Organisatie | Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Verordening verontreinigingsheffing Schieland en de Krimpenerwaard 2005 |
Citeertitel | Verordening verontreinigingsheffing Schieland en de Krimpenerwaard 2005, 28-11-2007 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financiën – belastingen |
De ingangsdatum van de heffing is 2008. Overgangsrecht : de bij het besluit van 29 november 2006 gewijzigde bepalingen blijven van toepassing op belastbare feiten die zich vóór 1 januari 2008 hebben voorgedaan.
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 28-11-2007
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2008 | 31-12-2008 | artikel 20 | 28-11-2007 De Postiljon, ed. Zoetermeer, 13-12-2007 | Onbekend | |
08-12-2006 | 31-12-2007 | artikel 20 | 29-11-2006 De Postiljon, ed. Zoetermeer, 07-12-2006 | Onbekend | |
16-12-2005 | 07-12-2006 | artikel 20 | 30-11-2005 De Postiljon, ed. Zoetermeer , 15-12-2005 | Onbekend |
Verordening verontreinigingsheffing Schieland en de Krimpenerwaard 2005
Deze verordening verstaat onder:
a. oppervlaktewater: de oppervlaktewateren ten aanzien waarvan de bevoegdheid bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de Wet
verontreiniging oppervlaktewateren geheel is opgedragen aan het dagelijks bestuur;
b. stoffen: zuurstofbindende stoffen en de stoffen genoemd in artikel 8 van deze verordening;
c. riolering: een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater die bij een gemeente in beheer is;
d. zuiveringtechnisch werk: een werk voor het zuiveren van afvalwater of het transport van afvalwater, niet zijnde een riolering;
e. afvoeren: direct of indirect brengen als bedoeld in artikel 3, eerste lid;
f. woonruimte: een ruimte die blijkens haar inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en
waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk in gebruik te worden gegeven;
g. bedrijfsruimte: een naar zijn aard en inrichting als afzonderlijk geheel te beschouwen terrein of ruimte, niet zijnde een woonruimte,
een zuiveringtechnisch werk of een riolering;
h. ingenomen water: geleverd drink– en industriewater, onttrokken grond– en oppervlaktewater en opgevangen hemelwater;
i. de ambtenaar belast met de heffing: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 123, derde lid,
Belastbaar feit en heffingsplicht
Onder de naam „verontreinigingsheffing” wordt, ter bestrijding van de kosten van maatregelen tot het tegengaan en voorkomen van verontreiniging van oppervlaktewateren, een directe belasting geheven ter zake van het direct of indirect brengen van stoffen in oppervlaktewater waarvoor het waterschap bevoegd is, of op een zuiveringtechnisch werk dat bij het waterschap in beheer is.
Voor de toepassing van het tweede lid onder a, wordt:
het ter beschikking stellen van een woonruimte of bedrijfsruimte voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die ruimte ter beschikking heeft gesteld; degene die de ruimte ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de heffing als zodanig te verhalen op degene aan wie de ruimte ter beschikking is gesteld.
Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien ter zake van een woonruimte de heffingsplicht als bedoeld in het eerste lid in de loop van het heffingsjaar aanvangt, is de heffing verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de heffingsplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Indien de heffingsplicht aanvangt op de eerste dag van een kalendermaand wordt die kalendermaand aangemerkt als een volle kalendermaand. Het bepaalde in dit lid blijft buiten toepassing ten aanzien van degene die in de loop van het heffingsjaar het gebruik krijgt van een woonruimte en die tegelijkertijd het gebruik beëindigt van een andere woonruimte .
Indien ter zake van een woonruimte de heffingsplicht als bedoeld in het eerste lid in de loop van het heffingsjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na het einde van de heffingsplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. Indien de heffingsplicht eindigt op de eerste dag van een kalendermaand wordt die kalendermaand aangemerkt als een volle kalendermaand. Het bepaalde in dit lid blijft buiten toepassing ten aanzien van degene die in de loop van het heffingsjaar het gebruik van een woonruimte beëindigt en die tegelijkertijd het gebruik krijgt van een andere woonruimte .
Met betrekking tot de verontreinigingsheffing geheven van gebruikers van bedrijfsruimten en terzake het afvoeren als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel c., wordt de uitnodiging tot het doen van aangifte gedaan door:
a. het uitreiken of toezenden van een aangiftebiljet;
b. het uitreiken of toezenden van een aangiftebrief waarin wordt verzocht om aangifte te doen op de wijze als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b.
Het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot zuurstofbindende stoffen wordt bepaald op basis van de som van het chemisch zuurstofverbruik en het zuurstofverbruik door omzetting van stikstofverbindingen, zoals voorgeschreven in Bijlage I van deze verordening. Eén vervuilingseenheid vertegenwoordigt met betrekking tot zuurstofbindende stoffen een verbruik in het heffingsjaar van 49,6 kilogram zuurstof.
Het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot de stoffen chroom, koper, lood, nikkel, zilver, zink, arseen, kwik, cadmium, chloride, sulfaat en fosfor wordt bepaald op basis van de afgevoerde gewichtshoeveelheden, zoals voorgeschreven in Bijlage I van deze verordening. Eén vervuilingseenheid vertegenwoordigt een in het heffingsjaar afgevoerde gewichtshoeveelheid van:
a. 1 kilogram van de stoffen chroom, koper, lood, nikkel, zilver en zink;
b. 0,100 kilogram van de stoffen arseen, cadmium en kwik;
Meting, bemonstering en analyse
De meting, bemonstering en analyse geschieden zodanig dat:
c. de gemeten hoeveelheid afvalwater niet meer dan 5% afwijkt van de werkelijke hoeveelheid afvalwater;
d. het verkregen monster representatief is voor de totale hoeveelheid stoffen die gedurende de bemonsteringsperiode vanuit het bedrijf of het bedrijfsonderdeel wordt afgevoerd.
De ambtenaar belast met de heffing:
beslist op aanvraag van de heffingsplichtige, dat meting en bemonstering kunnen geschieden in afwijking van een of meer van de in Bijlage I, onderdeel A, opgenomen voorschriften, indien de heffingsplichtige aannemelijk maakt dat daarbij wordt voldaan aan het bepaalde in het derde lid, onderdelen a en b;
De ambtenaar belast met de heffing neemt zijn beslissing, bedoeld in het vijfde lid, onderdelen a, b en c, bij voor bezwaar vatbare beschikking. Deze beschikking bevat in elk geval:
a. de voorschriften van Bijlage I, onderdelen A en B, waarvan wordt afgeweken;
b. de afwijkingen bedoeld in het vijfde lid, onderdelen a, b en c;
c. de nadere voorschriften bedoeld in het vijfde lid, onderdeel d;
d. een vermelding van het heffingsjaar of de heffingsjaren waarvoor de beschikking wordt gegeven.
De ambtenaar belast met de heffing kan bij veranderingen of te verwachten veranderingen in de hoeveelheid of hoedanigheid van de afgevoerde, respectievelijk af te voeren stoffen, de desbetreffende beschikkingen, bedoeld in het vijfde lid, wijzigen of intrekken in verband met het bepaalde in het eerste lid en het derde lid, onderdelen a en b.
Beperkte meting, bemonstering en analyse
Op aanvraag van de heffingsplichtige, die aannemelijk maakt dat voor de berekening van het aantal vervuilingseenheden kan worden volstaan met gegevens welke met behulp van meting, bemonstering en analyse in een beperkt aantal etmalen zijn verkregen, besluit de ambtenaar belast met de heffing dat meting en bemonstering geschieden in afwijking van het bepaalde in artikel 9, tweede lid. Het besluit op aanvraag wordt genomen bij een voor bezwaar vatbare beschikking. Deze beschikking bevat in elk geval:
De ambtenaar belast met de heffing kan bij veranderingen of te verwachten veranderingen in de hoeveelheid of hoedanigheid van de afgevoerde, respectievelijk af te voeren stoffen, de desbetreffende beschikking, bedoeld in het eerste lid, wijzigen of intrekken indien toepassing van berekeningsvoorschrift IV van onderdeel C van bijlage I leidt tot een ander aantal etmalen dan in die beschikking is opgenomen.
In afwijking van het bepaalde in artikel 9, eerste lid, kan het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik in een kalenderjaar voor een bedrijfsruimte of een onderdeel daarvan worden vastgesteld met behulp van de in Bijlage II van deze verordening opgenomen tabel afvalwatercoëfficiënten, indien door de heffingsplichtige aannemelijk is gemaakt dat het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik in een kalenderjaar 1.000 of minder bedraagt en dit aantal aan de hand van de hoeveelheid ingenomen water kan worden bepaald.
Het aantal vervuilingseenheden als bedoeld in het eerste lid wordt berekend volgens de formule A x B, waarbij
A = het aantal m³ in het kalenderjaar ten behoeve van de bedrijfsruimte of het onderdeel van de bedrijfsruimte ingenomen water;
B = de afvalwatercoëfficiënt behorende bij de klasse van de in Bijlage II opgenomen tabel met de klassengrenzen waarbinnen de vervuilingswaarde met betrekking tot het zuurstofverbruik per m³ ten behoeve van de bedrijfsruimte of van het onderdeel van de bedrijfsruimte ingenomen water is gelegen.
Indien het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik in een kalenderjaar voor een bedrijfsruimte of een onderdeel daarvan meer dan 1.000 bedraagt en de heffingsplichtige aannemelijk maakt dat de berekening van het aantal vervuilings-eenheden met toepassing van de in het eerste lid, aanhef, bedoelde tabel tot geen lagere uitkomst leidt dan die welke wordt verkregen bij berekening op de voet van artikel 9, eerste lid, beslist de ambtenaar belast met de heffing bij voor bezwaar vatbare beschikking op aanvraag van heffingsplichtige dat het aantal vervuilingseenheden wordt berekend met toepassing van de tabel.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, wordt de vervuilingswaarde van de stoffen die vanuit een bedrijfsruimte of een onderdeel van een bedrijfsruimte bestemd om in het kader van de uitoefening van een beroep of een bedrijf onder een permanente opstand van glas of kunststof gewassen te telen, bepaald op basis van het tweede lid.
Indien in de loop van het kalenderjaar het gebruik van een in het eerste lid bedoelde bedrijfsruimte of onderdeel van een bedrijfsruimte, dan wel van een deel daarvan, door de gebruiker aanvangt of eindigt, wordt hij in dat kalenderjaar voor die bedrijfsruimte, dat onderdeel of dat deel voor een evenredig gedeelte van het op basis van het tweede lid bepaald aantal vervuilingseenheden aan een heffing onderworpen.
Voor de berekening van het aantal vervuilingseenheden in het heffingsjaar voor de groep van stoffen chroom, koper, lood, nikkel, zilver en zink wordt een aftrek toegepast, met dien verstande dat het aantal vervuilingseenheden niet lager dan op nihil kan worden gesteld. De aftrek wordt bepaald door het totaal aantal vervuilingseenheden van de zuurstofbindende stoffen, als berekend op grond van de artikelen 9 tot en met 13, te vermenigvuldigen met 0,0162.
Voor de berekening van het aantal vervuilingseenheden in het heffingsjaar voor de groep van stoffen arseen, cadmium en kwik wordt een aftrek toegepast, met dien verstande dat het aantal vervuilingseenheden niet lager dan op nihil kan worden gesteld. De aftrek wordt bepaald door het totaal aantal vervuilingseenheden van de zuurstofbindende stoffen, als berekend op grond van de artikelen 9 tot en met 13, te vermenigvuldigen met 0,0027.
Indien de vervuilingswaarde met betrekking tot de zuurstofbindende stoffen van een bedrijfsruimte minder bedraagt dan 1.000 vervuilingseenheden wordt, in afwijking van het bepaalde in artikel 9:
het aantal vervuilingseenheden van de groep van stoffen chroom, koper, lood, nikkel, zilver en zink op nihil gesteld, tenzij de ambtenaar belast met de heffing aannemelijk maakt dat het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot deze stoffen de in artikel 14, eerste lid bedoelde aftrek te boven gaat;
Forfaits voor kleine bedrijfsruimten
In afwijking van artikel 9, eerste lid, wordt de vervuilingswaarde van de stoffen die vanuit een bedrijfsruimte of vanuit een zuiveringtechnisch werk voor het zuiveren van afvalwater worden afgevoerd gesteld op 3 vervuilingseenheden indien door de heffingsplichtige aannemelijk is gemaakt dat die vervuilingswaarde minder dan 5 vervuilingseenheden bedraagt en op 1 vervuilingseenheid indien door de heffingsplichtige aannemelijk is gemaakt dat die vervuilingswaarde 1 vervuilingseenheid of minder bedraagt.
Het eerste lid is niet van toepassing op de voor recreatiedoeleinden bestemde woonruimten die zich bevinden op een voor verblijfsrecreatie bestemd terrein dat als zodanig wordt geëxploiteerd. De in de vorige volzin bedoelde woonruimten worden tezamen aangemerkt als een bedrijfsruimte danwel als onderdeel van een bedrijfsruimte.
Indien de in het eerste lid bedoelde situatie dat een woonruimte wordt gebruikt door één persoon ontstaat in de loop van het heffingsjaar, wordt de vervuilingswaarde op 1 vervuilingseenheid vastgesteld met ingang van de eerste dag van de kalendermaand volgend op de kalendermaand waarin die situatie is ontstaan. Indien de hiervoor bedoelde situatie ontstaat op de eerste dag van een kalendermaand, wordt de vervuilingswaarde met ingang van die dag op 1 vervuilingseenheid vastgesteld.
De ambtenaar belast met de heffing kan het aantal vervuilingseenheden in een kalenderjaar geheel of gedeeltelijk door middel van schatting vaststellen, indien door de heffingsplichtige:
a. zonder de in artikel 10 genoemde toestemming niet is voldaan aan de in artikel 9, tweede lid, opgenomen verplichting;
b. niet of niet geheel is voldaan aan de voorwaarden, verbonden aan de in artikel 10 genoemde toestemming;
c. meting, bemonstering en analyse niet of niet geheel zijn geschied in overeenstemming met de in bijlage I opgenomen voorschriften;
d. niet is voldaan aan de in artikel 9, eerste lid, eerste volzin, opgenomen verplichting en bepaling van de vervuilingswaarde
overeenkomstig artikel 12, eerste en vierde lid, of de artikelen 13, 17 en 18 niet mogelijk is, dan wel bepaling van de
vervuilingswaarde op basis van artikel 12, vierde lid, wel mogelijk is maar door de heffingsplichtige gedurende het heffingsjaar
een aanvraag als bedoeld in artikel 12, vierde lid, is ingediend.
Wijze van heffing en termijnen van betaling
1. De heffing wordt geheven bij wege van aanslag.
2. De aanslag is invorderbaar in één termijn, welke vervalt twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.
3. In afwijking van het tweede lid geldt dat, indien de heffing is verschuldigd terzake het afvoeren van stoffen vanuit een woonruimte, de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso worden afgeschreven in zes maandelijkse termijnen. Het via automatische incasso minimaal af te schrijven maandelijkse termijnbedrag is € 15. Als een totaal verschuldigde aanslag lager is dan € 90 worden eerst de maandelijkse termijnen van € 15 afgeschreven en als laatste bedrag in één keer de laatste termijn van € 15 plus het restantbedrag van de vordering.
4. Een beschikking inzake een bestuurlijke boete is invorderbaar overeenkomstig de termijnen die gelden voor de belastingaanslag.
Met ingang van 1 januari 2005 worden ingetrokken de verordeningen verontreinigingsheffing van de rechtsvoorgangers van het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, te weten:
* de Verordening verontreinigingsheffing Schieland 2001, vastgesteld bij besluit van 29 november 2000 en laatstelijk gewijzigd bij besluit van 26 november 2003;
* de Verordening verontreinigingsheffing Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden 2004, vastgesteld bij besluit van 6 november 2003, althans voor zover deze geldt voor het gebied van de Krimpenerwaard;
met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.