Organisatie | Waterschap Aa en Maas |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Stimuleringsregeling Afkoppelen verharde oppervlakken Aa en Maas 2004 |
Citeertitel | Stimuleringsregeling Afkoppelen verharde oppervlakken Aa en Maas 2004 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | milieu – water |
Externe bijlagen | aanvraagformulier.pdf (33 Kb) afbeelding-hoekomtuinaanmerking.pdf (46 Kb) |
Datum inwerkingtreding is bij benadering.
Niet bekendgemaakt dmv publicatie in krant maar door toesturen aan gemeenten per brief d.d. 20 december 2006.
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 24-11-2006
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Geen.
Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-12-2006 | 01-01-2004 | 31-12-2007 | artikel 15 | 24-11-2006 Geen. | Vergadering Algemeen bestuur 24-11-2006 |
01-07-2004 | 01-01-2004 | 21-12-2006 | nieuwe regeling | 25-06-2004 Onbekend. | Vergadering Algemeen Bestuur 25-06-2004 |
Het bestuur verstrekt aan gemeenten bijdragen ter stimulering van de uitvoering van projecten voor het afkoppelen van verhard oppervlak, met als beleidsuitgangspunten:
Artikel 11 – aanvraag tot uitbetaling van de bijdrage
De aanvraag tot uitbetaling gaat vergezeld van een beknopte inhoudelijke beschrijving van de aard, omvang en looptijd van de activiteiten, de werkzaamheden die zijn verricht en waarvoor besloten is een bijdrage te verlenen, de werkelijke kosten van het plan en de grootte van het daadwerkelijk afgekoppelde oppervlak.
4 Overgangs- en slotbepalingen
Het bestuur brengt jaarlijks verslag uit aan de Commissies over de toepassing van deze regeling en de doeltreffendheid en de effecten van de bijdragen in de praktijk.
Deze regeling kan worden aangehaald als: Stimuleringsregeling afkoppelen verharde oppervlakken Aa en Maas 2004.
Het afvalwater dat naar rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) wordt afgevoerd bestaat uit de droog weer afvoer (DWA) - die gevormd wordt door het afvalwater afkomstig van woningen en bedrijven - en het af te voeren regenwater. Beuide samen worden RWA genoemd.
Reeds in de jaren ’80 ontstond het besef dat de RWA veel problemen veroorzaakt bij de inzameling, het transport en de zuivering van afvalwater. Met name wanneer in korte tijd veel hemelwater moet worden afgevoerd (bij hevige buien) kunnen rioleringsstelsels het aanbod van water niet aan waardoor overstorten in werking treden en verontreiniging van oppervlaktewater en waterbodem ontstaat. Verder worden de transportkosten voor een groot deel bepaald door de het af te voeren regenwater, omdat deze bij buien vele malen groter kan zijn dan de DWA. Het aangevoerde regenwater leidt ook tot een stijging van de zuiveringskosten omdat het feitelijk schone hemelwater het zuiveringsproces wel moet doorlopen. Daarnaast daalt het zuiveringsrendement van onze RWZI’s door het grote aanbod van schoon hemelwater. Door deze oorzaken moet de capaciteit van de riolering en zuiveringstechnische werken op de RWA worden gedimensioneerd.
In de loop der jaren zijn verschillende oplossingen bedacht die betrekking hadden op het scheiden van de regenwater- en DWA-stromen. Tot het begin van de jaren ’80 werd gekozen voor de aanleg van gescheiden rioleringsstelsels waarbij afvalwater en hemelwater apart worden ingezameld en afgevoerd. De DWA wordt hierbij naar de RWZI getransporteerd terwijl het regenwater rechtstreeks op oppervlaktewater loost. De kosten van aanleg van gescheiden stelsels zijn echter hoog en bovendien leidt het afstromende hemelwater tot verontreiniging van het oppervlaktewater als gevolg van foutieve aansluitingen en het feit dat de zogenaamde first flush - de vuilvracht van intensief bereden straatoppervlakken die bij de eerste minuten van een fikse bui met het hemelwater wordt meegespoeld - ook in het oppervlaktewater terecht komt.
Met de aanleg van verbeterd gescheiden stelsels werd het risico van verontreiniging van het oppervlaktewater sterk verminderd. Hierbij wordt het hemelwater dat in het regenwaterriool wordt ingezameld via een pomp met een capaciteit variërend van 0.2 tot 0.4 mm/uur overgepompt naar het DWA- of afvalwaterriool en tegelijkertijd met het ‘reguliere’ DWA afgevoerd naar de RWZI. Hiermee wordt in elk geval de ‘first flush’ naar de RWZI getransporteerd. Het niet door het regenwatergemaal te verpompen hemelwater komt alsnog in het oppervlaktewater terecht. In de praktijk blijkt bij dit stelsel echter een groot deel (circa 70% of meer op jaarbasis) van het hemelwater op de RWZI terecht te komen omdat alle middelgrote buien uiteindelijk verpompt worden.
Als meest duurzaam wordt gezien het afkoppelen van de niet-verontreinigde oppervlakken en het verantwoord aanpassen van het pompregime bij verbeterd gescheiden stelsels, zodanig dat een ‘first flush’ met verontreinigingen wordt afgevoerd, en niet onnodig veel schoon regenwater.
In oudere wijken liggen echter nog voornamelijk traditionele gemengde stelsels die veelal nog een technische levensduur (en afschrijvingstermijn) van tientallen jaren hebben. Het zijn met name de overstorten uit deze stelsels die tot verontreiniging van het oppervlaktewater leiden.
Om deze problematiek te verminderen heeft waterschap Aa en Maas besloten het afkoppelen van verhard oppervlak bij gemengde rioleringsstelsels te stimuleren. Hiermee wordt bereikt dat:
De voorwaarden om in aanmerking te komen voor een stimuleringsbijdrage staan vermeld in de stimuleringsregeling afkoppelen van verhard oppervlak. Het proces dat leidt tot een stimuleringsbijdrage is hierbij grafisch weergegeven.
§ 2.1 Alleen van toepassing bij bestaande situaties
Het waterschap heeft belang bij afkoppelingsprojecten. Het in geval van nieuwbouw niet aansluiten van verharde oppervlakken op de riolering is conform de huidige milieukundige inzichten (de ‘watertoets’). In de vigerende waterbeheersplannen wordt gestreefd naar afkoppelen (eigenlijk: niet aankoppelen) bij nieuwbouw en 2% (De Aa) c.q. 5% (De Maaskant) afkoppelen bij bestaande bebouwing in 2004. Aa en Maas gaat er vanuit – mede gezien de watertoets - dat gemeenten in nieuwe situaties ook zonder stimuleringsbijdrage zullen afkoppelen of ‘niet aansluiten’. Een stimuleringsbijdrage wordt verleend bij projecten in bestaande situaties met een gemengd rioleringsstelsel, om gemeenten daarmee te stimuleren tot afkoppeling over te gaan.
§ 2.2 Niet opengesteld voor particulieren en bedrijven
In aanmerking voor een bijdrage komen uitsluitend gemeenten. Overwogen is de regeling ook voor particulieren en bedrijven open te stellen. Deze vallen immers in directe zin buiten de boot terwijl zij best over afkoppelplannen beschikken en zelfs degenen kunnen zijn die daadwerkelijk tot afkoppeling overgaan. Het openstellen voor particulieren doet tevens recht aan het principe dat wie inspanning levert, wordt beloond.
Besloten is echter de regeling alleen voor gemeenten open te stellen. Enerzijds omdat maximaal 50% van de kosten vergoed wordt en afkoppelen relatief kostbaar (zo’n € 15 à € 20/m2) is: van een particulier of bedrijf kan niet verwacht worden dat zij - in tegenstelling tot overheden - een doel tot ‘verbetering van het algemeen belang’ hebben. Anderzijds dient een stimuleringsregeling voor bedrijven aangemeld te worden ingevolge Europese richtlijnen en bepalingen. Particulieren en bedrijven kunnen eventueel wel via de gemeente in aanmerking komen voor een stimuleringsbijdrage. Dat de gemeente in deze gevallen wel bij de afweging wordt betrokken, is raadzaam omdat de gemeente rioolbeheerder is. Hierbij wordt in overleg tussen particulier of bedrijf, de gemeente en het waterschap naar een oplossing gezocht. In de praktijk zal de gemeente het plan in veel gevallen overnemen en kan zij een aanvraag indienen.
§ 2.3 Beperking van de kans op verontreiniging
Uit ervaring is gebleken dat lozingen van hemelwater op oppervlaktewater en in de bodem soms ongewenst kunnen zijn, omdat hierdoor verontreiniging van bodem en/of oppervlaktewater kan ontstaan als gevolg van foutieve aansluitingen en straatvuil dat met het hemelwater wordt meegevoerd.
Een integrale benadering voor het verantwoord afkoppelen van regenwater van de riolering naar bodem en/of oppervlaktewater is gewenst gezien de verschillen in bevoegdheden van gemeente en waterschap. Het streven is naar gezamenlijke vaststelling van een beleidskader voor afkoppelen in relatie tot water, bodem, milieu, riolering, communicatie, openbare werken en beheer openbare ruimte.