Organisatie | Waterschap Zuiderzeeland |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Verordening op de waterschapsomslagen Waterschap Zuiderzeeland |
Citeertitel | Verordening op de waterschapsomslagen Waterschap Zuiderzeeland |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financiën – belastingen |
Overgangsbepaling art. 22
De verordening is voor de datum inwerkingtreding reeds gewijzigd. De wijzigingsverordening heeft kenmerk BO.428.
Deze regeling is vervangen door de Verordening op de Waterschapsomslagen Waterschap Zuiderzeeland 2008 met kenmerk BO.517.
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit:
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: -
Waterschapswet, art. 110, 113 lid 1
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2005 | 01-01-2008 | nieuwe regeling | 04-11-2004 Groene Weekblad, Flevopost, Noordoostpolder, Almere Vandaag | BO.465 |
Verordening op de waterschapsomslagen Waterschap Zuiderzeeland
De Algemene Vergadering van Waterschap Zuiderzeeland;
gelezen het voorstel van het college van Dijkgraaf en Heemraden op 26 oktober 2004;
gelet op de artikelen 110 en 113, eerste lid, van de Waterschapswet;
vast te stellen de volgende Verordening op de waterschapsomslagen Waterschap Zuiderzeeland.
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Deze verordening verstaat onder:
a. beheersgebied: het gebied van het waterschap zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Reglement voor het Waterschap
b. taakgebied: een bij het Reglement voor het Waterschap Zuiderzeeland aangegeven, binnen het beheersgebied van het waterschap gelegen gebied, waar het waterschap een of meer van de aan het waterschap opgedragen taken behartigt;
c. woonruimte: een ruimte die blijkens haar inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk in gebruik te worden gegeven;
d. kadastrale registratie: de registratie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de Kadasterwet;
e. de ambtenaar belast met de heffing: de door het college van dijkgraaf en heemraden aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 123, derde lid, onderdeel b, van de Waterschapswet;
f. Kostentoedelingsverordening: de verordening van het waterschap, bedoeld in artikel 119, eerste lid, van de Waterschapswet;
g. Omslagklassenverordening: de verordening van het waterschap, bedoeld in artikel 120, zevende lid, van de Waterschapswet;
h. waterkeringszorg: de zorg als bedoeld in artikel 4, tweede lid onder a, van het Reglement voor het Waterschap Zuiderzeeland;
i. waterkwantiteitsbeheer: de zorg als bedoeld in artikel 4, tweede lid onder b, van het Reglement voor het Waterschap Zuiderzeeland.
1. Ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de aan het waterschap opgedragen taken inzake de waterkeringszorg en het waterkwantiteitsbeheer worden onder de verzamelnaam "waterschapsomslagen" directe belastingen geheven.
2. De in het eerste lid bedoelde waterschapsomslagen worden geheven van de omslagplichtigen:
Hoofdstuk 2 Omslagheffing ongebouwd
Als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een ongebouwde onroerende zaak wordt aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de desbetreffende kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Met betrekking tot de taak van het waterschap inzake het waterkwantiteitsbeheer wordt een waterschapsomslag geheven van degenen die in het taakgebied krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, dan wel krachtens een door de grondkamer goedgekeurde pachtovereenkomst het gebruik hebben van ongebouwde onroerende zaken.
3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid worden openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken, alsmede waterverdedigingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning, als ongebouwde eigendommen aangemerkt.
Hoofdstuk 3 Omslagheffing gebouwd
Als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een gebouwde onroerende zaak wordt aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de desbetreffende kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Voor de toepassing van het eerste lid maken de ongebouwde eigendommen voor zover die dienstbaar zijn aan een gebouwd eigendom, aan een gedeelte van een gebouwd eigendom of aan een samenstel van gebouwde eigendommen, als bedoeld in onderdeel a, b of c van dat lid, deel uit van de gebouwde onroerende zaak, met uitzondering van de ongebouwde eigendommen, voor zover de waarde daarvan bij de waardebepaling op voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken op basis van artikel 18, derde lid, van die wet buiten aanmerking wordt gelaten.
Voor de waterschapsomslag, bedoeld in artikel 9, geldt, indien de gebouwde onroerende zaak tevens een onroerende zaak is als bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken, als heffingsmaatstaf de op voet van hoofdstuk IV van die wet voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het tijdvak waarbinnen het desbetreffende kalenderjaar valt.
In afwijking van het eerste lid wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de omslagen terzake van gebouwde onroerende zaken buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in het eerste lid bedoelde waarde, de waarde van werktuigen als bedoeld in artikel 220d, eerste lid, onderdeel j, van de Gemeentewet, juncto artikel 2, eerste lid, onderdeel e, van de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten Wet waardering onroerende zaken.
Voor de omslagen terzake van gebouwde onroerende zaken die deel uitmaken van een onroerende zaak als bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken, wordt de heffingsmaatstaf gesteld op het gedeelte van de op voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde dat kan worden toegekend aan de gebouwde onroerende zaak.
Indien het eerste of vierde lid geen toepassing kan vinden door het ontbreken van een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde, wordt de heffingsmaatstaf van die gebouwde onroerende zaak bepaald met toepassing van het tweede en derde lid en met overeenkomstige toepassing van het vierde lid alsmede van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 16 tot en met 19, 20, tweede lid, en 22, derde lid, van de Wet waardering onroerende zaken.
straatmeubilair, waaronder worden begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen -niet zijnde gebouwen- welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van een in het taakgebied gelegen gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;
Hoofdstuk 4 Omslagheffing ingezetenen
Als ingezetene wordt aangemerkt degene die blijkens de gemeentelijke basisadministra-tie persoonsgegevens bij het begin van het kalenderjaar woonplaats heeft in het gebied van het waterschap en aldaar het gebruik heeft van een woonruimte. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het gebruik van woonruimte door de leden van een gezamenlijke huishouding aangemerkt als gebruik door een door de ambtenaar belast met de heffing aan te wijzen lid van dat huishouden.
Hoofdstuk 5 Heffing en invordering
Indien voor de toepassing van de artikelen 3, 4 en 9 met betrekking tot eenzelfde onroerende zaak meer dan één genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht dan wel meer dan één gebruiker kan worden aangewezen, kan de aanslag worden gesteld ten name van één van hen.
In het binnen de gemeenten Almere, Zeewolde, Lelystad, Dronten en Lemsterland gelegen deel van het beheersgebied van Waterschap Zuiderzeeland moet een aanslag als bedoeld in artikel 14 worden betaald binnen twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet dan wel door middel van automatische incasso.
In het binnen de gemeenten Noordoostpolder, Urk en Steenwijkerland gelegen deel van het beheersgebied van Waterschap Zuiderzeeland moet een aanslag in de waterschapsomslag als bedoeld in artikel 14, naar keuze van de belastingplichtige worden betaald binnen twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet dan wel tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop de nota’s van de drinkwatermaatschappij in het verzorgingsgebied waarvan de woonruimte is gelegen, moeten worden betaald.
Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen
De "Omslagverordening Waterschap Zuiderzeeland 2001", vastgesteld op 28 november 2000 en gewijzigd bij besluit van de algemene vergadering van 27 november 2001, 26 november 2002 en 25 november 2003, wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2005, met dien verstande dat zij, met uitzondering van artikel 20, eerste lid van die verordening, van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.