Overheidsorganisatie | Waterschap Zuiderzeeland |
---|---|
Officiële naam regeling | Controleverordening |
Citeertitel | Controleverordening van het Waterschap Zuiderzeeland |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financiën – belastingen |
Bekendmaking is geweest op 26 september 2007, in werking treding is 1 januari 2002.
Deze verordening vervalt per 1-1-2009, met dien verstande dat zij van kracht blijft ten aanzien van de begrotingsjaren tot en met 2008.
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 28-10-2008
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: -
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2002 | 01-02-2002 | 31-12-2008 | onbekend | 09-07-2002 Flevopost, 2007 en Almere Vandaag, 2007 | ZZL02.468 |
Waterschap Zuiderzeeland
ZZL02.468
12-12-07
Controleverordening
De Algemene Vergadering van het waterschap Zuiderzeeland;
gelezen het voorstel van het college van Dijkgraaf en Heemraden;
B E S L U I T :
vast te stellen de volgende verordening: Controleverordening.
Artikel 1
De controle op de administratie en op het beheer van de vermogenswaarden alsmede het onderzoek naar de jaarrekening van het waterschap wordt opgedragen aan PricewaterhouseCoopers NV, hierna te noemen “de registeraccountant”.
De controle op de administratie en op het beheer van de vermogenswaarden geschiedt zo dikwijls als de registeraccountant dit wenselijk oordeelt.
De registeraccountant heeft de bevoegdheid van alle bestuurders van het waterschap en van alle bij het waterschap werkzame ambtenaren de inlichtingen te vragen, die voor de uitvoering van zijn taak nodig zijn. Tevens heeft de registeraccountant ten behoeve van zijn werkzaamheden toegang tot alle ruimten van het waterschap.
In het verslag dat naar aanleiding van het onderzoek naar de jaarrekening wordt opgemaakt, vermeldt de registeraccountant tevens zijn bevindingen over de vraag of de administratie en het beheer van de vermogenswaarden van het waterschap voldoen aan de eisen van rechtmatigheid en doelmatigheid.
1. De registeraccountant zendt het verslag van de controle op de administratie en op het beheer van vermogenswaarden, alsmede het verslag van het onderzoek naar de jaarrekening aan het college van Dijkgraaf en Heemraden.
2. Alvorens de in het eerste lid bedoelde verslagen te behandelen vraagt het college van Dijkgraaf en Heemraden de financiële ambtenaar -onverminderd de verantwoordelijkheid van de secretaris-directeur- om de verslagen al dan niet na toevoeging van zijn commentaar voor gezien te tekenen.
3. Het college van Dijkgraaf en Heemraden zendt de verslagen daarna, met het daarbij door de financiële ambtenaar gemaakte commentaar, aan de Algemene Vergadering.
4. Indien de financiële ambtenaar commentaar aan de verslagen heeft toegevoegd, deelt het college van Dijkgraaf en Heemraden deze in afschrift mede aan de registeraccountant.
De administratie en het beheer van vermogenswaarden worden zodanig ingericht, dat zij mede dienstbaar worden gemaakt aan de in deze verordening bedoelde controle.
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.
2. De verordening kan worden aangehaald als “Controleverordening van het waterschap Zuiderzeeland”.
Aldus vastgesteld in de Algemene Vergadering van het waterschap Zuiderzeeland
d.d. 9 juli 2002.
De secretaris-directeur, De dijkgraaf,
mr. B. van den Elsaker. mr. ir. H.L. Tiesinga.
Krachtens artikel 109 van de Waterschapswet (staatsblad 1991, 444) dienen de waterschappen een “Verordening met betrekking tot de controle op de administratie en op het beheer van vermogenswaarden” (hierna: controleverordening) vast te stellen.
Artikel 109 van de Waterschapswet, dat de verplichting tot het vaststellen van de controleverordening bevat, luidt:
1. De Algemene Vergadering stelt bij verordening regels vast met betrekking tot de controle op de administratie en op het beheer van vermogenswaarden. De regels dienen onder meer te waarborgen dat de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de administratie en het beheer worden getoetst.
2. De regels, bedoeld in het eerste lid, voorzien onder meer in de aanwijzing van een of meer registeraccountants belast met het onderzoek van de rekening alsmede met het ter zake uitbrengen van een verslag, dat behalve de verklaring bij de rekening bevindingen bevat over de vraag of de administratie en het beheer voldoen aan de eisen van rechtmatigheid en doelmatigheid.
Artikel 109 van de Waterschapswet hangt nauw samen met artikel 108 van de wet, waarin wordt bepaald dat de organisatie van de administratie en van het beheer van vermogenswaarden zodanig moet worden opgezet, dat (mede) aan de eisen van controle wordt voldaan.
Artikel 109 geeft het raamwerk aan voor de door de Algemene Vergadering vast te stellen controleverordening
Het begrip controle kan in het algemeen worden omschreven met: “het deskundig en kritisch toetsen van verschijnselen aan gestelde normen, waarbij beoordeeld wordt in hoeverre de getoetste verschijnselen aan deze normen voldoen”. In de Memorie van Toelichting van de Waterschapswet (TK 1986-1987, 19995, nr. 3) is te lezen dat de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding noodzakelijk is ter voorkoming van frauduleuze handelingen. Hierbij moet worden opgemerkt dat de controle niet primair geschiedt uit een wantrouwen ten aanzien van de gecontroleerde, maat juist om hem en degene voor wie de toetsing van het gevoerde financieel beheer wordt uitgevoerd een waarborg te verschaffen dat de administratie en het beheer voldoen aan de gestelde normen. Bij overheidsorganisaties is controle op het financieel beheer extra belangrijk, omdat bij die organisatie het beschikbaar stellen van de geldmiddelen en de besteding daarvan in de tijd zijn gescheiden en omdat bij het beheer de belangen van anderen dan de beheerders (mede) zijn betrokken.
Het eerste lid van artikel 109 van de Waterschapswet bevat de eis waaraan de controle op de administratie en op het beheer van vermogenswaarden moet voldoen, namelijk dat er toetsing van de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de administratie en het beheer dient plaats te vinden. Op de inhoud van de begrippen rechtmatigheid en doelmatigheid wordt in de wet en de Memorie van Toelichting niet ingegaan. Omdat de begrippen van wezenlijk belang zijn voor de wijze waarop de controle op de administratie en op het beheer van vermogenswaarden dient te geschieden, zijn zij in het kader van het ontwerp van deze verordening nader omschreven.
Het doel van de toetsing van de rechtmatigheid is het vaststellen of de administratieve verantwoording en het beheer van vermogenswaarden al dan niet juist zijn. Het begrip “juist” kent twee aspecten die tezamen het begrip rechtmatigheid dekken, namelijk de formele juistheid betreft de vraag of de geadministreerde handelingen zijn verricht binnen het kader van de bevoegdheid van de handelende personen en overeenkomstig de daarvoor gegeven voorschriften. Toetsing van de materiële juistheid heeft betrekking op de vraag of de administratie en de administratieve verantwoording overeenstemmen met de werkelijkheid en op de eis dat het beheer van vermogenswaarden ordelijk en controleerbaar moet zijn vorm gegeven.
Toetsing van de doelmatigheid slaat op de vraag of het college van Dijkgraaf en Heemraden, binnen het kader van het door de Algemene Vergadering vastgestelde beleid, een zo doelmatig mogelijk beheer heeft gevoerd. Het begrip doelmatig wordt hierbij gedefinieerd als “ de mate waarin de te leveren prestaties bij gegeven doelstelling met inzet van zo weinig mogelijk middelen zijn bereikt”. Om een zo doelmatig mogelijk beheer te kunnen voeren, zal het college van Dijkgraaf en Heemraden een aantal organisatorische maatregelen nemen. Een voorbeeld hiervan is regelmatige meting en toetsing van de effecten van het gevoerde beheer, waartoe onder meer registratie van de door het waterschap geleverde prestaties dient plaats te vinden. De doelmatigheidsaspecten krijgen in de accountantscontrole gestalte door toe te zien op de maatregelen die het college van Dijkgraaf en Heemraden heeft getrokken ter verzorging van een doelmatig beheer.
De controle op de administratie en op het beheer van vermogenswaarden kan worden onderscheiden in interne controle en externe controle.
Interne controle
Bij het waterschap wordt onder interne controle verstaan de controle welke in opdracht en ten dienste van het college van Dijkgraaf en Heemraden door eigen functionarissen van het waterschap geschiedt om de verantwoording voor het financieel beheer en de administratieve verwerking daarvan overeenkomstig de doelstellingen en regels te kunnen dragen. Het doel van de interne controle is het verkrijgen van zekerheid over de rechtmatigheid en doelmatigheid van handelingen en werkzaamheden.
In tegenstelling tot de externe controle leent de interne controle zich nauwelijks voor vastlegging in een verordening. Een goede interne controle dient vooral tot stand te worden gebracht door een juiste regeling van de organisatie van het financieel beheer en dient derhalve via de “Verordening met betrekking tot de organisatie van de administratie en van het beheer van vermogenswaarden” te worden aangebracht. Deze verordening dienen de waterschappen ingevolge artikel 108 van de Waterschapswet vast te stellen.
De interne controle is er op gericht om in elke handeling of werkzaamheid een controlerend element te leggen, zodat daarmee direct of indirect controle wordt uigeoefend op één of meer andere handelingen. De uitoefening van deze controle verzekert een juiste verslaglegging in de administratie en een objectieve berichtgeving. De basisgegevens in de administratie en de verwerking daarvan vormen het uitgangspunt voor het nemen van veel beslissingen en voor het uitoefenen van controle op het waterschapsgebeuren. Gelet hierop moet de interne controle in beginsel overal aanwezig zijn, niet zozeer in de vorm van een speciaal daarvoor aangewezen functionaris die op elke handeling toeziet, maar juist in de handeling zelf.
Maatregelen die kunnen worden genomen teneinde een gedegen interne controle tot stand te brengen zijn onder andere:
1. functiescheiding tussen het beheer, de administratie en de bewaring van gelden;
2. voorafgaande fiattering van betalings- en inningsstukken;
3. bevordering van het giraal geldverkeer;
4. verantwoord ontworden procedures.
Een goede interne controle is een voorwaarde voor de uitoefening van de externe controle.
Externe controle
De onderhavige verordening is met name gericht op de externe controle. Het begrip “externe controle” wordt wel omschreven als: “het zelfstandig -onafhankelijk van de te controleren personen en organen- deskundig onderzoek naar de formele, de materiële en bedrijfseconomische juistheid van het financieel beheer”. De externe controle heeft twee functies, namelijk een signalerende en een certificerende functie.
De signalerende functie van de externe controle betreft het opsporen en aangeven van onjuistheden onvolkomenheden en ontwikkelingen in het financieel beheer. Het doel van deze functie is uiteindelijk het aanbrengen van bijsturingen en (waar nodig) verbetering van het financieel beheer.
De certificerende functie (certificeren = officieel, op ambtseed verklaren) omvat de oordeelsvorming omtrent de getrouwheid van de verantwoording. Deze mondt uit in de accountantsverklaring, welke aangeeft dat de in de verantwoording (financiële administratie en jaarrekening) vervatte informatie juist, volledig en geschikt tot oordeelsvorming is. De accountantsverklaring is niet alleen binnen de organisatie van belang maar ook naar buiten toe, met name tegenover allen die belang hebben bij het beheer van de betreffende organisatie. De certificerende functie van de externe controle is dan ook vooral van maatschappelijke aard.
De inhoud en het doel van de externe controle brengen met zich mee dat dit zelfstandig en onafhankelijk van te controleren huishouding en haar organen, en derhalve door externe controleurs, gebeurt. Uiteraard dienen de externe controleurs aan bepaalde eisen van deskundigheid te voldoen. In artikel 109 van de Waterschapswet wordt bepaald dat de externe controle bij waterschappen slechts door registeraccountants mag worden uitgevoerd. Deze bepaling waarborgt de deskundigheid van de externe controleur(s).
Reeds eerder werd aangegeven dat de externe controle zich richt op het vaststellen van:
- de formele juistheid, dat wil zeggen de vraag of de verrichte beheerhandelingen zijn gedaan door bevoegden en overeenkomstig de gestelde regels;
- de materiële juistheid, dat wil zeggen de vraag of de verantwoording in kas, (financiële) administratie en jaarrekening overeenstemt met de werkelijkheid en de vraag of het beheer van vermogenswaarden ordelijk en controleerbaar is georganiseerd;
- de bedrijfseconomische juistheid, dat wil zeggen de vraag of het financieel beheer in overeenstemming is met die van doelmatigheid.
De onderhavige verordening geeft antwoord op de volgende vragen met betrekking tot de externe controle:
- wat is onderworpen aan de externe controle?;
- aan wie moet de externe controle worden opgedragen?
- welke rechten en verplichtingen hebben controleur en de gecontroleerde ten opzichte van elkaar?;
- hoe en aan wie moet over de controle worden gerapporteerd?;
- wat gebeurt er met de rapportages van de externe controles?
Naast de externe controle door de registeraccountant van het waterschap staat de controle die Gedeputeerde Staten krachtens artikel 108, vierde lid, van de Waterschapswet kunnen uitoefenen. Deze bevoegdheid geeft Gedeputeerde Staten de mogelijkheid om in daartoe aanleiding gevende gevallen zelf een onderzoek naar de financiële administratie en het financieel beheer van een waterschap in te stellen, bijvoorbeeld bij het klaarblijkelijk falen van de externe controle of in geval van vermoedens van fraude. Het spreekt voor zich dat Gedeputeerde Staten slechts in uitzonderingsgevallen van deze bevoegdheid gebruik zullen maken.