Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waterschap Rivierenland

Startdocument en aanzet professionalisering handhaving Gericht handhaven in Rivierenland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaterschap Rivierenland
OrganisatietypeWaterschap
Officiële naam regelingStartdocument en aanzet professionalisering handhaving Gericht handhaven in Rivierenland
CiteertitelStartdocument en aanzet professionalisering handhaving Gericht handhaven in Rivierenland
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpbestuur – waterschappen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

1) Advertentie in diverse huis-aan-huis-bladen in het hele gebied van het waterschap in week 32, 2005, oa. in Zakengids, 10-08-2005.

2) Beleidsregels treden de dag na bekendmaking in werking. Deze beleidsregels werken echter terug tot 01-01-2005.

3) Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 21-8-2003

4) Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Zakengids, 10-08-2005

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Waterschapswet, art. 61
  2. Algemene wet bestuursrecht, artt. 5:22 en 5:32

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-08-200501-01-200526-02-2010nieuwe regeling

21-08-2003

Zakengids, 10-08-2005

290302

Tekst van de regeling

Intitulé

Startdocument en aanzet professionalisering handhaving Gericht handhaven in Rivierenland

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Gevoed door een aantal recente incidenten en het streven naar een samenleving zonder risico’s staat de handhaving van de (milieu)wetgeving de laatste jaren sterk in de belangstelling. Als belangrijke oorzaak van het geconstateerde handhavingstekort wordt de onvoldoende professionele organisatie van de handhaving genoemd. Deze veronderstelling komt terug in het landelijke project Professionalisering van de handhaving.

Handhaving is ook bij het Waterschap Rivierenland een belangrijk thema. Al in een vroeg stadium werd geconstateerd dat weliswaar de uitvoering van de handhavingstaken van het Waterschap Rivierenland goed op orde is, maar dat het nog ontbreekt aan een duidelijke visie op handhaving op basis waarvan de handhaving gericht kan worden ingezet.

Handhaving is tenslotte geen doel op zich, maar een middel om gezamenlijke afspraken kracht bij te zetten. Deze afspraken hebben betrekking op gezamenlijk beeld van een gewenste situatie. Enerzijds het voorkomen van ongewenste situaties. Anderzijds het bestrijden van ongewenste situaties. Dit kunnen lozingen op het oppervlaktewater zijn, activiteiten die het peilbeheer verstoren, ongewenste effecten op de waterkeringen of activiteiten of situaties die het onderhoud en beheer van waterwegen onmogelijk maken. 

Professionalisering van de handhaving

Naar aanleiding van de discussienota "Met recht veranwoordelijk" (VROM/V&W/IPO/VNG/UvW) hebben betrokken partijen besloten om gezamenlijk een project ter verbetering van de handhaving uit te voeren. Het project 'Professionalisering van de handhaving' heeft als doel dat per 1 januari 2005 de handhavingsorganisaties een overeengekomen kwaliteitsniveau hebben. Het project bestaat uit een aantal onderdelen: 1. vaststellen kwaliteitscriteria; 2. de nulmeting; 3. verbetertraject; 4. interventie en eindmeting

De kwaliteitscriteria zijn vorig jaar (1 november 2002) vastgesteld. De nulmeting is dit jaar in gang gezet en bestaat uit drie onderdelen: a. de zelfevaluatie; b. de beoordeling van de zelfevaluatie door een externe verificateur; c. de bestuurlijke vaststelling van de nulmeting van de eigen organisatie.

In februari jl. is de zelfevaluatie uitgevoerd bij de afdeling handhaving  van het Waterschap Rivierland. Deze evaluatie wijst uit dat de afdeling qua uitvoering (planning/ programma) weliswaar voldoende scoort maar dat niet aangetoond kan worden dat handhaving een 'reden' heeft waarom het gedaan wordt zoals het wordt gedaan. Als het gaat om visie op handhaving en de beleidsmatige onderbouwing daarvan dan blijkt het Waterschap dit niet voor elkaar heeft.

Steun in de rug!

De zelfevaluatie en de ‘dwang’ die daaruit spreekt om stappen voor verbetering te zetten, zien we daarom meer als stimulans en bevestiging van dat we inmiddels op de goede weg zitten. Dit laat onverlet het feit dat er nog wel veel moet gebeuren.  Het voorliggend Startdocument geeft hiervoor de aftrap.

Hoogheemraadschap Alm en Biesbosch

Het Waterschap Rivierenland en het Hoogheemraadschap Alm en Biebosch hebben het voornemen om met ingang van 1 januari 2005 te fuseren tot een nieuw Waterschap Rivierenland. Het  ligt in de bedoeling dat beide schappen dit startdocument omarmen en vervolgens gezamenlijk optrekken voor een integraal handhavingsbeleid voor (nu nog) beide schappen.

Bijbehorende figuuris als bijlage weergegeven onder de naam: "figuur hoofdstuk 1.1".

1.2 Traject naar verbetering en planning

Om tot een structurele verbetering te komen van de elementen die nog verbetering behoeven dient een aantal stappen gezet te worden. Het gaat om het volgende pad:

De planning is erop gericht om voor het einde van 2003 in ieder geval tot en met stap 4 gezet te hebben.

1. Nulmeting: De resultaten van de nulmeting vormen een belangrijke input voor het traject met als aftrap het startdocument;

2. Startdocument: In het startdocument dienen vragen te worden beantwoord als wat zijn onze taken en hoe voeren we deze uit (doel: bewustwording taakveld + wijze van handhaven). Daarnaast wordt in het startdocument een voorstel gedaan voor het verbetertraject ‘professionalisering handhaving’. Planning: augustus 2003;

3. Nota prioritering: Het gaat bij deze nota om de vragen als wat is onze visie, wat zijn onze ambities en hoe gaan we handhaven? Planning: eind september 2003

4. Nota handhavingsbeleid: betreft de verantwoording van het handhavingsbeleid voor de middellange termijn (2004-2008). Planning: eind november 2003

5. Handhavingsprogramma: Betreft een operationele vertaling en programmering/planning van het handhavingsbeleid in concrete actiepunten, financiële, personele en organisatorische consequenties. Planning: december 2003;

6. Handhavingsmonitor: Eventueel kan een plan voor ontwikkeling van een monitor van de handhaving (beleid en programma) worden opgesteld.

1.3 Wat is handhaving?

Het vaststellen van wet- en regelgeving is één, zorgen dat er conform de vastgestelde wet- en regelgeving gehandeld wordt, teneinde het beleid en de beoogde effecten van het beleid te sorteren is een tweede. Handhaving moet ervoor zorgdragen c.q. bijdragen dat er volgens de vastgestelde wet- en regelgeving wordt gehandeld. Er bestaan twee typen handhaving: preventieve en repressieve handhaving. Preventieve handhaving richt zich in algemene zin op activiteiten die moeten voorkomen dat een overtreding wordt gemaakt. Het gaat dan om activiteiten in de zin van voorlichting, overleg, toetsen van vergunningen en meldingen en het zichtbaar zijn van toezicht). Wanneer daadwerkelijk een overtreding van de vastgestelde wet- of regelgeving is begaan, zal er moeten worden opgetreden. Het gaat dan om repressieve handhaving (opsporing, toepassen van bestuursrechtelijke- en/of strafrechtelijke sancties en maatregelen).

1.4 Waarom handhaving(sbeleid)?

Wet- en regelgeving wordt opgesteld en vastgesteld met het oog op het bereiken van een gewenste situatie. De praktijk leert dat het van kracht zijn van wet- en regelgeving in veel gevallen niet voldoende is om de gewenste situatie te bereiken.

In wet- en regelgeving, uitgewerkt in bijvoorbeeld vergunningen, kunnen bepalingen c.q. voorschriften worden opgenomen die, bij naleving, moeten voorkomen dat er gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Om te zorgen dat er dan ook conform de gestelde regels wordt gehandeld dient op de naleving te worden toegezien. Hier is de rol voor toezicht en handhaving weggelegd.

Voor een duidelijk en consistent, en tevens meer doeltreffend optreden, is het formuleren van een handhavingsbeleid onontbeerlijk. Het schept duidelijkheid en eenduidigheid op het gebied van de handhavingstaken. Met een vastgesteld handhavingsbeleid wordt de rechtszekerheid bevorderd: gelijke gevallen worden gelijk behandeld. Bovendien is consequent optreden ook beter te motiveren. Daarnaast stelt het Waterschap de gemeente in staat om doeltreffender op te treden, doordat selectiever te werk kan worden gegaan. Omdat op voorhand, mede gelet op de beschikbare middelen en menskracht, duidelijk is dat niet alle overtredingen kunnen worden aangepakt is het noodzakelijk keuzen te maken. Daarbij worden geconstateerde overtredingen van meet af aan gewogen.

Wanneer niet gehandhaafd zou worden, zou dit leiden tot massaal overtreden van de wet- en regelgeving met alle gevolgen van dien en juridisch gezien kan het problematisch worden na een langdurige gedoogsituatie alsnog te handhaven.

1.5 Doelstelling

De doelstelling van het Startdocument “Gericht handhaven Rivierenland” is drieledig:

1. inzicht bieden in de aard en omvang van de handhavingstaken van het Waterschap Rivierenland;

2. inzicht bieden in de relevante uitgangspunten en afwegingen t.b.v. de prioriteitsstelling;

3. aangeven van verbeteropties in het kader van het Professionaliseringstraject handhaving

Ad 1 Aard en omvang handhavingstaken

Hierbij wordt in kaart gebracht welke handhavingstaken onder de bevoegdheid van het Waterschap Rivierenland vallen. Op basis van deze taken worden in de volgende stap (Nota prioritering) keuzes gemaakt.

Ad 2 Relevante uitgangspunten en afwegingen

Het uitgangspunt voor het stellen van prioriteiten in de handhaving is dat de verschillende handhavingstaken op “beheersniveau” worden uitgevoerd. Dat wil zeggen, dat eventuele achterstanden in de handhaving, als gevolg van diverse  oorzaken, zijn weggewerkt. 

Voorts is het van groot belang dat niet alleen wordt gekeken naar het constateren van overtredingen in "het veld", maar vooral ook naar het daadwerkelijk handhaven. Hiermee worden de inspanningen bedoeld die ertoe moeten leiden dat de geconstateerde overtreding(en) ongedaan wordt/worden gemaakt. Het gaat dan om zaken als aanschrijven, opstellen handhavings-beschikking, en het effectueren van de handhavingsbeschikking.  Kortom het gehele juridische vervolgtraject.

Ad 3 Verbeteropties

In het kader van het traject Professionalisering van de handhaving dienen op basis van de uitkomsten van de nulmeting voorstellen te worden gedaan voor verbetering van de elementen waarop onvoldoende gescoord werd.

De handhavingstaken, uitgangspunten voor het handhavingsbeleid en het verbeterplan vormen gezamenlijk de basis voor het handhavingsbeleid dat in de volgende fase wordt ontwikkeld. Voorliggend Startdocument moet dan ook worden gezien als de basis voor het te ontwikkelen handhavingsbeleid van het Waterschap Rivierland.

1.6 Leeswijzer

In voorliggend Startdocument handhaving wordt analoog aan de doelstellingen, zoals in de vorige paragraaf genoemd, achtereenvolgend de huidige handhavingssituatie bij het waterschap, het gewenste functioneren van het waterschap en het verbeterplan in het kader van het landelijke professionaliseringsproject behandeld. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de huidige organisatie, het bestaande beleid en uitvoering van de handhavingstaken van het Waterschap. Hoofdstuk 3 sorteert voor op het nieuwe handhavingsbeleid. Er wordt daarbij aangegeven wat de uitgangspunten van het nieuwe beleid zijn. In het kader van de professionalisering is in hoofdstuk 4 het verbeterplan opgenomen waarin de verbeteracties in relatie tot de resultaten van de nulmeting zijn opgenomen.

Het verbeterplan heeft een duidelijke samenhang met hoofdstuk 2 en 3 van het Startdocument.

Hoofdstuk 2 huidig functioneren handhaving

2.1 Inleiding

Waterschap Rivierenland is een ‘all-in waterschap’. Dit betekent dat Waterschap Rivierenland zich bezighoudt met het uitvoeren van taken, die zowel verband houden met de waterkwantiteit als met de waterkwaliteit in het beheersgebied van het waterschap.

De taken met betrekking tot de waterkwantiteit bestaan in hoofdzaak uit het keren van het (rivier)water met dijken en het zorgen voor een waterpeil dat zoveel mogelijk tegemoet komt aan de verschillende belangen die in het beheersgebied spelen. De waterkwaliteitstaak is gericht op het zorgen voor een goede kwaliteit van het water in het gebied. Hiermee wordt het oppervlaktewater bedoeld. De zorg voor de kwaliteit van ons drinkwater ligt bij Vitens (voormalig het Waterbedrijf Gelderland).

In de nabije toekomst zal het Waterschap Rivierenland mogelijk ook het beheer van stedelijk water van de diverse inliggende gemeenten overnemen.

Het werkgebied van het Waterschap Rivierenland is 147.000 hectare groot en omvat globaal het gebied gelegen tussen de Maas en de Nederrijn/Lek.

Figuur 1 Werkgebied Waterschap Rivierenland: Deze is als bijlage weergegeven onder de naam: "figuur hoofdstuk 2.1".

2.2  Reikwijdte handhaving

Het voorliggend startdocument heeft betrekking op de handhavingstaken van de afdeling Handhaving van de directie Veiligheid en de afdeling Vergunningen van de directie Watersysteem.

2.3 Organisatie handhaving

De handhavingstaken van het Waterschap zijn neergelegd bij de afdeling Handhaving van de directie Veiligheid en de afdeling Vergunningen van de directie Watersysteem.

Handhaving is bij het waterschap ondergebracht bij twee clusters, te weten het cluster “Water en dijken” en het cluster “Vergunningen en bedrijven”.

Organogram: Deze is als bijlage weergegeven onder de naam "figuur hoofdstuk 2.3".

Cluster Water en dijken

Het cluster Water en dijken houdt zich bezig met klachten en meldingen met betrekking tot water- en vaarwegen en de dijken binnen het waterschapsgebied. De werkzaamheden van het cluster worden gecoördineerd door een clustercoördinator. Het cluster beschikt over 5 handhavers. Twee van de vijf handhavers richten zich op binnengekomen klachten.

Cluster Vergunningen en bedrijven

Het cluster Vergunningen en bedrijven richt zich op de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo) bij industrie, open teelt, veehouderij en agrarische bedrijvigheid (voornamelijk glastuinbouw). De werkzaamheden van het cluster worden gecoördineerd door een clustercoördinator. Het cluster beschikt over 10 handhavers.

In totaal beschikt het waterschap over 15 handhavingsmedewerkers, waarvan 8 bevoegd zijn tot Buitengewoon Opsporings Ambtenaar (BOA). Voorts zijn er twee administratief medewerksters binnen de afdeling werkzaam.

2.4 Bestaand handhavingsbeleid en afspraken

Voor het structureren van de handhaving heeft het waterschap op onderdelen beleid vastgesteld. Het gaat dan om handhavingsbeleid met betrekking tot de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, het Bouwstoffenbesluit, de gemeentelijke overstorten (lozingen) en de handhaving voor de Keur (beleid Groot Maas en Waal) . Het betreft beleid over hoe als waterschap handhaving in te zetten op deze specifieke terreinen.

Met betrekking tot een handhavingsstrategie hanteert het waterschap de leidraad opsporing. In deze leidraad zijn onder andere kernbepalingen opgenomen waartegen strafrechtelijk wordt opgetreden. Daarnaast wordt het “2-stappenplan” gehanteerd.

Om te zorgen dat aan het Openbaar Ministerie (OM) de juiste zaken worden voorgelegd, is door het OM en de waterkwaliteitsbeheerders een landelijke lijst van kernbepalingen opgesteld. Onder kernbepalingen worden verstaan voorschriften die binnen de regeling of vergunning waarvan zij deel uitmaken de kern vormen van de bescherming van de belangen waartoe de regeling of vergunning strekt. Deze lijst heeft geen betrekking op de keur

Tegen overtreding van een kernbepaling wordt in principe strafrechtelijk opgetreden. Hantering van deze lijst leidt er dus toe, dat het OM de juiste zaken krijgt voorgelegd.

Tezamen met de informatie over het “2-stappenplan” worden de bedrijven en andere belanghebbenden  geïnformeerd over de invoering van de kernbepalingen.

Binnen het Waterschap Rivierenland zijn 8 handhavers Buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA). Een BOA hoeft niet altijd proces-verbaal (PV) op te maken als een kernbepaling is overtreden. Indien er sprake is van een kennelijk incident én een niet doelbewuste overtreding én een zaak van geringe omvang, kan na overleg met de Officier van Justitie (OvJ) besloten worden om geen PV op te maken.

Ook met een lijst van kernbepalingen blijft het mogelijk dat de OvJ verzoekt om tegen een niet-kernbepaling PV op maken. Criteria die hierbij een rol spelen zijn de geloofwaardigheid van de overheid en het risico dat de overtreding op grote schaal navolging krijgt.

Flankerend beleid

Met flankerend beleid wordt het beleid van het OM bedoeld dat het bevoegd gezag ondersteunt bij de handhaving (twee sporen aanpak van overtredingen). Hiertoe stuurt het OM ter ondersteuning een brief naar een overtreder, die van het waterschap een bestuurlijke waarschuwing heeft ontvangen. Het OM geeft in deze brief aan dat men kennis heeft genomen van de overtreding, maar vooralsnog niet strafrechtelijk optreedt, mits de overtreder zich houdt aan de afspraken, die met het bevoegd gezag worden gemaakt. Deze aanpak wordt binnen ons gebied, op dit moment, alleen binnen Gelderland gehanteerd. Wij ervaren dit beleid als zeer nuttig.

2.5 Handhavingsprocessen

Voor het structureren van handhavingsprocessen beschikt het waterschap over enkele instrumenten. Ten eerste beschikt het waterschap over een mandateringsregeling waarin is aangegeven hoe de verantwoordelijkheden zijn verdeeld.

Ten tweede ontwikkelt het waterschap  een kwaliteitszorgsysteem, waarbij handhaving één van de speerpunten is. Het kwaliteitszorgsysteem dient te zorgen voor borging van het gedefinieerde kwaliteitsniveau.

2.6 Uitvoering handhaving

2.6.1. handhavingstaken

Het Waterschap Rivierenland houdt vanuit zijn bevoegdheden toezicht op alles wat zich afspeelt op en rondom het water en de waterstaatswerken binnen het beheersgebied. Deze bevoegdheden ontleent het waterschap aan de Waterschapswet en de Wet Verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo). De Wvo geeft het waterschap de bevoegdheid om beperkingen te stellen aan afvalwaterlozingen. In het afvalwater van met name bedrijven mogen bepaalde stoffen maar beperkt voorkomen, andere stoffen helemaal niet. Ook mag het afvalwater niet te warm zijn enz.

Daarnaast kan het waterschap nog aanvullende regels stellen die nodig zijn om de taken zo efficiënt mogelijk uit te voeren. Deze regels zijn vastgelegd in een zogenoemde Keur. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot de dijken en de watergangen. Handelingen die op grond van de Keur verboden zijn, mogen alleen worden verricht als het waterschap daarvoor een ontheffing verleent. Bijvoorbeeld voor het planten van een boom op de dijk of het aanbrengen van een duiker in een watergang.

2.6.2 Handhavingsinstrumenten

Voor het stimuleren van milieupositief gedrag zijn verschillende instrumenten beschikbaar:

  • Voorlichting (met name branchegewijs) en communicatie;

  • Regelgeving

  • Subsidies;

  • Zelfregulering;

  • Heffingen;

  • Preventieve handhaving (met name individuele voorlichting en overleg tijdens bedrijfscontroles);

  • Repressieve handhaving (o.a. toepassen bestuursdwang, opmaken proces-verbaal, opleggen bijzondere maatregelen)

In het milieubeleid worden vaak verschillende instrumenten tegelijkertijd ingezet.  Het succes van het milieubeleid wordt dan ook bepaald door de wijze waarop alle instrumenten gezamenlijk effectief kunnen worden ingezet.

Zo zal bijvoorbeeld een goede voorlichting over milieuzorg-systemen leiden tot de invoering van milieuzorgsystemen bij bedrijven. Door het zelfregulerend effect hiervan hoeft er naar verwachting minder vaak repressief handhavend te worden opgetreden en zal er naar verhouding meer tijd in preventieve handhaving gaan zitten. Het WSRL zet bovengenoemde  instrumenten reeds in, afhankelijk van de te bereiken doelstelling.

Zo wordt bij het saneren van huishoudelijke lozingen gewerkt met subsidies. Bij agrarische lozingen vindt intensief voorlichting plaats.

Samengevat betekent dit dus dat per beleidsveld moet worden vastgesteld welke instrumentenmix moet worden toegepast. De grenzen tussen de verschillende instrumenten zijn niet scherp afgebakend. In de praktijk vormen bijvoorbeeld instrumenten als voorlichting en communicatie het voorportaal voor de preventieve handhaving op bedrijfsniveau. Preventieve en uiteindelijk repressieve handhaving vormen uiteindelijk het sluitstuk.

2.6.3 Uitvoeringsniveau handhavingstaken

Toezicht

Onder toezicht wordt verstaan het controleren of en in hoeverre wettelijke bepalingen worden nageleefd. Traditioneel werd er onderscheid gemaakt tussen bedrijfscontroles en vrije veld controles. Echter met de komst van AMvB’s als het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij, het Besluit Glastuinbouw en het Bouwstoffenbesluit is dit onderscheid steeds minder duidelijk te maken. Het toezicht op de regels kan zowel regulier als incidenteel plaatsvinden. Regulier toezicht wordt meestal uitgevoerd door middel van een bedrijfsbezoek. Incidenteel toezicht is niet te plannen en wordt veelal gedaan naar aanleiding van calamiteiten, klachten of meldingen.

Toezicht op de naleving van de wettelijke bepalingen komt in verschillende vormen voor. Het meest voorkomend is het bedrijfsbezoek. Een regulier bedrijfsbezoek is vooraf gepland en wordt over het algemeen niet aangekondigd. Het bestaat onder andere uit het controleren van de voorschriften, een rondgang door het bedrijf en het nemen van afvalwatermonsters. Ook is het mogelijk om zogenaamde deelcontroles en integrale controles uit te voeren.

Bij bedrijven die een goed functionerend milieuzorgsysteem hebben, zal het waterschap anders toezicht gaan houden. Dit is meer gericht op het beoordelen van de informatie, die door het bedrijf wordt aangeleverd en de wijze waarop het bedrijf de regelgeving heeft georganiseerd; bijvoorbeeld het aanleveren van analyseresultaten in het kader van een onderzoeksverplichting

Steeds vaker worden gegevens aangeleverd via de zogenaamde milieujaarverslagen en BMP-voortgangsrapportages. Deze rapportages komen t.z.t. in plaats van de nu in de vergunning opgenomen rapportage verplichtingen. Ook bij deze bedrijven vindt er een verschuiving plaats van het toezicht naar milieuaccountancy (administratief toezicht). Communicatie speelt bij de laatste twee vormen van toezicht een grote rol.

Ook  worden door het waterschap 8  milieuvluchten per jaar uitgevoerd. Deze worden samen met de provincie uitgevoerd. Tenslotte onderscheiden wij de controles buiten kantoortijd (CoBuKa). Deze worden 2 keer per jaar gehouden.

Naast een onderverdeling in vormen van toezicht kan ook de onderverdeling gemaakt worden in preventief- en repressief toezicht.

Preventief toezicht heeft als kenmerk een controle vooraf. In deze fase wordt vooral gebruik gemaakt van instrumenten als overleg, informatie en onderhandeling. Het repressieve toezicht (sanctie toepassing) ontstaat bij overtredingen en misdrijven wanneer communicatie niet tot het gewenste resultaat leidt. In deze fase wordt bestuurlijk- c.q. strafrechtelijk opgetreden. Om een zo duidelijk mogelijk en werkbare situatie te verkrijgen hanteren wij de volgende begrippen:

preventief toezicht omvat al het toezicht tot het moment dat een bestuurlijke waarschuwing wordt verzonden of dat de beslissing tot het opmaken van een proces-verbaal is genomen. 

Repressief toezicht begint bij het opmaken van een bestuurlijke waarschuwing, proces-verbaal of het toepassen van acute bestuursdwang. Repressieve handhaving eindigt als het normale preventieve toezicht weer wordt ingezet.

Het Waterschap Rivierenland voert haar handhavingstaken zowel in kwantitatief opzicht als in kwalitatief opzicht in voldoende mate uit. Dit betekent dat enerzijds de planningen voor de controles worden gehaald (kwantitatief). Anderzijds wordt bij geconstateerde overtredingen het gehele traject van handhaving doorlopen. Dit houdt in dat alle stappen (inclusief strafrechtelijk) worden gezet om de beëindiging van de overtreding te bewerkstelligen (kwalitatief).

Archivering

De archivering van vergunningen- en bedrijvendossiers vindt plaats door DIV. Het fysieke archief staat op de afdeling handhaving. In het archief zijn alle vergunningen, controleverslagen en documenten met betrekking tot bestuursrechtelijke acties opgenomen. Daarnaast is een dossierkast aanwezig met proces verbalen.

Automatisering

Het Waterschap maakt gebruik van het database-pakket Watervlo voor het vastleggen van onder andere adressen, controles en klachten.

2.7 Gedogen

In Nederland is de laatste jaren veel kritiek op het gedogen van overtredingen. Vooral het bewust niet handelen ten opzichte van overtredingen wordt algemeen als zeer ongewenst gezien.

Passief  gedogen (de overtreding constateren, maar vervolgens niet optreden) achten wij niet acceptabel.

Er kunnen zich evenwel situaties voordoen, die niet milieubezwaarlijk zijn en waarvoor om één of andere reden (nog) geen vergunning is afgegeven. De ministers van V&W en VROM hebben aangegeven in welke situaties actief gedogen aanvaardbaar is. Daarmee is een algemeen aanvaard gedoogkader ontstaan.

Dit beleid komt er kort gezegd op neer dat een aantal overmacht- en overgangssituaties wordt onderscheiden.

Uitgangspunt van de milieuwetgeving (o.a. de Wvo) is dat wettelijke bepalingen en daarop gebaseerde regelgeving worden nageleefd. Deze naleving kan zo nodig worden afgedwongen door gebruikmaking van de handhavingsinstrumenten (zoals bestuursdwang en dwangsom). Het komt evenwel voor dat het waterschap afziet van het gebruik van de handhavingsmiddelen bij constatering van een overtreding van de regels of vooraf verklaart dat tegen een overtreding die nog zal plaatsvinden niet zal worden opgetreden. Gelet op het discretionaire karakter van de handhavingsbevoegdheden is er - formeel gezien - ruimte voor gedogen.

Ofschoon gedogen in het algemeen dus als een ongewenste zaak wordt beschouwd, wordt het niet als onaanvaardbaar gekwalificeerd, mits op een tijdelijke en transparante basis.

2.8 Resultaten nulmeting

In het kader van het landelijke project  'Professionalisering van de handhaving' is een zelfevaluatie (februari 2003) uitgevoerd bij de afdeling handhaving. Deze evaluatie wijst uit dat de afdeling qua uitvoering (planning/ programma) de zaken redelijk voor elkaar heeft. Als het gaat om visie op handhaving en de beleidsmatige onderbouwing daarvan dan blijkt dat het Waterschap dit nu niet voor elkaar heeft.

De conclusies van de zelfevaluatie zijn in het kort:

  • tot nu toe heeft het Waterschap zich vooral gericht op het doen van handhaving; een analyse van het ‘waarom’ bleef beperkt tot het vaststellen van wat je minimaal moet weten om een adres te bezoeken (adres, woonplaats, wel/geen vergunning, laatste contacten);

  • het Waterschap heeft geen aantoonbare visie t.a.v. handhaving en ook geen aantoonbare doelstellingen die zij daarbij voor ogen heeft;

  • er is  geen geschreven en door het bestuur vastgesteld handhavingbeleid en er zijn geen indicatoren (behalve dan in kwantitatieve zin) die gestelde prioriteiten binnen een monitoringssystematiek meten.

  • de handhavingsstrategie en - uitvoering zit goed in elkaar, het handhavingsprogramma (voor handhaving bij bedrijven) en het afdelingsplan zijn dik in orde, hoewel geen enkel document van deze door het bestuur zijn vastgesteld (zijn ook niet gelinkt aan beleid etc.); oftewel: in operationele zin ziet ’t er wel goed uit;

  • personele ontwikkeling en coaching lijken voldoende gewaarborgd te zijn (praktijk en evaluatie volgt lopende 2003).

Verificatie zelfevaluatie

Het accountantsbureau KPMG heeft de zelfevaluatie geverifieerd. KPMG heeft de conclusies van de zelfevaluatie onderschreven.

Daarnaast werd vastgesteld dat het Waterschap Rivierenland al met de nodige (voorbereidende) stappen bezig is om de nodige verbeterstappen succesvol te kunnen nemen. (bijlage 2: verificatierapport KPMG (ook digitaal beschikbaar)).

Conclusies

In operationele zin is het Waterschap in staat om handhaving goed te organiseren en ten uitvoer te brengen. Echter er is geen visie op en geen beleid voor handhaving en zelfs geen goede analyse van waarom we de handhaving aanpakken zoals we deze aanpakken.

Hoofdstuk 3 Gewenst functioneren handhaving

3.1 Inleiding

Na een beschouwing van de huidige situatie van de handhaving bij het waterschap, is het in het licht van het startdocument van belang na te denken over de uitgangspunten van de te volgen handhavingskoers. Welke aspecten zijn in ieder geval van belang om in het nieuwe handhavingsbeleid rekening mee te houden? Waar moet het nieuwe handhavingsbeleid in ieder geval aan voldoen? In het voorliggend hoofdstuk wordt op deze vragen nader ingegaan.

Om een effectief en efficiënt handhavingsbeleid te realiseren, is in dit hoofdstuk een aantal uitgangspunten uitgewerkt die als bouwstenen kunnen dienen voor het handhavingsbeleid van het waterschap, de wijze waarop dat beleid in de praktijk kan worden uitgevoerd en de organisatie van de handhaving. Vervolgens wordt een voorbeeldmodel geïntroduceerd voor de bepaling van de prioriteiten. In een later op te stellen  handhavingsprogramma dient de prioriteitsstelling vastgesteld te worden.

3.2 Waartoe moet handhaving leiden?

Het mag bijna een open deur zijn, maar zoals eerder aangegeven is handhaving geen doel maar een middel. Handhaving is een instrument. Het handhavingsbeleid dient erop gericht te zijn de gewenste kwaliteit met betrekking tot oppervlaktewater, waterwegen en dijken te waarborgen. Daarvoor dient handhaving te worden ingezet. Op deze wijze kunnen de handhavingsinspanningen gerichter worden ingezet met een vooropgezet doel. In de te ontwikkelen Nota handhavingsbeleid dient het doel of de gewenste kwaliteit te worden vastgelegd. In de Nota prioritering dient te worden nagedacht over de “outcome”  van het handhavingsbeleid. Er dient een focus binnen het totaalpakket van handhavingsactiviteiten te worden gemaakt. Met andere woorden, er dienen prioriteiten te worden gesteld. Hieraan ligt de veronderstelling ten grondslag dat er altijd onvoldoende capaciteit is om maximaal in te zetten op alle handhavingsactiviteiten van het totaal handhavingspakket. Gericht handhaven betekent dus keuzes maken. 

3.3 Uitgangspunten

Voor het te ontwikkelen handhavingsbeleid kan op basis van het voorgaande een aantal uitgangspunten geformuleerd worden.

Eenduidig en uniform handhavingsbeleid

Met het vaststellen van een eenduidig en helder handhavingsbeleid wordt de doeltreffendheid van het handhavingsbeleid vergroot doordat de handhavingsinspanningen selectiever kunnen worden gericht op de zaken die de meeste aandacht verdienen, en wordt voorkomen dat handhavers langs elkaar heen werken. Omdat voor iedereen duidelijk is hoe overtredingen zullen worden aangepakt, is men daarnaast meer geneigd om regelgeving na te leven. Rechtsongelijkheid wordt tegengegaan door het vastleggen van een uniforme aanpak van overtredingen, hetgeen de geloofwaardigheid van het beleid vergroot.

De belangrijkste onderdelen van een eenduidig en uniform handhavingsbeleid zijn:

  • prioriteitstelling

  • coördinatie en overleg

  • standaardprocedures voor behandeling meldingen en overtredingen

Het is van belang dat het handhavingsbeleid wordt onderschreven door alle betrokken bestuurders en handhavingsfunctionarissen.

Verantwoordelijkheden op de juiste plaats

Het maken van beleidskeuzes dient niet op uitvoeringsniveau gemaakt te worden, maar op bestuursniveau. Daarmee liggen de verantwoordelijkheden waar deze horen te liggen. Het bestuur maakt keuzes en de operationele organisatieonderdelen voert ze uit.

Stellen van prioriteiten

Omdat de personele en financiële capaciteit nooit voldoende zal zijn om alle wet- en regelgeving in alle gebieden en voor alle doelgroepen op het maximale niveau te handhaven, zullen prioriteiten gesteld moeten worden. Er zullen keuzes gemaakt moeten worden voor welke regelgeving, welke beleidsonderdelen, welke gebieden, en welke doelgroepen het belangrijker is dat een goede naleving gewaarborgd wordt dan voor andere. Van belang hierbij is te bedenken, dat prioritering nooit absoluut kan zijn. Zaken, welke als niet prioritair worden aangemerkt, kunnen door bijzondere omstandigheden dan wel externe klachten uiteindelijk toch prioriteit krijgen. Prioritering zal dus met name betrekking hebben op het actieve toezicht in het veld.

Meer aandacht voor preventieve handhaving

Er wordt onderscheid gemaakt tussen preventieve handhaving en repressieve handhaving. Onder preventieve handhaving wordt verstaan het voorkomen van het niet naleven van de wet- en regelgeving. Hiermee wordt bereikt dat het aantal overtredingen en daarmee de werklast voor repressieve handhaving vermindert.

Preventieve handhaving begint al bij het opstellen van vergunningen en verordeningen (keur) door het waterschap. Het gaat er dan om dat handhaafbare voorschriften worden opgenomen. Dit vraagt al tijdens de planvorming om onderlinge betrokkenheid, afstemming en terugkoppeling (“interdisciplinaire” projectgroepen). Daarnaast werkt een “vlotte” vergunningverlening preventief.

Met een “vlotte” vergunningverlening (eveneens ontheffingen met betrekking tot de Keur) wordt bedoeld dat tijdens het vergunningverleningsproces bij de vergunningaanvrager duidelijk is welke voorschriften aan de vergunning verbonden worden en om welke reden. Wanneer dit niet duidelijk is wordt de kans op naleving beduidend kleiner. Daarnaast is het van belang dat de voorschriften helder en éénduidig, en daarmee handhaafbaar zijn. Het komt voor dat vergunningvoorschriften voor meerdere uitleg vatbaar zijn, onduidelijk zijn, of geen betrekking op de situatie hebben. Dergelijke voorschriften zijn moeilijk handhaafbaar.

Preventief handhaven is ook het geven van goede en gerichte voorlichting aan potentiële overtreders. Een actieve rol is weggelegd voor de zogenaamde ‘front-office’, in casu de waterschapmedewerkers die in direct contact staan met de potentiële overtreders. Randvoorwaarde is dat men van elkaars kennis gebruik kan maken (kennismanagement).

Tenslotte is een belangrijk aspect van preventieve handhaving het onder de aandacht brengen van het handhavingsbeleid bij burgers en bedrijven, het zichtbaar zijn van handhavers "in het veld" en het openbaar maken van resultaten van handhavingsacties. Op deze wijze wordt bij mensen het idee weggenomen dat overtredingen toch ongestraft blijven.

Onderlinge afstemming en samenwerking

Onderlinge afstemming tussen de betrokken afdelingen is van groot belang. Het is een voorwaarde om tot eenduidigheid in beleid en uitvoering te komen. Handhaving dient gecoördineerd plaats te vinden! Coördinatie en afstemming tussen de verschillende afdelingen (om te beginnen al in de fase van planvorming) maakt het mogelijk om tot een juiste afweging van belangen te komen, en bevordert dat in het kader van de voorlichting aan de doelgroep duidelijkheid wordt verschaft over wat wel en niet kan of mag. Daarnaast is onderlinge afstemming van belang bij evaluatie en nieuwe ontwikkelingen. Het  handhavingsbeleid van het waterschap moet samen worden gedragen!

De afdelingen Handhaving en Vergunningverlening (directie Watersystemen) werken intensief samen ten aanzien van bijvoorbeeld de verlening en het toezicht op de naleving van vergunningen van bedrijven. Vergunningverlening en handhaving liggen met het oog op de doelstelling in elkaars verlengde.

Samenwerking met externe partners

Naast de interne samenwerking is ook de samenwerking met externe handhavingspartners van belang. Rondom een aantal handhavingsonderwerpen zijn verschillende handhavende instanties tegelijkertijd actief. Afstemming met deze handhavingspartners is dan ook van groot belang. Bij deze externe partners moet gedacht worden aan de provincie, Algemene Inspectie Dienst (AID), inliggende gemeenten, politie, brandweer en de regionale samenwerking binnen het werkgebied.

Personele invulling handhaving

Op dit moment beschikt het waterschap over 15 handhavingsmedewerkers, waarvan 8 met een BOA-bevoegheid. Een groot deel van de handhavingscapaciteit is  beschikbaar voor het reguliere toezicht en de opsporing van overtredingen. Dit deel van de capaciteit heeft dus betrekking op repressieve handhaving.

In het licht van het te ontwikkelen handhavingsbeleid zal bezien moeten worden of het profiel van de handhavers in lijn ligt met de prioriteiten in de handhaving van het waterschap. Uitgangspunt vormt het te ontwikkelen handhavingsbeleid en de keuzes die worden gemaakt. 

Voortgangsbewaking en evaluatie (monitoring)

Door middel van een goede registratie kan worden nagegaan hoe de voortgang van handhavingszaken is, en daarmee op welke punten extra inspanningen noodzakelijk zijn. Tevens kunnen de effecten van het handhavingsbeleid worden geëvalueerd. Worden de doelen gehaald? Moet het beleid worden bijgesteld of moeten er wellicht aanpassingen in de organisatie worden doorgevoerd? Daarbij is het belangrijk dat tevoren wordt aangegeven hoe met de uitkomsten van de evaluatie wordt omgegaan.

Gedogen

Uitgangspunt is dat er niet passief wordt gedoogd. Dat wil zeggen gedogen zonder voorwaarden vooraf en/of zonder tijdslimiet en voorop vastgesteld resultaat. Er zal wel actief worden gedoogd. Dat wil zeggen dat er onder stringente voorwaarden binnen een relatief korte tijd en met een goed perspectief voor een milieuhygiënisch verantwoord resultaat tot gedogen kan worden besloten. Voor actief gedogen zal geen algemeen gedoogbeleid worden ontwikkeld. Op welke wijze actief wordt gedoogd zal per geval bekeken moeten worden.

Geografisch Informatie Systeem

Bij de uitvoering van het nieuwe beleid zal meer met geografische positiebepaling moeten worden gewerkt. Op deze wijze wordt direct duidelijk op welke locaties zich problemen voordoen, zodat acties gericht kunnen worden ingezet. Het gaat dan bijvoorbeeld  om onderhoud van watergangen. 

tabel: Deze is als bijlage weergegeven onder de naam: "figuur hoofdstuk 3.3"

Hoofdstuk 4 van bestaand naar gewenst: aanzet verbeterplan

4.1 Inleiding

In het kader van het landelijke project  'Professionalisering van de handhaving' is een zelfevaluatie (februari 2003) uitgevoerd bij de afdeling handhaving. Dit is de eerste stap in het landelijke project cq. traject. In de periode tot 2005 worden de handhavende instanties geacht hun organisatie en uitvoering van de handhaving op een structureel hoger niveau te brengen. De uitgevoerde  nulmeting dient als referentiekader voor de betrokken instanties waar het gaat om de verbeterpunten .

In het voorliggend hoofdstuk wordt een aanzet gegeven tot een verbeterplan als startschot om in uiterlijk 2005 te kunnen voldoen aan de landelijke criteria. In het verbeterplan worden concrete verbeteropties aangedragen die moeten leiden tot het genoemde doel.

4.2 Traject

Elk handhavingsorganisatie dient het verbeterplan naar de provincie als regisseur te verzenden. De provincie vormt zich een oordeel over de vraag in hoeverre de opties van de betrokken organisaties, op zichzelf beschouwd én bezien in hun regionale en provinciale samenhang, redelijkerwijs waarborgen dat de organisaties daarmee op 1 januari 2005 voldoen aan de kwaliteitscriteria. Het oordeel van de regisseur is gebaseerd op de kwaliteitscriteria, en gaat zowel in op de procesmatige kant (hoe organiseert de handhavingsorganisatie de aanpak) als op de inhoudelijke kant (zorgt de handhavingsorganisatie voor de invulling van de kwaliteitscriteria). De notitie met de provinciale beoordeling van de verbeterplannen vormt de basis voor verder regionaal en provinciaal overleg.

4.3 Gezamenlijk belang

Het professionaliseringstraject is voor de handhavende instanties niet vrijblijvend. Tot 2005 dienen structurele verbeteringen (het zogenaamde organische groeiproces) te worden doorgevoerd op de onderdelen die als onvoldoende uit de nulmeting naar voren zijn gekomen. Ten behoeve van de verbeteringen zal op landelijk niveau ook gewerkt worden aan zogenaamde best-practices om het organische groeiproces te ondersteunen. De provinciale regisseur vervult een belangrijke stimulerende en coördinerende rol in het groeiproces. Tevens heeft de provinciale regisseur de mogelijkheid interveniërend, corrigerend en sanctionerend op te treden indien daar aanleiding voor is. Het position paper van het IPO en de Wet Handhavingsstructuur biedt de provinciale regisseur de benodigde handvatten. De bereikte voortgang wordt begin 2005 bepaald door een hernieuwde meting van de kwaliteitscriteria.

Het eindoordeel dat hieruit voorvloeit zal richtinggevend zijn voor het al dan niet treffen van dwingende maatregelen door de minister om de uitvoeringsstructuur te verbeteren. Elke individuele instantie is in eerste instantie verantwoordelijk voor haar eigen (verbetering van de) handhavingskwaliteit.

4.4 Uitgangspunten

Zoals in het inleidende hoofdstuk aangegeven, is de landelijke professionaliseringsbeweging niet de hoofdaanleiding voor het ontwikkelen van dit startdocument. Het waterschap had al eerder te kennen gegeven dat een visie op handhaving ofwel gerichter handhaven van belang was. Het professionaliseringstraject is daardoor meer een steun in de rug dan het hoofdmotief. Het is dan ook van belang dat de benodigde stappen in het kader van de professionalisering worden gecombineerd met de initiatieven van het waterschap. Dit is ook de reden dat deze aanzet tot het verbeterplan wordt gecombineerd met het startdocument voor het handhavingsbeleid en –programmering (en wellicht monitoring).

4.5 Vasthouden en verbeteren

Uit de zelfevaluatie blijkt dat een groot deel van de getoetste elementen bij het waterschap met een voldoende zijn beoordeeld. Een belangrijk deel gaat dus goed. Het verbeterplan richt zich dan ook met name op de elementen die niet met een voldoende zijn beoordeeld. Het uitgangspunt is dan ook: vasthouden wat goed is en verbeteren wat in het licht van de professionalisering beter moet.

4.6 Het adequate handhavingsproces

Het zogenaamde ‘adequate handhavingsproces’, zoals beschreven door de LCCM , is als basis voor de kwaliteitscriteria gebruikt. Dit model gaat er in essentie vanuit dat het niet mogelijk is om een éénduidig adequaat handhavingsniveau te definiëren, maar dat het wél mogelijk is om een adequate handhaving te bereiken door het consequent uitvoeren van een aantal samenhangende processtappen. Adequate handhaving volgens deze procesbenadering houdt dan in:

“Een reeks van activiteiten die aantoonbaar, volgtijdelijk en in samenhang met elkaar worden uitgevoerd én zijn ingebed in de organisatie en zijn gebaseerd op inzichtelijke keuzen, teneinde gestelde doelen te realiseren en te verantwoorden”

Waar het in deze volzin op neer komt is dat een handhavingsproces adequaat is wanneer:

  • de verschillende te onderscheiden processtappen in de handhaving in de juiste volgorde worden doorlopen en een directe samenhang met elkaar hebben;

  • duidelijke keuzes worden gemaakt in het handhavingsbeleid, gebaseerd op een probleemanalyse (bestuurlijke prioriteiten);

  • het handhavinsgbeleid wordt vertaald in een operationeel beleidskader, wat in de praktijk de vorm aan kan nemen van een handhavingsprogramma en nalevingsstrategie;

  • de handhavingsstrategie en werkwijze wordt vastgelegd;

  • borging plaatsvindt van de kwaliteit van de handhaving;

  • uitvoering plaatsvindt op basis van het beleid, handhavingsstrategie en afgesproken werkwijze;

  • monitoring plaatsvindt van de handhavingsactiviteiten (heeft betrekking op zowel toezicht als mensen en middelen);geëvalueerd wordt of de beleidsdoelstellingen worden gehaald en op basis daarvan teruggekoppeld wordt met het handhavingsbeleid en andere onderdelen van de handhavingscyclus.

Bovenstaande vormt de kern van de professionalisering van de handhaving, ofwel de ‘geest’ van de kwaliteitscriteria. Het vormt dan ook het uitgangspunt voor het verbeterplan.

Bijbehorende figuur is als bijlage weergegeven onder de naam: "Figuur Hoofdstuk 4.6''.

4.7 Reikwijdte zelfevaluatie

Bij de zelfevaluatie worden diverse wettelijke handhavingstaken ondergebracht in een aantal clusters. Voor waterschappen worden de navolgende clusters onderscheiden:

Cluster A: Industriële lozingen (bedrijfsgebonden).

Cluster B: Agrarische lozingen (bedrijfsgebonden).

Cluster C: Werken en incidentele lozingen (lozingen die niet uit vaste bedrijfsvoering vrijkomen zoals ingevolge het Bouwstoffenbesluit).

Cluster D: Wet bodembescherming (b.v. baggerwerkzaamheden).

Cluster E: Overige lozingen (b.v. overstorten) en diffuse bronnen.

Cluster F: Betreft het cluster: Water en Dijken: Scheepvaartwet (etc.), Wet op de Waterhuishouding en Keuren

De Bijbehorende figuur is als bijlage weergegeven onder de naam: "Figuur hoofdstuk 4.7"

De handhavingsactiviteiten zijn ondergebracht bij de afdeling Handhaving. De handhavingstaken liggen primair bij de afdeling Handhaving. Het gaat dan om de clusters A t/m E voor de cluster Bedrijven en Vergunningen. Het cluster F ligt bij de cluster Water en Dijken. De afdeling Operationele taken van de directie Veiligheid, en de clusters Riolering en Onderhoud binnen de directie Watersystemen vervullen een langrijke oog- en oorfunctie in het veld. De medewerkers van deze clusters kunnen constateringen in het veld doorgeven aan de betreffende handhavers van de afdeling Handhaving.

Verantwoordelijkheden

In lijn zijn de afdelingshoofden verantwoordelijk voor uitvoering van de betreffende clusters. In bestuurlijk opzicht is de verantwoordelijkheid voor handhaving geconcentreerd bij één bestuurder.

4.8 Uitkomsten zelfevaluatie

De conclusies van de zelfevaluatie zijn in het kort:

  • tot nu toe heeft het Waterschap zich vooral gericht op het doen van handhaving; een analyse van het ‘waarom’ bleef beperkt tot het vaststellen van wat je minimaal moet weten om een adres te bezoeken (adres, woonplaats, wel/geen vergunning, laatste contacten);

  • het Waterschap heeft geen aantoonbare visie t.a.v. handhaving en ook geen aantoonbare doelstellingen die zij daarbij voor ogen heeft;

  • er is  geen geschreven en door het bestuur vastgesteld handhavingbeleid en er zijn geen indicatoren (behalve dan in kwantitatieve zin) die gestelde prioriteiten binnen een monitoringssystematiek meten.

  • de handhavingsstrategie en - uitvoering zit goed in elkaar, het handhavingsprogramma (voor handhaving bij bedrijven) en het afdelingsplan zijn in orde, hoewel geen enkel document van deze door het bestuur zijn vastgesteld (zijn ook niet gelinkt aan beleid etc.); oftewel: in operationele is het voldoende;

  • personele ontwikkeling en coaching lijken voldoende gewaarborgd te zijn (praktijk en evaluatie volgt lopende 2003).

Verificatie zelfevaluatie

Het accountantsbureau KPMG heeft de zelfevaluatie geverifieerd. De verificatie had betrekking op cluster A. KPMG heeft de conclusies van de zelfevaluatie onderschreven.

Daarnaast werd vastgesteld dat het Waterschap Rivierenland al met de nodige (voorbereidende) stappen bezig is om de nodige verbeterstappen succesvol te kunnen nemen. (bijlage 2: verificatierapport KPMG (ook digitaal beschikbaar)).

Conclusies

In operationele zin is het Waterschap in staat om handhaving goed te organiseren en ten uitvoer te brengen. Echter er is geen visie op en geen beleid voor handhaving en zelfs geen goede analyse van waarom we de handhaving aanpakken zoals we deze aanpakken.

De tabel is als bijlage weergegeven onder de naam: "figuur hoofdstuk 4.8". 

4.9 Verbeteracties

In voorgaande paragraaf is aangegeven wat de resultaten en conclusies zijn uit de zelfevaluatie c.q nulmeting. In voorliggende paragraaf wordt aangegeven welke verbeteracties het Waterschapwil gaan uitvoeren om in 2005 aan de kwaliteitscriteria handhaving te voldoen.

Per onderdeel zal worden aangegeven waar verbeteringen moeten worden doorgevoerd en op welke wijze het Waterschap dit wil gaan doen. Vervolgens wordt in een planning aangegeven wanneer welke verbeteracties uitgevoerd worden, wanneer deze doorgevoerd moeten zijn, en wanneer het Waterschap aan alle kwaliteitscriteria voldoet. Uitgangspunt hierbij is dat het niet om acties voor de korte termijn gaat, maar dat de aanpassingen structureel in de organisatie worden ingebed, zodat ook in de jaren ná 2005 de organisatie blijft voldoen aan de kwaliteitscriteria en daarmee adequaat functioneert en opereert.

Deze paragraaf is als bijlage weergegeven onder de naam: "Figuur hoofdstuk 4.9".

4.10 Planning

Om er voor zorg te dragen dat uiterlijk 1 januari 2005 aan de kwaliteitscriteria wordt voldaan, dienen de verbeteracties planmatig te worden geprogrammeerd. In de tabellen waarin de verbeteracties zijn opgenomen is ook aangegeven wanneer de acties worden uitgevoerd en daarmee ook wanneer deze moeten zijn afgerond.

Het traject ziet er als volgt uit:

1. Opstellen Startdocument en Verbeterplan: augustus 2003

2. Opstellen Nota prioritering: eind september 2003

3. Opstellen Nota handhavingsbeleid en handhavingsprogramma: eind november 2003

4. Monitoringssystematiek: december 2003

4.11 Inspelen op ontwikkelingen

Het verbetertraject is geen statisch proces. We zien de professionalisering als een handhavingscyclus, waarin continue wordt teruggekoppeld aan de samenhangende onderdelen van de cyclus. Het opstellen van de Nota handhavingsbeleid zal op grond een probleemanalyse plaatsvinden. Deze analyse betreft weliswaar een vast ijkmoment waarop het beleid en de keuzes gemaakt worden. Echter de probleemanalyse is geen éénmalige actie. De cyclus functioneert zodanig dat minimaal om de 4 jaar (beleidshorizon) een nieuwe probleemanalyse wordt uitgevoerd. Dit betreft de beleidscyclus en betreft een langere termijn dynamiek. Om ook op korte termijn ontwikkelingen te kunnen inspelen kent de cyclus ook een kortere termijn dynamiek. Deze komt tot uiting in de programmeringscyclus, oftewel de managementcyclus. In deze cyclus wordt minimaal jaarlijks – of frequenter als de omstandigheden daar om vragen – teruggekoppeld aan het handhavingsprogramma. Wat waren de uitgangspunten en zijn deze nog geldend? Moeten de uitgangspunten worden aangepast of moet de organisatie en de uitvoering worden aangepast? Deze vragen dienen in ieder geval gesteld te worden in de cycli.

4.12 Samenwerking / stroomlijnen

Duidelijk is dat het waterschap zich niet op een handhavingseiland bevindt. Verschillende handhavingstaken hebben raakvlakken met handhavingstaken van externe handhavingspartners zoals gemeenten, brandweer en de politie. Daarnaast is ook de interne organisatie binnen het waterschap van belang. Binnen het waterschap is samenwerking en afstemming ook een aandachtsveld. In het handhavingstraject van het waterschap wordt het belang van samenwerking met interne en externe handhavingspartners onderkend. Met name waar het om de probleemanalyse en ontwikkeling van handhavingsbeleid gaat zullen de betrokken intern en externe handhavingsactoren intensief in het proces worden betrokken. Duidelijk is dat niet alleen binnen het waterschap een éénduidig en helder handhavingsbeleid noodzakelijk is, maar dat afstemming met beleid van aanpalende handhavingsorganisaties plaatsvindt. Bij de ontwikkeling van het handhavingsbeleid zal hier ook rekening mee worden gehouden.