Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Reglement van orde voor de verenigde vergadering van Schieland en de Krimpenerwaard

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieHoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Officiële naam regelingReglement van orde voor de verenigde vergadering van Schieland en de Krimpenerwaard
CiteertitelReglement van orde voor de verenigde vergadering van Schieland en de Krimpenerwaard 2005
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuur – waterschappen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 3-1-2005

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Onbekend

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Waterschapswet,

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-01-200508-01-2009nieuwe regeling

03-01-2005

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

De verenigde vergadering van het hoogheemraadschap van Schie­land en de Krimpenerwaard;

op voordracht van de Voorbereidingscommissie van 22 november 2004;

gelet op artikel 15 van het Reglement van bestuur voor het hoogheemraadschap voor Schieland en de Krimpenerwaard;

b e s l u i t :

vast te stellen het navolgende Reglement  van orde voor de vergaderingen van de verenigde vergadering van het hoogheem­raadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;

Reglement van orde voor de verenigde vergadering van Schieland en de Krimpenerwaard 2005

Inleiding

Artikel 1

Voor de toepassing van het bij dit Reglement van orde bepaalde wordt verstaan onder:

a. voorzitter :    de dijkgraaf van Schieland en de Krimpenerwaard of degene die hem  ingevol­ge artikel 45 van dit Reglement van orde

                          vervangt;

b. lid           :     een lid van de verenigde vergadering;

c. secretaris : de secretaris van Schieland en de Krimpenerwaard of degene die hem op aanwij­zing van dijkgraaf en hoogheemra­den

                          ver­vangt.

Artikel 2

1.     De vergaderingen worden over het algemeen gehouden in Rotter­dam.

2.     De verenigde vergadering vergadert tenminste twee maal per jaar.

3.     Ingeval de voorzitter of dijkgraaf en hoogheemraden dat nodig oordelen, danwel tenminste één vijfde van het aantal zitting hebbende

        leden, schriftelijk, met opgave van redenen, om een vergadering verzoekt, wordt deze door de voorzit­ter belegd;

        ingeval van een vergadering op verzoek wordt deze binnen veertien dagen belegd.

Agenda

Artikel 3

De agenda en de daarbij behorende voorstellen moeten, spoedeisende gevallen uitgezonderd, tenminste tien dagen vóór de vergadering aan de leden worden toege­zonden.

Artikel 4

1.     Op schriftelijk verzoek van tenminste vijf leden kunnen aan­vullende agendapun­ten worden opgevoerd.

2.     Een zodanig verzoek moet voorzien van een toelichting, zo mogelijk tien dagen, maar tenminste vier dagen voor de verga­dering bij 

        de voorzitter worden ingediend.

Het houden van de vergadering

Artikel 5

De vergaderingen worden in het openbaar gehouden met inachtneming van het bepaalde in artikelen 35, 36 en 37 van de Waterschapswet.

Artikel 6

Van het houden van de vergaderingen wordt tenminste drie dagen tevoren met opgaaf van de te behandelen punten aankondiging gedaan in één of meer in het gebied van het hoogheemraad­schap uitgegeven nieuwsbladen.

Artikel 7

1.     De leden tekenen bij hun komst in de vergaderzaal direct de daarvoor bestemde presentie­lijst.

2.     Een lid dat vóór de sluiting de vergadering verlaat, geeft hiervan kennis aan de voorzitter.

3.     De presentielijst wordt aan het einde van de vergadering gesloten en door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

4.     Indien een half uur na het voor de vergadering bepaalde tijd­stip blijkens de presentielijst niet meer dan de helft van het aantal zitting 

        hebbende leden is opgekomen, wordt de presen­tielijst gesloten en wordt de vergadering niet gehou­den.  Zo spoedig mogelijk wordt

        opnieuw een vergadering belegd. De in de vorige zin bedoelde vergadering wordt gehouden ongeacht het aantal zitting hebbende

        leden dat is opgekomen.

5.     De verenigde vergadering kan voor andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het vierde lid niet geopende

        verga­dering was belegd, alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van de zittende leden

        tegenwoordig is.

Artikel 8

1.     De leden nemen plaats in alfabe­tische volgorde, met dien verstande dat de hoogheemra­den hun zitplaats hebben aan weers­zijden

        van de voorzitter, waarbij de loco-dijk­graaf direct rechts van de voorzitter zijn zitplaats heeft.

2.     De secretaris heeft zijn zitplaats direct links van de voor­zitter en de directeur geheel rechts vanuit de voorzitter bezien.

Notulen

Artikel 9

1.     De secretaris draagt zorg voor de notulering van de vergade­ring.

2.     De notulen bevatten in ieder geval:

         a.      de namen van de voorzitter en de secretaris;

         b.      de namen van de aanwezige leden;

         c.      de namen van de afwezige leden, onder vermelding of zij met danwel zonder kennisge­ving afwezig waren;

         d.      de zakelijke inhoud van het gesprokene en van de gedane voorstellen;

         e.      het aantal leden dat bij stemming over zaken zijn stem heeft uitgebracht, onder vermelding of vóór of tegen is gestemd;

         f.       de namen van de leden die niet aan de stemming hebben deelgenomen overeenkomstig artikel 22;

        g.      de vermelding van het getal van de bij het doen van een keuze, voordracht of aanbeve­ling van personen ingeleverde 

                 stembriefjes, van het aantal op iedere persoon uitgebrachte stemmen, van de onder het getal ingeleverde stem­brief­jes

                 begrepen aantallen blanco en van onwaarde zijnde s­tem­brief­jes, alsmede de namen van de leden die zich van mede­stem­men

                 hebben moeten onthouden;

        h.      de vermelding van de genomen besluiten.

3.     De notulen worden aan de leden toegezonden en zo mogelijk in de vergadering volgen­de op die waarop zij betrekking hebben aan

        de orde gesteld.

Artikel 10

1.     Het ontwerp van de notulen van de vorige vergadering wordt direct na de opening van de vergadering ter vaststelling aangeboden.

2.     De notulen worden, ten blijke van de vaststelling, door de voorzitter en de secretaris ondertekend.

Gebruik geluidsbanden

Artikel 11

1.     Al hetgeen ter vergadering besproken is, kan door middel van geluidsbanden worden opgenomen. Deze geluidsbanden dienen 

        als hulpmiddel voor het opmaken van de notulen.

2.     Zodra de notulen van de vergadering, waarop de geluidsbanden betrekking hebben, zijn vastgesteld, kan het opgenomene van 

        deze geluidsbanden worden verwijderd.

3.     Hetgeen in een vergadering met gesloten deuren is besproken, wordt op afzonderlijke geluidsbanden opgenomen. Indien en zolang

        ten aanzien van het in die vergadering verhandelde geheimhouding is opgelegd, worden deze banden uitsluitend ten gehore 

        gebracht ten behoeve van de verenigde vergadering of van degenen, die tot geheimhou­ding verplicht zijn.

Artikel 12

1.     De notulen van besloten vergaderingen worden afzonderlijk gehouden.

2.     Zij worden dadelijk of in een volgende besloten vergadering vastgesteld.

De wijze van beraadslaging

Artikel 13

1.     Ieder lid behoeft om het woord te voeren verlof van de voor­zitter, die dat verlof verleent naar de orde waarin het ge­vraagd is,

        behoudens de bevoegdheid van de voorzitter om het woord te voeren, zo dikwijls hem dit geraden voor­komt.

2.     De orde kan echter worden verbroken wanneer het woord ge­vraagd wordt voor een persoonlijk feit, tot het voorstellen van een motie

        van orde, het doen van een voorstel tot slui­ting van de beraadslagingen of het vragen van inlichtingen over een voor­stel vóór de

        stemming daarover.

Artikel 14

De leden spreken van hun plaatsen en richten het woord tot de voorzitter.

Artikel 15

De voorzitter onthoudt de leden niet de gelegenheid korte inter­rup­ties te plaatsen, tenzij de normale gang van de vergadering door herhaaldelijke interrupties dreigt te worden verstoord.

Artikel 16

1.     Indien een spreker zich beledigende uitdrukkingen veroor­looft, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen.

2.     Indien de spreker hieraan geen gehoor geeft, ontneemt de voorzitter hem het woord, behoudens beroep op de vergadering.

Artikel 17

1.     Indien een spreker afwijkt van het onderwerp dat in beraadsla­ging is, wordt hem dit door de voorzitter kenbaar gemaakt en wordt

        hij tot de orde geroepen.

2.     Indien een spreker dan nog voortgaat af te wijken van het in behandeling zijnde onderwerp, kan de voorzitter hem over het in

        behandeling zijnde onderwerp gedurende de gehele vergade­ring het woord ontnemen, behoudens beroep op de vergadering.

Artikel 18

1.     Niemand voert meer dan tweemaal over hetzelfde onderwerp het woord, tenzij de vergade­ring op voorstel van de voorzitter

        besluit tot een derde termijn.

2.     Deze bepaling is niet van toepassing op de voorzitter, op de hoogheemraden, of op hen die enig voorstel gedaan hebben of 

        enig amendement op het voorstel hebben inge­diend.

Artikel 19

1.     Oordeelt de voorzitter dat een zaak genoegzaam is toegelicht, dan stelt hij sluiting van de beraadslagingen voor, welk voorstel

        wordt geacht te zijn aangenomen, tenzij tenminste vijf leden daarover stemming verlangen.

2.     Het voorstel tot sluiting van de beraadslagingen kan ook uitgaan van een der leden. Dit voorstel moet om in behande­ling te

        kunnen  worden genomen door tenminste vijf leden worden ondersteund.

Artikel 20

De voorzitter kan toelaten dat na sluiting der beraadslagingen korte stemverklaringen worden afgelegd.

Nemen van een besluit

Artikel 21

1.     Nadat de beraadslaging is gesloten wordt zonodig tot stemming overgegaan.

2.     Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd is het aangenomen.

3.     De leden kunnen aantekening vragen dat zij geacht willen worden te hebben tegenge­stemd.

Artikel 22

1.     Een stemming is nietig indien de helft of meer van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van medestemmen moet 

         onthouden, niet aan de stemming heeft deelgenomen.

2.     Bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen worden leden die blanco stembriefjes hebben

        ingeleverd  voor de toepassing van dit artikel geacht aan de stem­ming te hebben deelgenomen.

3.     Het eerste lid is niet van toepassing:

         a.   ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer 

               personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;

         b.   in een vergadering als bedoeld in artikel 7, vierde lid, voorzover het betreft onderwer­pen die in de daaraan vooraf­gaande niet

               geopende vergadering aan de orde zouden zijn gesteld.

4.    Ieder lid dat zich niet op grond van het volgende lid van dit artikel van stem­ming moet onthouden, is verplicht aan elke stemming

       deel te nemen.

5.     Een lid neemt niet deel aan de stem­ming over een aangelegen­heid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of

        waarbij hij als vertegenwoordi­ger is betrokken. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot die personen,

        tot wie de keuze door een voor­dracht of bij een herstemming is beperkt.

6.    Voor het totstandkomen van een besluit bij stemming is de volstrekte meerder­heid vereist van het aantal leden dat een stem heeft

       uitgebracht. Ieder lid brengt één stem uit.

Stemming over zaken

Artikel 23

1.     Stemming vindt plaats bij handopsteking.

2.     De voorzitter verzoekt eerst de leden die vòòr zijn een hand op te steken; daarna verzoekt hij de leden die tegen zijn een 

        hand op te steken.

3.     Wanneer de uitslag naar het oordeel van de voorzitter of slechts één lid niet duidelijk is, geschiedt alsnog stemming bij

        hoofdelijke oproeping.

4.     Voor het houden van stemmingen bij hoofdelijke oproeping wordt door de voorzitter bij loting uitgemaakt wie van de leden 

        het eerst zijn stem zal uit­bren­gen; degene die het lot aanwijst wordt in die vergadering bij alle hoofdelij­ke stemmingen het eerste 

        opgeroe­pen; daarna worden de leden opgeroepen in de volgorde van de presentielijst. De voorzit­ter laat de namen  van de leden 

        afroepen en deze brengen hun stem uit met het woord voor of tegen, zonder enige toevoeging.

5.     Als een voorstel uit onderdelen of artikelen is opgebouwd, wordt indien de voorzitter dit wenst of een lid dit verzoekt, eerst

        gestemd over de onderdelen of de artikelen en vervolgens over het voorstel zoals het alsdan luidt.

Stemming over personen

Artikel 24

De stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrach­ten of aanbevelingen geschiedt bij gesloten en ongetekende gewaarmerkte stembriefjes.

Artikel 25

1.     Bij een eerste stemming wordt iemand pas benoemd, voorgedra­gen of aanbevo­len met volstrekte meerderheid van stemmen.

2.     Wanneer bij een eerste stemming geen volstrekte meerderheid is verkregen, wordt onmiddel­lijk tot herstemming over twee

        perso­nen die bij de eerste stemming de meeste stemmen hebben verkregen, overgegaan.

3.     Ingeval het grootste getal stemmen door meer dan twee perso­nen is verkregen, wordt herstemd over alle personen die het 

        groot­ste stemmental op zich hebben verenigd.

4.     Ingeval het grootste getal stemmen door één persoon en het naastbijkomende door meer dan één persoon is verkregen, wordt

        herstemd over degenen die het grootste en het naastbijko­mende stemmental op zich hebben verenigd.

5.     Ingeval van herstemming wordt men benoemd, voorgedragen of aanbevolen met de meeste stemmen.

6.     Indien de stemmen staken wordt in dezelfde vergadering weder­om een herstem­ming gehouden.

7.     Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw dan beslist ter­stond het lot.

8.     Een stemming is ongeldig wanneer daarop van invloed heeft kunnen zijn een verschil bestaande tussen het getal van de 

        ingeleverde stembriefjes en dat van de leden die gestemd hebben.

9.     Van onwaarde zijn stembriefjes:

        a. die een persoon niet duidelijk aanwijzen;

        b. die niet zijn ingevuld;

        c. die ondertekend zijn.

10.   In aanvulling op het in het negende lid genoemde zijn bij een herstemming bovendien van onwaarde de stembriefjes waarop de 

        namen van andere personen geschreven zijn dan die waarover de herstemming plaats heeft.

11.  Stembriefjes die van onwaarde zijn verklaard, worden voor de bere­kening van de volstrekte meerderheid buiten beschouwing

       gelaten.

12.   Ingeval van twijfel of een stembriefje behoorlijk is ingevuld beslist de vergade­ring.

Het stembureau

Artikel 26

1.     Bij schriftelijke stemming benoemt de voorzitter drie leden tot stemopnemers in een stembureau.

2.     De stembriefjes worden verzameld in een stembus.

3.     De stemopnemers onderzoeken of het aantal stembriefjes gelijk is aan dat van de leden die aan de stemming hebben

        deelgeno­men. Bestaat er verschil tussen het getal van de ingele­verde brief­jes en dat van de leden die gestemd hebben, dan 

        wordt voor de bepaling van de uitslag van de stemming mede artikel 25, achtste lid, van dit reglement in acht genomen.

Artikel 27

Een der stemopnemers opent de stembriefjes en leest de inhoud voor. Een der andere stemopne­mers ziet de stembriefjes na en de derde stemop­nemer houdt hiervan aantekening; een der stemopnemers brengt vervolgens verslag uit van de bevindingen.

Artikel 28

Wanneer het lot moet beslissen worden de namen van hen tussen wie de beslissing zal plaatsvinden door één der stemopnemers in bijzijn van de leden der vergadering op afzonderlij­ke briefjes geschreven. Deze briefjes moeten in ieder opzicht aan elkaar gelijk zijn. De briefjes worden op gelijke wijze dichtgevouwen, in een bus gedaan en geschud, waarna de voorzitter één der briefjes uit de bus neemt. De persoon wiens naam op dit briefje is vermeld, is de gekozene.

Artikel 29

Dadelijk na afloop van elke stemming worden de stembriefjes door of namens de voorzitter vernietigd, tenzij door een der leden protest tegen de stemming wordt aangetekend.

Handhaving openbare orde

Artikel 30

1.     Indien dringende omstandigheden het ter handhaving van de orde noodzakelijk maken, schorst de voorzitter de vergade­ring.

2.     De schorsing gaat de tijd van een uur niet te boven. Maken omstandigheden dit wenselijk, dan is de voorzitter bevoegd de

        vergadering te verdagen. In dat laatste geval zal de eerst­vol­gende vergadering binnen acht dagen plaatshebben.

Verbod gebruik mobiele telefoons

Artikel 31

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatie-middelen die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.

Recht van interpellatie

Artikel 32

1.     Indien een lid ten aanzien van een onderwerp dat niet op de agenda voorkomt, wenst dat door dijkgraaf en hoogheemraden of 

        door één of meer hoogheemra­den, danwel door de dijk­graaf inlichtingen worden gegeven, heeft hij tot het stellen van de 

        daarop be­trekking hebbende vragen het verlof van de vergade­ring nodig. Van het voornemen daartoe en van het onderwerp en de

        strek­king van vragen en inlichtin­gen geeft het lid tenminste 4 werkdagen van tevoren kennis aan dijkgraaf en hoogheem­raden.

2.     Achten dijkgraaf en hoogheemraden, een hoogheemraad, danwel de dijkgraaf, van wie inlichtingen worden verlangd, voor de

        beant­woording van de vraag overleg in het college van dijk­graaf en hoogheemraden nodig, dan kan de beantwoording tot de

        volgende verga­dering worden aangehouden, tenzij de verenigde vergadering van oordeel is, dat de beantwoording staande de

        vergade­ring dient te geschieden.

Artikel 33

1.     Ongeacht het bepaalde in artikel 32 kan ieder lid zonder verlof van de verenig­de vergadering aan dijkgraaf en hoog­heem­raden

        en de dijkgraaf schriftelijk vragen stellen.

2.     Dijkgraaf en hoogheemraden respectievelijk de dijkgraaf beant­woordt de ge­stelde vragen schriftelijk uiterlijk binnen drie weken.

3.     Indien dijkgraaf en hoogheemraden respectievelijk de dijk­graaf bezwaar heeft tegen de beantwoording van de schrifte­lijk gestelde

        vragen delen dijkgraaf en hoogheemraden respec­tieve­lijk de dijkgraaf dit binnen drie weken schriftelijk en gemo­tiveerd aan het lid

        mede.

4.     De vragen en antwoorden worden vermenigvuldigd en aan de leden van de verenigde vergadering toegezonden.

Indienen voorstellen

Artikel 34

1.     Ieder lid heeft het recht voorstellen te doen.

2.     Elk voorstel wordt schriftelijk en door de voorsteller onder­tekend, zo mogelijk tien dagen maar tenminste vier dagen 

        vóór het houden van de vergadering, bij de voorzitter ingediend.

3.     Elk voorstel wordt direct vermenigvuldigd en aan de leden toegezonden.

4.     Tot dadelijke behandeling van bedoeld voorstel door de ver­enigde vergadering wordt overgegaan, tenzij dijkgraaf en

        hoogheemraden op grond van een duidelijke motivering dit afwijzen.

5.     Zolang de beraadslaging over een in dit artikel bedoeld voor­stel niet is afgeslo­ten, kan het door de voorsteller worden ingetrokken.

Artikel 35

1.     Ieder lid heeft het recht zowel schriftelijk als mondeling amendementen of subamende­menten in te dienen.

2.     Bij voorgestelde amendementen of subamendementen wordt eerst over het subamende­ment of amendement van de verste

        strekking en daarna over het al dan niet geamen­deerde voorstel gestemd.

Artikel 36

In een motie kan de verenigde vergadering over enig onderwerp, al of niet op de agenda voorkomend, een uitspraak doen of verklarin­gen afleggen, een wens of gevoelen kenbaar maken of dijkgraaf en hoogheemraden uitnodigen tot een doen of nalaten.

Artikel 37

Elk voorstel, amendement, subamendement of motie moet door tenmin­ste drie leden onderte­kend, danwel ondersteund worden, wil het in behandeling kunnen worden genomen.

Artikel 38

De regeling van orde van de door de verenigde vergadering in te stellen commissies, geschiedt bij afzonderlijke door de verenigde vergadering vast te stellen verordening waarin in ieder geval regels worden gesteld omtrent de benoeming, zittingsduur, de adviestaken, de bevoegd­heden, de samenstelling en de werkwijze van de commissie.

Rondvraag

Artikel 39

1.        Na de behandeling van alle agendapunten stelt de voorzitter de rondvraag voor de leden van de verenigde vergadering 

           aan de orde.

2.        In de rondvraag kunnen slechts in beperkte zin zaken aan de orde komen, die van consulterende aard zijn.

De voorzitter

Artikel 40

Onverminderd het elders in dit reglement bepaalde is de voorzitter belast met:

a.   het leiden van de vergadering;

b.   het handhaven van de orde bij de beraadslagingen;

c.   het nauwgezet in acht nemen en doen naleven van dit reglement;

d.   het geven van voldoende gelegenheid aan de leden tot het uiten van hun opvattingen omtrent een in behandeling zijnd onderwerp;

e.   het stellen van de conclusie waarover zal worden gestemd;

f.     het doen plaatsvinden van de nodige stemmingen en het bekendmaken van de uitslag der stemmingen.

Toelating derden

Artikel 41

De voorzitter kan niet-leden in de verga­de­ring toelaten tot het toelichten van aan de orde zijnde onderwer­pen. Een gelijke be­voegd­heid komt toe aan dijkgraaf en hoog­heemraden en aan de verenigde vergadering.

Artikel 42

1.     Toehoorders kunnen op de voor hen bestemde zitplaatsen de vergadering bijwonen.

2.     Behoudens het bepaalde in artikelen 43 is hen zowel het spre­ken als het geven van tekenen van goed- of afkeuring verbo­den, 

        alsmede het op enigerlei wijze van hun mening kennis geven.

Artikel 43

1.     De voorzitter stelt toehoorders bij een openbare vergadering op hun verzoek in de gelegen­heid het woord te voeren tijdens de

        vergadering, zulks met inachtne­ming van de navolgende bepalin­gen.

2.     Het in het vorige lid bedoelde verzoek dient voor het begin van de vergadering bij de voorzitter te worden ingediend,

        onder vermelding van het agendapunt of de agendapun­ten danwel het onderwerp, waarover men het woord wil voeren.

3.     Bij de behandeling van ieder agendapunt, met uitzondering van de rondvraag, stelt de voorzitter degene die een daartoe strekkend

        verzoek heeft ingediend, in de gelegenheid het woord te voeren over het aan de orde zijnde agendapunt.  Bij een onderwerp vreemd

       aan de agenda wordt het woord gevoerd direct na de opening van de vergadering.

4.    Voor de toehoorder die in de gelegenheid wordt gesteld het woord te voeren, geldt een spreektijd van ten hoogste 5 minu­ten per

       agendapunt, behoudens het bepaalde in het vijfde lid.

5.    Per agendapunt kan de totale spreektijd van degenen die in de gelegenheid worden gesteld het woord te voeren, ten hoogste 15 

       minuten bedragen, tenzij de vergadering besluit tot een lange­re totale spreektijd.

Onderzoek geloofsbrieven

Artikel 44

1.     Het onderzoek van de geloofsbrieven heeft, indien mogelijk, plaats voorafgaan­de aan de eerste vergadering, nadat deze

        benoemingsstukken zijn ingekomen.

2.     De voorzitter benoemt een commissie van drie leden om de geloofsbrieven te onderzoeken. De secretaris staat de commissie

        terzijde bij de uitoefening van hun taak.

3.     Deze commissie benoemt uit haar midden een rapporteur.

4.     Zijn binnen de commissie bezwaren gerezen tegen één of meer benoemingsstuk­ken of de benoeming zelf, dan wordt daarvan

        door de rapporteur melding gemaakt.

5.     De voorzitter geeft de verenigde vergadering de gelegenheid tot bespreking van de benoe­mingsstukken of de benoeming zelf en

        brengt daarna, tenzij wegens onvolledig­heid der stukken tot verdaging der beslissing wordt besloten, eventu­eel voorstellen van de

        commissie in stemming.

Waarnemingen

Artikel 45

De dijkgraaf wordt bij ziekte of afwezigheid vervan­gen door een hoogheemraad, die daartoe door dijkgraaf en hoog­heemraden wordt aangewezen. Deze voert de titel van loco-dijkgraaf.

Artikel 46

Een hoogheemraad wordt bij ziekte of afwezigheid zodra nodig vervangen door een lid, door de verenigde vergadering aan te wijzen. Deze voert de titel van waarnemend hoogheemraad.

Onvoorziene gevallen

Artikel 47

Bij twijfel omtrent de toepassing van dit reglement en in de gevallen, waarin dit reglement niet voorziet, wordt door de verga­dering beslist.

Slotbepalingen.

Artikel 48

1.     Dit reglement treedt direct in werking.

2.     Dit Reglement kan worden aangehaald als "Reglement van orde voor de verenigde vergade­ring van Schieland en de

        Krimpenerwaard".

Aldus besloten in de verenigde vergadering van 3 januari 2005.