Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Rivierenland

Het uniformeren van beleidsregels ten aanzien van het lozen van hemelwater afkomstig van afvalverwerkende bedrijven ten behoeve van de Wvo- vergunningverlening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaterschap Rivierenland
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingHet uniformeren van beleidsregels ten aanzien van het lozen van hemelwater afkomstig van afvalverwerkende bedrijven ten behoeve van de Wvo- vergunningverlening
CiteertitelBeleidsregels Wvo Hemelwater afkomstig van afvalverwerkende bedrijven ten behoeve van de Wvo- vergunningverlening
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuur – waterschappen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

1) Advertentie in diverse huis-aan-huis-bladen in het hele gebied van het waterschap in week 30, 2007, oa. in Kontakt Alblasserwaard, 26-07-2007.

2) Beleidsregels treden de dag na bekendmaking in werking. Deze beleidsregels werken echter terug tot de datum van vaststelling.

3) Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 1-3-2007

4) Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Kontakt Alblasserwaard, 26-07-2007

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet verontreiniging oppervlaktewateren, art. 3 lid 2 en art. 7 lid 5

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-07-200701-03-200722-12-2009nieuwe regeling

01-03-2007

Kontakt Alblasserwaard, 26-07-2007

2007-01614

Tekst van de regeling

Intitulé

Het uniformeren van beleidsregels ten aanzien van het lozen van hemelwater afkomstig van afvalverwerkende bedrijven ten behoeve van de Wvo- vergunningverlening

Hoofdstuk 1 Samenvatting

Hemelwater afkomstig van buitenterreinen van afvalverwerkers is in meer of mindere mate verontreinigd. De verontreinigingen zijn afkomstig van het opgeslagen afval en spoelen mee in het afvalwater dat wordt geloosd. Voor het lozen van dit afvalwater is een Wvo-vergunning vereist waarin lozingseisen, voorzieningen en maatregelen worden voorgeschreven. De technieken en voorschriften moeten voldoen aan het geldende Europese en landelijke beleid. Al deze beleidsregels laten een bepaalde ruimte voor interpretatie over die door de emissiebeheerders wordt ingevuld. Het kan voorkomen dat bij twee identieke bedrijven verschillende vergunningeisen worden opgenomen. Het doel van deze beleidsnotitie is de regels ten aanzien van het lozen van hemelwater afkomstig van afvalverwerkende bedrijven te uniformeren en als zodanig door het college vast te laten leggen als beleidsregel. De uitwerking van dit beleid is samengevat in een werktabel. Bij het opstellen van de tabel zijn de volgende aspecten meegenomen: samenstelling en uitloogbaarheid van de afvalstof, de wijze van lozen, bestaande of nieuwe lozing, zuiveringstechnische voorzieningen, lozingseisen.

Hoofdstuk 2 Inleiding

In het beheersgebied van Waterschap Rivierenland zijn diverse bedrijven gevestigd die afvalstoffen inzamelen, opslaan en verwerken (hierna genoemd afvalverwerkers). Deze afvalverwerkers verschillen in grootte en soort te verwerken afval, zoals metaalschroot, huishoudelijk afval, autowrakken enz. De bedrijfsterreinen waar opslag plaats vindt, hebben in de meeste gevallen een groot verhard oppervlak. Tijdens en na een flinke regenbui stromen van deze terreinen aanzienlijke hoeveelheden hemelwater af wat in meer of mindere mate is verontreinigd. Dit is een van de redenen dat afvalverwerkers in de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) zijn aangewezen als vergunningplichtige bedrijven. Hierbij maakt het niet uit of op het riool of het oppervlaktewater wordt geloosd.

De verontreinigingen die in en op het afval aanwezig zijn worden met het hemelwater meegespoeld in het afvalwater dat wordt geloosd. Om verontreiniging van het hemelwater te voorkomen is de beste oplossing het terrein te overkappen. Helaas is dat vaak om bestemmingsplantechnische en economische redenen niet mogelijk. Daarom moet in dat geval een Wvo-vergunning worden verleend waarin lozingseisen, voorzieningen en maatregelen worden voorgeschreven.

Bij het opstellen van een Wvo-vergunning worden de volgende aspecten in de afweging betrokken:

  • beëindiging van de lozing;

  • de schadelijkheid van het te lozen afvalwater;

  • de lozingswijze (riool, oppervlaktewater);

  • de zuiveringstechniek (stand der techniek);

  • waterkwaliteitsdoelstelling van het oppervlaktewater.

De Wvo-vergunningplicht geldt voor bestaande en nieuwe bedrijven. Een groot deel van door het waterschap te reguleren lozingen, heeft betrekking op bestaande bedrijven. Redenen hiervoor kunnen zijn:

  • verandering van de bedrijfsvoering;

  • wijziging van de lozingssituatie;

  • het verlopen van de tijdelijke vergunning.

Een Wvo-vergunning wordt voor onbepaalde tijd afgegeven met uitzondering van bedrijfstakken welke dermate milieubelastend zijn dat een vergunning maar voor maximaal 10 jaar mag worden verleend. Dit laatste geldt dan ook voor afvalverwerkers. Op deze manier kan om de tien jaar getoetst worden of de lozingssituatie bij het bedrijf aan de nieuwe inzichten en technieken voldoet. Als blijkt dat de lozingssituatie niet meer wenselijk is zal Waterschap Rivierenland in overleg met de aanvrager bemoedigen de lozingssituatie te wijzigen. Een nieuw bedrijf dient aan de geldende voorschriften en technieken te voldoen.

Deze technieken en voorschriften zijn afgeleid uit het geldende Europese en landelijke beleid. Op Europees niveau is dat de Kaderrichtlijn Water en de IPPC-richtlijn. Op landelijk niveau zijn dat de Vierde Nota Waterhuishouding, CIW- rapporten en bestaand waterschapsbeleid (zie bijlage 1). Al deze beleidsregels laten een bepaalde ruimte voor interpretatie over die door de emissiebeheerders worden ingevuld. Het kan voorkomen dat bij twee identieke bedrijven verschillende vergunningeisen worden gesteld.

Het doel van deze beleidsnotitie is de regels ten aanzien van het lozen van hemelwater afkomstig van afvalverwerkende bedrijven te uniformeren en als zodanig door het college vast te laten stellen als beleidsregel.

2.1 Afbakening

Afvalverwerkers zijn Wvo-vergunningplichtig als zij afvalwater in het riool of op het oppervlaktewater lozen. Vanuit deze bedrijven worden meestal een of meerdere van de volgende afvalwaterstromen geloosd:

  • huishoudelijk afvalwater;

  • bedrijfsafvalwater dat meestal afkomstig is van was- en spoelplaatsen van voertuigen en de verwerking van waterachtige afvalstromen (oliesludges);

  • niet verontreinigd hemelwater;

  • mogelijk verontreinigd hemelwater.

In deze nota zal alleen beleid worden vastgesteld voor het lozen van de laatst genoemde stroom mogelijk verontreinigd hemelwater. Voor de overige afvalwaterstromen is reeds algemeen waterschapsbeleid vastgesteld. Afvalstoffen welke volgens de Wet milieubeheer overdekt opgeslagen moeten worden zoals kadavers, gevaarlijke afvalstoffen, poetsdoeken met olie e.d. worden eveneens buiten beschouwing gelaten. In die gevallen voorkomt de verplichting tot overkappen het verontreinigen van afstromend hemelwater.

De voor u liggende nota wordt niet gebruikt voor lozingen op oppervlaktewater die volgens de Kaderrichtlijn Water zijn aangewezen als wateren met een specifieke ecologische functie (M(aximaal) E(cologisch) P(otentieel), H(oogste) E(cologische) N(iveau), waterparels enz.). In die gevallen wordt altijd getoetst of de lozing negatieve gevolgen heeft voor het ontvangende oppervlaktewater.

Hoofdstuk 3 Indeling afvalstoffentabel

Bij de beoordeling van een lozingssituatie speelt een aantal aspecten een rol. Deze zijn door Waterschap Rivierenland onderzocht, getoetst aan bestaand (landelijk)beleid en uiteindelijk in een tabel weergeven (bijlage 2 en 3). Bij het opstellen van de tabel zijn de volgende aspecten meegenomen:

1. samenstelling en uitloogbaarheid (uitspoeling van verontreinigingen) van afvalstof;

2. de wijze van lozen (riool/oppervlaktewater);

3. bestaande of nieuwe lozing;

4. zuiveringstechnische voorzieningen;

5. lozingseisen.

In de volgende 5 paragrafen worden deze aspecten nader toegelicht.

3.1 Samenstelling en uitloogbaarheid van afvalstof

Opgeslagen afvalstoffen zijn zeer uiteenlopend van samenstelling en uitloogbaarheid. Dit betekent dat de mate van verontreiniging van het hemelwater ook sterk verschilt. Om het aantal sets van lozingseisen te beperken is getracht om groepen afvalstoffen te clusteren die vergelijkbare eigenschappen en vervuilingsgraad hebben. De lozingen afkomstig van deze verschillende groepen van afvalstoffen zijn getoetst aan het bestaande Europese en landelijke beleid (bijlage1).

Om het model zo simpel mogelijk te houden is in eerste instantie gekeken naar de globale eigenschappen van het afval. De mate van vervuiling van het hemelwater door de afvalstoffen (uitlogen) en de mate van schadelijkheid van deze vervuiling op het aquatisch milieu, bepalen de te stellen eisen. Hieronder volgen twee voorbeelden van afval met verschillende uitloogbaarheid en schadelijkheid.

Voorbeeld 1 Opslag van schoon gebroken puin

Schoon gebroken puin bestaat uit gebroken bakstenen, beton etc. welke zijn gescheiden van het breekzand (residu van mortel en stukjes steen, zie bouwstoffenbesluit). Het is een afvalstof met geringe verontreinigingen die niet makkelijk uitspoelen. De uitgespoelde verontreinigingen zijn in mindere mate schadelijk voor het aquatisch milieu.

Voorbeeld 2 Opslag van verontreinigde metalen

Een voorbeeld van een goed uitspoelbare afvalstof met zeer grote schadelijke effecten, is de opslag van verontreinigd metaal. De samenstelling van deze afvalstof kan sterk variëren. Er kunnen bijvoorbeeld oude trafo’s, daklood en oude grondkabels in voorkomen. Waaruit respectievelijk PCB’s, zware metalen en teer en PAK’s kunnen uitspoelen.

De samenvatting van de hiervoor genoemde beleidstoets, met de in ons beheersgebied voorkomende soorten afvalstoffen, is in de eerste kolom van de tabel van bijlage 2 te vinden met de volgende indeling:

  • organisch en plantaardig afval;

  • huishoudelijk afval;

  • plastic, kunststoffen en rubber;

  • rioleringsafval;

  • metalen;

  • autowrakken;

  • bouw- en sloopafval.

Deze gangbare afvalstromen zijn opgesplitst in fracties oplopend in milieuschadelijkheid.

3.2 Wijze van lozing

Het is van belang dat de juiste wijze van lozen wordt gekozen. Om de RWZI’s te ontlasten wil Waterschap Rivierenland geen dun schoon water zuiveren. Daar staat tegenover, dat sterk verontreinigd hemelwater, ook al is het dun, niet op het oppervlaktewater kan worden geloosd. Hierbij speelt ook dat in bestaande situaties de capaciteit van het riool niet toereikend is. Het verontreinigd hemelwater vanaf de opslag en/of sorteerterreinen kan op 3 manieren worden geloosd welke hieronder nader worden toegelicht. De genoemde manieren van lozen staan vermeld in de 2e, 3e en 4e kolom in de tabel van bijlage 2

1. Een lozing op het vuilwaterriool

Het afvalwater wordt direct naar de RWZI afgevoerd. Met deze optie kan vervuild afvalwater worden afgevoerd. De RWZI wordt gezien als een extra zuiveringsstap (stand der techniek) om de laatste verontreiniging uit het afvalwater te halen. Onder het vuilwaterriool wordt verstaan:

  • a.

    gemengd riool (vuil- en regenwater gemengd);

  • b.

    vuilwaterriool van gescheiden stelsel (verbeterd en niet verbeterd);

  • c.

    drukriool.

2. Een lozing op het hemelwaterriool van een verbeterd gescheiden rioolstelsel

Bij een lozing op het hemelwaterriool van een verbeterd gescheiden rioolstelsel wordt onder normale weersomstandigheden het afvalwater naar de RWZI afgevoerd. Bij hevige regenval wordt overgestort op het oppervlaktewater. Dit laatste hemelwater is dermate verdund afvalwater dat lozing op het oppervlaktewater niet schadelijk is. Deze manier van lozen wordt een firstflush-techniek genoemd.

3. Een lozing op het oppervlaktewater

Een lozing op het oppervlaktewater mag alleen bestaan uit schoon water. Onder een lozing op oppervlaktewater wordt verstaan:

  • a.

    directe lozing op oppervlaktewater;

  • b.

    lozing via het hemelwaterriool van een niet verbeterd gescheiden stelsel.

In sommige gevallen is het, als gevolg van capaciteitsgebrek, niet mogelijk om het verontreinigde hemelwater te lozen op het vuilwaterriool. In dat geval zal op het terrein een firstflush-voorziening moeten worden geregeld, zoals onder punt 2 is beschreven. Deze voorziening wordt niet in het rioolstelsel gerealiseerd maar op het terrein van de afvalverwerker.

Afhankelijk van de schadelijkheid van afvalstoffen en het terreinoppervlak zal de eerste fractie van het verontreinigde hemelwater worden opgevangen in een buffervoorziening en daarna gedoseerd worden geloosd op het vuilwaterriool. Neemt de neerslag dermate toe dat de buffervoorziening dreigt over te lopen dan zal het resterende terreinwater op het oppervlaktewater worden geloosd. Uiteraard worden de beide afvalwaterstromen via een zuiveringstechnische voorziening geloosd. Hoe groot deze buffercapaciteit/voorziening moet zijn wordt in deze nota niet geregeld. Wat de juiste zuiveringsmethoden en de lozingseisen zijn kan uit bijlage 3 worden afgeleid.

3.3 Bestaande of nieuwe lozing

Het is van belang of een bedrijf (lozing) bestaand of nieuw is. In bestaande situaties kunnen zaken in het verleden scheef gegroeid zijn. Het is niet wenselijk in die situaties een vergunning te weigeren. De aanvrager en emissiebeheerder zullen samen op zoek gaan naar oplossingen.

In geval van een nieuwe lozing dient het bedrijf zich aan te passen aan de regels die gelden ten aanzien van de best beschikbare technieken, dus beste zuiveringstechnieken en brongerichte maatregelen. In het kort komt het erop neer dat het verwerken van afval thuis hoort op een industrieterrein waar alle voorzieningen zijn getroffen om het (aquatisch)milieu zo min mogelijk te belasten.

In de tabel van bijlage 2 is met kleur een verdeling aangegeven wat de meest wenselijke lozingssituatie is. Hierbij is de vervuilingsgraad van het afvalwater als uitgangspunt genomen.

De groene vlakken zijn de meest wenselijke manier van lozen gevolgd door de oranje en rode vlakken. Alleen de meest wenselijke manier van lozen (groene vlakken) wordt toegestaan in een nieuwe situatie (nieuw bedrijf). In een bestaande situatie wordt getracht op de meest wenselijke lozingssituatie uit te komen (van rood naar groen).

3.4 Zuiveringstechnische voorzieningen

Afhankelijk van de manier van lozen en de vervuilingsgraad van het afvalwater worden ook de zuiveringstechnieken voorgeschreven. Hierbij geldt hoe zwaarder de verontreiniging hoe strenger de zuiveringsmaatregelen. Tevens zijn de eisen voor het zuiveren zwaarder als op het oppervlaktewater wordt geloosd. In de tabel van bijlage 2 is met een lettercode aangegeven welk zuiveringstype gebruikt moet worden. In de nota zijn de meest gangbare zuiveringssystemen opgenomen. Het is mogelijk dat een ander type zuivering gebruikt wordt met een vergelijkbaar zuiveringsrendement.

Omdat het lozen van hemelwater vaak van korte duur en zeer onregelmatig is, zijn de zuiveringstechnieken voornamelijk gebaseerd op het scheiden (zuiveren) op basis van de fysische eigenschappen (bezinken, drijven, samenklonteren enz.). Omdat de meeste typen verontreinigingen zich voornamelijk hechten aan vaste deeltjes (stof, fijnzand e.d.) zijn de meeste zuiveringstechnieken gebaseerd op een optimale vorm van bezinken. Voor het verwijderen van olieachtige verontreinigingen worden olieafscheiders (opdrijven en samenklonteren) gebruikt.

Het zuiveren op basis van biologische afbreekbaarheid in een biologische zuivering is vaak lastig omdat bij langdurige droogte de bacteriën in het zuiveringsproces afsterven. In de tabel van bijlage 1 is voor enkele gevallen een I(ndividuele) B(ehandeling) van A(fvalwater) of een helofytenfilter (zuivering door middel van een rietveld) voorgeschreven. Voorwaarde hiervoor is een redelijk continue aanvoer van afvalwater.

3.5 Lozingseisen

Als laatste wordt in de tabel van bijlage 2 vermeld wat de lozingsparameters en lozingseisen zijn. De cijfers (lozingscodes) zijn gelijk aan een lijst van stoffen welke mogen worden geloosd. Tevens wordt aangegeven wat de maximale toegestane hoeveelheid is. Deze zijn in bijlage 3 in een tabel opgesomd.

Ook voor de lozingseisen geldt dat ze afhankelijk zijn van de afvalsoort, de lozingswijze en de zuiveringstechniek. Voor elke specifieke afvalstoffengroep gelden bepaalde parameters. Tevens gelden voor lozingen op het oppervlaktewater uiteraard strengere normen dan voor lozingen op de vuilwaterriolering.

Hoofdstuk 4 Voorbeelden van toepassing

De toepassing van de tabel van bijlage 2 kan het beste worden geïllustreerd aan de hand van de voorbeelden zoals gebruikt in paragraaf 3.1.

Voorbeeld 1 Opslag van schoon gebroken puin

Het hemelwater afkomstig uit een berg schoon gebroken puin (het percolaat) is licht tot niet verontreinigd. Het valt in de afvalstoffentabel onder het afvalstoffencluster “Bouw- en sloopafval” “niet verontreinigd”, de roze pijl in afbeelding 1. Bij een nieuwe lozing mag dit hemelwater alleen op de meest wenselijk manier worden geloosd (het groene vlak). De meest wenselijk manier van lozen is aangegeven met de blauwe pijlen en in dit geval is dat een lozing op oppervlaktewater. Bij het aflezen van de tabel en de legenda (rode pijl) is te zien dat de zuiveringstechnieken SV + BP is verëist wat respectievelijk staat voor een slib- of zandvangput en een bodempassage. Dit wordt voorgeschreven om te voorkomen dat zand en slib uitspoelt naar de watergang. Ook is te zien dat voor deze afvalwaterstroom lozingenpakket 0 geld. In bijlage 3 is te zien dat afvalwater met lozingenpakket 0 maximaal een zuurgraad van (pH) 6,5 – 10 en een bezinkselvolume van 0,5 ml/l mag hebben. In het geval van een bestaande lozing op de vuilwaterriolering zal door de emissiebeheerder worden getracht deze om te zetten (van rood naar oranje naar groen) naar een lozing op het oppervlaktewater om de hydraulische belasting van de RWZI te verlagen.

Afbeelding 1: Deze is als bijlage weergegeven onder de naam:"Afbeelding 1"

 

 

Voorbeeld 2 Opslag van verontreinigde metalen

In dit voorbeeld wordt alleen gekeken naar een lozing van hemelwater afkomstig uit de opslag van verontreinigde metalen op oppervlaktewater. De afvalstof valt in de afvalstoffen tabel onder het afvalstoffencluster “Metalen verontreinigd”, de roze pijl in afbeelding 2. Deze afvalstof is vaak sterk verontreinigd. In het voorbeeld is dan ook te zien dat een lozing op oppervlaktewater (aangegeven met de blauwe pijlen) de minst wenselijke situatie is (rode vlak). De emissiebeheerder zal in dit voorbeeld dan ook de vergunningaanvrager verzoeken de lozing op het oppervlaktewater te beëindigen. Dit kan door bijvoorbeeld aan te sluiten op de vuilwaterriolering of te overkappen. Indien dat niet mogelijk is worden uitgebreide zuiveringstechnische voorzieningen geëist. In dit geval gelden de zuiveringstechnieken slib- en olieafscheider met coalescentiefilter en een turffilter of een lamellenfilter met turffilter (SV+OS+CO+TF of LF+TF; zie rode pijlen afbeelding 2). Ook is te zien dat voor deze afvalwaterstroom lozingenpakket 12 geldt. Dit betekent dat het afvalwater aan strenge lozingseisen moet voldoen en maximaal de volgende parameters mag bevatten (zie bijlage 3):

Tabel

 

 

Zuurgraad (pH)

6,5 – 10

Bezinksel

0,5

ml/l

Minerale olie

20

mg/l

Som zware metalen: koper, lood, zink, chroom en nikkel

0,5

mg/l

Cadmium

10

mg/l

BTEX

2

mg/l

PAK

1

mg/l

EOX

100

mg/l

Afbeelding 2: Deze is als bijlage weergegeven onder de naam:"Afbeelding 2"

Hoofdstuk 5 Financiële consequenties

Het voorgestelde beleid heeft geen financiële consequenties voor het waterschap.

Hoofdstuk 6 Advies van Ondernemingsraad/GO

Niet van toepassing.

Hoofdstuk 7 Wijze van communiceren

Ten aanzien van de inwerkingtreding van de beleidsregels bepaalt de Algemene wet bestuursrecht dat deze pas in werking treden nadat ze zijn bekendgemaakt (artikel 3:40 Awb). Bekendmaking geschiedt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad. (art. 3:42, eerste lid Awb). Voor Waterschap Rivierenland zal kennis gegeven worden in de in het beheersgebied verschijnende huis aan huis bladen. Tevens vindt de publicatie op internet geplaats.

Hoofdstuk 8 Advies van bestuurlijke commissie(s) en eventuele reactie

Niet van toepassing.

Hoofdstuk 9 Advies/voorstel om te besluiten

het beleid, weergegeven in bijgaande notitie vast te stellen.

Bijlage 1 Beleidskader

Europees beleid:

Kaderrichtlijn Water richtlijn 2000/60/EG, oktober 2000

Integrated Pollution Prevention and Control 96/61/EG, september 1996

Nationaal

Vierde Nota Waterhuishouding

Regeling milieukwaliteitseisen gevaarlijke stoffen oppervlaktewateren, december 2004

Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming, november 1995

Nota’s Commissie Integraal Waterbeheer:

GFT-afvalverwerking, een inventariserende nota, februari 1994

Afvalwaterproblematiek van autowrakkeninrichtingen, februari 1993

Zuivering van percolatiewater van stortplaatsen voor voornamelijk huishoudelijke afvalstoffen, september 1987

Lozingen uit tijdelijke baggerspeciedepots, april 1998

Waterschap Rivierenland

Nota hemelwater, 1999

Vergunningenbeleid afvalstoffen inrichtingen, december 2002

Lozing BTEX op oppervlaktewater, december 2005

Besluit

Agenda punt:         

Registratie nr.:  2007-01614

Het college van dijkgraaf en heemraden van Waterschap Rivierenland

gelezen het voorstel van het directieteam;

 

gelet op de desbetreffende bepalingen van het delegatiebesluit van Waterschap Rivierenland, vastgesteld bij besluit van het algemeen bestuur d.d. 20 mei 2005;

gelet op de desbetreffende bepalingen van de Waterschapswet en het algemeen reglement van Waterschap Rivierenland;

 

besluit:

Het beleid neergelegd in de bij dit besluit behorende notitie vast te stellen.

aldus besloten in de vergadering d.d. 1 maart 2007

het college van dijkgraaf en heemraden voornoemd,

de secretaris-directeur,                      de dijkgraaf,

drs. H.C. Jongmans.                                ir. G.N. Kok.