Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Rivierenland

Nota riolering en handhaving

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaterschap Rivierenland
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingNota riolering en handhaving
CiteertitelNota riolering- en handhaving
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuur – waterschappen
Externe bijlagenbijlage1anotarioleringenhandhaving.pdf (91 Kb) bijlage1bnotarioleringenhandhaving.pdf (89 Kb) bijlage2-kortetoelichtingpergemeente.doc.pdf (1154 Kb)

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Bekendmaking per brief aan en in bestuurlijk overleg met gemeenten

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Waterschapswet, art. 61
  2. Algemene wet bestuursrecht, art. 5:22, 5:32

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200528-12-2012nieuwe regeling

30-09-2004

Bekendmaking per brief aan en in bestuurlijk overleg met gemeenten

2004-12237

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota riolering en handhaving

Deze nota geeft de stand van zaken weer van de uitvoering van de gemeentelijke rioleringsplannen, de sanering van de riooloverstorten en de aanleg van riolering en IBA’s in het buitengebied. De conclusie is dat er nog veel werk verzet moet worden door de gemeenten om de maatregelen uit voeren binnen de gestelde termijnen.

Als we willen bereiken dat de gemeenten tijdig de maatregelen voor de sanering van de overstorten uitvoeren zullen we maximale druk op de gemeenten moeten uitvoeren, door het intensieve bestuurlijk overleg te continueren en waar nodig handhavend op te treden op basis van de Wvo-vergunningen. In de nota wordt de aanpak van de handhaving nader uitgewerkt en wordt aangegeven waar handhavend optreden in gang gezet moet worden.

Samenvatting

Stand van zaken uitvoering riolering.

De uitvoering van het rioleringsbeleid is een gemeentelijke zaak. Het waterschap heeft groot belang bij een tijdige uitvoering van het rioleringsbeleid. Een goede uitvoering draagt bij aan een verbetering van de waterkwaliteit. Het waterschap heeft een toetsende en een handhavende rol.

In principe begint het rioleringsbeleid in de planvorming met het door de gemeente op te stellen Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). De gemeente is wettelijk verplicht het waterschap te betrekken bij dit strategisch en beleidsmatig plan, waarin de gemeente de uit te voeren maatregelen beschrijft met bijbehorende kosten en kostendekking (rioolrecht). Het waterschap dient dit plan te toetsen. De basis voor het GRP is onder meer:

  • basisrioleringsplannen (BRP’s) waarin de gemeente onder meer de oplossing vastlegt voor de “basisinspanning” voor het saneren van de riooloverstorten. Het landelijk beleid hiervoor is reeds in 1992 geformuleerd. De maatregelen moeten uiterlijk in 2005 uitgevoerd zijn.

  • rioleringsplannen voor het buitengebied waarin de gemeente de sanering van de nog ongerioleerde percelen uitwerkt door de aanleg van riolering en/of IBA’s. Deze saneringsoperatie moet in 2004 gereed zijn.

Planvorming.

Samengevat is de voortgang van de planvorming bij de 22 gemeenten als volgt:

  • 16 gemeenten hebben een actueel GRP

  • alle 22 gemeenten hebben actuele BRP’s; niettemin zijn 15 gemeenten thans nog bezig met herberekeningen van delen van hun gemeenten om te komen tot optimalere maatregelen voor de basisinspanning, vaak met goede resultaten; 12 gemeenten passen duurzamere oplossingen toe zoals afkoppelen van regenwater van het riool.

  • 18 gemeenten hebben een actueel rioleringsplan buitengebied; de overige 4 hebben het plan in voorbereiding; tot nu toe hebben 17 gemeenten besloten naast riolering ook IBA’s aan te leggen (brede zorgplicht)

Uitvoering maatregelen.

Samengevat is de voortgang van de uitvoering van de maatregelen door de 22 gemeenten als volgt:

Basisinspanning.

Het saneren van de 800 riooloverstorten in ons gebied vordert langzaam. Ten opzichte van de totale basisinspanning in 2005, is per 1-7-2004 circa 34% van de maatregelen gerealiseerd. Het tijdig realiseren van de basisinspanning staat dus fors onder druk. Een belangrijke oorzaak van de trage voortgang is dat veel gemeenten de rioleringsplannen alsnog willen herzien en de uit te voeren maatregelen in overleg met het waterschap optimaliseren.

Riolering buitengebied.

In 2000 waren circa 6200 ongerioleerde percelen in het buitengebied aanwezig. De gemeenten willen voor 4100 percelen riolering aanleggen. Per 1-7-2004 zijn ca. 2000 percelen (= 48 %) op de riolering aangesloten.

Er zullen maximaal 2100 percelen op een IBA worden aangesloten. De inschatting is dat ca.1700 IBA’s worden aangelegd omdat de bewoners niet kunnen worden verplicht om mee te doen. Per 1-7-2004 zijn circa 410 percelen IBA’s aangelegd of in uitvoering (= 24 % van 1700 percelen).

Om de uitvoering die door allerlei oorzaken traag op gang is gekomen, niet te frustreren heeft ons Algemeen Bestuur de subsidieregeling voor riolering/IBA’s met één jaar verlengd tot 1-1-2006, onder de voorwaarde dat met de aanleg is gestart vóór 1-1-2005. Het ziet er naar uit dat de gemeenten – nu de plannen nagenoeg gereed zijn – tijdig met subsidieaanvragen komen en dus tijdig tot uitvoering overgaan.

Vergunningen voor riolering.

In verband met de tijdige realisatie van de basisinspanning geven we prioriteit aan de Wvo-vergunningen voor de riooloverstorten, zodat waar nodig handhaving mogelijk is.

De stand van zaken van de Wvo-vergunningen is als volgt. Per 1-7-2004 is ca. 60% van het aantal riooloverstorten voorzien van een actuele Wvo-vergunning en is 70% van het totaal aantal voorziene Wvo-vergunningen verleend. Gelet op de binnenkort te ontvangen vergunningaanvragen zal eind 2004 het vergunningenniveau op 80% liggen. Het streven is, dat per 1-1-2006 alle Wvo-vergunningen zijn verleend zodat dan overal waar nodig gehandhaafd kan worden.

De vergunningverlening loopt volgens planning en hoeft de voorgestelde handhaving niet in de weg te staan.

De Aansluitvergunningen voor de aansluitingpunten van de gemeentelijke riolering op de zuiveringstechnische werken zal in 2006 zijn afgerond en ligt op schema.

De nota + bijlagen geeft per gemeente gedetailleerde informatie over de voortgang.

Aanpak van de handhaving.

Naar aanleiding van de achterblijvende voortgang bij de meeste gemeenten heeft het CDH in het voorjaar van 2003 reeds aangegeven dat wanneer nader bestuurlijk overleg niet leidt tot een verandering, de handhaving zal worden gestart. Vanaf 2003 is sprake van intensief bestuurlijk overleg met de gemeenten. Dit bestuurlijk overleg heeft duidelijk gemaakt dat een handhavingstrategie zal moeten worden vastgesteld teneinde de druk naar gemeente maximaal te kunnen opvoeren.

In de nota is de mogelijke aanpak van de handhaving omschreven, waarbij het accent met name ligt op de Wvo-vergunningen voor de riooloverstorten.

Het waterschap kan de uitvoering van de maatregelen bij de overstorten afdwingen via Wvo-vergunningen. Het meest voor de hand liggend instrument in geval van handhavend optreden is het opleggen van een last onder dwangsom. Het gaat hier om een gevoelige materie, waarbij de opstelling van het waterschap invloed kan hebben op de goede samenwerking bij veel activiteiten.

Een zorgvuldige communicatie met de gemeenten over eventueel in te zetten handhavings-instrumenten is van groot belang. In de nota wordt aangegeven hoe dit communicatietraject er uit ziet.

Deze aanpak is een verbijzondering van  het handhavingsbeleid dat in juni 2004 is vastgesteld door het CDH (nota handhaving “Gericht handhaven in Rivierenland” van mei 2004). Het verschil met het algemene handhavingsbeleid is dat bij deze aanpak communicatiemomenten zijn ingebouwd (vooraf aankondigen en tussentijds bestuurlijk overleg).

Basisinspanning saneren overstorten.

Bijna alle 22 gemeenten lopen om uiteenlopende redenen achter op de planning van de te bouwen bergbezinkbassins.

Bij het huidige vergunningenniveau zijn 11 gemeenten bij één of meer overstortlocaties in overtreding van de verleende Wvo-vergunningen. De meeste gemeenten hebben we in het bestuurlijk overleg hierop aangesproken. Deze gemeenten hebben het afgelopen jaar in overleg met ons een nieuwe planning opgesteld die gericht is op alsnog uitvoeren binnen de gestelde termijn van 1-1-2006. In het bestuurlijk overleg controleren we of de gemeente zich houdt aan de nieuwe planning. Of hier de eerste stappen in het handhavingtraject nodig zijn, is afhankelijk van de bevindingen tijdens het bestuurlijk overleg.

Met 3 gemeenten (Heumen, Tiel, Overbetuwe) zijn we overeengekomen dat de basisinspanning iets later dan 1-1-2006 wordt gerealiseerd. Deze gemeenten voeren samen met ons waterschap een optimalisatiestudie (relatie riolering-rwzi) of een waterplan uit. Hier liggen door een meer integrale aanpak kansen om forse kostenbesparingen te bereiken, zowel voor de gemeente als het waterschap. Omdat deze plannen bij nader inzien meer tijd vergen is ons waterschap hier mede debet aan de vertraging. In het bestuurlijk overleg zullen goede afspraken worden gemaakt over de saneringstermijnen Deze zullen in de Wvo-vergunningen worden vastgelegd, zodat we ook daar indien nodig kunnen handhaven.

Het totaalbeeld is als volgt:

Het totaalbeeld

Totaal 22 gemeenten

Vergunning

Planning

Bestuurlijk overleg

Handhaving

10 gemeenten

  (Buren, Geldermalsen

  Lingewaard, Neerijnen,

  Beuningen, Druten,

  Maasdriel, West M&Waal,

  Wijchen,  Zaltbommel)

In overtreding Wvo-vergunning

Nieuwe planning gericht op uitvoering voor

1-1-2006;

Planning akkoord

Bestuurlijk overleg

heeft plaatsgevonden, of moet nog plaatsvinden

Handhaven, vanaf heden mogelijk, afhankelijk resultaat bestuurlijk overleg

1 gemeente

   (Heumen)

In overtreding Wvo-vergunning

Planning vragen

Bestuurlijk overleg over afronding gezamenlijke studie

Handhaven later dan 1-1-2006*

5 gemeenten

   (Gorinchem, Lingewaal,

   Neder Betuwe, Groesbeek

   Ubbergen)

Niet in overtreding Wvo-vergunning

Planning vragen

Bestuurlijk overleg nog niet nodig

Handhaving nog niet aan de orde

4 gemeenten

   (Arnhem, Culemborg,

   Millingen a/d Rijn,

   Nijmegen)

Geen Wvo-vergunning, wel per 1-1-2006

Planning vragen

Bestuurlijk overleg niet nodig

Handhaven vanaf moment vergunning-verlening mogelijk, in ieder geval per 1-1-2006

2 gemeenten

    (Tiel, Overbetuwe)

Geen Wvo vergunning, wel per 1-1-2006

Planning vragen

Bestuurlijk overleg over afronding gezamenlijke studie

Handhaven later dan 1-1-2006*

* saneringstermijnen nog nader in het bestuurlijk overleg afspreken en in Wvo-vergunningen vastleggen

Op korte termijn is met 9 gemeenten bestuurlijk overleg nodig om de planningen te bespreken en te controleren op de voortgang, en te beoordelen of de eerste stap van de handhaving noodzakelijk is.

Riolering / IBA’s buitengebied.

Wat betreft de handhaving van het Lozingenbesluit huishoudelijk afvalwater wordt voorgesteld deze op te schorten tot 1 januari 2006 in afwachting van de resultaten van de uitwerking van het handhavingsbeleid van de Unie van waterschapen, de vaststelling van de nieuwe AmvB (de Minister), rekening houdend met de verlenging van de subsidieregeling voor riolering en IBA´s door ons waterschap en rekening houdend met het besluit van Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden.

Voorstel:

1. Kennis te nemen van de stand van zaken van uitvoering van het rioleringsbeleid per 1-7-2004;

2. Gelet op achterstand in de uitvoering van maatregelen de druk op de gemeenten continueren door bestuurlijk overleg te voeren. Bij uitblijvend resultaat overgaan tot handhaving van de verleende vergunningen;

3. Akkoord te gaan met de in de nota voorgestelde aanpak van de handhaving van de Wvo-vergunningen voor de riooloverstorten en de Aansluitvergunningen voor de aansluiting van de gemeentelijke riolering op de zuiveringstechnische werken. Deze aanpak is een verbijzondering van het handhavingsbeleid dat in juni 2004 is vastgesteld door het CDH (nota handhaving “Gericht handhaven in Rivierenland” van mei 2004). Het verschil met het algemene handhavingsbeleid is dat bij deze aanpak communicatie-momenten zijn ingebouwd (vooraf aankondigen en tussentijds bestuurlijk overleg);

4. Akkoord te gaan met het opschorten van de handhaving van het Lozingenbesluit Huishoudelijkafvalwater tot 1 januari 2006 in afwachting van de resultaten van de uitwerking van het handhavingsbeleid (UvW), de vaststelling van de nieuwe AmvB (de Minister), het verlengen van de subsidie (WSRL) en rekening houdend met het besluit van ZHEW.

Hoofdstuk 1 Stand van zaken riolering

Goed rioleringsbeheer door de gemeenten is voor het waterschap van essentieel belang. Enerzijds vanwege de relatie met de zuiveringstechnische werken, anderzijds vanwege de invloed van de lozingen van de riolering op de kwaliteit van het oppervlaktewater. Via overleg met gemeenten over de rioleringsplannen, vergunningverlening (en handhaving) voor lozingen en subsidieregelingen proberen we invloed uit te oefenen op het gemeentelijk rioleringsbeheer.

De belangrijkste doelstellingen van het rioleringsbeleid zijn:

  • Optimale afstemming riolering en zuiveringstechnische werken. De gemeentelijke rioleringsplannen geven ons inzicht in de belastingontwikkeling van onze zuiveringstechnische werken;

  • Het fors reduceren van de vuiluitworp van de riooloverstorten op het oppervlaktewater. Landelijk is in 1992 een gemeentelijke ‘basisinspanning’ voor het saneren van de overstorten geformuleerd. Deze houdt in dat de vuiluitworp van de overstorten uiterlijk in 2005 met 50% moet zijn verminderd;

  • Het saneren van de nog ongerioleerde huishoudelijke lozingen in het buitengebied. Wettelijk  moeten deze lozingen uiterlijk in 2004 zijn gesaneerd, door aansluiting op de riolering of een IBA.

Bijlagen 1a, 1b en 2 geven per afzonderlijke gemeente een gedetailleerd beeld van de voortgang van de uitvoering van het rioleringsbeleid. Het gaat daarbij om stand van zaken per 1-7-2004 van zowel de planvorming (GRP’s, rioleringsplannen buitengebied en technische basisrioleringsplannen), als de uitvoering van de maatregelen (saneren overstorten en lozingen buitengebied).

Zoals in voorgaande jaren is er sprake van een structurele achterstand in de uitvoering door de gemeenten.

Samengevat is de stand van zaken als volgt. 

1a. Stand van zaken planvorming.

Gemeentelijke rioleringsplannen (GRP):

Op grond van de Wet milieubeheer is de gemeente verplicht om een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) op te stellen. Dit betreft een beleidsmatig en strategisch plan dat voor een bepaalde periode - meestal 5 jaar - wordt vastgesteld. In dit plan beschrijft de gemeente de doelen, de uit te voeren maatregelen voor aanleg, onderhoud, verbetering en vervanging van de riolering, alsmede de kosten en de wijze van kostendekking (rioolrecht).

Per 1-7-2004 hebben 16 gemeenten (van de 22) een actueel GRP, dat in overeenstemming met het waterschap is vastgesteld. Momenteel zijn de overige 6 gemeenten bezig met de herziening van het GRP. Een GRP is niet meer actueel als de planperiode is verstreken.

Basisrioleringsplannen (BRP, technische plannen):

In deze technische rioleringsplannen per woonkern brengt de gemeente de belasting van onze zuiveringstechnische werken voor de huidige situatie in beeld alsmede voor de toekomstige situatie door uitbreidingen voor wonen, werken en recreatie. Tevens legt de gemeente hierin in overleg met het waterschap de oplossing vast voor het saneren van de riooloverstorten (“basisinspanning”).

Per 1-7-2004 beschikken de gemeenten over een actueel basisrioleringsplan voor circa 96 % van de 135 woonkernen in ons beheersgebied. Dit percentage lijkt hoog, echter een aantal gemeenten is alsnog bezig deze plannen voor delen van hun gemeente te herzien en te optimaliseren. Ook duurzame oplossingen, zoals afkoppelen van schoon regenwater van de riolering worden steeds meer toegepast.

Circa 12 van de 22 gemeenten passen duurzame maatregelen toe als alternatief voor de basisinspanning. Overeenkomstig het rioleringsbeleid geven we de gemeenten dan meer tijd voor de uitvoering (tot 2010) omdat dergelijke oplossingen lastiger en vaak duurder zijn.

Basisrioleringsplannen die ouder zijn dan 10 jaar worden in ieder geval niet meer als actueel of representatief beschouwd. Totaal moet in ons beheersgebied de vuilemissie van 800 riooloverstoren tot een bepaald referentieniveau worden verminderd (zgn. ‘basisinspanning’).

Plannen sanering ongerioleerde percelen buitengebied.

Volgens de Lozingenbesluiten dienen uiterlijk in 2004 de ongezuiverde lozingen in het buitengebied te zijn gesaneerd, hetzij door aansluiting op de riolering, hetzij door aansluiting op een IBA. In een plan buitengebied maakt iedere gemeente een afweging tussen aanleg van riolering of een IBA voor de nog ongerioleerde percelen in het buitengebied. Tevens geeft de gemeente aan of en hoe ze invulling geeft aan de zgn. ‘brede zorgplicht’ (iedere bewoner in het buitengebied wordt hierbij een voorziening aangeboden, hetzij riolering hetzij een IBA) of dat gekozen wordt voor de minimale zorgplicht (beperkt aantal panden aansluiten op drukriolering; voor de overige panden wordt bij de provincie ontheffing aangevraagd, waarna de bewoners zelf voor een voorziening dienen zorg te dragen). De gemeenten betrekken bij hun keuzes eveneens onze subsidieregeling aanleg riolering en IBA’s buitengebied.

De stand van zaken per 1-7-2004 is dat 18 van de 22 gemeenten een plan buitengebied hebben vastgesteld. Het overgrote deel van deze gemeenten overweegt om de zorgplicht breed in te vullen. Dit wil zeggen dat deze gemeenten de zorg voor zowel de aanleg van riolering als voor de IBA’s voor hun rekening nemen.

Om de planvorming en de uitvoering niet te frustreren heeft ons waterschap de subsidieregeling voor de aanleg van riolering en IBA’s met een jaar verlengd tot 1-1-2006, onder de voorwaarde dat de aanleg is gestart vóór 1-1-2005. Het ziet er naar uit dat de gemeenten – nu de plannen nagenoeg gereed zijn – tijdig met subsidieaanvragen komen en dus tijdig tot uitvoering overgaan.

1b. Stand van zaken uitvoering maatregelen

Sanering riooloverstorten (basisinspanning)

Ten opzichte van de totale basisinspanning die in 2005 moet zijn gerealiseerd, is per 1-7-2004 slechts 34% van de maatregelen gerealiseerd (vorig jaar 26%). Het tijdig realiseren van de basisinspanning staat dus fors onder druk.

Maar liefst 12 van de 22 gemeenten voeren de maatregelen voor de basisinspanning niet uit conform de planning in het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) en zijn hierdoor in overtreding van de Wvo-vergunningen.

Aanleg riolering en IBA’s lozingen buitengebied.

In 2000 waren circa 6200 ongerioleerde percelen in het buitengebied aanwezig. De gemeenten willen 4100 percelen op de riolering aansluiten; hiervan zijn er inmiddels 2000 = 48%) gerealiseerd.

De gemeenten willen 2100 percelen op een IBA aansluiten. De inschatting is dat ca. 1700 IBA’s worden aangelegd omdat de bewoners niet kunnen worden verplicht om mee te doen. Inmiddels zijn 410 IBA’s gerealiseerd (= 24% van 1700).

1c.  Stand van zaken vergunningverlening voor riolering.

Wvo-vergunningen overstorten.

Actuele basisrioleringsplannen en de afspraken in het GRP’s over de planning van de uit te voeren maatregelen zijn de basis voor de Wvo-lozingsvergunningen voor de riooloverstorten.

De vergunningen zullen in ieder geval vóór 1-1-2006 (= termijn realisatie basisinspanning) worden geactualiseerd om waar nodig te kunnen handhaven als gemeenten de basisinspanning niet tijdig hebben gerealiseerd.

Per 1-7-2004 is ca. 60% van het aantal riooloverstorten voorzien van een actuele Wvo-vergunning en is 70% van het totaal aantal voorziene Wvo-vergunningen verleend. Gelet op de binnenkort te ontvangen vergunningaanvragen zal eind 2004 het vergunningenniveau op 80% liggen.

De stand van zaken van de verlening van de actuele Wvo-vergunningen per gemeente is weergegeven in de tabel op bijlage 1a.

Aansluitvergunningen.

Voor de aansluiting van de riolering op onze zuiveringstechnische werken verlenen we aansluitvergunningen aan de gemeenten op basis van onze Aansluitverordening. Hierin worden onder andere kwaliteitseisen gesteld aan het door de gemeente te lozen afvalwater.

In de aansluitvergunning nemen we tevens voorschriften op om ondoelmatige lozingen (lek- en kwelwaterlozingen) op de riolering en zuivering te beperken. Als de vergunningen verleend zijn kunnen we aan de slag met de aanpak van deze problematiek.

De vergunningen zullen uiterlijk in 2006 zijn verleend. Per 1-7-2004 zijn 16 (= 30%) van de totaal 56 te verlenen vergunningen verleend.

In verband met de tijdige realisatie van de basisinspanning door de gemeente ligt de prioriteit bij de vergunningverlening op de Wvo-vergunningen, zodat - waar nodig - handhaving mogelijk is om de saneringstermijnen te halen.

Hoofdstuk 2 Aanpak handhaving vergunningen voor riolering

Op 22 juni jl. is het algemene handhavingsbeleid ter vaststelling aan het algemeen bestuur van het waterschap aangeboden. In dit beleid zijn de algemene zaken voor handhaving vastgelegd (bijvoorbeeld gedoogbeleid, organisatie). Dit beleid is ontwikkeld in het kader van het professionaliseringstraject handhaving. Als hiervan wordt afgeweken moet hiervoor specifiek beleid te worden ontwikkeld.

In deze paragraaf worden de volgende vragen met betrekking tot de aanpak van de handhaving van rioleringszaken aan de orde gesteld:

  • welke wet- en regelgeving is van belang;

  • welke overtredingen komen voor, of zijn te verwachten;

  • wat zijn de juridische (on)mogelijkheden van optreden;

  • welke risico’s zijn verbonden aan een strikte (met het bedrijfsleven te vergelijken) handhaving van de regels;

  • welke communicatieve aspecten spelen een rol.

Uiteraard worden niet alleen de vragen gesteld maar worden ook oplossingen en mogelijkheden aangegeven.

2a. Wet- en regelgeving

De navolgende wet- en regelgeving is met betrekking tot dit onderwerp van belang:

Wet milieubeheer (zorgplicht);

Elke gemeente moet zorg dragen voor de doelmatige inzameling van afvalwater dat binnen haar grondgebied vrijkomt (art. 10.33Wm). Uit de Memorie van Toelichting blijkt dat hier de aanleg en het beheer van riolering is bedoeld. Er wordt ook wel gesproken over de ‘zorgplicht riolering’. Voor de gebieden waar men geen riolering wil aanleggen moet de gemeente op grond van artikel 10.33, tweede lid Wm ontheffing aanvragen bij de provincie, tenzij de gemeente kiest voor de brede zorgplicht.

Op grond van de Wm is de gemeente verplicht om een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) op te stellen (artikel 4.22 Wm) een beleidsmatig en strategisch plan dat voor een bepaalde periode wordt vastgesteld. In dit plan beschrijft de gemeente de doelen, de uit te voeren maatregelen voor aanleg, onderhoud, verbetering en vervanging van de riolering, alsmede de kostendekking.

De GRP wordt geconcretiseerd in operationele plannen, zoals BRP’s en plannen voor de sanering van de nog ongerioleerde lozingen in het buitengebied:

De uitvoering van de saneringsmaatregelen in het rioleringsplan kan het waterschap afdwingen via de vergunningen die het waterschap verleent (zie hieronder).

Wet verontreiniging oppervlaktewater (overstortvergunning);

Het via een overstort op oppervlaktewater lozen van ongezuiverd huishoudelijk afvalwater, ongezuiverd bedrijfsafvalwater en/of verontreinigd hemelwater is een lozing als bedoeld in art. 1, lid 1, Wvo. Het gaat om een directe lozing door middel van een werk. De gemeente heeft voor dergelijke lozingen een Wvo-vergunning nodig van de waterkwaliteitsbeheerder, de zogenaamde overstortvergunning. In de vergunning kunnen eisen worden gesteld aan de uit te voeren maatregelen om aan de basisinspanning te voldoen.

Aansluitverordening (aansluitvergunning);

Het lozen op een zuiveringstechnisch werk is gereguleerd in de ‘Aansluitverordening’. De ‘Aansluitverordening’ verplicht de gemeenten onder anderen tot het hebben van een aansluitvergunning. In een aansluitvergunning kunnen voorschriften worden opgenomen die strekken tot:

  • bescherming van de zuiveringstechnische werken en tot verzekering van de doelmatige werking daarvan;

  • het tegengaan en het voorkomen van verontreiniging van het oppervlaktewater waarin met behulp van het zuiveringstechnische werk afvalwater wordt gebracht.

Hiertoe worden onder andere kwaliteitseisen gesteld aan te lozen afvalwater op een zuiveringstechnisch werk.

In de aansluitvergunning nemen we tevens voorschriften op om ondoelmatige lozingen (lek- en kwelwaterlozingen) op de riolering en zuivering te beperken.

2b. Mogelijke overtredingen

In deze paragraaf  wordt niet nader ingegaan op de Wm. Zoals hiervoor al is genoemd is de ‘zorgplicht riolering’ niet juridisch afdwingbaar.

Met betrekking tot de overstortvergunningen wordt een onderscheid gemaakt in vergunningen die tot doel hebben alsnog een basisrioleringsplan ingediend te krijgen (vergunning met planverplichting) en ‘echte’ overstortvergunningen

Hierna wordt kort aangegeven welke mogelijke overtredingen bij de overstortvergunningen met planverplichting, de ‘echte’ overstortvergunningen en de aansluitvergunningen aan de orde kunnen komen:

  • Overstortvergunningen met planverplichting:

  • niet tijdig indienen van plannen;

  • indienen van plannen waarbij de basis-inspanning niet (voor 2006) wordt gerealiseerd;

  • overtreden van overige voorschriften (bijvoorbeeld: niet meten van nieuwe overstorten, geen logboek bijhouden, niet melden van onvoorziene lozingen etc.)

  • (‘Echte’) overstortvergunningen:

  • niet (tijdig) uitvoeren van voorgeschreven saneringsmaatregelen (bijvoorbeeld: verplaatsen overstorten, aanleggen bergingsbassins, afsluiten overstorten);

  • het niet treffen van waterkwaliteitspoormaatregelen;

  • het niet treffen van maatregelen die zijn afgedwongen op basis van het calamiteitenartikel (bijvoorbeeld: niet doorspoelen, niet (tijdig) baggeren);

  • overtreden van overige voorschriften (bijvoorbeeld: niet meten van nieuwe overstorten, geen logboek bijhouden, niet melden van incidenten etc.)

Daarnaast kan er sprake zijn van overtredingen als gevolg van incidenten (bijvoorbeeld uitval gemalen) en gevallen waarin de uiteindelijke aanleg van rioleringssystemen afwijkt van de plannen (bijvoorbeeld te lage overstortdrempels).

  • Aansluitvergunningen:

  • niet of op onjuiste wijze reinigen van riolering;

  • het niet voldoen aan kwaliteits- en kwantiteitseisen van aangeleverd rioolwater;

  • het niet voldoen aan verplichtingen die voortvloeien uit calamiteitenregeling van de vergunning.

2c. Juridische mogelijkheden en onmogelijkheden.

Conform het door het CDH vastgestelde handhavingsbeleid  (24 juni 2004) zullen ook gemeenten worden gehandhaafd, wanneer zij in afwijking van wet- en regelgeving handelen. De handhaving heeft hier tot doel om per 1 januari 2006 de basisinspanning te bewerkstelligen.

In deze paragraaf wordt een onderscheid gemaakt tussen het bestuursrechtelijke optreden en het strafrechtelijk optreden met betrekking tot het overtreden van voorschriften van overstort- en aansluitvergunningen en het lozen zonder dergelijke vergunningen.

Bestuursrechtelijk optreden bij het overtreden van voorschriften van overstortvergunningen (ook met planverplichting).

Als een gemeente niet voldoet aan de voorschriften uit de vergunning kan de waterkwaliteitsbeheerder handhavend optreden. Met betrekking tot het niet nakomen van de planverplichting kan handhavend opgetreden worden als deze verplichting om maatregelen te treffen in de voorschriften is opgenomen

Het meest voor de hand liggend instrument ingeval van handhavend optreden is in de meeste gevallen het opleggen van een last onder dwangsom. Dit betekent dat de gemeente een dwangsom verbeurt bijvoorbeeld per dag dat de maatregelen zoals voorgeschreven niet zijn getroffen. De hoogte van de maximaal op te leggen dwangsommen is afhankelijk van de overtreding. Wil het gewenste prikkelende effect van een dwangsom uitgaan dan zal het maximaal te verbeuren bedrag circa tweemaal zo hoog moeten zijn dan de achterwege gelaten investering. Voor het niet indienen van plannen is dan te denken aan maximale dwangsommen van € 50.000 tot € 100.000. Bij het achterwege blijven van de uitvoering van maatregelen kan dit oplopen tot vele miljoenen.

Overtredingen die tot gevolg hebben dat ongezuiverd rioolwater via overstorten is geloosd in oppervlaktewater (bijvoorbeeld tengevolge van uitval gemalen, te lage overstortdrempels) kunnen bestuursrechtelijk ook worden aangepakt met behulp van bestuursdwang. In deze gevallen is het immers de bedoeling de gevolgen van de illegale lozing zo snel mogelijk ongedaan te maken. Overigens is hier de praktijk dat gemeenten vrijwel steeds alle medewerking verlenen om de gevolgen ongedaan te maken.

Bestuursrechtelijk optreden ingeval dat er (nog) geen overstortvergunning isafgegeven.

Indien een gemeente voor een lozing vanuit de riolering niet beschikt over een overstortvergunning is dit een overtreding van art. 1. lid 1 van de Wvo. Het in directe zin afdwingen van een vergunningsaanvraag met behulp van bestuursrechtelijke instrumenten is niet mogelijk. Wel is het mogelijk een dwangsom op te leggen in verband met het lozen zonder vergunning. Daarbij is het toelaatbaar te wachten met of afzien van invordering van de dwangsom als tijdig een vergunningaanvraag is ingediend.

Indien gemeenten GRP’s indienen waarbij de basisinspanning pas bereikt wordt na 2006 zal dit in eerste instantie tot nader overleg met die gemeenten leiden. Indien de partijen er in dit overleg niet uit komen is er een mogelijkheid tot het verlenen van een overstortvergunning waarbij de datum van 2006 als saneringseis wordt gesteld. Tegen zo’n besluit is dan uiteraard wel bezwaar en beroep mogelijk.

Bestuursrechtelijk optreden bij overtreding van voorschriften van de aansluitvergunning.

Als een gemeente niet voldoet aan de voorschriften uit de vergunning kan de waterkwaliteitsbeheerder handhavend optreden.

Ook hier geldt dat de last onder dwangsom het meest aangewezen sanctionerende instrument vormt.

Strafrechtelijk optreden (overstortvergunningen enaansluitvergunningen).

Gelet op vigerende jurisprudentie (Pikmeer-arrest) moet worden geconcludeerd dat strafrechtelijk optreden in dit geval (in het algemeen) niet mogelijk is.

(Pikmeerarrest: “Een openbaar lichaam en diens ambtenaren zijn slechts strafrechtelijk immuun als de desbetreffende bestuurshandeling alleen maar door bestuursfunctionarissen kan worden verricht in het kader van een aan dat lichaam, opgedragen bestuurstaak”)

2d. Risico’s verbonden aan een strikte handhaving.

Bij het tot stand komen van gemeentelijke rioleringsplannen is er sprake van een intensief overleg tussen gemeenten en waterschap. Dit overleg vindt zowel op ambtelijke als bestuurlijk niveau plaats.

Ook buiten de rioleringsplannen om is er vaak sprake van intensieve vormen van samenwerking tussen gemeenten en het waterschap. Hierbij is onder andere te denken aan locatiekeuze voor te bouwen rwzi’s, tracés van persleidingen, door het Waterschap uit te voeren werkzaamheden in het kader van invordering, stedelijke waterplannen, aanleg van natuurvriendelijke oevers, duurzaam bouwen en de samenwerking bij de handhaving van milieuwetten.

Een goede relatie met gemeenten is dan ook essentieel voor het Waterschap. Het is duidelijk dat een strikte naleving van regels deze goede relatie (ernstig) kan verstoren.

Overigens kan de vraag gesteld worden of een relatie wel zo goed is, als de naleving van gestelde regels moet worden afgedwongen.

Anderzijds heeft het Waterschap een zorgplicht met betrekking tot het op een adequaat niveau handhaven van de Wvo. Ook is het tegenover het bedrijfsleven niet te verkopen bij gemeenten handhaving achterwege te laten.

Tenslotte moet worden geconstateerd dat de effecten op de waterkwaliteit door overstortingen lokaal ernstig kunnen zijn, met nadelige gevolgen voor de volks- en diergezondheid.

Gelet op vorenstaande kan geconcludeerd worden dat handhaving van de regels met betrekking tot rioleringszaken kan en moet. Een goede afweging, uiterste zorgvuldigheid en de nodige zekerheid omtrent de goede afloop van dergelijke procedures is hierbij essentieel. 

Ook bestuurlijke ondersteuning/dekking van de handhavingsstrategie en het nakomen van bestuurlijke en ambtelijk afspraken zijn voorwaarden voor het behalen van de resultaten.

2e. Communicatieve aspecten

Een zorgvuldige communicatie met de gemeenten over eventueel in te zetten handhavings-instrumenten is van het grootste belang. Hieronder wordt aangegeven hoe dit communicatietraject er uit ziet.

Vooraf

Gemeenten worden op de hoogte gesteld van deze notitie (op hoofdlijnen). Gemeenten weten dan dat het waterschap de handhaving met betrekking tot rioleringszaken serieus wilt oppakken. Dit is reeds bij de meeste gemeenten in het bestuurlijk overleg kenbaar gemaakt. Ook hebben informatiebijeenkomsten voor wethouders en raadsleden plaatsgevonden in september 2003 over de voortgang van de uitvoering van het rioleringsbeleid. De notitie zal in het reguliere ambtelijke overleg worden uitgereikt en besproken. In het bestuurlijk overleg kan, zeker indien er reeds problemen voorzien worden, nogmaals gewezen worden op het standpunt van het waterschap met betrekking tot de handhaving van rioleringszaken.

Tijdens handhavingstraject

Het niet (tijdig) nakomen van de planverplichting en/of het niet (tijdig) uitvoeren van de maatregelen van het GRP zal veelal geconstateerd worden door medewerkers van de afdeling plannen, cluster Waterketen.  De medewerkers van het cluster geven in het ambtelijk overleg duidelijk aan dat niet conform de afspraken wordt gewerkt, wijzen op de mogelijke consequenties en dragen er zorg voor dat hun opmerkingen eenduidig in het verslag worden opgenomen.

Het cluster Waterketen stelt de afdeling Handhaving op de hoogte van de overtreding. De afdeling Handhaving maakt een bestuursvoorstel tot handhaving. Overigens kan een extra bestuurlijk overleg  een onderdeel vormen van de te volgen handhavingstrategie.

De controle op het naleven van voorschriften van overstortvergunningen is een taak van de afdeling Handhaving. Controle in dit verband kan zowel administratief (logboeken, aanwijzen contactpersonen, reserve pompen) als in het veld plaats vinden (verplaatsen overstorten,  hoogte overstortdrempels). Daarnaast wordt door de afdeling Handhaving opgetreden indien zich incidenten met betrekking tot de riolering voordoen. Met betrekking tot het niet naleven van voorschriften van overstortvergunningen en het optreden bij incidenten neemt de afdeling Handhaving veelal direct contact op met de betreffende gemeente. Indien gemeenten geen of onvoldoende medewerking verlenen om de problemen daadwerkelijk op te lossen, stelt de afdeling Handhaving  een bestuursvoorstel op tot handhaving. Indien spoedeisend optreden is geboden, wordt direct tot handhaving overgegaan, conform het mandateringsbesluit. 

Het niet naleven van voorschriften van de aansluitvergunning zal veelal door de afdeling operationele zuivering en de onderafdelingen worden geconstateerd. Zij brengen dit ter kennis van de afdeling Handhaving, waarna door de afdeling Handhaving een eerste oriënterend onderzoek wordt uitgevoerd om de problemen beter in kaart te brengen. De afdeling Handhaving communiceert rechtstreeks met de gemeenten omtrent de problemen en mogelijke oplossingen. Indien gemeenten geen of onvoldoende medewerking verlenen om de problemen daadwerkelijk op te lossen, stelt de afdeling Handhaving een bestuursvoorstel op tot handhaving.

In onderstaand overzicht worden van de belangrijkste overtredingen de mogelijke stappen die tijdens het gehele overleg- en handhavingstraject worden gezet, verduidelijkt. In het overzicht wordt er vanuit gegaan dat gemeenten in overtreding blijven totdat daadwerkelijk sanctionerend wordt opgetreden

overzicht van de belangrijkste overtredingen

Aard van de overtreding

Stappen in overleg- en handhavingstraject (door)

In overleg met

geen (niet tijdig) BRP

stap 1 overstortvergunning met planverplichting verlenen (WK)

stap 2 overtreding constateren en vastleggen in ambtelijk overleg (WK)

stap 3 bestuursvoorstel tot handhaving (HH)

stap 4 (extra) bestuurlijk overleg (CDH)

stap 5 hoorbrief (HH)

stap 6 opleggen dwangsom (HH)

WK

HH

ABJZ

ABJZ

ABJZ

a: indienen van plannen waarbij de basis-inspanning niet (voor 2006) wordt gerealiseerd (overstortvergunning met planverplichting)

b: niet (tijdig) uitvoeren van voorgeschreven maatregelen (’echte’ overstortvergunning)

stap 1 overtreding constateren en vastleggen in ambtelijk overleg (WK)

stap 2 bestuursvoorstel tot handhaving (HH)

stap 3 (extra) bestuurlijk overleg (CDH)

stap 4 hoorbrief (HH)

stap 5 opleggen dwangsom (HH)

HH

ABJZ

ABJZ

ABJZ

a: overtreden overige voorschriften, o.a. logboek, meten nieuwe overstorten en melden calamiteiten (overstortvergunning met planverplichting)

b: het niet treffen van waterkwaliteits(spoor)maatregelen, o.a. niet doorspoelen, niet baggeren (‘echte’ overstortvergunning)

c: overtreden overige voorschriften, o.a. logboek, meten nieuwe overstorten en melden calamiteiten (‘echte‘ overstortvergunning)

stap 1 overtreding constateren (HH)

stap 2 overleg met gemeente, vastleggen afspraken in brief (WK)

stap 3 bestuursvoorstel tot handhaving (HH)

stap 4 versturen waarschuwingsbrief, incl. zienswijze  (HH)

stap 5 opleggen dwangsom (HH)

WK

HH

ABJZ

ABJZ

ABJZ

overtredingen van de aansluit-vergunning o.a. op onjuiste wijze reinigen van riolering, niet voldoen aan kwaliteitseisen rioolwater, niet voldoen aan verplichtingen calamiteitenregeling

stap 1 overtreding constateren (OZ HH ….)

stap 2 overleg met gemeente, vastleggen afspraken in brief (HH)

stap 3 bestuursvoorstel tot handhaving (HH)

stap 4 versturen waarschuwingsbrief, incl. zienswijze (HH)

stap 5 opleggen dwangsom (HH)

ABJZ

ABJZ

ABJZ

WK = cluster Waterketen,  HH = afdeling Handhaving,  ABJZ = cluster Juridische zaken,  OZ = afdeling Operationele Zuivering

Overigens zal lang niet iedere overtreding van voorschriften van overstortvergunningen leiden tot sanctionerend optreden. Tijdelijke vertragingen in de uitvoering, of uitruil van maatregelen in de tijd, waarbij de fatale termijn van 2006 nog steeds gehaald (kan) worden zullen slechts per brief worden vastgelegd. Er is dan geen sprake van sanctionerend optreden.

Overtredingen van de aansluitvergunning en incidenten met de riolering die leiden tot overstortingen blijken in de praktijk vrijwel steeds in goed overleg te kunnen worden opgelost. De belangen van gemeenten en Waterschap liggen hier veelal in elkaars verlengde (bescherming zuiveringstechnische werk/ bescherming riolering/ bescherming volks- en diergezondheid).

Naast bovenstaande wijze van communiceren zal het waterschap intern ook het nodige moeten af stemmen. Een aantal afdelingen/clusters houden zich specifiek bezig met bovengenoemde zaken.

Regulier overleg tussen afdeling Plannen (het cluster waterketen), afdeling Vergunningen (cluster Wvo)  en de afdeling Handhaving  (cluster Water & Dijken) is onontbeerlijk en zal in eerste instantie maandelijks plaats gaan vinden.

2f Consequenties t.a.v. integratie HAB, HAV en ZHEW.

De aanpak van de handhaving van de vergunningen voor riolering is identiek aan die van Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden, die hier al enkele jaren actief mee bezig zijn. Het blijkt dat de aanpak daar een afdoende middel is om de gemeenten op het goede spoor te zetten en te houden.

In het gebied van HAB is handhaving nog niet aan de orde, hoewel eveneens een achterstand bij de uitvoering van de basisinspanning geconstateerd is bij de gemeenten. De vergunningen zijn nog niet allemaal verleend. Over de stand van zaken is in het voorjaar van 2004 gerapporteerd aan het DB van het HAB. Het college heeft besloten bestuurlijk overleg te voeren met de gemeenten en een inhaalslag wat betreft de verlening van de Wvo-vergunningen uit te voeren, om per 1-1-2005 -waar nodig- te kunnen handhaven. Inmiddels vindt bestuurlijk overleg plaats om gemeenten aan te sporen tot adequate uitvoering.

Hoofdstuk 3 Handhaving lozingenbesluit huishoudelijk afvalwater

Het Lozingenbesluit huishoudelijk afvalwater is in werking sinds 1997 en stelt regels ten aanzien het lozen van huishoudelijk afvalwater. Het uitgangspunt van het besluit is dat: “wanneer binnen een - in het besluit bepaalde - afstand een openbaar riool aanwezig is een absoluut lozingsverbod geldt “. Dit besluit sluit hiermee aan bij het gemeentelijk rioleringsbeleid. Er geldt een wettelijke saneringsdatum van 1 januari 2005.

Het beleid van ons waterschap is uitvoering geven aan het Provinciaal beleid van Gelderland en het toezien op het naleven van wettelijke regels. Het Provinciaal beleid is in grote lijnen als volgt. De afweging aanleg riolering of aanleg IBA wordt gemaakt op basis van de jaarlijkse lasten. Zijn de jaarlijkse lasten voor riolering in een bepaald gebied lager dan de jaarlijkse lasten voor een IBA, dan wordt riolering aangelegd. Zijn deze lasten hoger dan mag een IBA worden aangelegd.

Het waterschap heeft twee subsidieregelingen ter stimulering van de saneringen van de ongerioleerde lozingen: de stimuleringsregeling riolering buitengebied 1998 en de stimuleringregeling IBA’s 2003. Bij de vaststelling van deze regeling is bepaald dat deze tot en met 2004 zouden gelden.

Op 26 maart heeft het Algemeen Bestuur besloten om de looptijd van deze regelingen met één jaar te verlengen.

Op 24 juni jl. is het algemene handhavingsbeleid ter vaststelling aan het College van Dijkgraaf en Heemraden behandeld (1 oktober 2004 behandeling in Algemeen Bestuur). In dit beleid zijn de algemene zaken voor handhaving vastgelegd (b.v. gedoogbeleid, organisatie e.d.). Dit beleid is ontwikkeld in het kader van het professionaliseringstraject handhaving. Indien hiervan moet worden afgeweken dient hiervoor specifiek beleid te worden ontwikkeld.

De handhaving van het Lozingenbesluit huishoudelijk afvalwater.

Praktisch gezien betekent dit voor het handhavingtraject van de sanering van de ongerioleerde lozingen het volgende:

Wettelijk is vastgelegd dat 1 januari 2005 de ongerioleerde lozingen gesaneerd moeten zijn. Dit betekent dat vanaf die datum het waterschap kan gaan handhaven. Gemeenten dienen, op verzoek van het waterschap, aan te geven welke percelen zijn gerioleerd of zijn voorzien van een IBA (voor zover nog niet bekend). Deze actie wordt eind dit jaar gestart. Vervolgens worden de particulieren waarvoor de gemeente geen voorziening aanlegt, aangeschreven. De particulieren dienen aan te geven of en op welke wijze de lozing is gesaneerd. Indien de particulier niet reageert of niet een juiste voorziening heeft aangelegd kan worden gestart het handhavingtraject. Dit betekent een waarschuwingsbrief en een termijn waarbinnen de lozing gesaneerd dient te zijn. Daarna wordt een dwangsom opgelegd.

Omstandigheden van belang voor strikte handhaving

Er zijn een aantal omstandigheden die van belang zijn voor de handhaving. Deze zijn:

  • Vanwege het verlengen van onze subsidieregeling aanleg riolering buitengebied en IBA’s tot 31‑12‑2005 (in maart 2004 vastgesteld in AB) is het niet opportuun voor deze datum handhavend  op te treden.

  • In een brief van 18 mei 2004 meldt de Unie van Waterschappen aan haar leden dat “Waterschappen en gemeenten onderling kunnen afspreken om de handhaving van het Lozingenbesluit uit te stellen“. Ook is in deze brief aangegeven dat een aantal Waterschappen een nadere uitwerking zullen geven aan het handhavingsbeleid

  • Op dit moment wordt er landelijk gewerkt aan de totstandkoming van een nieuwe AmvB Huishoudelijk Afvalwater. Het eerste concept is gereed en wordt besproken.

  • Uit een van de (concept) artikelen valt af te leiden dat er onder strikte voorwaarden volstaan kan worden met een andere voorziening dan 6m3.

  • Het Dagelijks Bestuur van Zuiveringschap Hollandse Eilanden en Waarden heeft in haar vergadering van 24 februari 2004 besloten om (onder voorwaarde) af te zien van handhaving van het LHHA.

  • In de Nota prioritering van de handhaving ( maart 2004) is de groep “huishoudelijke lozingen” als lage prioriteit vastgesteld.

Voorstel

De handhaving van het Lozingenbesluit huishoudelijk afvalwater op te schorten tot 1 januari 2006 in afwachting van de resultaten van de uitwerking van het handhavingsbeleid (Unie van Water-schappen), de vaststelling van de nieuwe AmvB (de Minister), rekening houdend met de verlenging van de subsidieregeling voor riolering en IBA´s door ons waterschap en rekening houdend met het besluit van ZHEW.

Hoofdstuk 4 Voorstel

1. Kennis te nemen van de stand van zaken van uitvoering van het rioleringsbeleid per 1-7-2004;

2. Gelet op achterstand in de uitvoering van maatregelen de druk op de gemeenten continueren door bestuurlijk overleg te voeren. Bij uitblijvend resultaat overgaan tot handhaving van de verleende vergunningen;

3. Akkoord te gaan met de in de nota voorgestelde aanpak van de handhaving van de Wvo-vergunningen voor de riooloverstorten en de Aansluitvergunningen voor de aansluiting van de gemeentelijke riolering op de zuiveringstechnische werken. Deze aanpak is een verbijzondering van het handhavingsbeleid dat in juni 2004 is vastgesteld door het CDH (nota handhaving “Gericht handhaven in Rivierenland” van mei 2004). Het verschil met het algemene handhavingsbeleid is dat bij deze aanpak communicatie-momenten zijn ingebouwd (vooraf aankondigen en tussentijds bestuurlijk overleg);

4. Akkoord te gaan met het opschorten van de handhaving van het Lozingenbesluit Huishoudelijkafvalwater tot 1 januari 2006 in afwachting van de resultaten van de uitwerking van het handhavingsbeleid (UvW), de vaststelling van de nieuwe AmvB (de Minister), het verlengen van de subsidie (WSRL) en rekening houdend met het besluit van ZHEW.

Bijlagen  

Bijlage 1a Planvorming en uitvoering van rioleringsmaatregelen

Bijlage 1b Planvorming en uitvoering van rioleringsmaatregelen

Bijlage 2 Toelichting per gemeente