Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Hollandse Delta

Kostentoedelinsverordening waterschap Hollandse Delta

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaterschap Hollandse Delta
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingKostentoedelinsverordening waterschap Hollandse Delta
CiteertitelKostentoedelingsverordening 2009
Vastgesteld dooralgemeen bestuur
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpfinanciën – belastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 18-12-2008

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Waterschapsrubriek nummer 52, week 52, 31 december 2008

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Waterschapswet, art. 120, 122 en 122b

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200901-01-2011nieuwe regeling

18-12-2008

Waterschapsrubriek nummer 52, week 52, 31 december 2008

B0803550
14-12-200631-12-2008art. x, y-z

30-11-2006

Waterschapsrubriek, 13-12-2006

B0601824
18-01-200501-01-200501-01-2009nieuwe regeling

03-01-2005

Waterschapsrubriek, 17-1-2005

B0500020

Tekst van de regeling

Intitulé

Kostentoedelinsverordening waterschap Hollandse Delta

Kostentoedelingsverordening Hollandse Delta 2009.

De Verenigde Vergadering van het waterschap Hollandse Delta,

Gelet op de artikelen 120, 122 en 122b van de Waterschapswet (Stb. 2007, nr. 208) en artikel 21 van het provinciale reglement;

Gelet op het besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid Holland d.d. 16 december 2008 inzake onthouding goedkeuring kostentoedelingsverordening als vastgesteld op 27 november 2008;

Besluit:

Vast te stellen de volgende kostentoedelingsverordening:

Hoofdstuk I   Algemeen

Kostentoedelingsverordening 2009

Begripsbepalingen

Artikel 1

  • Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    kosten: netto-kosten van de kostendrager watersysteembeheer of van de kostendrager wegenbeheer zoals opgenomen in de begroting van het waterschap en die gedekt worden met behulp van de watersysteemheffing of de wegenheffing;

  • b.

    gebied van het waterschap: het gebied dat is aangegeven op de bij het provinciaal reglement behorende kaart waarin het waterschap bevoegd is het watersysteembeheer uit te oefenen;

  • c.

    taakgebied voor het wegenbeheer van het waterschap: het gebied dat is aangegeven in het provinciaal reglement waarin het waterschap bevoegd is het wegenbeheer uit te oefenen.

  • d.

    ingezetenen: degenen die bl'rjkens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bjj het begin van het kalenderjaar woonplaats hebben in het gebied van het waterschap, respectievelijk het taakgebied voor het wegenbeheer van het waterschap; en aldaar gebruik hebben van woonruimte;

  • e.

    zakelijk gerechtigden ongebouwd, niet zijnde natuurterreinen: degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken die geen natuur-terreinen zijn in het gebied van het waterschap,respectievelijk het taakgebied voor het wegenbeheer van het waterschap;

  • f.

    zakelijk gerechtigden natuurterreinen: degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht in het gebied van het waterschap, respectievelijk het taakgebied voor het wegenbeheer van het waterschap het genot  hebben van natuurterreinen; g. zakelijk gerechtigden gebouwd: degenen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken in het gebied van het waterschap, respectievelijk het taakgebied voor het wegenbeheer van het waterschap;

  • h.

    buitendijks gelegen onroerende zaken: onroerende zaken die geheel of gedeeltelijk buiten de primaire waterkering zijn gelegen;

  • i.

    waterbergingsgebieden: een krachtens de Wet ruimtelijke ordening voor waterstaatkundige doeleinden bestemd gebied, niet zijnde een oppervlaktewaterlichaam of onderdeel daarvan, dat dient ter verruiming van de bergingscapaciteit van een of meer watersystemen en ook als bergingsgebied op de legger is opgenomen.

  • j

    .  bemalen gebieden: delen van het waterschapsgebied die niet vrij afwateren en delen van het waterschapsgebied waarin uit lager gelegen gebieden water wordt opgemalen;

  • k.

    glasopstanden: constructie van staand glas of staande constructie van met glasovereenkomend materiaal die bedrijfsmatig wordt aangewend voor de teelt of kweek van gewassen.

  • I.

    natuurterreinen: ongebouwde onroerende zaken waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel en duurzaam zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur. Onder natuurterreinen worden mede verstaan bossen en open wateren met een oppervlakte van tenminste één hectare.

  • Hoofdstuk I I    Watersysteembeheer

Kostentoedeling watersysteembeheer

Artikel 2

  • 1.

    De kosten voor het watersysteembeheer worden als volgt toegedeeld:

    • a.

      40% aan de ingezetenen;

    • b.

      11,82% aan de zakelijk gerechtigden van ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen;

    • c.

      0.03% aan de zakelijk gerechtigden van natuurterreinen;

    • d.

      48,15% aan de zakelijk gerechtigden van gebouwde onroerende zaken.

  • 2.

    De waarde van de onroerende zaken bedoeld in het vorige artikellid, onderdelen b, c en d, wordt bepaald naar de waarde die de onroerende zaken op de waardepeildatum hebben naar

    de staat en hoedanigheid waarin zij op die datum verkeren.

  • 3.

    De waardepeildatum is 1 januari 2007.

Kosten van heffing en invordering en van de verkiezing

Artikel 3

In afwijking van het bepaalde in artikel 2, worden de kosten van heffing en invordering van de watersysteemheffing en de kosten van de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur, voor zover die worden toegerekend aan het watersysteembeheer en zoals opgenomen in de begroting van enig belastingjaar, rechtstreeks aan de betrokken categorieen toegerekend naar rato van deze voor elk van de genoemde categorieen te maken kosten.

Tariefdifferentiatie

Artikel 4

 

 

Buitendijks gelegen onroerende zaken

1. Voor buitendijks gelegen ongebouwde onroerende zaken die geen natuurterreinen zijn en voor gebouwde onroerende zaken wordt een gedifferentieerd tarief gehanteerd dat 75% lager is dan het tarief dat blijkens de verordening op de watersysteemheffing voor elk van deze categorieen geldt.

Verharde openbare wegen

2. Voor verharde openbare wegen wordt een gedifferentieerd tarief gehanteerd dat 100% hoger is dan het tarief dat blijkens de verordening op de watersysteemheffing voor ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen, geldt.

Cumulatie van tariefdifferentiatie

Artikel 5

  • De tariefdifferentiatie voor:

  •      verharde openbare wegen, genoemd in artikel 4, tweede lid, kan naast de differentiaties voor ongebouwde onroerende zaken die geen natuurterreinen zijn en die gelegen zijn in buitendijkse gebieden als bedoeld in het eerste lid van artikel 4 worden toegepast.

  • Hoofdstuk I I I   Wegenbeheer

Kostentoedeling wegenbeheer

Artikel 6

  • 1.

    De kosten voor het wegenbeheer worden als volgt toegedeeld:

    • a.

      40,00% aan de ingezetenen;

    • b.

      10,92% aan de zakelijk gerechtigden van ongebouwde onroerende zaken, niet zijnde natuurterreinen;

    • c.

      0,04% aan de zakelijk gerechtigden van natuurterreinen;

    • d.

      49,04% aan de zakelijk gerechtigden van gebouwde onroerende zaken.

  • 2.

    De waarde van de onroerende zaken bedoeld in het vorige artikellid, onderdelen b, c en d, wordt bepaald naar de waarde die de onroerende zaken op de waardepeildatum hebben naar de staat en hoedanigheid waarin zij op die datum verkeren.

  • 3.

    De waardepeildatum is 1 januari 2007.

Kosten van heffing en invordering en van de verkiezing

Artikel 7

In afwijking van het bepaalde in artikel 6, worden de kosten van heffing en invordering van de wegenheffing en de kosten van de verkiezing van de leden van het algemeen bestuur, voor zover die worden toegerekend aan het wegenbeheer en zoals opgenomen in de begroting van enig belastingjaar, rechtstreeks aan de betrokken categorieen toegerekend naar rato van deze voor elk van de genoemde categorieen te maken kosten.

Hoofdstuk V I   Slot

Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel

Artikel 8

  • 1.

    De kostentoedelingsverordening Hollandse Delta 2005, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van het algemeen bestuur van 30 november 2006 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid van deze bepaling genoemde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastingjaren waarvoor zij heeft gegolden.

  • 2

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van haar bekendmaking.

  • 3.

    Deze verordening vindt voor het eerst toepassing in het belastingjaar dat aanvangt op 1 januari 2009.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als Kostentoedelingsverordening Hollandse Delta 2009.

  • Ridderkerk, 18 december 2008.

  • De Verenigde Vergadering voornoemd,

  • secretaris-directeur,                  dijkgraaf,

  • drs. A.A. van Vliet.                       ing. J.M. Geluk.

Verordening wegenheffing waterschap Hollandse Delta 2009

Verordening wegenheffing Waterschap Hollandse Delta 2009

De Verenigde Vergadering van het waterschap Hollandse Delta

op voordracht van dijkgraaf en heemraden van waterschap Hollandse Delta d.d. 18 december 2008;

Gelet op de artikelen 110, 113 en 122b Waterschapswet;

Gelet op het besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid Holland d.d. 16 december 2008 inzake onthouding goedkeuring kostentoedelingsverordening als vastgesteld op 27 november

2008;

Besluit:

Vast te stellen de :eerste wijziging Verordening op de wegenheffing.

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    ingezetene: degene die blijkens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bij het begin van het belastingjaar woonplaats heeft in het taakgebied van het waterschap en die aldaar gebruik heeft van woonruimte;

  • b.

    heffingsambtenaar: de ambtenaar bedoeld in artikel 123, derde lid, onderdeel b, of de ambtenaar bedoeld in artikel 124, vijfde lid, onder a, van de Waterschapswet;

  • c.

    invorderingsambtenaar: de ambtenaar bedoeld in artikel 123, derde lid, onderdeel c, of de ambtenaar bedoeld in artikel 124, vijfde lid, onderdeel b, van de Waterschapswet;

  • d.

    woonruimte: een ruimte die blijkens zijn inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk ik gebruik te worden gegeven;

  • e.

    kostentoedelingsverordening: de verordening van het waterschap, bedoeld in artikel 122b, eerste lid, eerste volzin, van de Waterschapswet;

  • f.

    buitendijks gelegen onroerende zaken: onroerende zaken die geheel of gedeeltelijk buiten de primaire waterkering zijn gelegen;

  • g.

    natuurterreinen: ongebouwde onroerende zaken waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel en duurzaam zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur. Onder natuurterreinen worden mede verstaan bossen en open wateren met een oppervlakte van tenminste een hectare;

  • h.

    ongebouwde onroerende zaken: ongebouwde onroerende zaken die geen natuurterreinen zijn;

  • i.

    taakgebied van het waterschap: het gebied dat isaangegeven in het prwinciaal reglement waarin het  waterschap bevoegd is het wegenbeheer uit te oefenen.

  • j.

    de heffing: de wegenheffing als genoemd in artikel 122a Waterschapswet.

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplichtigen

  • 1.

    Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de zorg voor het wegenbeheer wordt onder de naam wegenheffing een directe belasting geheven.

  • 2.

    De heffing wordt geheven van hen die:

    • a.

      ingezetenen zijn als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, met dien verstande dat gebruik van woonruimte door de leden van een gezamenlijke huishouding wordt aangemerkt als gebruik door een door de heffingsambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden;

    • b.

      krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken in het taakgebied van het waterschap;

    • c.

      krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen in het taakgebied van het waterschap;

    • d.

      krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken in het taakgebied van het waterschap.

  • 3.

    Heffingsplichtig in de zin van het tweede lid, onderdelen b, c en d, is degene die bij het begin van het kalenderjaar als rechthebbende in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen rechthebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 4.

    Voor de toepassing van het tweede lid, onderdelen b, c en d, is heffingsplichtig de:

    • a.

      beperkt gerechtigde en niet de eigenaar, ingeval de onroerende zaak is onderworpen aan het recht van beklemming, van erfpacht, van opstal of van vruchtgebruik;

    • b.

      eigenaar voor wat betreft het recht van opstal, indien dat recht uitsluitend is gevestigd ten behoeve van. de aanleg of het onderhoud, dan wel ten behoeve van de aanleg en het onderhoud, van ondergrondse dan wel bovengrondse leidingen.

  • 5.

    Indien de onroerende zaak is onderworpen aan beperkte rechten als bedoeld in het vorige artikellid, heeft voor de heffingplicht:

    • a.

      de vruchtgebruiker voorrang boven zowel de opstaller als de erfpachter, onderscheidenlijk de beklemde meier;

    • b.

      de opstaller voorrang boven de erfpachter, onderscheidenlijk de beklemde meier.

Artikel 3 Heffingsmaatstaf

  • Als heffingsmaatstaf geldt:

  • a.

    voor ingezetenen: de woonruimte;

  • b.

    voor ongebouwde onroerende zaken en voor natuurterreinen: de oppervlakte van de onroerende zaken, uitgedrukt in een aantal hectaren of een gedeelte daarvan;

  • c.

    voor gebouwde onroerende zaken: de waarde die voor de onroerende zaak wordt bepaald op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken.

Hoofdstuk I I Wegenheffing ingezetenen

Artikel 4 Tarief ingezetenen

Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de wegenheffing voor de categorie ingezetenen: €18,46 per woonruimte.

Hoofdstuk I I I Wegenheffing ongebouwde onroerende zaken

Artikel 5 Belastingobject

  • 1.

    Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, onderdeel b en artikel 9, derde lid van deze verordening, wordt als een ongebouwde onroerende zaak aangemerkt een kadastraal perceel of een gedeelte daarvan, met dien verstande dat buiten aanmerking wordt gelaten:

    • a.

      hetgeen ingevolge artikel 9, eerste en tweede lid, wordt aangemerkt als een gebouwde onroerende zaak;

    • b.

      hetgeen ingevolge artikel 7 wordt aangemerkt als een natuurterrein.

  • 2.

    Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken, alsmede waterverdedigingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning, aangemerkt als ongebouwde eigendommen, niet zijnde natuurterreinen.

Artikel 6 Tarief ongebouwde onroerende zaken

Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor ongebouwde onroerende zaken: €20,42 per hectare.

Hoofdstuk IV Wegenheffing natuurterreinen

Artikel 7 Belastingobject

  • Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, onderdeel c van deze verordening, wordt als een natuurterrein aangemerkt een kadastraal perceel of gedeelte daarvan, met dien verstande dat buiten aanmerking wordt gelaten:

  • a.

    hetgeen ingevolge artikel 9, eerste en tweede lid wordt aangemerkt als een gebouwde onroerende zaak;

  • b.

    hetgeen ingevolge artikel 5 wordt aangemerkt als een ongebouwde onroerende zaak.

Artikel 8 Tarief natuurterreinen

Met inachtneming dienaangaande van het bepaalde in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor natuurterreinen: €0,59 per hectare.

Hoofdstuk V Wegenheffing gebouwde onroerende zaken

Artikel 9 Belastingobject

  • 1.

    Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, onderdeel d van deze verordening, wordt als een gebouwde onroerende zaak aangemerkt:

    • a.

      een gebouwd eigendom;

    • b.

      een gedeelte van een gebouwd eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • c.

      een samenstel van twee, of meer van de in onderdeel a bedoelde gebouwde eigendommen of van in onderdeel b bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • d.

      het binnen het taakgebied van een gemeente gelegen deel van een in onderdeel a bedoelde eigendom, van een in onderdeel b bedoeld gedeelte of van een in onderdeel c bedoeld samenstel;

    • e.

      het binnen het taakgebied van het waterschap gelegen deel van een in onderdeel a bedoelde eigendom, van een in onderdeel b bedoeld gedeelte of van een in onderdeel c bedoeld samenstel of van een in onderdeel d bedoeld deel.

  • 2.

    Voorzover ongebouwde eigendommen als bedoeld in artikel 5 een samenstel vormen met een gebouwd eigendom als bedoeld in het eerste lid van deze bepaling, maken zij deel uit van de gebouwde onroerende zaak.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het vorige artikellid maken de ongebouwde eigendommen, voorzover de waarde daarvan bij de waardebepaling op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken op basis van het bepaalde krachtens artikel 18, vierde lid, van die wet buiten aanmerking wordt gelaten, geen deel uit van de gebouwde onroerende zaak.

Artikel 10 Tarief gebouwde onroerende zaken

Met inachtneming dienaangaande van het bepaalde in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor gebouwde onroerende zaken 0,0081% van de heffingsmaatstaf, als bedoeld in artikel 3, onderdeel c, van deze verordening.

Hoofdstuk VI Heffing en invordering

Artikel 11 Wijze van heffing

De heffing wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 12 Tenaamstelling en invordering belastingaanslag bij meer belastingplichtigen

  • 1.

    Indien ter zake van hetzelfde voorwerp van de belasting of hetzelfde belastbare feit twee of meer personen belastingplichtig zijn, stelt de heffingsambtenaar de aanslag ten name van een van hen.

  • 2.

    Indien de belastingplicht, bedoeld in het eerste lid, voortvloeit uit het genot van een onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht en de aanslag ten name van een van de belastingplichtigen is gesteld, kan de invorderingsambtenaar de belastingaanslag op de gehele onroerende zaak verhalen op degene op wiens naam de aanslag ingevolge het eerste lid is gesteld, zonder rekening te houden met de rechten van de overige belastingplichtigen.

Artikel 13 Niet opleggen van aanslagen

  • 1.

    Aanslagen die een bedrag van € 7 niet te boven gaan, worden niet opgelegd.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt het totaal van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als een aanslag.'

Artikel 14 Vrijstellingen

De wegenheffing gebouwde onroerende zaken wordt niet geheven ter zaken van straatmeubilair, waaronder alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen- worden begrepen die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van een in het waterschapsgebied gelegen gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen.

Artikel 15 Betaaltermijnen

  • 1.

    De aanslag moet worden betaald binnen drie maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    Een navorderingsaanslag is invorderbaar een maand na dagtekening van het aanslagbiljet.

Artikel 16 Kwijtschelding

Van de wegenheffing natuurterreinen, de wegenheffing ongebouwd en de wegenheffing gebouwd wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 17 Nadere regels

Het dagelijks bestuur van het waterschap kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de wegenheffing.

Artikel 18 Intrekking, inwerkingtreding, tijdstip van ingang van de heffing en citeertitel

  • 1.

    De Verordening op de waterschapsomslagen 2005, vastgesteld bij besluit van 3 januari 2005, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 31 januari 2008 en de verordening wegenheffing zoals vastgesteld op 27 november 2008 worden ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van haar bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2009.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening op de wegenheffing 2009".

  • Ridderkerk, 18 december 2008.

  • De Verenigde Vergadering voornoemd,

  • secretaris-directeur,         dijkgraaf,

  • drs. A.A. van Vliet               ing. J.M. Geluk

Verordening watersysteemheffing

Verordening watersysteemheffing Waterschap Hollandse Delta 2009

De Verenigde Vergadering van het waterschap Hollandse Delta

op voordracht van dijkgraaf en heemraden van waterschap Hollandse Delta d.d. 18 december 2008;

Gelet op de artikelen 110, 113 en 117 Waterschapswet

Gelet op het besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid Holland d.d. 16 december 2008 inzake onthouding goedkeuring kostentoedelingsverordening als vastgesteld op 27 november 2008;

Besluit:

Vast te stellen de : Verordening op de watersysteemheffing.

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    ingezetene: degene die blijkens de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens bij het begin van het belastingjaar woonplaats heeft in het gebied van het waterschap en die aldaar gebruik heeft van woonruimte;

  • b.

    heffingsambtenaar: de ambtenaar bedoeld in artikel 123, derde lid, onderdeel b, of de ambtenaar bedoeld in artikel 124, vijfde lid, onder a, van de Waterschapswet;

  • c.

    invorderingsambtenaar: de ambtenaar bedoeld in artikel 123, derde lid, onderdeel c, of de ambtenaar bedoeld in artikel 124, vijfde lid, onderdeel b, van de Waterschapswet;

  • d.

    woonruimte: een ruimte die blijkens zijn inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk ik gebruik te worden gegeven;

  • e.

    kostentoedelingsverordening: de verordening van het waterschap, bedoeld in artikel 120, eerste lid, eerste volzin, van de Waterschapswet;

  • f.

    buitendijks gelegen onroerende zaken: onroerende zaken die geheel of gedeeltelijk buiten de primaire waterkering zijn gelegen;

  • g.

    natuurterreinen: ongebouwde onroerende zaken waarvan de inrichting en het beheer geheel of nagenoeg geheel en duurzaam zijn afgestemd op het behoud of de ontwikkeling van natuur. Onder natuurterreinen worden mede verstaan bossen en open wateren met een oppervlakte van tenminste een hectare;

  • h.

    ongebouwde onroerende zaken: ongebouwde onroerende zaken die geen natuurterreinen zijn;

  • i.

    gebied van het waterschap: het gebied dat is aangegeven op de bij het provinciaal reglement behorende kaart waarin het waterschap bevoegd is het watersysteembeheer uit te oefenen;

  • j

    . de heffing: de watersysteemheffing als genoemd in artikel 117, aanhef, Waterschapswet.

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplichtigen

  • 1.

    Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de zorg voor het watersysteem wordt onder de naam watersysteemheffing een directe belasting geheven.

  • 2.

    De heffing wordt geheven van hen die:

    • a.

      ingezetenen zijn als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, met dien verstande dat gebruik van woonruimte door de leden van een gezamenlijke huishouding wordt aangemerkt als gebruik door een door de heffingsambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden;

    • b.

      krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van ongebouwde onroerende zaken in het gebied van het waterschap;

    • c.

      krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van natuurterreinen in het gebied van het waterschap;

    • d.

      krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken in het gebied van het waterschap.

  • 3.

    Heffingsplichtig in de zin van het tweede lid, onderdelen b, c en d, is degene die bij net begin van het kalenderjaar als rechthebbende in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen rechthebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 4.

    Voor de toepassing van het tweede lid, onderdelen b, c en d, is heffingsplichtig de:

    • a.

      beperkt gerechtigde en niet de eigenaar, ingeval de onroerende zaak is onderworpen aan het recht van beklemming, van erfpacht, van opstal of van vruchtgebruik;

    • b.

      eigenaar voor wat betreft het recht van opstal, indien dat recht uitsluitend is gevestigd ten behoeve van de aanleg of het onderhoud, dan wel ten behoeve van de aanleg en het onderhoud, van ondergrondse dan wel bovengrondse leidingen.

  • 5.

    Indien de onroerende zaak is onderworpen aan beperkte rechten als bedoeld in het vorige artikellid, heeft voor de heffingplicht:

    • a.

      de vruchtgebruiker voorrang boven zowel de opstaller als de erfpachter, onderscheidenlijk de beklemde meier;

    • b.

      de opstaller voorrang boven de erfpachter, onderscheidenlijk de beklemde meier.

Artikel 3 Heffingsmaatstaf

  • Als heffingsmaatstaf geldt:

  • a.

    voor ingezetenen: de woonruimte;

  • b.

    voor ongebouwde onroerende zaken en voor natuurterreinen: de oppervlakte van de onroerende zaken, uitgedrukt in een aantal hectaren of een gedeelte daarvan;

  • c.

    voor gebouwde onroerende zaken: de waarde die voor de onroerende zaak wordt bepaald op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken.

Hoofdstuk I I Watersysteemheffing ingezetenen

Artikel 4 Tarief ingezetenen

Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de watersysteemheffing voor de categorie ingezetenen: € 6,08 per woonruimte.

Hoofdstuk I I I Watersysteemheffing ongebouwde onroerende zaken

Artikel 5 Belastingobject

  • 1.

    Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, onderdeel b en artikel 9, derde lid van deze verordening, wordt als een ongebouwde onroerende zaak aangemerkt een kadastraal perceel of een gedeelte daarvan, met dien verstande dat buiten aanmerking wordt gelaten:

    • a.

      hetgeen ingevolge artikel 9, eerste en tweede lid, wordt aangemerkt als een gebouwde onroerende zaak;

    • b.

      hetgeen ingevolge artikel 7 wordt aangemerkt als een natuurterrein.

  • 2.

    Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken, alsmede waterverdedigingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning, aangemerkt als ongebouwde eigendommen, niet zijnde natuurterreinen.

Artikel 6 Tarief ongebouwde onroerende zaken

  • 1.

    Met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor ongebouwde onroerende zaken: €79,73 per hectare;

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid en met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in artikel 4, eerste lid van de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief voor buitendijks gelegen ongebouwde onroerende zaken, €19,93 per hectare;

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid en met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in artikel 4, tweede lid, van de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief voor verharde openbare wegen, €159,46 per hectare.

  • 4.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid en met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in artikel 5 van de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief voor verharde openbare wegen die buitendijks zijn gelegen €99,67 per hectare.

Hoofdstuk IV Watersysteemheffing natuurterreinen

Artikel 7 Belastingobject

  • Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, onderdeel c van deze verordening, wordt als een natuurterrein aangemerkt een kadastraal perceel of gedeelte daarvan, met dien verstande dat buiten aanmerking wordt gelaten:

  • a.

    hetgeen ingevolge artikel 9, eerste en tweede lid wordt aangemerkt als een gebouwde onroerende zaak;

  • b.

    hetgeen ingevolge artikel 5 wordt aangemerkt als een ongebouwde onroerende zaak.

Artikel 8 Tarief natuurterreinen

Met inachtneming dienaangaande van het bepaalde in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor natuurterreinen: € 3,39 per hectare.

Hoofdstuk V Watersysteemheffing gebouwde onroerende zaken

Artikel 9 Belastingobject

  • 1.

    Voor de toepassing van dit hoofdstuk en van artikel 2, onderdeel d van deze verordening, wordt als een gebouwde onroerende zaak aangemerkt:

    • a.

      een gebouwd eigendom;

    • b.

      een gedeelte van een gebouwd eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • c.

      een samenstel van twee of meer van de in onderdeel a bedoelde gebouwde eigendommen of van in onderdeel b bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • d.

      het binnen het gebied van een gemeente gelegen deel van een in onderdeel a bedoelde eigendom, van een in onderdeel b bedoeld gedeelte of van een in onderdeel c bedoeld samenstel;

    • e.

      het binnen het gebied van het waterschap gelegen deel van een in onderdeel a bedoelde eigendom, van een in onderdeel b bedoeld gedeelte of van een in onderdeel c bedoeld samenstel of van een in onderdeel d bedoeld deel.

  • 2.

    Voorzover ongebouwde eigendommen als bedoeld in artikel 5 een samenstel vormen met een gebouwd eigendom als bedoeld in het eerste lid van deze bepaling, maken zij deel uit van de gebouwde onroerende zaak.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het vorige artikellid maken de ongebouwde eigendommen, voorzover de waarde daarvan bij de waardebepaling op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken op basis van het bepaalde krachtens artikel 18, vierde lid, van die wet buiten aanmerking wordt gelaten, geen deel uit van de gebouwde onroerende zaak.

Artikel 10 Tarief gebouwde onroerende zaken

  • 1.

    Met inachtneming dienaangaande van het bepaalde in de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief van de heffing voor gebouwde onroerende zaken 0,0312% van de heffingsmaatstaf, als bedoeld in artikel 3, onderdeel c, van deze verordening.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid en met inachtneming van het bepaalde dienaangaande in artikel 4, eerste lid, van de Kostentoedelingsverordening, bedraagt het tarief voor buitendijks gelegen gebouwde onroerende zaken, 0,0078% van de voor de onroerende zaak vastgestelde WOZ-waarde.

Hoofdstuk VI Heffing en invordering

Artikel 11 Wijze van heffing

De heffing wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 12 Tenaamstelling en invordering belastingaanslag bij meer belastingplichtigen

  • 1.

    Indien ter zake van hetzelfde voorwerp van de belasting of hetzelfde belastbare feit twee of meer personen belastingplichtig zijn, stelt de heffingsambtenaar de aanslag ten name van een van hen.

  • 2.

    Indien de belastingplicht, bedoeld in het eerste lid, voortvloeit uit het genot van een onroerende zaak krachtens eigendom, bezit of beperkt recht en de aanslag ten name van een van de belastingplichtigen is gesteld, kan de invorderingsambtenaar de belastingaanslag op de gehele onroerende zaak verhalen op degene op wiens naam de aanslag ingevolge het eerste lid is gesteld, zonder rekening te houden met de rechten van de overige belastingplichtigen.

Artikel 13 Niet opleggen van aanslagen

  • 1.

    Aanslagen die een bedrag van € 7 niet te boven gaan, worden niet opgelegd.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt het totaal van de op een aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als een aanslag.

Artikel 14 Vrijstellingen

De watersysteemheffing gebouwde onroerende zaken wordt niet geheven ter zaken van straatmeubilair, waaronder alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - worden begrepen die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van een in het waterschapsgebied gelegen gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen.

Artikel 15 Betaaltermijnen

  • 1.

    De aanslag moet worden betaald binnen drie maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    Een navorderingsaanslag is invorderbaar een maand na dagtekening van het aanslagbiljet.

Artikel 16 Kwijtschelding

Van de watersysteemheffing natuurterreinen, de watersysteemheffing ongebouwd en de watersysteemheffing gebouwd wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 17 Nadere regels

Het dagelijks bestuur van het waterschap kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de watersysteemheffing.

Artikel 18 Intrekking, inwerkingtreding, tijdstip van ingang van de heffing en citeertitel

  • 1

    . De Verordening op de waterschapsomslagen 2005, vastgesteld bij besluit van 3 januari 2005, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 31 januari 2008 en de verordening watersysteemheffing zoals vastgesteld op 27 november 2008 worden ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien

    verstande dat zij van toepassing blijven op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van haar bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2009.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening op de watersysteemheffing 2009".

  • Ridderkerk, 18 december 2008.

  • De Verenigde Vergadering voornoemd,

  • secretaris-directeur,                  dijkgraaf,

  • drs. A.A. van Vliet                        ing. J.M. Geluk