Organisatie | Waterschap Rijn en IJssel |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Verordening subsidiëring activiteiten van derden Waterschap Rijn en IJssel 2001 |
Citeertitel | Verordening subsidiëring activiteiten van derden Waterschap Rijn en IJssel 2001 |
Vastgesteld door | algemeen bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuur – waterschappen |
Deze verordening vervangt de nota subsidiëring activiteiten van derden van 11-09-1997.
Onbekend.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-12-2001 | 29-12-2020 | nieuwe regeling | 20-12-2001 Publicatieblad, 2000, 04 | Onbekend. |
Paragraaf 1 - Algemene bepalingen
Jaarlijks vermeldt het algemeen bestuur op de begroting het bedrag dat het beschikbaar stelt voor subsidieverlening. Dit bedrag geldt als het subsidieplafond, bedoeld in artikel 4:22 van de wet.
De verdeling van de subsidiegelden vindt plaats in de volgorde van ontvangst van de aanvragen. Alleen volledig ingediende subsidieaanvragen worden in de hierboven genoemde volgorde opgenomen.
Een aanvraag voor een subsidie wordt ingediend tenminste dertien weken voordat met de uitvoering van de activiteiten een begin wordt gemaakt, tenzij het college van dijkgraaf en heemraden een andere termijn heeft aangegeven. Het college van dijkgraaf en heemraden kan besluiten, aanvragen die buiten de in de vorige volzin bedoelde termijn zijn ingediend, niet te behandelen.
Toelichting op de Verordening subsidiëring activiteiten van derden Waterschap Rijn en IJssel 2001
Op 1 januari 1994 zijn de eerste en de tweede tranche van de Algemene wet bestuursrecht (hierna te noemen de Awb) in werking getreden. Op 1 januari 1998 trad de derde tranche van de Awb in werking.
De derde tranche bevat onder andere een – uitvoerige – regeling van het onderwerp subsidiëring. In deze regeling (titel 4.2 Awb) heeft de wetgever regels die in de jurisprudentie met betrekking tot subsidiëring zijn gegroeid, gecodificeerd. Tevens heeft de wetgever de talloze wettelijke regelingen op dit gebied in overeenstemming met elkaar gebracht.
Volgens de Memorie van Toelichting zijn de doelstellingen van titel 4.2 van de Awb:
1. het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik van subsidies;
2. het verschaffen van voldoende rechtszekerheid aan subsidieontvangers; en
3. beheersbaarheid van de overheidsuitgaven.
Het hoofdstuk subsidiëring in de Awb bouwt, conform de systematiek van de Awb, voort op de algemene regelingen van de vorige tranches. Voor de eisen waaraan een beschikking tot een subsidieverstrekking moet voldoen moet men niet alleen de bepalingen in titel 4.2 Awb raadplegen, maar ook titel 4.1 Awb (algemene bepalingen over beschikkingen), afdeling 3.2 Awb (zorgvuldigheid en belangenafweging) en afdeling 3.6 Awb (bekendmaking en mededeling van besluiten).
Titel 4.2 Awb bevat vooral procedurele-bepalingen, die aansluiten bij de, ook binnen ons waterschap bestaande, subsidiepraktijk. Inhoudelijk treden er geen grote veranderingen op. Hieronder worden een aantal vermeldenswaardige nieuwe elementen genoemd.
In artikel 4:21 Awb staat de volgende definitie van het begrip subsidie:
De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen en diensten.
Deze definitie geeft aan de subsidietitel een ruim bereik. Als de door de overheid verstrekte kredieten en garanties 'met het oog op bepaalde activiteiten' zijn verstrekt, zijn de regels van titel 4.2 Awb van toepassing.
In de Awb wordt de verplichting genoemd voor elke subsidiëring een wettelijke grondslag vast te stellen, afgezien van eventuele uitzonderingen. Hierdoor ontstaat duidelijkheid over de rechten en plichten van de subsidieverstrekker en de subsidieontvanger. Tegelijkertijd wordt de subsidieverstrekkende overheid gedwongen zich goed af te vragen welke doelen met de subsidie worden nagestreefd en welke voorschriften en bevoegdheden noodzakelijk zijn om die doelen te bereiken.
Doelstelling drie bepaalt dat de overheidsuitgaven beheersbaar moeten blijven, hierdoor kunnen de subsidies alleen nog maar voor een bepaalde tijd verleend worden. De subsidieverstrekker wordt op deze manier gedwongen bij afloop van de termijn stil te staan bij de wenselijkheid van voorzetting van de subsidie.
De mogelijkheid tot vaststelling van een subsidieplafond is in de wet opgenomen. Dit middel geeft de overheid, samen met het aloude middel van het begrotingsvoorbehoud, de mogelijkheid om de uitgaven voor subsidiëring, binnen de begrote posten te houden. Is er voor een subsidieregeling geen plafond vastgesteld, dan heeft zij een open einde en kan een tekort van de beschikbare middelen niet als afwijzingsgrond dienen.
De derde tranche van de Awb verplicht het bestuur tot een periodieke evaluatie van en rapportage over de doeltreffendheid en effecten van de op een wettelijk voorschrift berustende subsidies. Deze verplichting is afgeleid van de derde doelstelling.
De invoering van de derde tranche van de Awb maakt het noodzakelijk dat de 'Nota subsidiëring activiteiten van derden' van het Waterschap Rijn en IJssel van 11 september 1997 wordt aangepast.
De voorwaarden waaronder het waterschap subsidie verstrekt, zijn in de voorliggende ontwerp-Verordening subsidiëring activiteiten van derden Waterschap Rijn en IJssel 2001 (hierna te noemen de ontwerp-verordening), aangepast aan de derde tranche van de Awb. Zo sluit de ontwerpverordening aan op de indeling en systematiek van titel 4.2 Awb.
In de ontwerp-verordening zijn een aantal bepalingen over onderwerpen die in de Awb zijn geregeld niet opgenomen omdat het niet is toegestaan om in de waterschapsverordening onderwerpen te regelen waarin een hogere regelgeving al voorziet.
In een aantal bepalingen van titel 4.2 Awb wordt aan de lagere wetgever, zoals het waterschap, de keuzevrijheid gegeven aanvullende regels te stellen. Op grond van deze bevoegdheid bevat de ontwerpverordening algemene bepalingen voor subsidies die door het waterschap worden verstrekt, voor zover de algemene bepalingen van de wet daarin niet al voorzien. Verder bevat de ontwerp-verordening bepalingen over onderwerpen, die volgens de wet bij of krachtens wettelijk voorschrift moeten worden geregeld.
De wettelijke grondslag van de verordening wordt gevormd door zowel de Waterschapswet als de Algemene wet bestuursrecht, (hierna te noemen de Awb). Anders dan de geldende interne regeling is de ontwerp-Verordening subsidiëring activiteiten van derden Waterschap Rijn en IJssel 2001, (hierna te noemen de ontwerp-verordening), in belangrijke mate een complementaire regeling: aanvullend aan hetgeen al in de Awb, met name titel 4.2 Awb is geregeld. De nieuwe regeling moet dus in nauwe samenhang met de Awb worden gelezen. In de toelichting op de bepalingen in de ontwerp-verordening wordt daarom steeds naar de betreffende artikelen in de Awb verwezen.
Paragraaf 1 - Algemene bepalingen
Artikel 4:22 en 4:25 Awb bieden een bestuursorgaan de mogelijkheid om bij wettelijk voorschrift een subsidieplafond vast te stellen voor subsidies die krachtens een subsidieregeling worden verstrekt. Artikel 1.3 van de ontwerp-verordening bepaalt dat het algemeen bestuur jaarlijks een subsidieplafond vaststelt. Hierdoor voorkomt men open-einde regelingen waardoor de beheersbaarheid van subsidie-uitgaven door het waterschap gewaarborgd wordt.
Op grond van artikel 4:26 Awb moet de wijze van verdeling van het beschikbare subsidiebedrag worden geregeld bij wettelijk voorschrift of door het bestuursorgaan dat de bevoegdheid daartoe aan een wettelijk voorschrift ontleent.
Het waterschap heeft gekozen voor een systeem van ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’. Bij het waterschap worden het hele jaar door, voor uiteenlopende activiteiten, subsidieverzoeken ingediend. Hierdoor is het niet mogelijk een prioriteitsvolgorde naar aard of soort in de subsidieverzoeken aan te brengen.
Natuurlijke personen komen in principe niet voor een subsidie in aanmerking. In uitzonderingsgevallen kan het college van dijkgraaf en heemraden bepalen dat wel een subsidie wordt verstrekt. Het is dan redelijk dat waarborgen worden gevraagd met het oog op het juiste gebruik van het subsidiegeld.
Het wel of niet toekennen van subsidies behoort tot de beleidsvrijheid van het college van dijkgraaf en heemraden. De mogelijkheid van subsidietoekenning houdt in het algemeen verband met de taakstelling van het waterschap (beheer en bescherming van de oppervlaktewateren en het (water)milieu, het beheer van waterkeringen en de vaarwegenzorg). Activiteiten die verband houden met de taakstelling van het waterschap komen voor subsidie in aanmerking. Als zodanig kunnen onder andere worden aangemerkt:
- activiteiten die een bijdrage leveren aan het verbeteren van het milieubesef op het terrein van het oppervlaktewater en de waterkeringen;
- activiteiten die zijn gericht op bewustwording en mentaliteitsverandering van de bevolking ten aanzien van de (water)milieuproblematiek en waterkeringszorg;
- activiteiten die milieuvriendelijk gedrag stimuleren of van belang zijn voor herstel, behoud en/of bescherming van het (water)milieu en van waardevolle elementen nabij dijken;
- activiteiten die het maatschappelijk draagvlak voor het waterschap vergroten;
- activiteiten die ten goede komen aan de kennis over of de interesse voor ‘ecologisch’ waterbeheer en dijkbeheer.
De termijn van dertien weken die genoemd wordt, komt overeen met de in artikel 4:60 Awb geldende termijn voor boekjaarsubsidies.
Artikel 4:5 Awb geeft het college van dijkgraaf en heemraden de mogelijkheid te besluiten om subsidieaanvragen die niet op tijd zijn ingediend niet te behandelen.
In artikel 4:37, eerste lid, onderdeel c, Awb wordt het bestuursorgaan de mogelijkheid geboden om aan de subsidieontvanger verplichtingen op te leggen met betrekking tot het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie. In artikel 2.1, tweede lid, ontwerp-verordening wordt vermeld welke gegevens bij de aanvraag verstrekt moeten worden.
Paragraaf 3 - De beslissing op de aanvraag
Het algemeen bestuur maakt de verordeningen (waaronder de Verordening subsidiëring activiteiten van derden Waterschap Rijn en IJssel 2001) die het nodig oordeelt voor de behartiging van de taken die het waterschap zijn opgedragen. In artikel 84, derde lid, Waterschapswet staat dat het college van dijkgraaf en heemraden belast is met de uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur. Het college van dijkgraaf en heemraden is dus het orgaan dat bevoegd is beslissingen te nemen omtrent de subsidieverstrekking.
Subsidies kunnen via een eentrapssysteem maar ook via een tweetrapssysteem worden verstrekt. In deze ontwerp-verordening is bepaald dat een subsidie door het waterschap volgens het eentrapssysteem wordt verstrekt. Dit houdt in dat er niet met voorlopige beschikkingen wordt gewerkt en dat er op een subsidieaanvraag een beschikking tot vaststelling van de subsidie volgt. Deze manier van subsidieverlening sluit het best aan bij de hoogte van het te verstrekken subsidiebedrag, de doelgroep, het doel dat met de subsidieverstrekking wordt nagestreefd en de wenselijk geachte controle-intensiteit.
In artikel 4:13 Awb wordt vermeld dat een beschikking dient te worden gegeven binnen de in de ontwerp-verordening bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag. In het tweede lid van dit artikel wordt onder redelijke termijn een termijn van acht weken verstaan.
In artikel 4:15 Awb wordt bepaald dat indien de aanvraag niet compleet is de beslistermijn van acht weken kan worden opgeschort totdat de aanvraag is aangevuld.
De betaling van het subsidiebedrag is geregeld in afdeling 4.2.7 Awb. In artikel 4:52 Awb is bepaald dat het subsidiebedrag betaald wordt binnen vier weken na subsidievaststelling. In de ontwerp-verordening heeft het waterschap niet anders bepaald, de betaling moet dus binnen vier weken plaatsvinden.
In artikel 4:53 Awb wordt het waterschap de mogelijkheid gelaten om het subsidiebedrag in gedeelten te voldoen. In de ontwerp-verordening maakt het waterschap geen gebruik van deze mogelijkheid omdat de te betalen subsidiebedragen niet groot zijn. Het waterschap betaalt het subsidiebedrag dus in één keer uit.
In artikel 4:54, eerste lid, Awb staat dat het waterschap in de ontwerp-verordening kan bepalen dat het aan de subsidieontvanger voorschotten verleent. Met het verlenen van voorschotten kan vooruit gelopen worden op de betaling van het subsidiebedrag zelf. In de ontwerp-verordening is van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
Paragraaf 5 - Intrekking en wijziging
De met name in artikel 4:49 Awb genoemde intrekkings- en wijzigingsgronden kunnen op grond van artikel 4:50, eerste lid, onderdeel c, Awb bij wettelijk voorschrift worden aangevuld. In artikel 5.1 van de ontwerp-verordening zijn dan ook een aantal aanvullende intrekkings- en wijzigingsgronden opgenomen.
De Verordening subsidiëring activiteiten van derden Waterschap Rijn en IJssel 2001, is van toepassing op alle subsidies die worden verstrekt na de inwerkingtreding van deze verordening. De 'Nota subsidiëring activiteiten van derden' blijft van toepassing op de voor de inwerkingtreding van de Verordening subsidiëring activiteiten van derden Waterschap Rijn en IJssel 2001, verstrekte subsidies.