 250 m3 per dag.
Via verzamelleidingen met een diameter variërend van 200 tot 250 mm wordt het spanningswater onder vrijverval naar een lozingsput gevoerd. Vanuit deze put (met twee gescheiden compartimenten) wordt het water naar achter de dijk gelegen waterlopen gevoerd met een lozingsleiding (diam. 400 mm).
Onderhoud van de pomp(putten) geschiedt in perioden van lage waterstand in de Lek. Door middel van afsluiters kunnen de verzamelleidingen hiertoe worden dichtgezet.
Gemaal de Koekkoek, sectie 15-49
Gemaal de Koekkoek bestaat uit de volgende onderdelen:
Het leidingwerk en de binnendijkse pompput zijn buiten het dijklichaam gelegen en worden hier niet beschreven.
De uitstroomconstructie is uitgevoerd als een dubbele betonnen koker met betonnen schachten in de kruin van het dijklichaam aan de rivierzijde van de weg. De bovenkant van de schachten bevinden zich op 6,40 m +NAP. De constructie is gefundeerd op betonnen palen. De constructie loopt over in een keerwand in het dijklichaam. De bovenkant van de keerwand is gelegen op 2,0 m +NAP.
De uitstroomconstructie is voorzien van dubbele schuiven, waarvan een stel schuiven zijn voorzien van terugslagkleppen.
Aan de buitenzijde zijn de kokers voorzien van een dubbele schotbalksponning en een enkele schotbalksponning. De schotbalken liggen opgeslagen in de loods te Wijk bij Duurstede.
Langs de afvoersloot zijn een zevental filters geplaatst bedoeld voor de ontlasting van het grondwater. Deze ontlasting is nodig omdat bij hoge Lekstanden de bodem van de sloot kan opbarsten. Deze filters gaan automatisch open bij een lokale Lekstand van 2,75 m +NAP.
Bentoniet-cementwand, sectie 15-50 Het betreft een bentonietscherm in de onderberm aan de binnenzijde van de dijk. Het bentonietscherm is 600 mm dik en heeft een lengte van ca. 13 meter. De bovenkant van het scherm bevindt zich ongeveer op 3,75 m +NAP, de onderkant op ca. 9,25 m -NAP. Het damwandscherm is aangebracht over ca. 360 m. Aan de teen van de dijk is een grindkoffer aangebracht. Het scherm functioneert als kwelscherm.
Bijlage 1 De legger is opgemaakt voor een afvoer van 15.000 m3/s en niet voor 16.000 m3/s conform de hydraulische randvoorwaarden 2001. De verhoogde afvoer naar 16.000 m3/s geeft een verhoging van de dijken tussen de 10 en 30 cm. In het kader van het project Ruimte voor de rivier wordt deze verhoging verdisconteerd. Dit betekent dat de dijken in 2015 de zelfde hoogte dienen te hebben als de hoogte conform de hydraulische randvoorwaarden 1996, met een afvoer van 15.000 m3/s.
In deze bijlage is een tabel weergegeven die per sectie aangeeft wat het verschil is tussen de randvoorwaarden 1996 en de randvoorwaarden 2001. De tabel omvat de volgende kolommen:
verschil is tussen de randvoorwaarden 1996 en de randvoorwaarden 2001