Organisatie | Waterschap Rivierenland |
---|---|
Organisatietype | Waterschap |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Wvo Afvalwater bodemsanering |
Citeertitel | Beleidsregels Wvo Afvalwater bodemsanering |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuur – waterschappen |
1) Advertentie in diverse huis-aan-huis-bladen in het hele gebied van het waterschap in week 16, 2000, oa. in Zakengids, 20-04-2000
2) Beleidsregels treden de dag na bekendmaking in werking.
3) Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 26-9-2000
4) Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Zakengids, 20-04-2000
Wet verontreiniging oppervlaktewateren, art. 3 lid 2 en art. 7 lid 5
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-04-2000 | 22-12-2009 | nieuwe regeling | 26-09-1999 Zakengids, 20-04-2000 | 99-5757 |
Het beleid voor het vergunnen en handhaven van een belangrijk deel van de soorten lozingen die vallen onder de WVO is vastgelegd in besluiten van het bestuur. Voor een deel van de soorten lozingen is dit echter nog niet het geval. Hier hanteert het ZSR tot nu toe ambtelijke richtlijnen, dus informeel beleid. Het DB heeft op 19 mei 1998 ingestemd met het ontwikkelen van voorstellen voor beleidskaders hiervoor. Deze treft u hierbij aan. Daarmee is het beleid van het ZSR voor het vergunnen van lozingen voor vrijwel alle soorten lozingen vastgelegd in bestuursbesluiten en actueel. In bijlage 1 tot en met 7 zijn de onder hoofdstuk 4 genoemde beleidsonderwerpen nader uitgewerkt. Deze bijlagen liggen tijdens de DB-vergadering ter inzage. Bijlage 8 geeft een overzicht van de soorten lozingen in relatie tot het al dan niet aanwezig zijn van een bestuurlijk vastgesteld beleid. Enkele kanttekeningen bij dit voorstel:
Hoofdstuk 3 Beschrijving van het voorgestelde beleid
Het vergunningenstelsel biedt het ZSR als waterkwaliteitsbeheerder een adequaat middel om lozingen, wanneer deze in beginsel aanvaardbaar zijn, te reguleren door het stellen van voorschriften. Bij het beoordelen van aanvragen om Wvo-vergunning blijft het toetsingskader vrij open. Het ZSR is wel gehouden aan een aantal wettelijke verplichtingen. In beginsel worden landelijke aanbevelingen, zoals deze in landelijke beleidsnotities van Rijkswaterstaat en de CIW/CUWVO commissie zijn weergegeven gevolgd. Op een aantal punten bestaat er beleidsvrijheid en kunnen landelijke aanbevelingen worden bijgesteld voor de regionale situatie binnen ons beheersgebied. In die gevallen waarbij landelijk beleid ontbreekt wordt door het ZSR zelf beleid ontwikkeld. Daar waar beleidsvrijheid is, wordt in de bijgaande beleidsnota’s deze aangegeven en voor een aantal soorten lozingen voorstellen gedaan tot invulling van de beleidsvrijheid (hoe belangen worden afgewogen en welke inhoudelijke beslissing zal worden genomen).
Bij de beoordeling van een lozing moet worden bezien wat de aard en omvang van de lozing is (emissiespoor) en wat het effect op het ontvangend oppervlaktewater is (waterkwaliteitsspoor).
Bij de beoordeling van lozingen gaat het om inhoudelijke criteria (kunnen we de lozing op de rwzi/het oppervlaktewater accepteren) en om financiële criteria in het kader van bedrijfsmatig werken (welke kosten worden in rekening gebracht). Deze nota heeft uitsluitend betrekking op de inhoudelijke criteria. De financiële criteria zullen in een nog nader aan het DB voor te leggen voorstel worden uitgewerkt.
3.1.1.Vermindering van de verontreiniging die ontstaat door de lozing
zwarte lijst stoffen: stoffen die zeer schadelijk zijn (organohalogeen-verbindingen, kwik, cadmium metalen etc): hiervoor geldt, dat in beginsel de best bestaande technieken moeten worden toegepast en dat verder een toetsing van de restemissie plaatsvindt op basis van de MTR-waardes (maximaal toelaatbaar risico). Voor nieuwe lozingen van zwarte lijst stoffen geldt in beginsel een lozingsverbod (zie verder 3.1.2. bij stand-still-beginsel).
Dit beginsel geldt voor nieuwe lozingen en bij uitbreiding van bestaande lozingen en is gekoppeld aan de eventueel te lozen stoffen. Voor zwarte lijst-stoffen geldt dat de emissies in een beheersgebied niet mogen toenemen, voor relatief schadelijke en relatief onschadelijke stoffen geldt, dat de emissie zodanig is, dat de waterkwaliteit in het ontvangend oppervlaktewater niet significant mag verslechteren.
Het zal duidelijk zijn, dat de aard van een ontvangend oppervlaktewater (dan wel de ontvangende rwzi) bepaalt of de lozing acceptabel is. Onverminderd hetgeen is vermeld onder het emissiespoor, geldt daarom in het algemeen, dat wordt gestreefd naar een situatie, waarbij de toestroom van belastende stoffen geen belemmering vormt voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit.
3.3. Landelijke beleidsadviezen
Regelmatig worden er in landelijke advies-organen, zoals de CIW-CUWVO, het RIZA, werkgroepen van de Unie van Waterschappen beleidsadviezen geformuleerd, die veelal niet formeel bindend zijn, maar die het ZSR doorgaans wel als richtlijn voor de vergunningenpraktijk gebruikt.
Deze uitgangspunten zijn verwerkt in het vastgelegde beleid en vormen ook de basis van bijgaande voorstellen.
In de 4e nota waterhuishouding zijn nog twee principes genoemd die in feite volgen uit hetgeen in paragraaf 3.1. is vermeld. Het gaat om de principes van:
Integrale milieuafweging: bij de afweging van maatregelen ter beperking van emissies naar water moet ook worden gekeken naar het rendement op langere termijn, de effecten op andere milieucompartimenten dan water en de effecten op het duurzaam gebruik van grondstoffen. Zo wordt bijvoorbeeld bij het opzetten van bedrijfsmilieuplannen door een bedrijf en de bevoegde overheden vastgelegd, bij welke milieu-compartiment en wanneer welke milieu-investeringen het beste kunnen plaatsvinden.
Het ZSR zal bij de vergunningverlening ook uitgaan van d principes van ‘integrale milieu-afweging’ en ‘prioritering’.
Hoofdstuk 4 Samenvatting per beleidsonderdeel
Hieronder treft u de voorstellen voor het te voeren beleid aan. Per soort lozing is in de bijlagen 1 tot en met 7 een nadere uitwerking opgenomen. Deze bijlagen liggen tijdens de vergadering ter inzage.
4.3. Lozingen bij bodemsaneringen.
Voor lozingen bij bodemsaneringen geldt het ”Lozingenbesluit WVO bodemsanering en proefbronnering”. Niet alle lozingen vallen hier echter onder. Het betreft hier namelijk uitsluitend:
Het is wenselijk voor lozingen die niet onder deze categorieën vallen nader beleid te ontwikkelen.
Bij lozingen bij bodemsaneringen kan het onder bepaalde omstandigheden gewenst zijn om snel op te treden, bijvoorbeeld in geval van calamiteiten, bij het mogelijk optreden van risico’s voor de volksgezondheid of bij het optreden van onverwachte bodemverontreinigingen. Een vergunningprocedure gaat dan te lang duren.
Ook bij kleine en in de tijd beperkte lozingen is een vergunningprocedure niet doelmatig.
Het voorstel luidt om in deze gevallen via toestemmingsbrieven deze lozingen te reguleren binnen de volgende grenzen:
Deze criteria zijn ontleend aan de criteria in het Lozingenbesluit.
Bij de afweging of de lozing is toegestaan, zullen de volgende inhoudelijke criteria worden gehanteerd.
Afwijking/nadere invulling rijksbeleid
Voor die gevallen, waarin het Lozingenbesluit niet voorziet, is aanvullend beleid geformuleerd (zie boven).
Hoofdstuk 5 Procedure voor publicatie
Door het vaststellen van de hierboven genoemd beleidsregels treden deze nog niet in werking. Voor de inwerkingtreding van de beleidsregels is vereist dat deze worden bekendgemaakt (artikel 3:40 Awb). Bekendmaking is geregeld in afdeling 3.6 van de Awb. Volgens artikel 3:42 lid 1 Awb kunnen beleidsregels bekend worden gemaakt door middel van een kennisgeving (advertentie) van de besluiten of van de zakelijke inhoud ervan in een dag-, nieuws-, of huis-aan-huisblad.
Vanwege de omvang van de beleidsregels is het bezwaarlijk om de gehele inhoud van de beleidsregels te publiceren. Volgens artikel 3:42 lid 2 Awb kan in een kennisgeving via de weergave van de zakelijke inhoud worden bekendgemaakt, indien in de kennisgeving tevens wordt aangegeven waar en wanneer het volledige besluit ter inzage ligt. De periode van terinzagelegging wordt niet voorgeschreven. Een redelijke termijn is 4 weken.
Voorgesteld wordt om na vaststelling van de beleidsregels deze conform het bepaalde in de Awb bekend te maken. Bekendmaking geschiedt door middel van het plaatsen van een advertentie, met vermelding van de zakelijke inhoud van het beleid, de plaats (kantoor ZSR) en de periode van terinzagelegging.
Het vaststellen van beleid inzake lozingen afkomstig van op korte termijn uit te voeren grondwater- of bodemsaneringen die niet vallen onder het “Lozingenbesluit WVO bodemsanering en proefbronnering”.
Het zuiveringsschap Rivierenland acht het noodzakelijk om in afwijking van het landelijk beleid eigen aanvullend beleid te formuleren gericht op een meer doelmatige wijze van omgaan met bodemsaneringen.
Er is een noodzaak tot een snelle flexibele oplossing voor een zowel lozingen op de gemeentelijke riolering als op oppervlaktewater. De nota heeft betrekking op beperkte lozingen (kortdurend en/of laag debiet), calamiteuze/incidentele bodemverontreinigingen en onverwachte bodemverontreinigingen bij ondermeer bouwactiviteiten.
Een aantal categorieën bodemsaneringen die qua tijd en omvang redelijk beperkt zijn en waarbij water op de gemeentelijke riolering wordt geloosd valt onder het Lozingenbesluit WVO bodemsanering en proefbronnering. Binnen het kader van dit besluit mag de verontreiniging in de bodem uitsluitend zijn veroorzaakt door chemische wasserijen, tankstations voor het wegverkeer, be- en verwerkende bedrijven van afgewerkte olie en autowrakken, herstelinrichtingen voor motorvoertuigen en opslagtanks van benzine, diesel of huisbrandolie. Voor de overige directe en indirecte lozingen (gemeentelijke riolering en oppervlaktewater) van bodemsaneringswater is een WVO-vergunning vereist.
Het is wenselijk dat beleid wordt vastgesteld om ongewenste milieugevolgen (verspreidings-, ecologische of humane risico’s), een te lange proceduretijd en te grote financiële consequenties (hogere saneringskosten t.g.v. verspreiding), in bepaalde gevallen te voorkomen. Een eenvoudige en korte procedure is dan noodzakelijk.
2. Relatie naar huidige richtlijnen
Bij het opstellen van een WVO-vergunning wordt gebruik gemaakt van de CUWVO-richtlijn “Afvalwaterproblematiek bij bodemsaneringen” uit 1989. De CIW/CUWVO is momenteel bezig met een herziening van onderhavige richtlijn. Een herziening is vooral gewenst i.v.m. de dunwaterproblematiek (bij lozing op de riolering), de verdrogingsproblematiek, de integrale afweging met andere milieucompartimenten en de voortschrijding van de stand der techniek. De herziene richtlijn moet duidelijk aangeven hoe met aanvragen voor lozing van bodemsaneringswater op oppervlaktewater en de gemeentelijke riolering moet worden omgegaan.
Het volledig doorlopen van de verplichte WVO-vergunningprocedure vergt een aantal maanden. In afwijking van de toekomstige CIW/CUWVO richtlijn wordt voorgesteld om in bepaalde gevallen de verplichte vergunningprocedure niet te doorlopen.
3. Beschrijving van het voorgestelde beleid
Bij de volgende drie situaties kan het gewenst zijn om op korte termijn tot sanering (lozing) over te gaan.
1. Bij een acute bodemverontreiniging (door calamiteit of incident) kan er sprake zijn van een verspreidings-, ecologisch of humaan risico. Het betreft risico’s die in de tijd toe kunnen nemen. Aspecten zoals financiën en geheimhouding kunnen tevens aan de orde zijn. Hieronder worden een aantal voorbeelden gegeven.
2. Bij bouwactiviteiten kunnen bodemverontreinigingen aan het licht komen die niet voorzien waren. Stagnatie van de bouwactiviteiten t.g.v. een vergunningprocedure kan in bepaalde gevallen resulteren in onevenredig grote financiële gevolgen en schadeclaims tussen partijen.
3. De verplichte vergunningprocedure voor een zeer beperkte lozing (kortdurend en/of laag debiet) op het gemeentelijk riool of oppervlaktewater kan dusdanig veel tijd en financiën vergen dat van enige doelmatigheid geen sprake meer is.
In bovengenoemde drie gevallen is er een noodzaak om op zeer korte termijn met de sanering aan te vangen, er dient dan als volgt te worden gehandeld.
Allereerst moet door de aanvrager worden nagegaan of er een alternatief voor de lozing is (bijvoorbeeld hergebruik of infiltratie).
Bij één of meerdere van de volgende omstandigheden is lozing op de gemeentelijke vuilwaterriolering aan te raden:
Indien aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan is lozing op oppervlaktewater aan te raden:
In aanvulling op het voorgaande geldt het volgende schema van het voorstel. Het bestaat uit lozingseisen waarbinnen het nieuwe beleid van toepassing is. De lozingen kunnen, na indiening van een schriftelijke melding, middels een toestemmingsbrief met voorschriften worden toegestaan.
Beleid vaststellen conform de behandeling onder 3 “Beschrijving van het voorgestelde beleid”. De toestemmingsbrief is een beschikking in het kader van de Algemene Wet Bestuursrecht. Gezien de noodzaak van een snelle en flexibele oplossing wordt de vereiste procedure voor deze beschikking niet gevolgd, met uitzondering van de plicht tot kennisgeving/publicatie.