Overheidsorganisatie | Waterschap Aa en Maas |
---|---|
Officiële naam regeling | Beleidsregels voor toepassing van het forfait voor kleine bedrijfsruimten bij IBA-systemen |
Citeertitel | Beleidsregels voor de berekening van de vervuilingswaarde van vanuit IBA-systemen geloosd afvalwater van huishoudelijke aard |
Vastgesteld door | gemandateerde functionaris |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financiën – belastingen |
De beleidsregels zijn vastgesteld door de Ambtenaar belast met de heffing en invordering.
De regeling heeft betrekking op belastbare feiten die zich vanaf 01-01-2007 voordoen of hebben voorgedaan.
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Brabants Dagblad, 07-12-2006 (Gebiedsdekkend)
Wet verontreiniging oppervlaktewateren, art. 21 lid 3
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-12-2006 | 15-01-2009 | nieuwe regeling | 01-12-2006 Brabants Dagblad, 07-12-2006 (Gebiedsdekkend) | Ambtenaar belast met de heffing en invordering 01-12-2006 |
Beleidsregels fiscale zaken nr. 10: Beleidsregels inzake toepassing van het forfait voor kleine bedrijfsruimten bij IBA-systemen
Onderwerp
Berekening van de vervuilingswaarde van vanuit IBA–systemen geloosd afvalwater van huishoudelijke aard
Belasting:
Verontreinigingsheffing .
Doel:
Bevorderen rechtszekerheid belastingplichtigen
Wettelijke grondslag:
Artikel 21 WVO en artikelen 15 en 20 van de Verordening op de verontreinigingsheffing
Vastgesteld door: De ambtenaar belast met de heffing
Inwerkingtreding: 01-01-2007
De ambtenaar belast met de heffing van het waterschap Aa en Maas;
gelet op artikel 21, derde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) en de artikelen 15 en 20 van de verordening op de verontreinigingsheffing;
B E S L U I T :
vast te stellen de volgende beleidsregels voor toepassing van het forfait voor kleine bedrijfsruimten bij IBA–systemen.
In dit besluit wordt verstaan onder:
a Wvo:
Wet verontreiniging oppervlaktewateren;
b zuiveringtechnisch werk:
zuiveringtechnisch werk als bedoeld in artikel 17, onderdeel f, Wvo;
c IBA–systeem:
een systeem voor de individuele behandeling van afvalwater met certificering klasse II of III;
d certificering:
attestering als bedoeld in de beoordelingsrichtlijn K10002 van het Kiwa;
e woonruimte:
woonruimte als bedoeld in artikel 17, onderdeel c, van de Wvo;
f bedrijfsruimte:
bedrijfsruimte als bedoeld in artikel 17, onderdeel d, van de Wvo;
g afvalwater van huishoudelijke aard:
afvalwater afkomstig van huishoudens of hiermee vergelijkbaar afvalwater.
h ingenomen water:
ingenomen water als bedoeld in artikel 17, onderdeel j, van de Wvo.
i ambtenaar belast met de heffing:
ambtenaar als bedoeld in artikel 123, derde lid, onderdeel b, van de Waterschapswet;
j beheerder:
beheerder als bedoeld in artikel 18, derde lid, sub b, Wvo;
k zuiveringsrendement:
het percentage zuurstofbindende stoffen in afvalwater van huishoudelijke aard dat door middel van een IBA–systeem wordt verwijderd.
1 De beheerder van een IBA–systeem is heffingplichtig voor de verontreinigingsheffing voor het direct afvoeren van afvalstoffen op oppervlaktewater in beheer bij het waterschap.
2 De vervuilingswaarde van de afvalstoffen die vanuit een IBA–systeem worden afgevoerd, wordt gesteld op:
drie vervuilingseenheden indien door de heffingplichtige aannemelijk is gemaakt dat de vervuilingswaarde minder dan vijf vervuilingseenheden bedraagt;
één vervuilingseenheid indien door de heffingplichtige aannemelijk is gemaakt dat de vervuilingswaarde één vervuilingseenheid of minder bedraagt.
1 De bepaling van de vervuilingswaarde van een lozing vanuit een IBA–systeem als bedoeld in artikel 2, vindt plaats aan de hand van het totale waterverbruik van de aangesloten woon– en bedrijfsruimten en van het zuiveringsrendement van het betreffende IBA–systeem.
2 Indien op een IBA–systeem uitsluitend woonruimten zijn aangesloten, wordt de vervuilingswaarde voor de toepassing van de forfaitaire regeling van artikel 2, tweede lid, bepaald volgens de formule:
A x 0,023 x (100 - B) / 100 = aantal vervuilingseenheden (ve), waarbij:
A = het totale aantal m³ water dat in het kalenderjaar ten behoeve van de op de IBA aangesloten woonruimten is
ingenomen;
B = het zuiveringsrendement van het betreffende IBA–systeem.
3 Voor de toepassing van het tweede lid wordt het zuiveringsrendement van de IBA–systemen van de te onderscheiden klassen gesteld op een factor:
klasse II: 75
klasse III: 90
4 De berekeningsmethode als vermeld in het tweede en derde lid is van overeenkomstige toepassing, indien op een IBA–systeem één bedrijfsruimte is aangesloten van waaruit uitsluitend huishoudelijk afvalwater wordt afgevoerd. Ditzelfde geldt voor een IBA–systeem, waarop naast een bedrijfsruimte, ook één of meer woonruimten zijn aangesloten.
5 In afwijking van het eerste lid wordt de vervuilingswaarde van een lozing vanuit een IBA–systeem op één vervuilingseenheid gesteld, indien:
niet meer dan één woonruimte op het betreffende IBA–systeem is aangesloten;
uitsluitend afvalwater van huishoudelijke aard wordt afgevoerd.
1 Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking en hebben betrekking op belastbare feiten die zich vanaf 1 januari 2007 voordoen of hebben voorgedaan.
2 Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘beleidsregels voor de berekening van de vervuilingswaarde van vanuit IBA–systemen geloosd afvalwater van huishoudelijke aard’.
Aldus vastgesteld door de ambtenaar belast met de heffing bij besluit van 1 december 2006,
’s-Hertogenbosch, 1 december 2006
Het hoofd Fiscale zaken
Mr. J.E.H. van der Voordt
Toelichting
Algemeen
Bij dit besluit zijn fiscale beleidsregels vastgesteld voor toepassing van het zogenaamde bedrijfsruimteforfait bij het afvoeren van stoffen vanuit een IBA–systeem (zuiveringstechnisch werk). Om onder de werkingssfeer van deze beleidsregels te vallen, dient aan enkele voorwaarden te zijn voldaan:
a het betreffende IBA–systeem is gecertificeerd en ingedeeld in de klassen II of III van de beoordelingsrichtlijn K10002 van het
Kiwa;
b het betreffende IBA–systeem wordt uitsluitend gebruikt voor de zuivering van afvalwater van huishoudelijke aard;
c het IBA–systeem wordt niet beheerd door en het waterschap en ook niet gezamenlijk door het waterschap en een gemeente.
a Certificering
Deze beleidsregels gaan uit van de certificering en klassenindeling op grond van de beoordelingsrichtlijn K10002 van het Kiwa. Dit biedt, tezamen met de vereisten die aan het onderhoud van IBA–systemen kunnen worden gesteld, een zekere garantie voor het te behalen zuiveringsrendement. Uitsluitend IBA–systemen die zijn ingedeeld in de klassen II en III komen in aanmerking voor de toepassing van het bedrijfsruimteforfait. Systemen van klasse I kennen hiervoor immers een te laag zuiveringsrendement. Indien de heffingplichtige van mening is dat niettemin een aanslag van één vervuilingseenheid zou moeten worden opgelegd, dient hij dit aannemelijk te maken door middel van meting, bemonstering en analyse. Ditzelfde geldt voor systemen die niet grond van de genoemde beoordelingsrichtlijn zijn gecertificeerd.
b Afvalwater van huishoudelijke aard
IBA–systemen zijn in beginsel ontworpen voor de behandeling van water van huishoudelijke aard. Dat wil zeggen afvalwater afkomstig van woonruimten en afvalwater van bedrijfsruimten met een vergelijkbare samenstelling. De certificering en klassenindeling van de IBA–systemen door het Kiwa zijn gebaseerd op dit afvalwater. Over het zuiveringsrendement van IBA–systemen bij zuivering van afvalwater van andere dan huishoudelijke aard is nog weinig bekend. In dergelijke gevallen zal de belastingplichtige door middel van meting, bemonstering en analyse de toepasbaarheid van het forfait aannemelijk moeten maken.
c Beheer
In de gevallen waarin het waterschap of het waterschap samen met een gemeente beheerder is van het IBA–systeem, wordt de achterliggende vervuiler in de verontreinigingsheffing betrokken, dat wil zeggen de aangesloten woon– of bedrijfsruimte. Deze beleidsregels zijn in dat geval niet van toepassing. De achterliggende vervuiler wordt door het waterschap belast op grond van artikel 20, lid 1 Wet verontreiniging oppervlaktewateren (meting, bemonstering en analyse) of ontvangt een aanslag van drie vervuilingseenheden of één vervuilingseenheid op grond van het woonruimteforfait van artikel 21, lid 1 Wet verontreinigingsheffing oppervlaktewateren.
In alle andere gevallen zijn deze beleidsregels wel van toepassing. Het betreft hier gevallen waarin ofwel de gemeente ofwel de achterliggende vervuiler(s) het IBA– systeem beheer (beheren). Het beheer van een IBA–systeem kan samenvallen met degene die het IBA–systeem gefinancierd heeft, maar dat hoeft niet altijd het geval te zijn. Zie hierna ook de toelichting op artikel 1.
Eén woonruimte
Er wordt beleidsmatig onderscheid gemaakt tussen een IBA–systeem waarop één woonruimte is aangesloten en een IBA–systeem waarop meerdere woon– en/of bedrijfsruimten zijn aangesloten (een zogenaamde ‘groeps–IBA’). De lozingen van de eerste categorie worden automatisch onder het forfait van één vervuilingseenheid gebracht, mits vanuit deze woonruimten uitsluitend afvalwater van huishoudelijke aard wordt afgevoerd. Dit is een praktische werkwijze die goed verdedigbaar is, gelet op het zuiveringsrendement van de klasse II en III IBA–systemen.
Meerdere aansluitingen
In geval op één IBA–systeem meer dan één woonruimte of bedrijfsruimte is aangesloten wordt de vervuilingswaarde berekend op grond van de hoeveelheid ingenomen water en het zuiveringsrendement van het betreffende IBA–systeem. Het zuiveringsrendement voor de onderscheiden klassen is vastgesteld op een factor die mede is bepaald op grond van de certificeringseisen van de geldende attesteringsrichtlijn. Overigens kan zich in deze situatie de omstandigheid voordoen dat de berekening resulteert in een vervuilingswaarde van méér dan vijf vervuilingseenheden. Hoewel de beleidsregels hierin strikt genomen niet voorzien – deze zien op toepassing van het kleine bedrijfsruimteforfait van één of drie vervuilingseenheden – kan deze berekening worden aangemerkt als een redelijke schatting op grond waarvan deze lozing in de heffing kan worden betrokken.